Regeling vervallen per 17-06-2013

Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Venray 2010.

Geldend van 01-01-2010 t/m 16-06-2013

Intitulé

Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Venray 2010.

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen.

In deze verordening en de daarop gebaseerde nadere regelgeving wordt verstaan onder:

  • a.

    Wet: Wet maatschappelijke ondersteuning;

  • b.

    Compensatiebeginsel: de algemene verplichting aan het college van burgemeester en wethouders om personen met aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek, inclusief chronische psychische en psychosociale problemen, door het treffen van voorzieningen, gelijkwaardige uitgangspositie te verschaffen zodat zij in aanvaardbare mate zelfredzaam zijn en in staat zijn tot maatschappelijke participatie;

  • c.

    Beperkingen: moeilijkheden die een persoon heeft met het uitvoeren van activiteiten bij deelname aan het normale maatschappelijke verkeer;

  • d.

    Persoon met beperkingen: een persoon die ten gevolge van ziekte of gebrek, inclusief chronische psychische en psychosociale problemen, aantoonbare beperkingen ondervindt bij het uitvoeren van activiteiten bij deelname aan het normale maatschappelijke verkeer, te weten op het gebied van het voeren van het huishouden, bij het normale gebruik van de woning, bij het verplaatsen in en om de woning, bij het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel en bij het ontmoeten van medemensen en het op basis daarvan aangaan van sociale verbanden;

  • e.

    Mantelzorger: een persoon, die mantelzorg verleent als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder b. van de wet;

  • f.

    Zelfredzaamheid: het lichamelijk, verstandelijk, geestelijk en financiële vermogen om voorzieningen te treffen die maatschappelijke participatie mogelijk maken;

  • g.

    Maatschappelijke participatie: normale deelname aan het maatschappelijke verkeer, te weten het voeren van een huishouden, het normale gebruik van de woning; het zich in en om de woning verplaatsen; het zich zodanig verplaatsen dat aansluiting wordt gevonden bij regionale, bovenregionale en landelijke vervoersystemen; het ontmoeten van andere mensen en het aangaan en onderhouden van lokale sociale verbanden om op die manier deel te nemen aan het lokale maatschappelijke leven;

  • h.

    Algemene voorziening: een voorziening die wordt geleverd op basis van directe beschikbaarheid, een beperkte toegangsbeoordeling en die een snelle, regelarme en adequate oplossing biedt voor de beperkingen die een persoon ondervindt;

  • i.

    Individuele voorziening: een voorziening die individueel wordt aangeboden indien een algemene voorziening geen of onvoldoende adequate oplossing biedt;

  • j.

    Eigen bijdrage of eigen aandeel in de kosten: een door het college van burgemeester en wethouders vast te stellen bijdrage, die bij respectievelijk de verstrekking van een voorziening in natura, een persoonsgebonden budget (eigen bijdrage)of een financiële tegemoetkoming (eigen aandeel) betaald moet worden en waarop de regels van het Besluit maatschappelijke ondersteuning en het Besluit nadere regels maatschappelijke ondersteuning gemeente Venray van toepassing zijn;

  • k.

    Voorziening in natura: een voorziening die in eigendom, in bruikleen, in huur of in de vorm van persoonlijke dienstverlening wordt verstrekt;

  • l.

    Persoonsgebonden budget: een geldbedrag zoals bedoeld in artikel 6 en 6a van de wet, waarmee de aanvrager een of meer aan hem te verlenen voorzieningen kan verwerven en waarop de in deze verordening en het Besluit maatschappelijke ondersteuning te stellen regels van toepassing zijn;

  • m.

    Financiële tegemoetkoming: een tegemoetkoming in de kosten van een voorziening welke kan worden afgestemd op het inkomen van de aanvrager;

  • n.

    Algemeen gebruikelijk: naar geldende maatschappelijke normen tot het gangbare gebruiks- dan wel bestedingspatroon van een persoon als de aanvrager behorend;

  • o.

    Meerkosten: kosten van een mogelijk krachtens de wet te verlenen voorziening, voorzover dit deel van de kosten uitgaat boven voor die persoon als algemeen gebruikelijk te beschouwen kosten voor een dergelijke voorziening;

  • p.

    Gebruikelijke zorg: krachtens de beleidsregels gebruikelijke zorg en de beleidsregels hulp bij het huishouden in aanmerking te nemen hulp van huisgenoten;

  • q.

    Huisgenoot: iedere meerderjarige met wie de aanvrager duurzaam gemeenschappelijk een woning bewoont;

  • r.

    Budgethouder: een persoon aan wie ingevolge deze verordening een persoonsgebonden budget is toegekend en die aan het college van burgemeester en wethouders verantwoording over de besteding van het persoonsgebonden budget verschuldigd is;

  • s.

    Hoofdverblijf: de woonruimte, bestemd en geschikt voor permanente bewoning, waar de aanvrager zijn vaste woon- en verblijfplaats heeft of zal hebben en op welk adres de aanvrager in de gemeentelijke basisadministratie ingeschreven staat of zal staan, dan wel het feitelijk woonadres indien de aanvrager met een briefadres in de gemeentelijke basisadministratie ingeschreven staat of zal staan;

  • t.

    Inkomensgrens: een percentage van het van toepassing zijnde norminkomen;

  • u.

    Norminkomen: de normen, genoemd in paragraaf 3.2. van de Wet werk en bijstand (WWB), omgerekend tot een bedrag per kalenderjaar, waarbij deze normen voor een belanghebbende van 21 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar die een alleenstaande of een alleenstaande ouder is, en die niet in een inrichting verblijft, eerst zijn verhoogd met een toeslag, genoemd in artikel 25, tweede lid, van de WWB, en de normen van een alleenstaande of gehuwde, die in een inrichting verblijft, eerst zijn verhoogd met de bedragen, genoemd in artikel 23, tweede lid van de WWB;

  • v.

    Woning: een woonruimte voor permanente bewoning bestemd en geschikt en waarbij geen wezenlijke woonfuncties, zoals woon- en slaapruimte, was- en kookgelegenheid en toilet met andere woningen worden gedeeld;

  • w.

    Gemeenschappelijke ruimte: gedeelte(n) van een woongebouw, niet behorende tot de onderscheiden woningen, bestemd en noodzakelijk om de woning van de persoon met beperkingen vanaf de toegang tot de woning te bereiken;

  • x.

    ICF classificatie: een uniform begrippenkader dat als grondslag kan dienen om de behoefte aan voorzieningen in individuele gevallen vast te stellen, voluit International Classification of Functioning, Disability and Health, opgesteld door Wereld Gezondheidsorganisatie;

  • y.

    Overige begrippen: alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en niet nader zijn omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Wmo en de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2 Beperkingen.

  • 1. Een voorziening kan slechts worden toegekend voor zover:

    • a.

      deze langdurig noodzakelijk is om de beperkingen op het gebied van het voeren van het huishouden, het verplaatsen in en om de woning, het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel alsmede de beperkingen bij het ontmoeten van medemensen en op basis daarvan sociale verbanden aangaan op te heffen of te verminderen, tenzij voor een afzienbare periode hulp bij het huishouden noodzakelijk is;

    • b.

      deze, naar objectieve maatstaven gemeten, als de goedkoopst adequate voorziening kan worden aangemerkt;

    • c.

      deze in overwegende mate op het individu is gericht.

  • 2. Een voorziening wordt niet toegekend;

    • a.

      indien de voorziening voor een persoon als de aanvrager algemeen gebruikelijk is;

    • b.

      indien de aanvrager niet zijn hoofdverblijf heeft in de gemeente Venray;

    • c.

      voor zover er aan de zijde van de aanvrager geen sprake is van aantoonbare meerkosten in vergelijking met de situatie voorafgaand aan het optreden van de beperkingen waarvoor de voorziening wordt aangevraagd;

    • d.

      voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de aanvrager voorafgaand aan de datum van het besluit heeft gemaakt, tenzij vooraf schriftelijk toestemming is verleend of de noodzaak, adequaatheid en passendheid van de voorziening en de gemaakte kosten achteraf kan worden vastgesteld;

    • e.

      indien een voorziening als die waarop de aanvraag betrekking heeft reeds eerder krachtens deze verordening, dan wel krachtens de aan deze verordening voorafgaande verordening Wet voorzieningen gehandicapten is verstrekt en de normale afschrijvingstermijn van de voorziening nog niet is verstreken, tenzij de eerder vergoede of verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de aanvrager zijn toe te rekenen;

    • f.

      indien een voorziening niet noodzakelijk is vanwege redelijkerwijs te vergen medewerking van de aanvrager, zijn mantelzorger of van anderen in diens omgeving, zoals familieleden of huisgenoten, aan het oplossen van het zich voordoende probleem;

    • g.

      indien de aanvraag voor een voorziening het gevolg is van het niet dan wel onvoldoende nemen van de eigen verantwoordelijkheid ten aanzien van de deelname aan het maatschappelijk verkeer en het zelfstandig functioneren

    • h.

      voor zover op grond van enig andere wettelijke regeling of privaatrechtelijke verbintenis aanspraak op de voorziening bestaat.

Hoofdstuk 2. Vorm van te verstrekken individuele voorzieningen.

Artikel 3. Keuzevrijheid.

  • 1. Een individuele voorziening kan verstrekt worden in natura, een persoonsgebonden budget of als financiële tegemoetkoming. De aanvrager wordt door het college van burgemeester en wethouders, vooraf, in duidelijke en begrijpelijke bewoordingen ingelicht over de gevolgen van de te maken keuze.

  • 2. Het college van burgemeester en wethouders stelt vast in welke situaties de bij wet verplichte keuze tussen een voorziening in natura, een persoonsgebonden budget of als financiële tegemoetkoming niet wordt geboden. Hiertoe kan het college van burgemeester en wethouders nadere criteria vaststellen in het Besluit nadere regels maatschappelijke ondersteuning gemeente Venray en het Handboek Wmo gemeente Venray.

Artikel 4. Vorm van verstrekking.

Indien een voorziening in natura wordt verstrekt is de bruikleen-, huur- of dienstverleningsovereenkomst tussen de leverancier en de aanvrager van toepassing.

Artikel 5. Financiële tegemoetkoming.

Bij verstrekking van een financiële tegemoetkoming worden de toepasselijke voorwaarden zoals genoemd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning, het Besluit nadere regels maatschappelijke ondersteuning gemeente Venray en het Handboek Wmo gemeente Venray in de beschikking opgenomen.

Artikel 6. Persoonsgebonden budget.

  • 1. Op het persoonsgebonden budget zijn de volgende voorwaarden van toepassing:

    • a.

      een persoonsgebonden budget wordt alleen verstrekt ten aanzien van individuele voorzieningen;

    • b.

      de omvang van het persoonsgebonden budget is vergelijkbaar met deomvang van de kosten van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate te verstrekken voorziening in natura, met uitzondering van het persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden, en daardoor toereikend voor de aanschaf daarvan.

      Het bedraagt ten hoogste de tegenwaarde van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate te verstrekken voorziening in natura, indien nodig aangevuld met een vergoeding voor instandhoudingskosten.

  • 2. Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd nadere regels te stellen over de wijze waarop het persoonsgebonden budget wordt vastgesteld.

  • 3. Het besluit tot toekenning van het persoonsgebonden budget vermeldt in ieder geval de omvang, de looptijd, de verplichtingen en de wijze van uitbetaling.

  • 4. Bij de beschikking wordt een programma van eisen als bijlage opgenomen; in dat programma van eisen staat aangegeven aan welke vereisten de met het persoonsgebonden budget te verwerven voorziening dient te voldoen. In de beschikking wordt de verplichting om hieraan te voldoen, opgenomen.

  • 5. Na het besluit tot toekenning van het persoonsgebonden budget wordt het bedrag overgemaakt op een door de aanvrager opgegeven rekeningnummer, tenzij hiertegen overwegende bezwaren bestaan.

  • 6. Het college van burgemeester en wethouders gaat steekproefsgewijs na of het verstrekte persoonsgebonden budget besteed is aan het doel waarvoor het verstrekt is.

  • 7.

    • Na aanschaf van de voorziening waarvoor het persoonsgebonden budget verstrekt is, dan wel na afloop van de periode waarop het persoonsgebonden budget van toepassing is, wordt aan het college van burgemeester en wethouders door de budgethouder, voor zover van toepassing, verstrekt:

    • a.

      de nota/factuur van de aangeschafte voorziening, zodanig gespecificeerd dat gecontroleerd kan worden of is voldaan aan het programma van eisen;

    • b.

      een betalingsbewijs van de aangeschafte voorziening;

    • c.

      een overzicht van de salarisadministratie;

      volgens de voorschriften zoals door het college van burgemeester en wethouders in het Besluit nadere regels maatschappelijke ondersteuning gemeente Venray en het Handboek Wmo gemeente

  • 8. Na ontvangst van de in het vorige lid genoemde bescheiden kan door het college van burgemeester en wethouders beoordeeld worden of er aanleiding bestaat het persoonsgebonden budget geheel of ten dele terug te vorderen of te verrekenen.

Artikel 7. Eigen bijdragen en eigen aandeel.

  • 1. Bij het verstrekken van woon-, vervoers- en rolstoelvoorzieningen op grond van de wet is geen eigen bijdrage verschuldigd.

  • 2. Bij het verstrekken van de voorziening hulp bij het huishouden (in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget) is een eigen bijdrage verschuldigd of, indien er sprake is van een financiële tegemoetkoming, een eigen aandeel. Voor de bepaling van de hoogte van de eigen bijdrage zijn de parameters vermeld in artikel 4.1 lid 1 onder a, b, c en d van het Besluit maatschappelijke ondersteuning van toepassing met inachtneming van het bepaalde in lid 4 van dat artikel.

  • 3. Bij de verstrekking van de voorziening hulp bij het huishouden in natura is de maximale eigen bijdrage gelijk aan de tegenwaarde van de uurprijs per zorgaanbieder zoals dat door het College van burgemeester en wethouders aan de betrokken zorgaanbieder wordt betaald.

  • 4. Bij de verstrekking van hulp bij het huishouden in de vorm van een persoonsgebonden budget is de maximale eigen bijdrage gelijk aan de uurprijs op basis waarvan de hoogte van het persoonsgebonden budget is bepaald.

Hoofdstuk 3. Hulp bij het huishouden.

Artikel 8. Vormen van hulp bij het huishouden.

De door het college van burgemeester en wethouders, ter compensatie van beperkingen ten gevolge van ziekte of gebrek, inclusief chronische psychische en psychosociale problemen, bij het voeren van een huishouden, te verstrekken voorziening kan bestaan uit:

  • a.

    een algemene voorziening waaronder algemene hulp bij het huishouden;

  • b.

    hulp bij het huishouden in natura;

  • c.

    een persoonsgebonden budget te besteden aan hulp bij het huishouden;

  • d.

    een financiële tegemoetkoming te besteden aan hulp bij het huishouden.

Artikel 9 Primaat van de algemene hulp bij het huishouden.

  • 1. Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 4,5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 8 onder a. vermelde voorziening in aanmerking komen indien het voor deze persoon onmogelijk is om zelf een of meer huishoudelijke taken uit te voeren en de algemene hulp bij het huishouden dit snel en adequaat kan oplossen, aangezien deze persoon

    • a.

      aantoonbare beperkingen heeft op grond van ziekte of gebrek, inclusief chronische psychische en psychosociale problemen; of

    • b.

      problemen ondervindt bij het uitvoeren van de mantelzorg

  • 2. Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 4,5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 8 onder b., c. en d. vermelde voorzieningen in aanmerking worden gebracht als

    • a.

      de in artikel 8, onder a genoemde voorziening onvoldoende tot een oplossing leidt of

    • b.

      de in artikel 8 onder a genoemde voorziening niet beschikbaar is.

Artikel 10. Gebruikelijke zorg.

In afwijking van het gestelde in artikel 9 komt een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 4,5 en 6 van de wet niet in aanmerking voor hulp bij het huishouden als conform de door het college van burgemeester en wethouders vastgestelde beleidsregels gebruikelijke zorg en de beleidsregels hulp bij het huishouden, een of meer huisgenoten wel in staat zijn het huishoudelijke werk te verrichten.

Artikel 11. Omvang van de hulp bij het huishouden.

  • 1. De omvang van de voorziening hulp bij het huishouden in natura wordt uitgedrukt in klassen, waarbij de volgende klassen met de daarbij behorende uren kunnen worden toegekend:

    Klasse 1: 0 tot en met 1,9 uur per week;

    Klasse 2: 2 tot en met 3,9 uur per week;

    Klasse 3: 4 tot en met 6,9 uur per week;

    Klasse 4: 7 tot en met 9,9 uur per week;

    Klasse 5: 10 tot en met 12,9 uur per week;

    Klasse 6: 13 tot en met 15,9 uur per week.

  • 2. De omvang van de voorziening hulp bij het huishouden in de vorm van een persoonsgebonden budget wordt uitgedrukt in uren, afgerond naar decimalen, per week.

Artikel 12. Hoogte van het persoonsgebonden budget.

De hoogte van het persoonsgebonden budget wordt bepaald door het op decimalen afgeronde aantal toegekende uren hulp bij het huishouden per week te vermenigvuldigen met het bedrag per uur dat door het college van burgemeesters en wethouders in het Besluit nadere regels maatschappelijke ondersteuning gemeente Venray is vastgesteld. Dit bedrag wordt vervolgens vermenigvuldigd met het aantal van toepassing zijnde weken.

Hoofdstuk 4. Woonvoorzieningen.

Artikel 13 Vormen van woonvoorzieningen.

De door het college van burgemeester en wethouders, ter compensatie van beperkingen bij het voeren van een huishouden, te verstrekken woonvoorziening kan bestaan uit:

  • a.

    een algemene woonvoorziening;

  • b.

    een woonvoorziening in natura;

  • c.

    een persoonsgebonden budget te besteden aan een individuele woonvoorziening;

  • d.

    een financiële tegemoetkoming in de kosten van een individuele woonvoorziening.

Artikel 14 Primaat algemene woonvoorzieningen en recht individuele woonvoorzieningen.

  • 1. Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 13, onder a. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek, inclusief chronische psychische en psychosociale problemen, een aanpassing aan de woning noodzakelijk maken en de algemene woonvoorziening dit snel en adequaat kan oplossen.

  • 2. Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 13, onder b. c. en d. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien de in het vorige lid genoemde oplossing niet aanwezig is of niet tot een snelle en adequate oplossing leidt.

  • 3. De in lid 1 en 2 genoemde beperkingen staan in een direct oorzakelijk verband met de bouwkundige of woontechnische staat van de woning zelf, waaronder begrepen de toegankelijkheid van de woning.

Artikel 15 Soorten individuele woonvoorzieningen.

De in artikel 13 onder b., c. en d. genoemde voorzieningen kunnen bestaan uit:

  • a.

    een tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten;

  • b.

    een bouwkundige of woontechnische woonvoorziening;

  • c.

    een niet bouwkundige of niet woontechnische woonvoorziening;

  • d.

    een uitraasruimte;

  • e.

    onderhoud, keuring en reparatie;

  • f.

    tijdelijke huisvesting;

  • g.

    huurderving;

Artikel 16 Primaat van de verhuizing.

  • 1. Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 15 onder a. in aanmerking worden gebracht wanneer aantoonbare beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek, inclusief chronische psychische en psychosociale problemen, het normale gebruik van de woning belemmeren.

  • 2. Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 15 onder b. en c. in aanmerking worden gebracht wanneer de in het eerste lid genoemde voorziening niet mogelijk is of niet de goedkoopst adequate voorziening is.

  • 3. Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 15, onder d. in aanmerking worden gebracht wanneer sprake is van een op basis van aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek, inclusief chronische psychische en psychosociale problemen, aanwezige gedragsstoornis met ernstig ontremd gedrag tot gevolg, waarbij alleen het zich kunnen afzonderen kan leiden tot een situatie waarin deze persoon tot rust kan komen.

Artikel 17 vervallen

Artikel 18 Uitsluitingen.

  • 1. De bepalingen van dit hoofdstuk, met uitzondering van artikel 16 lid 1 jo. artikel 15 onder a, zijn niet van toepassing op:

    • a.

      het treffen van voorzieningen aan hotels/pensions, trekkerswoonwagens, kloosters, tweede woningen, vakantiewoningen, recreatiewoningen en kamers die verhuurd worden;

    • b.

      het treffen van voorzieningen in woongebouwen die specifiek gericht zijn op mensen met beperkingen en waarvan verwacht mag worden dat reeds voorzieningen zijn getroffen in de gemeenschappelijke ruimten of dat voorzieningen bij nieuwbouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten meegenomen kunnen worden.

  • 2. Artikel 16 lid 1 jo. artikel 15 onder a is slechts van toepassing indien na afweging van alle betrokken belangen de compensatieplicht ex artikel 4 Wmo hiertoe verplicht.

Artikel 19 Hoofdverblijf.

  • 1. Een woonvoorziening wordt slechts verleend indien de aanvrager zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben in de woning waaraan de voorziening wordt getroffen.

  • 2. In afwijking van het gestelde in het eerste lid kan een woonvoorziening getroffen worden voor het bezoekbaar maken van één woning indien de aanvrager zijn hoofdverblijf heeft in een op grond van artikel 5 van de Wet toelating zorginstellingen erkende instelling.

  • 3. De aanvraag voor het bezoekbaar maken wordt ingediend in de gemeente waar de aan te passen woning staat.

  • 4. De woonvoorziening betreft slechts het bezoekbaar maken van de in het tweede lid bedoelde woning.

  • 5. Onder bezoekbaar maken wordt uitsluitend verstaan dat de aanvrager de woning, de woonkamer en een toilet kan bereiken.

Artikel 20 Aanvullende begrenzing recht op woonvoorzieningen.

  • 1. De aanvraag voor een woonvoorziening als bedoeld in dit hoofdstuk wordt geweigerd indien:

    • a.

      de noodzaak tot het treffen van de woonvoorziening het gevolg is van een verhuizing waartoe op grond van belemmeringen bij het normale gebruik van de woning ten gevolg van ziekte of gebrek, inclusief chronische psychische en psychosociale problemen, geen aanleiding bestond en er geen andere belangrijke reden aanwezig was;

    • b.

      de aanvrager niet is verhuisd naar de voor zijn of haar beperkingen op dat moment beschikbare meest geschikte woning, tenzij er voorafgaand aan de verhuizing schriftelijk toestemming is verleend door het college van burgemeester en wethouders;

    • c.

      deze betrekking heeft op voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten anders dan automatische deuropeners, hellingbanen en extra trapleuningen;

    • d.

      de woonvoorziening aangevraagd wordt op een moment dat op basis van leeftijd, gezinssituatie of woonsituatie te voorzien was dat deze voorziening noodzakelijk zou zijn en daarmee geen sprake is van een onverwacht optredende noodzaak, onverminderdhetbepaalde in artikel 4 lid 2 van de wet;

    • e.

      de aanvrager voor het eerst zelfstandig gaat wonen, uitsluitend voor zover de aanvraag een tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten betreft;

    • f.

      de aanvrager verhuisd is vanuit of naar een woonruimte die niet geschikt is het gehele jaar door bewoond te worden;

    • g.

      de aanvrager verhuisd is naar een op grond van artikel 5 van de Wet toelating zorginstellingen erkende instelling;

    • h.

      er in de verlaten woonruimte geen problemen zijn ondervonden met het normale gebruik van de woning;

    • i.

      de beperkingen niet in de woning zelf (waartoe ook de toegankelijkheid van de woning moet worden begrepen) worden ondervonden;

    • j.

      indien de ondervonden problemen bij het normale gebruik van de woning voortvloeien uit de aard van de in de woning gebruikte materialen;

    • k.

      indien de aangevraagde voorzieningen het uitrustingsniveau voor sociale woningbouw, zoals omschreven in het Bouwbesluit 2003, te boven gaan of betrekking hebben op een grotere oppervlakte dan krachtens beleidsregels als adequaat geldt;

Artikel 21 Terugbetaling bij verkoop.

  • 1. De eigenaar die krachtens deze verordening een woonvoorziening heeft ontvangen die leidt tot waardestijging van de woning, dient bij verkoop van deze woning binnen een periode van 10 jaar na gereed melding van de voorziening, deze verkoop van de woning onverwijld, te weten binnen een maand na het passeren van de eigendomsakte, aan het college van burgemeester en wethouders te melden. De meerwaarde van de woning dient volgens het in het Besluit nadere regels maatschappelijke ondersteuning gemeente Venray door het college van burgemeester en wethouders vastgelegde afschrijvingsschema te worden terugbetaald.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing indien de woning wordt verkocht aan een persoon met beperkingen voor wie op grond van deze verordening een vergelijkbare voorziening zou zijn toegekend.

Hoofdstuk 5. Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel.

Artikel 22 Vormen van vervoersvoorzieningen.

De door het college van burgemeester en wethouders, ter compensatie van beperkingen bij het zich lokaal verplaatsen te verstrekken voorziening kan bestaan uit:

  • a.

    een algemene voorziening in de vorm van een collectieve vervoersvoorziening tegen gereduceerd tarief;

  • b.

    een individuele vervoersvoorziening in natura;

  • c.

    een persoonsgebonden budget te besteden aan een individuele vervoersvoorziening in natura;

  • d.

    een financiële tegemoetkoming in de kosten van een individuele vervoersvoorziening.

Artikel 23 Het recht op een algemene voorziening.

Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 22 onder a. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek, inclusief chronische psychische en psychosociale problemen, het onmogelijk maken om

  • a.

    gebruik te maken van het openbaar vervoer of

  • b.

    het openbaar vervoer te kunnen bereiken.

Artikel 24 Primaat van het collectief vervoer.

  • 1. Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 22 onder b., c. en d. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien

    • a.

      aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek, inclusief chronische psychische en psychosociale problemen, het gebruik van een collectief systeem als bedoeld in artikel 22, onder a., onmogelijk maken dan wel

    • b.

      een collectief systeem als bedoeld in artikel 22, onder a., niet aanwezig is.

  • 2. Voor de bij artikel 25 lid 1 ad b onder 3 en 4 en artikel 25 lid 1 ad d onder 5 genoemde voorzieningen geldt dat zij ook aanvullend op het collectief vervoer van artikel 22 onder a verstrekt kunnen worden.

  • 3. Bij de vaststelling van de financiële tegemoetkoming als bedoeld in artikel 25 lid 1 ad d onder 2 t/m 4 wordt rekening gehouden met de individuele vervoersbehoefte van de gehandicapte en de mate waarin een voorziening als bedoeld in artikel 25 lid 1 onder b ad 3 en 4 en onder c in die vervoersbehoefte kan voorzien. Voor zover de behoeften van echtgenoten niet samenvallen, wordt niet meer dan anderhalf maal een enkele vergoeding toegekend.

Artikel 25 Soorten individuele vervoersvoorzieningen en algemeen gebruikelijk.

  • 1. De in artikel 22 onder b, c en d genoemde voorzieningen kunnen bestaan uit:

    Ad b: een vervoersvoorziening in natura in de vorm van:

      • 1.

        een al dan niet aangepaste bruikleenauto;

      • 2.

        een al dan niet aangepaste gesloten buitenwagen;

      • 3.

        een scootmobiel;

      • 4.

        een ander verplaatsingsmiddel.

    Ad c: een persoonsgebonden budget te besteden aan een individuele vervoersvoorziening.

    Ad d: een financiële tegemoetkoming in de vorm van:

      • 1.

        aanpassing van een eigen auto;

      • 2.

        gebruik van een bruikleenauto;

      • 3.

        gebruik van een taxi of auto;

      • 4.

        gebruik van een rolstoeltaxi;

      • 5.

        medisch noodzakelijke begeleiding.

  • 2. Indien het netto inkomen van een ongehuwde persoon of het gezamenlijke netto inkomen van gehuwde personen meer bedraagt dan de inkomensgrens, te weten 1,5 maal het norminkomen,

    wordt het bezit van een personenauto algemeen gebruikelijk geacht, zodat een auto of een met een auto vergelijkbare voorziening en de daarmee samenhangende gebruiks- en onderhoudskosten niet in aanmerking komen voor verstrekking of vergoeding. Er bestaat dan geen recht op een voorziening in natura, een persoonsgebonden budget of een financiële tegemoetkoming bestemd voor de kosten van vervoersvoorzieningen als bedoeld in artikel 25 lid 1 ad b. onder 1 en 2 en artikel 25 lid 1 ad d. onder 2 t/m 4.

Artikel 26 Omvang in gebied.

  • 1. Bij de te verstrekken vervoersvoorziening wordt ten aanzien van de vervoersbehoefte ten behoeve van maatschappelijke participatie uitsluitend rekening gehouden met de verplaatsingen in de directe woon- en leefomgeving in het kader van het leven van alledag, tenzij zich een uitzonderingssituatie voordoet waarbij het gaat om een bovenregionaal contact, dat uitsluitend door de aanvrager zelf bezocht kan worden, terwijl het bezoek voor de aanvrager noodzakelijk is om dreigende vereenzaming te voorkomen.

  • 2. De te verstrekken vervoersvoorziening zal maatschappelijke participatie door middel van lokale verplaatsingen met tenminste een omvang per jaar van 1500 kilometer met een bandbreedte tot 2000 kilometer mogelijk maken.

Hoofdstuk 6. Verplaatsen in en rond de woning.

Artikel 27 Vormen van rolstoelvoorzieningen.

De door het college van burgemeester en wethouders, ter compensatie van beperkingen bij het verplaatsen in en om de woning dan wel voor sportbeoefening te verstrekken voorziening kan bestaan uit:

  • a.

    een algemene voorziening waaronder een algemene rolstoelvoorziening;

  • b.

    een individuele rolstoelvoorziening in natura;

  • c.

    een persoonsgebonden budget te besteden aan een individuele rolstoelvoorziening;

Artikel 28 Primaat algemene rolstoelvoorziening incidenteel gebruik

  • 1. Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g., onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 27, onder a. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek, inclusief chronische psychische en psychosociale problemen, incidenteel zittend verplaatsen in en rond de woning noodzakelijk maken en hulpmiddelen die verstrekt worden op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten of een andere wettelijke regeling geen adequate oplossing bieden.

  • 2. Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g., onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 27, onder b. en c. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek, inclusief chronische psychische en psychosociale problemen, dagelijks of incidenteel zittend verplaatsen in en om de woning noodzakelijk maken en hulpmiddelen die verstrekt worden op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten of een andere wettelijke regeling geen adequate oplossing bieden voor het dagelijks zittend verplaatsen of geen algemene voorziening als bedoeld in artikel 27 lid 1 aanwezig is voor het incidenteel zittend verplaatsen.

  • 3. Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor een sportrolstoel in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek, inclusief chronische psychische en psychosociale problemen, sportbeoefening zonder sportrolstoel onmogelijk maken. Artikel 27 onder b of c is van toepassing.

Artikel 29 Aanspraak op rolstoelvoorzieningen voor AWBZ-bewoners.

In uitzondering op het gestelde in artikel 28, lid 2 komt een persoon die verblijft in een op grond van artikel 5 van de Wet toelating zorginstellingen erkende instelling uitsluitend voor een rolstoel in aanmerking indien hij geen recht heeft op een rolstoel, verstrekt op grond van de AWBZ.

Hoofdstuk 7. Het verkrijgen van voorzieningen en het motiveren van besluiten.

Artikel 30. Gebruik aanvraagformulier.

Een aanvraag dient te worden ingediend door middel van een door het college van burgemeester en wethouders ter beschikking gesteld (digitaal) formulier.

Artikel 31 Relatie met de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten.

De aanvraag dient te worden ingediend bij het Zorgloket in het gemeentehuis van de gemeente Venray, in welk loket zowel aanvragen voor voorzieningen inzake de wet alsook aanvragen zorg inzake de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten kunnen worden ingediend.

Artikel 32 Inlichtingen, onderzoek en advies.

  • 1. Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd om, voor zover dit van belang kan zijn voor de beoordeling van het recht op een voorziening, degene door wie een aanvraag is ingediend:

    • a.

      op te roepen in persoon te verschijnen op een door het college van burgemeester en wethouders te bepalen plaats en tijdstip en hem te ondervragen;

    • b.

      op een door het college van burgemeester en wethouders te bepalen plaats en tijdstip door een of meer daartoe aangewezen deskundigen te doen ondervragen en/of onderzoeken.

  • 2. Het college van burgemeester en wethouders vraagt het Centrum Indicatiestelling Zorg om advies indien:

    • a.

      de gevraagde voorziening om medische redenen wordt afgewezen;

    • b.

      het college van burgemeester en wethouders dat overigens gewenst vindt.

  • 3. Het college vraagt Argonaut om advies indien het college het gewenst acht een second opinion te vragen.

  • 4. Bij de advisering zoals genoemd in het eerste lid wordt door de adviseur gebruik gemaakt van de systematiek zoals neergelegd in de International Classification of Functions, Disabilities and Impairments, de zogenaamde ICF classificatie.

  • 5. De beschikking vermeldt op welke wijze in dat individuele geval wordt bijgedragen aan het behouden en bevorderen van de zelfredzaamheid en de normale maatschappelijke participatie van mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem.

Artikel 33 Samenhangende afstemming.

Om de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend af te stemmen op de situatie van de aanvrager laat het college van burgemeester en wethouders onderzoek verrichten naar de situatie van de aanvrager.

Artikel 34 Medewerkingsplicht en wijzigingen in de situatie.

  • 1. De belanghebbende is verplicht alle medewerking te verlenen die redelijkerwijs noodzakelijk is voor de uitvoering van deze verordening.

  • 2. Degene aan wie krachtens deze verordening een voorziening is verstrekt, is verplicht aan het college van burgemeester en wethouders mededeling te doen van feiten en omstandigheden, waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een voorziening.

Artikel 35 Intrekking en beëindiging besluit verstrekking voorziening

  • 1. Het college van burgemeester en wethouders kan een besluit, genomen op grond van deze verordening, geheel of gedeeltelijk intrekken indien:

    • a.

      niet of niet langer is voldaan aan de voorwaarden en verplichtingen gesteld bij of krachtens deze verordening;

    • b.

      op grond van gegevens beschikt is en gebleken is dat de gegevens zodanig onjuist waren dat, waren de juiste gegevens bekend geweest, een andere beslissing zou zijn genomen;

    • c.

      de aanvrager niet dan wel onvoldoende de eigen verantwoordelijkheid heeft genomen ten aanzien van de deelname aan het maatschappelijk verkeer en het zelfstandig functioneren;

    • d.

      indien blijkt dat gedurende een periode van meer dan zes maanden geen gebruik is gemaakt van de verstrekte voorziening

    • e.

      blijkt dat het persoonsgebonden budget of de financiële tegemoetkoming niet of niet geheel voor de geïndiceerde voorziening en de daarmee samenhangende kosten is gebruikt.

  • 2. Onverminderd de gronden voor intrekking genoemd in het eerste lid, wordt het besluit tot toekenning van een persoonsgebonden budget ingetrokken of gewijzigd met ingang van de dag waarop de budgethouder schriftelijk heeft aangegeven geen prijs meer te stellen op het budget.

  • 3 Bij overlijden van de budgethouder eindigt het recht op het persoonsgebonden budget uiterlijk twee weken gelegen na de dag waarop de budgethouder overlijdt.

  • 4. Bij overlijden van de rechthebbende eindigt het recht op de periodieke financiële tegemoetkoming op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de rechthebbende is overleden.

  • 5. Een besluit tot toekenning van een financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget kan worden ingetrokken indien blijkt dat de tegemoetkoming of het budget binnen zes maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de toekenning heeft plaatsgevonden.

Artikel 36 Terugvordering.

  • 1. In geval een besluit tot verstrekking van een voorziening is ingetrokken kan op basis daarvan reeds uitbetaalde financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget worden teruggevorderd.

  • 2. In geval het recht op een in eigendom verstrekte voorziening is ingetrokken, kan deze voorziening worden teruggevorderd indien de voorziening is verleend op basis van valselijk verstrekte gegevens.

  • 3. Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd tot verrekenen indien op grond van lid 1 of lid 2 wordt teruggevorderd en voor het overige wordt voldaan aan het gestelde in artikel 4:93 Algemene wet bestuursrecht.

Hoofdstuk 8. Slotbepalingen.

Artikel 37 Hardheidsclausule.

Het college van burgemeester en wethouders kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van de bepalingen van deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 38 Indexering.

Het college van burgemeester en wethouders kan jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze verordening en het op deze verordening berustende Besluit nadere regels maatschappelijke ondersteuning gemeente Venray geldende bedragen verhogen of verlagen conform de ontwikkelingen van de prijsindex volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek.

Artikel 39 Evaluatie.

Het door het college van burgemeester en wethouders gevoerde beleid wordt in overeenstemming met de cyclus van het Wmo-beleidsplan geëvalueerd waarna verslag over doeltreffendheid en effectiviteit aan de raad wordt voorgelegd.

Artikel 40 Inwerkingtreding.

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2010 onder gelijktijdige intrekking van de verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Venray 2007.

Artikel 41 Citeertitel.

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Venray 2010.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Venray op 15 december 2009.
De voorzitter, De griffier,