Regeling vervallen per 01-01-2017

Re-integratieverordening Wet werk en bijstand 2012

Geldend van 01-01-2012 t/m 31-12-2016

Intitulé

Re-integratieverordening Wet werk en bijstand 2012

De raad van de gemeente Vianen;

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 13 december 2011;

 

gelet op artikel 147 van de Gemeentewet en artikel 8 van de Wet werk en bijstand;

besluit vast te stellen de Re-integratieverordening Wet werk en bijstand 2012.

Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen

Artikel 1. Begrippen

  • 1. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand en de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      WWB: de Wet werk en bijstand;

    • b.

      de wet: de Wet Werk en Bijstand;

    • c.

      uitkeringsgerechtigden: personen met een uitkering ingevolge de WWB, de Ioaw of de Ioaz;

    • d.

      Ioaw: de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

    • e

      Ioaz: de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

    • f.

      Algemene bijstand: een uitkering op grond van de WWB, Ioaw, Ioaz;

    • g.

      Anw-ers: personen met een uitkering volgens de Algemene nabestaandenwet die ingeschreven zijn bij het UWV;

    • h.

      Niet-uitkeringsgerechtigden (nuggers): personen die als werkzoekenden zijn geregistreerd bij het UWV en die geen uitkeringsgerechtigden zijn;

    • i.

      algemeen geaccepteerde arbeid:alle arbeid, niet zijnde arbeid in het kader van de Wet sociale werkvoorziening, die algemeen maatschappelijk aanvaard is en niet indruist tegen de openbare orde of goede zeden;

    • j.

      UWV: Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen;

    • k.

      RMC-wet: Regels inzake regionale meld- en coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten;

    • l.

      Wsw: de Wet sociale werkvoorziening;

    • m.

      het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Vianen;

    • n.

      de raad: de gemeenteraad van de gemeente Vianen.

Hoofdstuk 2 Doelgroep

Artikel 2. Doelgroep

  • 1. De doelgroep van deze verordening zijn de personen wonende in de gemeente Vianen jonger dan 65 jaar die:

    • a.

      algemene bijstand ontvangen;

    • b.

      een nabestaanden- of halfwezenuitkering op grond van de Anw ontvangen;

    • c.

      geen uitkering ontvangen en geregistreerd zijn bij het UWV als werkzoekende;

    • d.

      behoren tot de doelgroep als bedoeld in artikel 10 tweede lid van de WWB.

  • 2. Het college en het UWV kunnen overeenkomen dat personen met een uitkering van het UWV tevens tot de doelgroep behoren van deze verordening.

Hoofdstuk 3 Taak gemeente

Artikel 3. Aanbieden van ondersteuning

  • 1. Het college biedt ondersteuning aan leden van de doelgroep bij het vinden van algemeen geaccepteerde arbeid, of als dat doel niet haalbaar is, bij maatschappelijke participatie.

  • 2. Ondersteuning kan worden geboden door het aanbieden van reïntegratie-instrumenten en voorzieningen, of door het bieden van praktische hulp, advies of doorverwijzing naar andere instanties.

  • 3. Het college zorgt voor een voldoende gevarieerd aanbod van reïntegratie-instrumenten en voorzieningen. Bij het bepalen van dit aanbod houdt het college rekening met de aard en de omvang van de doelgroep en de geschiktheid van de instrumenten.

  • 4. Het college bevordert de beschikbaarheid van flankerende voorzieningen die belemmeringen voor de toetreding tot de arbeidsmarkt kunnen opheffen.

  • 5. Geen ondersteuning wordt verleend indien de belanghebbende jonger is dan 27 jaar:

    a.  en uit ’s rijkskas bekostigd onderwijs volgt, dan wel nog kan volgen;

    b.  en gedurende de vier weken na melding de belanghebbende zelf alles in het werk dient te stellen om algemeen geaccepteerde arbeid te vinden.

Artikel 4. Jaarplan

  • 1. De gemeenteraad stelt voor nadere uitvoering van deze verordening elk jaar een jaarplan vast.

  • 2. Dit plan bevat in elk geval:

    • a.

      een rapportage en analyse van het gevoerde beleid ten aanzien van de inzet van instrumenten aan de verschillende doelgroepen;

    • b.

      een omschrijving van het toekomstig beleid ten aanzien van de doelgroepen, de prioritering tussen de doelgroepen en de inzet van instrumenten, waarbij een evenwichtige aanpak als uitgangspunt wordt genomen;

    • c.

      een verdeling van de beschikbare middelen.

  • 3. Het jaarplan bevat het oordeel van de cliëntenraad.

  • 4. Het college zendt eenmaal per jaar aan de raad een verslag over de uitvoering van de wet. Dit verslag wordt vormgegeven conform artikel 77 van de wet.

Hoofdstuk 4 Voorzieningen

Artikel 5. Aanspraak op ondersteuning

  • 1. Personen bedoeld in artikel 2 van deze verordening hebben aanspraak op ondersteuning bij de arbeidsinschakeling en op de naar het oordeel van het college noodzakelijk geachte voorziening gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2. Het eerste lid is overeenkomstig van toepassing op de werknemer in de gesubsidieerde arbeid, die op de dag voorafgaande aan de invoering van de wet in deze gesubsidieerde arbeid werkzaam was.

  • 3. Binnen 6 maanden na inschrijving bij het UWV wordt een voorziening gericht op de inschakeling in algemeen geaccepteerde arbeid aangeboden.

Artikel 6. Algemene bepalingen over voorzieningen

  • 1. De voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling worden alleen ingezet als zonder die inzet het vinden van algemeen geaccepteerde arbeid niet mogelijk is.

  • 2. Het college stelt ten aanzien van de voorzieningen bedoeld in artikel 8 tot en met 12 nadere beleidsregels stellen. Deze regels kunnen betrekking hebben op:

    • a.

      de voorwaarden waaronder een voorziening wordt geboden;

    • b.

      de weigeringsgronden bij het aanbieden van een voorziening;

    • c.

      criteria voor het verstrekken van subsidies;

    • d.

      het vragen van een eigen bijdrage;

    • e.

      intrekking of wijziging van de subsidieverlening of vaststelling;

    • f.

      de betaling van subsidies en het verlenen van voorschotten;

    • g.

      de aanvraag van en de besluitvorming over subsidies.

  • 3. De voorziening die wordt aangeboden moet passen binnen deze verordening, de beleidsregels en het in artikel 4 genoemde jaarplan van het college.

  • 4. Het college kan een voorziening beëindigen, herzien of intrekken:

    • a.

      indien de persoon die aan de voorziening deelneemt zijn verplichtingen als bedoeld in artikel 16 van deze verordening niet nakomt;

    • b.

      indien de persoon die deelneemt niet meer behoort tot de doelgroep van deze verordening;

    • c.

      indien naar het oordeel van het college de voorziening onvoldoende bijdraagt aan een snellere arbeidsinschakeling;

    • d.

      indien een wijziging optreedt in de omstandigheden, krachten of bekwaamheden van de belanghebbende.

Artikel 7. Subsidieplafond

  • 1. Het college kan in beleidsregels een of meerdere subsidieplafonds vaststellen voor de verschillende voorzieningen.

  • 2. Het college kan in beleidsregels een plafond instellen voor het aantal personen dat in aanmerking komt voor een specifieke voorziening.

  • 3. Een door het college ingesteld subsidieplafond vormt een weigeringsgrond bij de aanspraak op een specifieke voorziening.

Artikel 8. Sociale activering

  • 1. Het college kan activiteiten aanbieden in het kader van sociale activering.

  • 2. Onder sociale activering wordt verstaan het verrichten van (maatschappelijk nuttige) activiteiten ter voorbereiding op een traject gericht op arbeidsinschakeling of gericht op het voorkomen van sociaal isolement.

Artikel 9. Scholing

  • 1. Het college kan een vorm van scholing aanbieden gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde scholing kan aangeboden worden in de vorm van een subsidie.

  • 3. Onder scholing wordt verstaan: elke opleiding boven het niveau van de startkwalificatie zoals aangeduid in de RMC-wet en die zich richt op vakgerichte kennis.

  • 4. De duur van de scholing is maximaal 1 jaar.

Artikel10. Werkervaringsstage

  • 1. Het college kan een werkervaringsstage aanbieden als onderdeel van een traject gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2. Onder werkervaringsstage wordt verstaan: het tijdelijk onder begeleiding, met behoud van uitkering, verrichten van werkzaamheden bedoeld om werkervaring en vaardigheden op te doen.

  • 3. De duur van de werkervaringsstage is maximaal 6 maanden

  • 4. In een schriftelijke overeenkomst worden tenminste vastgelegd het doel van de werkervaringsstage, alsmede de wijze waarop de begeleiding plaatsvindt.

Artikel 11. Leerwerkstage

  • 1. Het college kan een leerwerkstage aanbieden als onderdeel van een traject gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2. Onder een leerwerkstage wordt verstaan: het tijdelijk onder begeleiding, met behoud van uitkering, verrichten van werkzaamheden door middel van een stage, gecombineerd met een beroepsgerichte training of scholing, bedoeld om werkervaring en vaardigheden op te doen binnen een bepaald vakgebied.

  • 3. Deze voorziening kan worden ingezet indien er, naar het oordeel van het college, een reëel uitzicht is op een op de onbeloonde werkzaamheden aansluitende dienstbetrekking van dezelfde of grotere omvang voor tenminste 6 maanden

  • 4. De duur van de leerwerkstage is maximaal 6 maanden.

  • 5. In een schriftelijke overeenkomst worden tenminste vastgelegd het doel van de leerwerkstage, alsmede de wijze waarop de begeleiding plaatsvindt.

Artikel 12. Proefplaatsing

  • 1. Het college kan bemiddeling naar een proefplaatsing aanbieden als onderdeel van een traject gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2. Deze voorziening kan worden ingezet indien er, naar het oordeel van het college, een reëel uitzicht is op een op de onbeloonde werkzaamheden aansluitende dienstbetrekking van dezelfde of grotere omvang voor tenminste 6 maanden.

  • 3. Onder proefplaatsing wordt verstaan: het tijdelijk met behoud van uitkering verrichten van werkzaamheden binnen een bedrijf zonder dat de werkgever daarvoor loon is verschuldigd.

  • 4. De proefplaatsing is erop gericht zowel de werkgever als de belanghebbende de kans te geven om proefondervindelijk na te gaan of de verrichten werkzaamheden op de lange termijn geschikt zijn waarna de belanghebbende een dienstverband kan worden aangeboden.

  • 5. De duur van de proefplaatsing is maximaal 3 maanden.

  • 6. In een schriftelijke overeenkomst worden plaatsingsafspraken met de werkgever gemaakt waarin tenminste wordt vastgelegd de voorwaarden, inhoud van de proefplaatsing en de inhoud van het arbeidscontract.

Artikel 13. Inkomstenvrijlating

  • 1. Het college kan besluiten de inkomsten vrij te laten van een persoon met een uitkering op grond van de WWB, die arbeid in deeltijd aanvaardt, waarmee een inkomen wordt ver-worven dat minder bedraagt dan de voor die persoon van toepassing zijnde norm, zoals bedoeld in artikel 31 tweede lid onder n en r van de wet.

  • 2. De in het eerste lid genoemde vrijlating geldt niet ten aanzien van belanghebbenden jonger dan 27 jaar.

  • 3. Het college kan nadere regels vaststellen ten aanzien van de vrijlating van inkomsten. 

Artikel 14. Subsidies aan cliënt

  • 1. Het college kan aan personen die algemene bijstand ontvangen een activerings- of uitstroomsubsidie toekennen.

  • 2. Deze subsidie wordt verstrekt in de volgende situaties:

    • a.

      het aanvaarden van arbeid, waarmee een inkomen wordt verworven dat meer bedraagt dan de van toepassing zijnde norm;

    b.  het aanvaarden van gedeeltelijke arbeid; 

    c.  het deelnemen aan sociale activering, als bedoeld in artikel 8.

  • 3. Het college kan nadere regels vaststellen ten aanzien van activerings- of uitstroomsubsidies.

Artikel 15. Overige vergoedingen

  • 1. Het college kan een vergoeding verstrekken voor kosten die gemaakt zijn in het kader van de arbeidsinschakeling. Het gaat hierbij in ieder geval om:

    • a.

      reiskosten;

    • b.

      kosten voor kinderopvang;

    • c.

      examen- en boekengeld.

  • 2. Het college kan nadere regels vaststellen ten aanzien van het verstrekken van overige vergoedingen.

Artikel 16. Re-integratiesubsidies

  • 1. Het college kan een reïntegratiesubsidie toekennen aan personen met een WWB-, IOAW-, IOAZ-uitkering, personen met een Anw-uitkering of niet-uitkeringsgerechtigden, personen met een uitkering van het UWV en een uitkering ontvangen van de gemeente Vianen.

  • 2. Onder reïntegratiesubsidie wordt verstaan een tijdelijke tegemoetkoming in de loonkosten aan werkgevers bedoeld als compensatie van de arbeidsproductiviteit van een werknemer.

  • 3. De subsidie kan worden ingezet indien er een dienstverband van tenminste 6 maanden wordt aangegaan.

  • 4. De subsidie wordt verstrekt voor de duur van het dienstverband, doch voor een maximale periode van 6 maanden. 

  • 5. De beleidsaanbeveling van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van april 2004 is van toepassing.

  • 6. Het college kan nadere regels vaststellen ten aanzien van reïntegratiesubsidies.  

Hoofdstuk 5 Verplichtingen

Artikel 17. Verplichtingen cliënt

  • 1. Een persoon uit de doelgroep aan wie door het college een voorziening wordt aangeboden is verplicht hiervan gebruik te maken.

  • 2. De persoon die deelneemt aan een voorziening is gehouden aan de verplichtingen die voortvloeien uit de wet, alsmede aan de verplichtingen die het college aan de aangeboden voorziening heeft geboden.

  • 3. Een persoon uit de doelgroep aan wie een medische keuring op basis van de Wsw wordt aangeboden, is verplicht hiervan gebruik te maken.

  • 4. Indien een bijstandsgerechtigde die deelneemt aan een voorziening, niet voldoet aan het gestelde in het tweede lid, dan kan het college de uitkering verlagen, conform hetgeen hierover is bepaald in de Afstemmingsverordening Wet werk en bijstand 2012.

  • 5. Indien een persoon die een uitkering ontvangt op grond van de Ioaw of de Ioaz niet voldoet aan het gestelde in het tweede lid, dan kan het college de uitkering verlagen, conform hierover is bepaald in de Afstemmingsverordening IOAW/IOAZ 2010.

  • 6. Indien de nugger of Anw’er verwijtbaar de verplichtingen in lid 2 niet nakomt, vordert het college de kosten van de voorziening geheel of gedeeltelijk terug.

Artikel 18. Criteria ontheffingen

  • 1. Het college kan gelet op artikel 9, tweede lid van de WWB, respectievelijk artikel 37a van de Ioaw en Ioaz bepalen dat aan de uitkeringsgerechtigde geheel of gedeeltelijk, onthef-fing wordt verleend van de in artikel 17 ? van deze verordening genoemde verplichtingen.

  • 2.

    Personen die voor vrijstelling, als bedoeld in lid 1, in aanmerking komen voor ontheffing worden aangewezen degenen die:

    • a.

      intensieve zorgtaken hebben;

    • b.

      om medische, psychische of sociale redenen niet in staat zijn om te werken;

    • c.

      deelnemen aan scholing;

    • d.

      deelnemen aan een inburgeringprogramma.

  • 3. Onder intensieve zorgtaken wordt verstaan: de zorg voor gehandicapte (oudere) kinderen, kinderen die meer verzorging nodig hebben doordat het kind sociale of medische problemen heeft, of de zorgtaak voor een gehandicapte of zorgbehoevende partner of ouder.

  • 4. Ontheffing van de arbeidsplicht wordt verleend voor maximaal één jaar.

  • 5. Op basis van herbeoordeling kan het college besluiten een ontheffing na afloop van de vastgestelde periode te verlengen.

Hoofdstuk 6 Slotbepaling

Artikel 19. Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van deze verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 20. Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand 2012.

Artikel 21. Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van het tijdstip waarop de ‘Wet tot  wijziging van de Wet werk en bijstand en samenvoeging van die wet met de Wet investeren in jongeren gericht op bevordering van deelname aan de arbeidsmarkt en vergroting van de eigen verantwoordelijkheid van uitkeringsgerechtigden’, in werking treedt.

  • 2. De Re-integratieverordening Wet Werk en Bijstand gemeente Vianen vastgesteld op 13 mei 2004 en de Verordening Werkleeraanbod Wet investeren in jongeren gemeente Vianen 2010 vastgesteld op 23 november 2010 worden ingetrokken met ingang van de datum waarop deze verordening in werking treedt.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering
van 20 december 2011,
De griffier,                                          De voorzitter,
 
 
 
C.J. (Kees) Steehouwer                    W.G. (Wim) Groeneweg

Toelichting 1 bij de Re-integratieverordening Wet werk en Bijstand 2012

Algemene toelichting 

 

Met ingang van 1 januari 2004 is de Wet werk en bijstand (WWB) inwerking getreden. De WWB stelt nog meer dan de Algemene bijstandswet (Abw) de eigen verantwoordelijkheid voor de reïntegratie centraal. Lukt dit niet op eigen kracht dan hebben personen hierbij volgens de nieuwe wet aanspraak op ondersteuning door de gemeente. De gemeente krijgt daartoe de volledige verantwoordelijkheid, de middelen en de ruimte om een eigen lokaal reïntegratiebeleid te ontwerpen. De regels voor de uitvoering van de reïntegratietaak dienen te worden vastgelegd in een verordening. De basis voor deze verordening is al gelegd in de eerder vastgestelde nota reïntegratiebeleid onder de WWB ‘Werken Werkt’. De beleidsstandpunten in deze nota zijn vertaald in concrete regels.

Wat betreft de opbouw van de verordening kan worden gekozen voor 3 varianten:

  • 1.

    Een procedurele variant (beleid wordt verder uitgewerkt in een beleidsregels of beleidsplan)

  • 2.

    Een uitgebreidere variant (in de verordening zelf wordt beleid vastgelegd)

  • 3.

    Een combinatie tussen 1 en 2.

 

Gekozen is voor de laatste variant: een combinatie van verschillende niveaus. In de verordening wordt op hoofdlijnen vastgelegd wat de opdracht is aan het college, wie aanspraak heeft op voorzieningen, wat de rechten en plichten zijn van de cliënt en welke voorzieningen de gemeente kan inzetten. Van elke voorziening zijn belangrijke uitgangspunten genoemd. Er is voor gekozen om in de verordening geen uitgebreide invulling te geven aan de voorzieningen voor toeleiding naar werk. De gedetailleerde uitwerking vindt plaats in beleidsregels.

 

Relatie met andere verordeningen

Afstemmingsverordeningen: De reïntegratieverordening en afstemmingsverordening zijn nauw met elkaar verbonden. Immers, aan de aan de plicht tot meewerken aan een traject kunnen sancties worden verbonden die gevolgen hebben voor de hoogte van de uitkering. Dit zou ervoor pleiten de beide verordeningen te integreren. Echter, de gemeente kan ook aan de verstrekking van bijstand verplichtingen verbinden, die geen directe relatie hebben met reïntegratie. Daarom pleiten wij ervoor om de verordeningen te scheiden.

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 1 - Begrippen

 

In dit artikel worden afkortingen en begrippen die vaak voorkomen verduidelijkt.

 

Artikel 2 - Doelgroep

 

In de wet is bepaald wie tot de doelgroep behoort. Zie artikel 7 en artikel 10 van de WWB.

 

Artikel 3 - Aanbieden van ondersteuning

 

Het college is verantwoordelijk voor het aanbieden van voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling, waaronder ook sociale activering. Deze verplichting vloeit rechtstreeks voort uit de WWB. Het college bepaalt welke voorzieningen worden ingezet. Dat gebeurt door individueel maatwerk te leveren. Er moet voldoende en een gevarieerd aanbod bestaan. De gemeente Vianen koopt daartoe voorzieningen in bij derden, conform het gemeentelijk inkoopbeleid en de wet SUWI (Wet structuur Uitvoeringsorganisatie Werk en Inkomen).

In het vijfde lid is geregeld dat geen ondersteuning wordt verleend aan jongeren in de leeftijd tot 27 jaar die uit ’s-Rijks kas bekostigd onderwijs volgen, dan wel nog kunnen volgen, alsmede aan jongeren in de leeftijd tot 27 jaar gedurende de wettelijke wachttermijn van 4 weken na melding

 

Artikel 4 - Jaarplan

 

Gemeenten zijn met de komst van de WWB niet meer verplicht om jaarlijks een beleidsplan en beleidsverslag op te stellen. Gezien de duidelijke functie levert de gemeente Vianen wel een soortgelijk product, het zogeheten jaarplan. In dit plan worden jaarlijks nadere voorstellen ontwikkeld voor de invulling van het reïntegratiebeleid.

 

Artikel 4 lid 2 

 

Het tweede lid geeft aan welke specifieke onderwerpen in elk geval in het jaarplan aan de orde komen.

 

Artikel 4 lid 3

 

In het derde lid is geregeld dat de cliëntenraad wordt betrokken bij de vaststelling van het beleid.

 

Artikel 4 lid 4

 

De WWB geeft aan dat het college elk jaar een voorlopig en een definitief verslag over de uitvoering naar het rijk zendt. Deze verslagen dienen gepaard te gaan van een verklaring van de gemeenteraad. Daarom is ervoor gekozen expliciet op te nemen dat er een verantwoordingsverslag aan de raad moet worden gezonden.

 

Artikel 5 - Aanspraak op ondersteuning

 

Het gaat hierbij niet om een recht op een specifieke voorziening, maar om het recht om door de gemeente geholpen te worden bij reïntegratie. Aangezien de WIW- en ID-regelgeving per 1 januari 2004 is vervallen, is het noodzakelijk om in de verordening op te nemen dat ook personen uit deze doelgroep aanspraak hebben op ondersteuning bij hun reïntegratie. Dit om de doorstroom naar een reguliere baan te bevorderen. In de WWB is de sluitende aanpak niet meer expliciet geregeld, omdat de wetgever ervan uitgaat dat door de systematiek van de WWB vanzelf een sluitende aanpak ontstaat. Er is gekozen om soortgelijke sluitende aanpak expliciet op te nemen, om deze verplichting zichtbaar te maken. Binnen 6 maanden moet een voorziening worden geboden.

 

Artikel 6 - Algemene bepalingen over voorzieningen

 

Uitgangspunt is dat ondersteuning alleen wordt geboden als dit noodzakelijk is voor het verkrijgen van  algemeen geaccepteerde arbeid. Dit artikel gaat niet uitgebreid in op alle voorzieningen, maar somt wel een aantal uitgangspunten op die voor alle voorzieningen gelijk zijn. In de beleidsregels worden specifieke voorwaarden genoemd die verbonden zijn aan een voorziening. Dit betekent dat personen aanspraak hebben op ondersteuning, maar door middel van specifieke regels onderscheid wordt gemaakt in de mate waarin zij voorzieningen krijgen.

 

Artikel 6 lid 4 

 

Lid 4 geeft aan dat het college een voorziening kan beëindigen, herzien of intrekken en in welke gevallen hij dat kan doen. Onder beëindigen wordt hierbij ook verstaan het stopzetten van de subsidie aan een werkgever of het opzeggen van de arbeidsovereenkomst bij een detacheringsbaan. Bij deze laatste wijze van beëindigen dienen vanzelfsprekend de toepasselijke bepalingen uit het arbeidsrecht en de eventueel aanwezige rechtspositieregeling in acht te worden genomen.

In lid 4 sub d is een extra optie toegevoegd, te weten indien er sprake is van een wijziging van omstandigheden, krachten of bekwaamheden van de belanghebbende.

 

Artikel 7 - Subsidieplafond

 

De WWB stelt dat het ontbreken van financiële middelen alleen, geen reden kan zijn voor de afwijzing van een voorziening. Dit houdt dus is dat er geen algemeen budgetplafond ingesteld kan worden. Wat wel kan is dat per voorziening een plafond wordt ingebouwd; dit laat de mogelijkheid open dat er naar een ander instrument wordt uitgeweken. Verder uitwerking vindt plaats in de beleidsregels. Het plafond kan eveneens ingesteld worden voor het aantal personen dat in aanmerking komt voor een voorziening.

 

Artikel 8 - Sociale Activering

 

Volgens de WWB dient ook sociale activering uiteindelijk gericht te zijn op arbeidsinschakeling. Voor bepaalde doelgroepen is arbeidsinschakeling echter een te hoog gegrepen doel. Voor deze personen staat dan ook niet reïntegratie, maar participatie voorop om te voorkomen dat men terecht komt in een sociaal isolement. In het jaarplan wordt neergelegd welk accent sociale activering krijgt. Dit is sterk afhankelijk van het klantenbestand, onze visie en de beschikbare middelen. Verdere uitwerking vindt plaats in beleidsregels.

 

Artikel 9 - Scholing

 

Omdat iedereen elke baan moet aanvaarden is scholing in beginsel niet langer noodzakelijk. Wanneer scholing naar verwachting wél de uitstroom kan bewerkstelligen dan is het zinvol deze voorziening in te zetten. Scholing is dus een middel en niet het doel.

 

Artikel 9 lid 2

 

Het tweede lid geeft aan dat de scholing zowel aangeboden kan worden als voorziening die door de gemeente ingekocht kan worden, als in de vorm van een subsidie. Dit laatste kan bijvoorbeeld van belang zijn indien de cliënt op eigen initiatief met een vorm van scholing komt die door het college als noodzakelijk wordt geacht, maar die niet bestaat binnen het reguliere scholingsaanbod van de gemeente.

Uit de definitie van scholing volgt dat scholing als aparte voorziening wordt aangemerkt indien het gaat om scholing boven het niveau van startkwalificatie, zoals genoemd in de “Regels inzake regionale meld- en coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten” (kortweg RMC-wet). Concreet gaat het om scholing boven het niveau van een basisberoepsopleiding of diploma havo of vwo en die zich richt op kwalificerende vakkennis. Aan deze voorzieningen worden minimumeisen gesteld. Algemeen vormende opleidingen (zoals cursussen, sollicitatietrainingen, coaching) vallen niet onder het begrip scholing. Uitwerking vindt plaats in de beleidsregels.

 

Artikel 10 - Werkervaringsstage

 

Deze stages zijn bedoeld om cliënten werkervaring en vaardigheden te laten opdoen. Werkervaringsstage is een voorziening dat wordt aangeboden onder de noemer ‘werken met behoud van uitkering’ en is per definitie een tijdelijke voorziening.

 

Artikel 10 lid 4

 

Lid 4 geeft aan dat in een schriftelijke overeenkomst tenminste het doel van de stage wordt vastgelegd alsmede de wijze waarop begeleiding plaatsvindt. Daarmee wordt onderscheid gemaakt tussen stagewerkzaamheden en werkzaamheden die bijvoorbeeld bij diezelfde werkgever worden verricht in het kader van een dienstbetrekking; voorkomen moet worden dat verdringing optreedt. Verdere uitwerking vindt plaats in beleidsregels.

 

Artikel 11 - Leerwerkstage

 

Leerwerkstage is een voorziening dat wordt aangeboden onder de noemer ‘werken met behoud van uitkering’ en is per definitie een tijdelijke voorziening (maximaal 6 maanden). Een leerwerkstage wordt opgezet in nauwe samenwerking met bedrijven of branches. Er worden algemene en beroepsgerichte trainingen en scholingen gegeven die direct gekoppeld zijn aan de stage. Concreet einddoel is indiensttreding bij de betreffende werkgever voor tenminste 6 maanden, na afloop van de  leerwerkstage. Om misbruik van de leerwerkstage tegen te gaan wordt de eis gesteld dat er een reële kans op regulier werk bestaat. De werkgever dient aan te geven dat hij na de leerwerkstage een arbeidsovereenkomst zal aangaan, als de leerwerkstage goed verloopt. De werkgever dient daarbij een arbeidsovereenkomst op het oog te hebben, die minimaal 6 maanden of voor onbepaalde tijd gaat duren en waarvan de werkweek tenminste gelijk is aan de werkweek tijdens de leerwerkstage.

 

Artikel 11 lid 5

 

Lid 5 geeft aan dat in een schriftelijke overeenkomst tenminste het doel van de leerwerkstage wordt vastgelegd alsmede de wijze waarop begeleiding plaatsvindt. Daarmee wordt onderscheid gemaakt tussen stagewerkzaamheden en werkzaamheden die bijvoorbeeld bij diezelfde werkgever worden verricht in het kader van een dienstbetrekking; voorkomen moet worden dat verdringing optreedt. Nadere voorwaarden aan de leerwerkstage worden uitgewerkt in beleidsregels.

 

Artikel 12 - Proefplaatsing

 

Een proefplaatsing geeft iemand de kans om met behoud van uitkering voor maximaal 3 maanden bij een werkgever te werken. De werkgever betaalt geen loom, zodat er tijdens de proefplaatsing geen sprake is van een arbeidsovereenkomst. Om misbruik van de proefplaatsing tegen te gaan wordt de eis gesteld dat er een reële kans op regulier werk bestaat. De werkgever dient aan te geven dat hij na de proefplaatsing een arbeidsovereenkomst zal aangaan, als de proefplaatsing goed verloopt. De werkgever dient daarbij een arbeidsovereenkomst op het oog te hebben, die minimaal 6 maanden of voor onbepaalde tijd gaat duren en waarvan de werkweek tenminste gelijk is aan de werkweek tijdens de proefplaatsing. Nadere voorwaarden aan de proefplaatsing worden uitgewerkt in beleidsregels.

 

Artikel 13 - Inkomstenvrijlating

 

Op grond van de wet kunnen inkomsten van uitkeringsgerechtigden die werken in deeltijd voor een deel vrij worden gelaten. De inkomstenvrijlating kan alleen individueel worden toegekend. De criteria die verbonden zijn aan de toekenning van inkomstenvrijlating zijn vastgelegd in beleidsregels.

In het tweede lid wordt conform de wettelijke bepaling geregeld dat de vrijlating van inkomsten niet geldt voor jongeren in de leeftijd tot 27 jaar.

 

Artikel 14 - Subsidies aan de cliënt

 

In deze verordening is ervoor gekozen het verstekken van subsidies in algemene zin te regelen: de criteria en de doelgroepen worden omschreven in aparte beleidsregels.

 

Artikel 15 - Overige vergoedingen

 

In deze verordening is ervoor gekozen het verstekken van overige vergoedingen in algemene zin te regelen: de criteria en de doelgroepen worden omschreven in aparte beleidsregels.

 

Artikel 16:

In lid 1 wordt de doelgroep gedefinieerd. Ook personen met een UWV uitkering én een bijstandsuitkering komen in aanmerking voor een reïntegratiesubsidie.

In lid 2 wordt de subsidie gedefinieerd. De subsidie is bedoeld als stimulans voor werkgevers om mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt in dienst te nemen. Tevens dient de subsidie als compensatie voor een eventuele mindere arbeidsprestatie van de werknemer.

Lid 3. Een absolute voorwaarde om voor een reïntegratiesubsidie in aanmerking te komen is dat het dienstverband met de werknemer voor tenminste 6 maanden aangegaan dient te worden.

Lid 4. Met ingang van 1 januari 2012 kan een reïntegratiesubsidie nog slechts voor de duur van 6 maanden worden verstrekt. Hiervoor is gekozen gelet op de halvering van de beschikbare budgetten per 2012 en ter voorkoming van overschrijding van deze budgetten.

Lid  5. Alle sectoren in de economie in Nederland komen in aanmerking voor een reïntegratiesubsidie, mits zij aan de voorwaarden voldoen. Anders gezegd, de reïntegratiesubsidie is een generieke subsidieregeling. Dit is uitdrukkelijk vereist op grond van Europese regelgeving op het gebied van mededinging en oneerlijke concurrentie. Wordt gekozen voor bepaalde sectoren dan zou sprake kunnen zijn van staatssteun. Het Ministerie van SZW heeft een beleidsaanbeveling opgesteld welke onverkort van toepassing is. De beleidsaanbeveling is toegevoegd aan de verordening en maakt daarmee hiervan deel uit.

In lid 6 is bepaald dat het college nadere regels kan stellen. De reïntegratieverordening biedt het algemene kader

 

Artikel 17 - Verplichtingen cliënt

 

Deelname aan re-integratie is niet vrijblijvend. Bijstandsgerechtigden zijn reeds door het ontvangen van een uitkering aan bepaalde verplichtingen gehouden. Voor diegenen zonder uitkering moeten voorwaarden aan het reïntegratietraject gekoppeld worden. Deze gelden vanzelfsprekend ook voor de bijstandsgerechtigden. Het niet nakomen van de verplichtingen geeft de mogelijkheid om een traject af te breken of de gevraagde ondersteuning te weigeren, bijvoorbeeld als iemand niet mee wil werken aan een onderzoek. Ook kan de uitkering worden verlaagd, conform de afstemmingsverordening. Op basis van lid 6 van dit artikel is het ook mogelijk om van niet uitkeringsgerechtigden of Anw-ers de kosten die gemaakt zijn voor reïntegratie terug te vorderen.

 

Artikel 18 - Ontheffingen

 

Uitsluitend in individuele gevallen kan worden afgezien van het opleggen van arbeidsverplichtingen. Het is aan de gemeente om aan de reïntegratieverplichting en de ontheffingen lokaal invulling te geven. De WWB hanteert het uitgangspunt dat áls ontheffing wordt verleend, deze tijdelijk moet zijn. Een termijn van 1 jaar, voldoet naar onze mening aan dit uitgangspunt. Bij noodzakelijkheid kan deze periode verlengd worden. In dit artikel worden omstandigheden genoemd die reden kunnen zijn voor ontheffing van de arbeidsverplichting. Verdere uitwerking vindt plaats in beleidsregels.

 

Artikel 19 - Hardheidsclausule

 

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

 

Artikel 20 - Citeertitel

 

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

 

Artikel 21 - Inwerkintreding

 

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting