Regeling vervallen per 01-01-2021

Verordening van de gemeenteraad van Venray houdende regels voor de heffing en invordering van afvalstoffenheffing 2020 (Verordening afvalstoffenheffing 2020)

Geldend van 24-12-2019 t/m 31-12-2020

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van Venray houdende regels voor de heffing en invordering van afvalstoffenheffing 2020 (Verordening afvalstoffenheffing 2020)

De raad van Venray,

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 4 november 2019;

gelet op artikel 15.33 van de Wet milieubeheer;

mede gezien het advies van de commissie Werken en Besturen d.d. 27 november 2019;

besluit:

vast te stellen de volgende verordening:

VERORDENING OP DE HEFFING EN INVORDERING VAN AFVALSTOFFENHEFFING 2020. (Verordening afvalstoffenheffing 2020)

Artikel 1 Definities

Voor de toepassing van de verordening wordt verstaan onder:

  • 1.

    Inzamelvoorziening: een voor de inzameling van afvalstoffen bestemd(e) bewaarmiddel of -plaats, ten behoeve van meerdere huishoudens;

  • 2.

    Container: een door of vanwege de gemeente verstrekte ophaalbak van verschillende volumes;

  • 3.

    Verzamelcontainer: een door of vanwege de gemeente geplaatste container ten behoeve van collectieve inzameling van afvalstoffen;

  • 4.

    Gft-afval: groente, fruit- en tuinafval;

  • 5.

    Restafval: huishoudelijk afval niet zijnde gft-afval, zoals gft-afval, oud papier of karton, glas, kunststof etc.;

  • 6.

    Ondergrondse voorziening voor restafval: een door of vanwege de gemeente geplaatste inzamelvoorziening voor restafval waartoe men toegang verkrijgt door gebruik te maken van een door of vanwege de gemeente verstrekte afvalpas;

  • 7.

    Grof huishoudelijk afval: huishoudelijke afvalstoffen die groot en te zwaar zijn om als restafval aan te bieden in de door de gemeente beschikbaar gestelde restafvalcontainer;

  • 8.

    Lediging: het aanhangen van een rest- of gft-afvalcontainer aan de inzamelwagen dan wel gebruik van ondergrondse voorziening. Indien de rest- dan wel gft-afvalcontainer bij het ledigen niet volledig wordt leeggemaakt door het vastvriezen, te vast aanduwen van het afval of het te vol aanbieden van de container, wordt dit ook als een lediging aangemerkt;

  • 9.

    Milieustation: De bemenste inzamelvoorziening ingevolge artikel 10.22 van de Wet milieubeheer gelegen aan de Metaalweg 1d te Venray waar huishoudelijke afvalstoffen kunnen worden achtergelaten;

  • 10.

    Afvalpas: Een door of vanwege de gemeente verstrekte pas welke perceelsgebonden is ten behoeve van het registeren en legitimeren van en bij het storten van (grof) huishoudelijke afvalstoffen op het milieustation en in een door of vanwege de gemeente geplaatste ondergrondse inzamelvoorziening voor restafval;

  • 11.

    Gebruiker van een perceel: Degene die gebruik maakt van een perceel in de zin van artikel 15.33 Wet milieubeheer.

Artikel 2 Aard van de belasting en belastbaar feit

  • 1.

    Onder de naam “Afvalstoffenheffing” wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer.

  • 2.

    De afvalstoffenheffing als bedoeld in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van het gebruik maken van een perceel ten aanzien waarvan krachtens de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

Artikel 3 Voorwerp van de belasting

  • 1.

    Voorwerp van de belasting is een perceel.

  • 2.

    Als perceel wordt aangemerkt:

  • a.

    de onroerende zaak, bedoeld in artikel 16, onder a, c, d en f, van de Wet waardering onroerende zaken;

  • b.

    de roerende zaak, welke duurzaam aan een plaats gebonden is;

  • c.

    een gedeelte van een in onderdeel b bedoelde roerende zaak dat blijkens zijn indeling is bestemd om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt;

  • d.

    een samenstel van twee of meer in onderdeel b bedoelde roerende zaken of in onderdeel c bedoelde gedeelten daarvan die bij dezelfde belastingplichtige in gebruik zijn en die, naar de omstandigheden beoordeeld, bij elkaar behoren;

  • e.

    het binnen de gemeente gelegen deel van de in onderdeel b bedoelde roerende zaak, van een in onderdeel c bedoeld gedeelte daarvan of van een in onderdeel d bedoeld samenstel.

Artikel 4 Belastingplicht

  • 1.

    De belasting wordt geheven van degene die al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruik maakt van een perceel.

  • 2.

    De belastingen als bedoeld in Hoofdstuk 1.3 van de tarieventabel worden geheven van degene op wiens aanvraag dan wel ten behoeve van wie de dienst wordt verricht of van degene die van de bezittingen, werken of inrichtingen gebruik maakt.

  • 3.

    De belasting als bedoeld in Hoofdstuk 1.4 van de tarieventabel wordt geheven van de aanvrager van een vervangende afvalpas.

Artikel 5 Maatstaf van heffing en belastingtarief

  • 1.

    De belasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel met inachtneming van dit artikel.

  • 2.

    Voor de berekening van de belasting wordt een gedeelte van een in de tarieventabel genoemde eenheid als een volle eenheid aangemerkt.

Artikel 6 Belastingjaar

  • 1.

    Het heffingstijdvak van de belasting als bedoeld in de tarieventabel is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 7 Wijze van heffing

  • 1.

    De belasting zoals bedoeld in hoofdstuk 1.1, 1.2, 1.3, artikelen 1.3.2, 1.3.3, 1.3.4, 1.35, 1.3.6, 1.3.7 en hoofdstuk 1.4 van de tarieventabel wordt geheven bij wege van een aanslag.

  • 2.

    De belastingen zoals bedoeld in Hoofdstuk 1.3, artikel 1.3.1 van de tarieventabel worden geheven door middel van een mondelinge dan wel schriftelijke kennisgeving. Het gevorderde bedrag wordt mondeling, dan wel door toezending of uitreiking van de schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige bekendgemaakt.

Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1.

    De belastingen bedoeld in hoofdstuk 1.1 van de tarieventabel, is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar, of zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    Indien de belastingplicht, als bedoeld in het eerste lid, in de loop van het belastingtijdvak aanvangt, zijn de belastingen – als bedoeld in hoofdstuk 1.1 van de Tarieventabel – verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3.

    Indien de belastingplicht aanvangt op de eerste dag van een kalendermaand wordt die kalendermaand aangemerkt als een volle kalendermaand.

  • 4.

    Indien de belastingplicht, als bedoeld in het eerste lid, in de loop van het belastingtijdvak eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing van de belasting – als bedoeld in hoofdstuk 1.1 van de Tarieventabel – voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 5.

    Indien de belastingplicht eindigt op de eerste dag van een kalendermaand wordt die kalendermaand aangemerkt als een volle kalendermaand.

  • 6.

    Het tweede tot en met het vijfde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar van een ander perceel gebruik maakt.

  • 7.

    De belasting bedoeld in hoofdstuk 1.2 en in hoofdstuk 1.3 van de tarieventabel is verschuldigd bij de aanvang van de dienstverlening.

Artikel 9 Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen als bedoeld in Hoofdstuk 1.1, 1.2, Hoofdstuk 1.3 artikelen 1.3.2 tot en met 1.3.7 en hoofdstuk 1.4 van de tarieventabel worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede één maand later.

  • 2.

    In afwijking van het bepaalde in het eerste lid moeten, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische incasso kunnen worden geïnd, de aanslagen worden voldaan in negen gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3.

    Indien de verschuldigde bedragen als genoemd in het tweede lid tweemaal niet kunnen worden geïncasseerd vervalt de mogelijkheid tot automatische betalingsincasso en gelden de betaaltermijnen zoals genoemd in het eerste lid. Indien de termijnen van het eerste lid zijn verstreken dient het bedrag in één termijn te worden voldaan binnen tien dagen.

  • 4.

    De belasting bedoeld in Hoofdstuk 1.3, artikel 1.3.1 van de tarieventabel moeten worden betaald:

  • a.

    ingeval bij mondelinge kennisgeving of schriftelijke uitreiking van de kennisgeving: op het tijdstip van de mondelinge kennisgeving dan wel schriftelijke uitreiking van de kennisgeving;

  • b.

    ingeval van toezending van de schriftelijke kennisgeving: binnen 30 dagen na de dagtekening.

  • 5.

    De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 10 Kwijtschelding

  • 1.

    Bij de invordering van de afvalstoffenheffing kan, op grond van artikel 255, tweede lid, van de Gemeentewet, in combinatie met artikel 26 Invorderingswet 1990, kwijtschelding worden verleend voor de belastingbedragen als bedoeld in hoofdstuk 1.1 onderdeel 1.1.1 van de tarieventabel behorende bij de “Verordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing 2020” (belasting per perceel/het vastrecht);

  • 2.

    Bij de invordering van de afvalstoffenheffing kan per belastingjaar, op grond van artikel 255, tweede lid, van de Gemeentewet, in combinatie met artikel 26 Invorderingswet 1990,  kwijtschelding worden verleend voor de belastingbedragen gebaseerd op de belastingtarieven als bedoeld in hoofdstuk 1.2 (belasting per lediging) van de tarieventabel behorende bij de “Verordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing 2020”, tot een bedrag van maximaal:

  • a.

    2 ledigingen voor een container met een inhoud van 25 liter per jaar;

  • b.

    10 ledigingen voor een container met een inhoud van 40 liter per jaar;

  • c.

    17 ledigingen voor een afvalpas met een volume van 60 liter per jaar;

  • d.

    10 ledigingen voor een container met een inhoud van 80 liter per jaar;

  • e.

    11 ledigingen voor een container met een inhoud van 140 liter per jaar;

  • f.

    11 ledigingen voor een container met een inhoud van 240 liter per jaar.

  • 3.

    Bij een combinatie van afvalfracties wordt maximaal het bedrag van de fractie die wordt aangeboden in de container met het grootste volume gehanteerd.

  • 4.

    Bij de invordering van de afvalstoffenheffing wordt geen kwijtschelding verleend voor de tarieven genoemd in hoofdstuk 1.3 en 1.4 van de tarieventabel.

  • 5.

    Kwijtschelding geschiedt op schriftelijk verzoek. Het verzoek om kwijtschelding voor het variabel recht van de afvalstoffenheffing wordt tegelijkertijd beoordeeld met het verzoek tot kwijtschelding van de gecombineerde aanslag. Dit betekent dat voor de aanslagen variabel recht (de afrekening van het aantal ledigingen) een verzoek tot kwijtschelding niet mogelijk is.

Artikel 11 Overgangsrecht en inwerkingtreding

  • 1.

    De “Verordening afvalstoffenheffing 2019", vastgesteld bij raadsbesluit van 18 december 2018, wordt ingetrokken met ingang van de in het tweede lid genoemde datum, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2020.

  • 3.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

Artikel 12 Citeerartikel

Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening afvalstoffenheffing 2020".

Aldus besloten in de openbare vergadering van 17 december 2019,

, voorzitter , raadsgriffier

Ondertekening

Tarieventabel behorende bij de “Verordening Afvalstoffenheffing 2020”.

Hoofdstuk 1 Maatstaf en tarieven afvalstoffenheffing

Hoofdstuk 1.1 Maatstaven en jaarlijkse tarieven afvalstoffenheffing (vastrecht)

1.1.1 De belasting bedraagt per perceel per belastingjaar : € 97,44 *

(per maand € 8,12)

* Het vastrecht van de afvalstoffenheffing 20 20 is inclusief een korting van €  20,28 . Deze korting wordt verrekend aan inwoners, doordat de maximale hoogte van de reserve afvalstoffenheffing in 201 8 is bereikt. Zonder korting zou het vastrecht €  117,72 bedragen  

Hoofdstuk 1.2 Maatstaven en tarieven afvalstoffenheffing voor de lediging van minicontainers en afvalbakken en de inworp bij ondergrondse voorzieningen (variabel recht)

Restafval:

1.2.1 Onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 1.1 bedraagt de belasting per lediging van:

1.2.1.1 een container met een volume-inhoud van 40 liter: € 2,47

1.2.1.2 een container met een volume-inhoud van 80 liter: € 4,94

1.2.1.3 een container met een volume-inhoud van 140 liter: € 8,64

1.2.1.4 een container met een volume-inhoud van 240 liter: € 14,82

1.2.2.Onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 1.1 bedraagt de belasting per inworp:

1.2.2.1 met een volume van 60 liter bij aanbieding aan een ondergrondse voorziening € 3,21

Gft-afval:

1.2.3 Onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 1.1 bedraagt de belasting per lediging van:

1.2.3.1 een container met een volume-inhoud van 25 liter: € 0,80

1.2.3.2 een container met een volume-inhoud van 40 liter: € 1,28

1.2.3.3 een container met een volume-inhoud van 80 liter: € 2,55

1.2.3.4 een container met een volume-inhoud van 140 liter: € 4,47

1.2.3.5 een container met een volume-inhoud van 240 liter: € 7,66

Hoofdstuk 1.3 Maatstaven en overige tarieven afvalstoffenheffing

1.3.1 Onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 1.1 en 1.2 bedraagt de belasting voor het aan huis inzamelen van (maximaal 2 m³) grof huishoudelijk afval of de inname van groot elektr(on)ische apparaten, per aanvraag € 25,00

1.3.2 Onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 1.1 en 1.2 bedraagt de belasting voor het met de afvalpas aanbieden van grof huishoudelijk afval vanuit een aanhangwagen (maximaal 2 m³) op het milieustation per keer € 15,00, uitgezonderd huishoudelijk tuinafval: gratis

1.3.3 Onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 1.1 en 1.2 bedraagt de belasting voor het met de afvalpas aanbieden van grof huishoudelijk afval vanuit de kofferbak of achterbank van een personenauto (maximaal 1 m³) op het milieustation, per keer: € 7,50

1.3.4 Onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 1.1 en 1.2 bedraagt de belasting voor het met de afvalpas aanbieden van schone grond, graszoden en/of puin (maximaal 0,5 m³) op het milieustation per keer € 15,00

1.3.5 Onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 1.1 en 1.2 bedraagt de belasting voor het met de afvalpas aanbieden van regulier huishoudelijk afval op het milieustation per 60 liter (vergelijkbaar met 1 vuilniszak) € 4,00

1.3.6 Onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 1.1 en 1.2 bedraagt de belasting voor het met de afvalpas aanbieden van autobanden met velg (max. 4 stuks), per stuk € 5,00

1.3.7 Onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 1.1 en 1.2 bedraagt de belasting voor het met de afvalpas aanbieden van tractorbanden/vrachtwagenbanden, zonder velg, max. 120 cm doorsnede (max. 4 stuks), per stuk € 5,00

Hoofdstuk 1.4 Tarief bij vervanging, verlies of diefstal afvalpas

1.4.1 Onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 1.1, 1.2 en 1.3 bedraagt de belasting voor de vervanging van een afvalpas (milieustation, inzameling grof huisvuil en gebruik ondergrondse afvalcontainers) als bedoeld in artikel 4, derde lid, van deze verordening € 16,00

Behoort bij raadsbesluit van 17 december 2019.

De raadsgriffier van gemeente Venray