Regeling vervallen per 01-01-2021

Handboek Bodemtaken Vianen juni 2011

Geldend van 06-09-2011 t/m 31-12-2020

Intitulé

Handboek Bodemtaken Vianen juni 2011

Definitief

Milieudienst Zuidoost-Utrecht

Oktober 2011

VIA07.2010.S011/ 11472

  • opgesteld door

    Mevrouw drs. G.S.J. Cornelisse

    Mevrouw drs. M.A. de Jong

    beoordeeld door

    De heer mr. M. Tekfaoui (Team Juridische Zaken en Beleid)

    Mevrouw A.K. Burgman (Team Bedrijfsvoering (communicatie))

    De heer drs. V.W. de Graaf (Teamleider Bodem en Water)

INHOUDSOPGAVE

SAMENVATTING

1. Inleiding 4

  • 1.1

    Waarom een Beleidskader Bodem voor Vianen? 4

  • 1.2

    Doel van het Beleidskader Bodem 4

  • 1.3

    Voor wie is dit Beleidskader Bodem bestemd? 5

  • 1.4

    Status van het Beleidskader Bodem 5

  • 1.5

    Planperiode 5

  • 1.6

    De totstandkoming van het Beleidskader Bodem 5

  • 1.7

    Leeswijzer 5

  • 2.

    Wettelijk kader 7

  • 2.1

    Europees, nationaal en provinciaal bodembeleid 7

  • 2.2

    Nationale wetgeving 11

2.2.1 Saneren 11

2.2.2 Beheren 14

2.2.3 Preventie 17

2.2.4 Wabo: wet algemene bepalingen omgevingsrecht 17

  • 2.3

    Provinciale milieuverordening (PMV) 18

  • 3.

    Hoe ziet de bodem en het bodemgebruik van Vianen eruit? 19

  • 3.1

    Bodemopbouw 19

  • 3.2

    Geohydrologie 19

  • 3.3

    Beschermingsgebieden 20

  • 3.4

    Geografische beschrijving en gebruik van de bodem 22

  • 3.5

    Diffuse grondverontreiniging 23

  • 3.6

    Puntbronnen 23

  • 4.

    Bodembeleid Vianen 24

  • 4.1

    Schoon en Veilig 24

4.1.1 Inventarisatie verontreinigde locaties en milieuhygiënische risico’s 24

4.1.2 Voorkómen van milieuhygiënische risico’s bij veranderend terreingebruik 25

4.1.3 De gemeente Vianen als initiatiefnemer van bodemprojecten 26

4.1.4 Beheer en communicatie van bodeminformatie 27

4.2 Bodem en Ruimte 30

4.2.1 Beheer van de bodem 30

4.2.2 Ruimtelijke plannen 32

4.3 Gebruik en Gedrag 33

4.3.1 Bedrijven 33

4.3.2 Bewoners 35

5.Afsluiting 36

Samenvatting

Het nationale bodembeleid is sinds de start aan het begin van de jaren ’80 van de twintigste eeuw door voortschrijdend inzicht steeds in ontwikkeling geweest. Was het uitgangspunt destijds dat alle bodemverontreiniging in Nederland volledig moest worden verwijderd, in de loop van de tijd werd duidelijk dat dit doel economisch en technisch onhaalbaar is.

Op 10 juli 2009 hebben de bestuurders van VNG, het IPO, de Unie van Waterschappen en het Rijk het Convenant bodemontwikkelingsbeleid en aanpak spoedlocaties ondertekend. In het convenant zijn afspraken gemaakt over de afronding van de bodemsaneringsoperatie (de zogenaamde spoedlocaties), verantwoord en duurzaam gebruik van de ondergrond (inclusief bodemenergie) en gebiedsgericht aanpak grootschalige grondwaterverontreinigingen. In de komende jaren zal door het ontwikkelen van onder andere de AMvB Bodemenergie en de Rijksvisie op de ondergrond duidelijk worden op welke wijze concreet invulling wordt gegeven aan het convenant.

Het Nederlands bodembeleid heeft zich ontwikkeld van een beleid dat zich richt op het saneren van de bodem tot een beleid dat zich richt op het beheren van de ondergrond.

Dit Beleidskader Bodem is een vertaling van het landelijke en provinciale beleid naar de gemeentelijke situatie. Voor het gemeentelijk beleid heeft de gemeente in het Milieujaarprogramma van 2010 (collegevoorstel 389, d.d. 25 mei 2010) de volgende missie uitgesproken.

Alle bodem in Vianen functioneel schoon!

Naast bovenstaande missie zijn gelijktijdig de volgende ambities bepaald:

  • De gemeente Vianen richt zich op een veilig gebruik van de bodem;

  • De gemeente Vianen streeft naar een strakke coördinatie tussen de beleidsvelden Ruimtelijke Ontwikkeling en Bodem, waarbij vroegtijdige inbreng van bodemgegevens bij ruimtelijke planvorming essentieel wordt geacht;

  • Het bodembeleid van de gemeente richt zich op duurzaam gebruik van de bodem en het voorkómen van nieuwe bodemverontreiniging.

De gemeente Vianen wil door het ontwikkelen van dit beleidskader en het bijbehorende handboek de medewerkers van de gemeente Vianen en de Milieudienst een handvat bieden om de bodemtaken uit te voeren. Door het opstellen en beschikbaar stellen van het beleidskader en het handboek wordt ook aan de burger, bedrijven, milieukundig adviesbureaus en saneerders kenbaar gemaakt aan welke regels zij moeten voldoen wanneer zij in aanraking komen met grond.

Het bodembeleid is grotendeels vastgelegd in rijks- en provinciale regels. Op de onderstaande onderwerpen beschrijft dit beleidskader de invulling van de gemeente:

  • -

    Onderzoeken spoedlocaties (paragraaf 4.1.1.)

  • -

    Grondtransacties (paragraaf 4.1.3)

  • -

    Werkzaamheden met betrekking tot grond, baggerspecie en bodem (paragraaf 4.1.3)

  • -

    Uitwerken gebiedsspecifiek beleid (paragraaf 4.2.1)

Een overzicht van acties die worden uitgevoerd na vaststelling van dit beleidskader is opgenomen in bijlage 1

Hoofdstuk 1 Inleiding

Paragraaf 1.1 Waarom een Beleidskader Bodem voor Vianen?

Het door de gemeente Vianen uit te voeren bodembeleid is voor het grootste deel vastgelegd in landelijke en provinciale beleidsregels en wet- en regelgeving. In het Beleidskader Bodem Vianen vertalen wij dit landelijke en provinciale bodembeleid naar de gemeentelijke situatie. Door eerst het landelijke en vervolgens het provinciale beleid te schetsen en te vertalen naar de situatie in Vianen, wordt duidelijk welke ruimte er overblijft voor specifieke invulling door de gemeente zelf. Voor bodemsanering is de gemeentelijke beleidsruimte zeer beperkt. Voor bodembeheer (grondverzet en preventie van bodemverontreiniging) is meer beleidsruimte. In dit Beleidskader Bodem beschrijven we hoe met deze ruimte wordt omgegaan. Hierbij wordt uitgegaan van de gemeentelijke missie:

Alle bodem in Vianen functioneel schoon!

De wet- en regelgeving op het gebied van bodem is complex en vooral voor buitenstaanders niet altijd even toegankelijk. Met dit gemeentelijk Beleidskader Bodem hopen wij een duidelijke lijn te brengen in de betekenis van de landelijke en provinciale wet- en regelgeving voor de bodem in de gemeente Vianen.

Paragraaf 1.2 Doel van het Beleidskader Bodem

Het Beleidskader Bodem beschrijft in hoofdlijnen het gemeentelijke beleid (blauw kader) voor:

  • -

    sanering en beheer van de bodem en de preventie en aanpak van bodemverontreiniging;

  • -

    onderzoek en beheer van archeologie en de bescherming van archeologische waardevolle gebieden;

Tevens geeft het beleidskader een doorkijk naar het toekomstig bodembeleid (geel kader).

afbeelding binnen de regeling

Figuur 1.1 : Schematisch overzicht Bodemtaken

De uitvoering van het gemeentelijke bodembeleid is beschreven in het Handboek Bodemtaken. Hierin zijn de processen en procedures voor de gemeente Vianen opgenomen die volgen uit het landelijke, provinciale en gemeentelijke bodembeleid. Het handboek is beschikbaar via de website van de gemeente (www.vianen.nl) en de website van de Milieudienst (www.milieudienstzou.nl).

Paragraaf 1.3 Voor wie is dit Beleidskader Bodem bestemd?

Dit Beleidskader Bodem is bestemd voor iedereen die te maken krijgt met grond, grondwater, waterbodem, grondverzet of bodemverontreiniging binnen de gemeente Vianen. Dit zijn burgers, bedrijven, milieukundig adviesbureaus, saneerders, medewerkers van de gemeente Vianen en de Milieudienst Zuidoost-Utrecht.

Voornamelijk de teams Stedelijke Ontwikkeling en Projecten (SOP), Vergunning en Handhaving (V&H), Beheer Openbare Ruimte (BOR), Stadswerf van de gemeente Vianen en het team Bodem & Water van de Milieudienst Zuidoost-Utrecht maken gebruik van het Beleidskader Bodem. De gemeente Vianen heeft de uitvoering van de gemeentelijke bodemtaken hoofdzakelijk in handen gegeven van de Milieudienst Zuidoost-Utrecht (hierna genoemd de Milieudienst). Daar waar in dit document over ‘gemeentelijke taken’ wordt gesproken, wordt gedoeld op de taken zoals die door de combinatie gemeente en Milieudienst worden uitgevoerd. De basis voor deze uitvoering wordt gevormd door het Milieubijstandscontract en het Milieujaarprogramma. Voor de medewerkers van de Milieudienst is dit Beleidskader Bodem de leidraad in de uitvoering van de gemeentelijke taken voor Vianen.

De digitale versie van dit Beleidskader Bodem is beschikbaar via de website www.overheid.nl en de website van de Milieudienst (www.milieudienstzou.nl).

Paragraaf 1.4 Status van het Beleidskader Bodem

Voorliggend Beleidskader Bodem is een vertaling van het landelijke en provinciale bodembeleid naar de gemeentelijke situatie in Vianen. De betreffende wet- en regelgeving achter het landelijke en provinciale bodembeleid vormen de juridische basis.

Het asbestbeleid van de gemeente Vianen staat beschreven in het beleidsstuk ‘Asbest in beeld’

Paragraaf 1.5 Planperiode

Het Beleidskader Bodem wordt voor een periode van 5 jaar vastgesteld, waarna de uitvoering ervan geëvalueerd zal worden. Het bodembeleid is de komende jaren echter sterk aan verandering onderhevig; daarom wordt jaarlijks in het Milieujaarprogramma toegelicht of een actualisatie van het beleidskader nodig is of dat een update van het bijbehorende handboek volstaat.

Paragraaf 1.6 De totstandkoming van het Beleidskader Bodem

Het Beleidskader Bodem is voorbereid door de Milieudienst Zuidoost-Utrecht in opdracht van de gemeente Vianen. Het Beleidskader Bodem is op 6 sept. 2011 vastgesteld door de gemeenteraad.

Paragraaf 1.7 Leeswijzer

Om het Beleidskader Bodem Vianen te positioneren wordt in Hoofdstuk 2 de landelijke wet- en regelgeving en het daarop gebaseerde landelijke en provinciale bodembeleid toegelicht. Ook wordt ingegaan op al ingezette beleidsvernieuwing. Hoofdstuk 3 bevat een beschrijving van de bodemgesteldheid en gaat in op het gebruik van de bodem en de aanwezigheid van bodemverontreiniging in Vianen.In hoofdstuk 4 staat het specifieke beleid voor Vianen centraal.

Voor de herkenbaarheid sluit dit beleid aan bij de volgende thema’s uit het Stedelijk Waterplan Vianen (2008):

  • Schoon en Veilig: hoe om te gaan met aanwezige verontreiniging van grond en grondwater;

  • Bodem en Ruimte: hoe om te gaan met duurzaam ruimtelijk gebruik van de bodem.

  • Gebruik en Gedrag: hoe bodemverontreiniging te voorkomen;

Tabel 1.1 Leessleutel

Bedrijf

Burger

Gemeente Vianen

Milieudienst

RO-medewerkers

Schoon en veilig

Inventarisatie verontreinigde locaties en milieuhygiënische risico’s (blz 24)

X

Bodemtoets bij bestemmingsplannen (blz 25)

X

X

Bodemtoets bij omgevingsvergunning voor het bouwen (blz 25)

X

X

Grondtransacties (blz 26)

X

Werkzaamheden met betrekking tot grond, baggerspecie en bodem (blz 26)

X

Beheer en communicatie van bodeminformatie (blz 27)

X

Melding (vermoedelijk) geval van ernstige bodemverontreiniging (blz 27)

X

Beschikkingen van de provincie (blz 27)

X

Kadastrale registratie (blz 27)

X

Bodeminformatiesysteem (BIS) (blz 27)

X

X

X

X

X

Verstrekking bodeminformatie (blz 27)

X

X

X

Informatie op de website (blz 27)

X

X

Publicaties in lokale media (blz 27)

X

Bodem en ruimte

Regels voor het toepassen van grond, baggerspecie en bouwstoffen (blz 30)

X

X

X

Beleidskeuze generiek/gebiedsspecifiek beleid (blz 30)

X

Handhaving toepassen van grond, baggerspecie en bouwstoffen (blz 30)

X

Gemeente als initiatiefnemer van projecten (blz 30)

X

Bodemtoets bij bestemmingsplannen (blz 32)

X

Cultuurhistorie en archeologie (blz 32)

X

Bodemvisie/Visie op de ondergrond (blz 32)

X

Gebruik en gedrag

Vergunningverlening en handhaving Wet milieubeheer (blz 33)

X

Het activiteitenbesluit: ondergrondse brandstoftanks (blz 33)

X

Bodemonderzoek en saneringen op bedrijfsterreinen (blz 33)

X

Ongewone voorvallen (blz 33)

X

Melden bodemverontreiniging en zorgplicht (blz 35)

X

Ondergrondse brandstoftanks (blz 35)

X

Melden toepassen grond (blz 35)

X

Hoofdstuk 2 Wettelijk Kader

De gemeente heeft verschillende bodemtaken en -verplichtingen die voortkomen uit wettelijke regels en/of beleidskaders. Het gaat hierbij om taken en verplichtingen waarbij de gemeente op basis van de wet het bevoegd gezag is, maar ook om taken en verplichtingen die de gemeente moet uitvoeren ter ondersteuning van een hoger bevoegd gezag. Daarnaast kan de gemeente ook als private partij met deze wettelijke regels en beleidskaders te maken krijgen.

Bevoegdheden

Het Rijk hanteert het principe decentraal wat kan, centraal wat moet. Hiermee wordt bedoeld dat in principe lokaal en regionaal het beleid tot stand komt en dat het Rijk zich concentreert op de zaken die van nationaal belang zijn. Een voorbeeld van een thema dat het Rijk ziet als nationaal belang is de opslag van CO2.

De provincies kunnen vanuit bovenstaand principe regels en beleid opstellen voor thema’s die gemeentegrens overschrijdend zijn of een regionaal publiek belang dienen, zoals drinkwatervoorziening en diepe grondwateronttrekkingen. Daarbij wordt opgemerkt dat voor verschillende taken en thema’s tussen het Rijk, de provincies, de waterschappen en gemeenten gediscussieerd wordt bij wie welke bevoegdheid rust. Overigens is de provincie bevoegd voor de taken vanuit de Wet bodembescherming (Wbb). Ook met de invoering van de Wabo verandert hier niets aan.

Leeswijzer

In dit hoofdstuk worden de wettelijke regels en beleidskaders op het gebied van bodembeheer toegelicht. De wettelijke regels en beleidskaders die van toepassing zijn voor de gemeente komen voort uit Europees, nationaal en provinciaal beleid en regelgeving. In paragraaf 2.1 zijn de belangrijkste ontwikkelingen in het bodembeleid weergegeven. Paragraaf 2.2 gaat in op de belangrijkste nationale bodemwetgeving.

Paragraaf 2.1 Europees, nationaal en provinciaal bodembeleid

Europese Unie

Het bodembeleid wordt in Nederland opgesteld door het Rijk (Ministerie van VROM) en daarbij wordt rekening gehouden met relevante Europese regelgeving. Bodembeleid is op Europees niveau geformuleerd in bestaande wetten en richtlijnen, zoals de richtlijn over het storten van afvalstoffen, wetgeving over het lozen van stoffen en het Verdrag van Valletta (Malta). Daarnaast komt het thema bodem voor in de richtlijn Milieuaansprakelijkheid. Deze richtlijnen zijn geïmplementeerd in de Nederlandse wetgeving. Het onderdeel over bodem in de richtlijn Milieuaansprakelijkheid zal worden gewijzigd als de nieuwe Kaderrichtlijn Bodem (KRB) wordt aangenomen. De KRB is met name gericht op bescherming van de bodem en bodemfuncties. De KRB gaat verder dan alleen het opstellen van richtlijnen voor de bescherming van de milieuhygiënische kwaliteit. Thema’s zoals erosie en biodiversiteit worden tevens behandeld. Vooralsnog is het echter niet gelukt om een voor alle lidstaten aanvaardbare tekst te komen. Het is momenteel niet duidelijk of, en wanneer, de KRB weer op de Europese agenda wordt gezet. Ook de Kaderrichtlijn Water (KRW) uit 2000, die gericht is op de bescherming van het watersysteem (grondwater, oppervlaktewater en kustwater), heeft zijn doorwerking in het Nederlandse bodembeleid. Grondwater maakt immers deel uit van de bodem en de bodem kan fungeren als transportmiddel van verontreiniging naar het watersysteem.

Decentrale overheden zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van het bodembeleid en daarnaast zijn zij het eerste aanspreekpunt als er sprake is van bodemverontreiniging. Hoewel bodembeleid tot nu toe voornamelijk een nationale aangelegenheid is, zal elke verandering op Europees niveau – na implementatie in Nederlandse wetgeving – invloed hebben op de werkwijze van decentrale overheden.

Nederland

Het nationale bodembeleid is sinds de start aan het begin van de jaren ’80 van de twintigste eeuw door voortschrijdend inzicht steeds in ontwikkeling. Was het uitgangspunt destijds dat alle bodemverontreiniging in Nederland volledig moest worden verwijderd, in de loop van de tijd werd duidelijk dat dit doel economisch en technisch onhaalbaar is. De doelstelling van het nationale bodembeleid is in de loop van de jaren bijgesteld van saneren naar beheren:

  • preventie door middel van voorschriften in de vergunningverlening;

  • nieuw ontstane verontreiniging (na 1987) moet worden verwijderd (zorgplichtbepaling);

  • bestaande verontreiniging die risico’s oplevert voor mens, plant en dier of verspreiding moet worden gesaneerd tot een concentratieniveau waarbij deze risico’s niet meer aanwezig zijn (functiegericht saneren).

Hiermee wordt voldaan aan het algemene uitgangspunt in het Nederlandse milieubeleid, namelijk dat de milieukwaliteit als gevolg van menselijk handelen niet mag verslechteren (stand-still beginsel).

Inhoudelijke verbreding: van bodem naar ondergrond

Naast het stand-still beginsel wordt sinds de publicatie van de Beleidsbrief Bodem van 2003 ingezet op een verbreding van het thema bodem. Behalve de chemische kwaliteit wordt ook gekeken naar de fysische en biologische eigenschappen van de bodem en naar aspecten als archeologie, aardkundige waarden, verdroging, energieopslag in de bodem etc.

Ook wordt steeds meer aansluiting gezocht met het beleidsveld van Ruimtelijke Ordening en duurzaam gebruik van de ondergrond. Dit uit zich onder meer in de verdere decentralisatie van taken en bevoegdheden: gemeenten hebben meer mogelijkheden om lokaal (gebiedsgericht) bodembeleid te ontwikkelen (zoals vastgelegd in het Besluit bodemkwaliteit).

Duurzaam bodemgebruik (ofwel Bewust bodemgebruik) betekent dat op een zorgvuldige manier wordt omgegaan met ingrepen in en het gebruik van de ondergrond. Vanuit de gedachte van duurzaam bodemgebruik wordt de relatie en inbreng bij de ruimtelijke ordening steeds belangrijker. Daarom is de lagenbenadering ontwikkeld.

Lagenbenadering

De lagenbenadering is een methode om een analyse te maken van de ruimtelijke structuren in een gebied en zijn omgeving. Met de lagenbenadering kan antwoord worden gegeven op vragen als:

  • wat is er mogelijk in dit gebied?

  • met welke context moet ik rekening houden?

  • welke kansen en belemmeringen zijn er?

De bodem vormt samen met het biotisch systeem en het watersysteem de ondergrond. Dit is de eerste laag in de lagenbenadering. De tweede laag wordt gevormd door de netwerken, zoals de verkeers- en de groenstructuur. De derde laag is de occupatielaag en bestaat uit onder andere de gebouwen. De kwaliteiten van de ondergrond bepalen mede hoe de netwerklaag en occupatielaag zich ontwikkelen. Door de uitsplitsing in drie lagen geeft de lagenbenadering een eerste beeld van de geschiktheid van een bepaalde locatie en eventueel optredende conflicten (tussen bijvoorbeeld de wegenstructuur en groenstructuur).

Convenant bodemontwikkelingsbeleid en aanpak spoedlocaties

Op 10 juli 2009 is het Convenant bodemontwikkelingsbeleid en aanpak spoedlocaties ondertekend door het Rijk (VROM, LNV en VenW), provincies (IPO), gemeenten (VNG) en de waterschappen (UvW). Het convenant volgt uit de met de Beleidsbrief Bodem ingezette beleidsvernieuwing (inhoudelijke verbreding: van bodem naar ondergrond). Het convenant heeft de volgende uitgangspunten:

  • verdere decentralisatie van verantwoordelijkheden en uitvoering;

  • sturing via beleidsafspraken die worden vastgelegd in bestuurlijke overeenkomsten;

  • verduurzaming van het bodembeleid door grotere samenhang met de beleidsvelden voor energie, water en de ondergrond;

  • verdere integratie van het bodembeleid in een gebiedsgerichte benadering mede in het kader van het ruimtelijke ordeningsbeleid;

  • het onder milieuhygiënische randvoorwaarden accommoderen van het toenemend gebruik van de bodem.

Het hoofddoel van het convenant is om een transitie te bewerkstelligen naar een bodemontwikkelingsbeleid. Dit betekent dat het bodembeleid in 2015 dusdanig is verbreed dat het beleid met betrekking tot de ondergrond, het gebiedsgerichte grondwaterbeheer en bodemsanering is geïntegreerd.

·Ondergrond

Het Rijk heeft in dit kader een visie op duurzaam gebruik van de ondergrond opgesteld. Tevens stimuleert het Rijk gemeenten en provincies de lagenbenadering gebruiken bij het opstellen actualiseren van ruimtelijke visies, streekplannen, structuurplannen en bestemmingsplannen. Ter ondersteuning ontwikkelt VROM enkele handreikingen zoals ‘Plannen met de ondergrond’ en ‘3-D bestemmingsplan’. De handreiking ‘Plannen met de ondergrond’ is opgenomen in de website www.ruimtexmilieu.nl.

·Gebiedsgericht grondwaterbeheer

Gebiedsgericht grondwaterbeheer is een beleidskader waarin het integraal en duurzaam inrichten van het beheer van het grondwater binnen een begrensd gebied wordt uitgevoerd. En wel zodanig dat activiteiten met grondwater en ingrepen op het grondwater gekoppeld aan milieudoelstellingen, (herstel)natuur en de ruimtelijke en economische ontwikkelingen, geïntegreerd en systeemgericht worden uitgevoerd voor de lange termijn.

·Bodemsanering.

Een belangrijke afspraak uit het bodemconvenant is dat de bevoegde overheden de humane spoedlocaties in 2015 hebben gesaneerd dan wel tenminste de risico's hebben beheerst. Uiterlijk 31-12-2010 moet daarvan een overzicht klaar zijn. Het overzicht met de spoedlocaties waar sprake is van overige risico's moet er uiterlijk 31-12-2015 zijn.

[1] Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer

[2] Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

[3] Ministerie van Verkeer en Waterstaat

[4] Interprovinciaal Overleg, koepelorganisatie van de 12 provincies

[5] Vereniging van Nederlandse Gemeenten

[6] Unie van Waterschappen

Provincie Utrecht

De provincie Utrecht heeft naar aanleiding van het landelijke Convenant bodemontwikkelingsbeleid en aanpak spoedlocaties (10 juli 2009) het provinciale uitvoeringsprogramma convenant opgesteld. Het Provinciaal Uitvoeringsprogramma Convenant Bodem Utrecht 2010 t/m 2014 is in maart 2010 vastgesteld. In dit provinciale uitvoeringsprogramma beschrijft de provincie de provinciale invulling ten aanzien van:

  • ·

    De afronding van de bodemsaneringsoperatie. De provincie voert als budgethouder Wet bodembescherming (Wbb) hierover de regie. De komende jaren worden de bodemverontreinigingen die een ontoelaatbaar risico vormen voor mens en milieu (de zogenaamde spoedlocaties) onderzocht. Bovendien worden noodzakelijke maatregelen getroffen of voorbereid om deze risico’s weg te nemen dan wel te beheersen. De gemeenten zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van het bodemsaneringsprogramma in het stedelijk gebied.

  • ·

    De integrale gebiedsgerichte benadering van het grondwater. In een aantal gebieden binnen de provincie zal de provincie Europese, nationale en provinciale doelstellingen omzetten naar een gebiedsaanpak. De provincie is bevoegd om beleid en regels op te stellen in grondwaterbeschermingsgebieden.

  • ·

    De provinciale uitwerking van de strategische visie op bodem en ondergrond door het opstellen van gebiedsagenda’s, samen met partners in de verschillende regio’s van de provincie. In 2009 heeft de provincie een strategische visie op de bodem (een provinciale Bodemvisie) opgesteld, waarbij de drie pijlers van het provinciale bodembeleid (bodembeheer, bodembescherming en bodemsanering) worden uitgewerkt in relatie tot de kwaliteit en de gewenste functie van de bodem. Het doel van de Bodemvisie is het bevorderen van een duurzaam bodemgebruik dat is gebaseerd op evenwicht tussen het beschermen en benutten van de eigenschappen en kwaliteiten van de bodem.

De provincie formuleert in de Bodemvisie haar ambities voor de volgende thema’s:

  • o

    bodem en ontwikkeling van de ruimte;

  • o

    bestaand bodemgebruik aansluiten bij eigenschappen en kwaliteitseisen van het bodem- en watersysteem;

  • o

    bodem in balans in het veenweidegebied;

  • o

    energie uit de bodem.

De tijdshorizon van de Bodemvisie is gesteld op het jaar 2040.

Nota Uitvoeringsbeleid Bodem 2009

De provinciale invulling van het bodemsaneringsbeleid (onderzoek en saneren) staat beschreven in de Nota Uitvoeringsbeleid Bodem 2009. Het provinciaal beleid is gericht op het bereiken en gebruiken van een bodem die geen risico’s oplevert voor mens, plant en dier en een bodem- en grondwaterkwaliteit die geschikt is voor het realiseren van de maatschappelijke en ruimtelijke opgaven.

Onderstaande punten zijn provinciaal beleid:

  • De provincie eist voor het verkrijgen van een beschikking op een saneringsplan een stapsgewijze risicobeoordeling op basis van het zogenaamde Saneringscriterium (berekend met het programma Sanscrit).

  • De provincie stelt nadere eisen aan het toepassen van een leeflaag op immobiele verontreinigingen.

  • Hergebruik van ernstig verontreinigde grond als bodem is niet tegenstaan, behalve als het gaat om het verplaatsen van deze grond binnen één geval van bodemverontreiniging.

  • De provincie wil voorkomen dat verontreinigingen zich naar en via het grondwater verspreiden. Hiervoor heeft de provincie aanvullende beleidsregels geformuleerd.

  • In geval van een stabiele eindsituatie worden expliciet de te bereiken eind concentraties van de restverontreinigingen benoemd.

  • Onder bepaalde voorwaarden hoeft geen beschikking te worden aangevraagd indien het terugvalscenario tijdens een sanering in werking treedt.

  • Het bepalen van saneringsdoelstelling voor bestaande grondwaterverontreinigingen in beschermingsgebieden is maatwerk. In het algemeen worden strengere doelstellingen geëist.

  • De geldigheidsduur van bodemonderzoekrapportages die deel uitmaken van een beschikt saneringsplan is beperkt wanneer het mobiele stoffen betreft.

  • De provincie hanteert in principe de door de gemeenteraad op grond van het Besluit bodemkwaliteit vastgelegde Lokale Maximale Waarden voor de toepassing van grond en bagger als terugsaneerwaarden bij saneringen. Als een gemeente geen lokale maximale waarden heeft vastgesteld dan gelden de generieke waarden.

  • Betreffende het toepassen van verontreinigde grond en bagger in waterwingebieden en – kwetsbare en zeer kwetsbare - grondwaterbeschermingsgebieden worden aanvullende provinciale regels vastgelegd in de provinciale milieu verordening (PMV).

  • De provincie Utrecht heeft op basis van de VROM-handreiking de beleidsnotitie ‘Mobiel reinigen van asbest in de provincie Utrecht’ opgesteld welke als toetsingskader wordt gebruikt bij het afgeven van vergunningen voor het reinigen van asbesthoudend materiaal.

Het Nederlands bodembeleid heeft zich ontwikkeld van een beleid dat zich richt op het saneren van de bodem tot een beleid dat zich richt op het beheren van de ondergrond.

Paragraaf 2.2 Nationale wetgeving

Deze paragraaf beschrijft de belangrijkste nationale wetgeving voor bodem en grondwater. De verschillende wetten en algemene maatregelen van bestuur (AmvB) zijn onderverdeeld in de thema’s Saneren, Beheren en Preventie.

Sub-paragraaf 2.2.1 Saneren

Wet bodembescherming

De Wet bodembescherming (Wbb) bevat vrijwel de gehele regelgeving met betrekking tot bodemverontreiniging. De regelgeving over waterbodemverontreiniging is per 22 december 2009 in de Waterwet ondergebracht.

De Wbb maakt onderscheid in ‘bestaande’ en ‘nieuwe’ gevallen van bodemverontreiniging. De scheidslijn tussen bestaande en nieuwe verontreiniging ligt op de datum van inwerkingtreding van de Wbb op 1 januari 1987:

  • Het laten ontstaan van nieuwe verontreiniging is niet toegestaan. Volgens het zorgplichtartikel van de Wbb (artikel 13) moet de veroorzaker alle nieuwe verontreiniging zo spoedig mogelijk verwijderen.

  • Voor bestaande gevallen van bodemverontreiniging geldt dat in ieder geval sanerende maatregelen moeten worden getroffen om onaanvaardbare milieuhygiënische risico’s weg te nemen. Hierbij wordt gedoeld op het risico van verspreiding via het grondwater en de risico’s voor de volksgezondheid en de ecologie. In het geval van onaanvaardbare milieuhygiënische risico’s is een spoedeisende sanering vereist. Deze moet uiterlijk binnen 4 jaar zijn gestart. Voor gevallen van bestaande bodemverontreiniging waar geen sprake is van onaanvaardbare milieuhygiënische risico’s wordt geen uiterlijk saneringstijdstip vastgesteld.

Tabel 2.1 geeft in het kort weer in welke gevallen de sanering van een verontreiniging verplicht is.

Tabel 2.1 Saneringsplicht

Nieuwe/ bestaande verontreiniging

Milieuhygiënische risico’s

Saneringsplicht

Wijze van saneren

Nieuw

Niet van toepassing

Ja, direct

Volledig verwijderen van de verontreiniging

Bestaand

Uit risico-evaluatie blijken geen onaanvaardbare risico’s aanwezig

Nee

Ondanks dat er geen verplichting tot saneren bestaat, dient bij het voornemen tot saneren de insteek: minimaal functiegericht1 te zijn.

Uit risico-evaluatie blijken wel onaanvaardbare risico’s aanwezig

Ja, binnen 4 jaar (spoedeisende sanering)

Minimaal functiegericht1

1.De verontreiniging hoeft niet volledig te worden verwijderd. De sanerende maatregelen mogen sober worden uitgevoerd (bijvoorbeeld het afdekken van verontreiniging), zolang er geen sprake is van milieuhygiënische risico’s voor de functie van het te saneren terrein.

Het bevoegde gezag toetst de wijze van saneren aan de regels van de Wbb en is verantwoordelijk voor de handhaving van deze regels. Afhankelijk van de ernst van de verontreiniging, en of de verontreiniging in een inrichting in het kader van de Wet milieubeheer is gelegen, is de provincie of de gemeente het bevoegde gezag Wbb. In tabel 2.2 is weergegeven wie het bevoegde gezag is voor welke situatie.

Voor bestaande gevallen van ernstige bodemverontreiniging geldt dat de sanering moet worden uitgevoerd volgens de regels van de Wbb. Voorafgaand aan de sanering moet het Saneringsplan ter goedkeuring aan het bevoegde gezag worden voorgelegd. Hierbij is de inspraakprocedure volgens de Algemene Wet Bestuursrecht van toepassing.

Voor kleinschalige saneringen kan gebruik worden gemaakt van het Besluit Uniforme Saneringen (BUS). Het BUS is een landelijke uniforme regeling voor eenvoudige, gelijksoortige saneringen die in korte tijd afgerond kunnen worden. Voor de saneerder betekent BUS een vereenvoudiging en kortere termijnen voor de procedures. BUS vergt minder onderzoekskosten en verlangt geen saneringsplan. Een melding via een standaard meldingsformulier volstaat. Vijf weken na de melding kan worden gestart met saneren. Het bevoegd gezag voor een BUS-sanering is het bevoegd gezag Wbb. Wel is de saneerder verplicht na afloop een evaluatierapport in te dienen, waarop het bevoegd gezag een beschikking neemt.

Tabel 2.2. Overzicht bevoegd gezag Wbb

Omschrijving

Gemeente

Provincie1

Nieuwe gevallen van bodemverontreiniging

binnen inrichting

-gemeentelijke Wm-vergunning

-provinciale Wm-vergunning

buiten inrichting2

-binnen een bodem- of grondwaterbeschermingsgebied

-niet in een beschermingsgebied

X

X

X

X

X

Ongewoon voorval3

binnen inrichting

-gemeentelijke Wm-vergunning

-provinciale Wm-vergunning

buiten inrichting4

X

X

X

X

Bestaande gevallen van bodemverontreiniging5

-ernstig

-niet-ernstig

- omvang van minder dan 50 m3 verontreinigde grond en/of 100 m3verontreinigd grondwater

- omvang van meer dan 50 m3 verontreinigde grond en/of 100 m3 verontreinigd grondwater

X

X

X

  • 1.

    Hier moet worden gelezen provincie of rechtstreekse gemeente. Deze voornamelijk grotere gemeenten hebben dezelfde bevoegdheden in het kader van de Wet bodembescherming als de provincies. Vianen is een niet-rechtstreekse gemeente.

  • 2.

    De gemeente is het eerste aanspreekpunt bij de aanpak van nieuwe bodemverontreiniging buiten inrichtingen. De gemeente neemt hierbij de formele besluiten aangaande instemming met de voorgenomen sanering van deze gevallen . Hierbij is wel afstemming vereist met de provincie. De provincie kan aanvullende eisen stellen. Bij een nieuw geval van bodemverontreiniging in een beschermingsgebied is het de bedoeling dat gemeente en provincie gezamenlijk tot een oplossing komen.

  • 3.

    Met het begrip ongewoon voorval wordt bedoeld elke gebeurtenis die afwijkt van de normale bedrijfsactiviteit. Daaronder vallen zowel ongelukken en calamiteiten (zoals bijvoorbeeld brand, leidingbreuken, een lekkende vrachtwagen of gedumpte vaten) als het falen van voorzieningen.

  • 4.

    Bij ongewone voorvallen buiten inrichtingen kan in onderling overleg zowel de provincie als de gemeente optreden als bevoegd gezag.

  • 5.

    Binnen de bestaande bodemverontreinigingen wordt onderscheid gemaakt in ernstige en niet-ernstige gevallen van bodemverontreiniging. Er is sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging bij meer dan 25 m3 grond en/of 100 m3 grondwater met een verontreinigende stof in een gemiddelde concentratie boven de Interventiewaarde.

Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen bij onroerende zaken (Wkpb)

Sinds 1 juli 2007 valt de registratie van bodemverontreiniging onder de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen bij onroerende zaken (Wkpb). Deze wet is opgesteld om ervoor te zorgen dat het eenvoudiger wordt voor particulieren en andere partijen om volledige informatie te krijgen over de rechtstoestand en de beperkingen die op een bepaald perceel rusten. Informatie over de ingeschreven beperkingenbesluiten kunnen worden verkregen bij de gemeente, bij één van de kadasterkantoren in Nederland of on-line via www.kadaster.nl. De registratie met betrekking tot de Wet Bodembescherming wordt verzorgd door het bevoegd gezag Wbb (provincie Utrecht) en betreft:

  • melding voornemen uniforme sanering (art. 28 en 39b);

  • beschikking betreffende ernst verontreiniging en spoedeisendheid (voorheen urgentie) sanering (art. 29 en 37);

  • bevel (art. 30, 43 en 49);

  • instemming met verslag uniforme sanering (art. 39b);

  • instemming met nazorgplan (art. 39d).

Sub-paragraaf 2.2.2 Beheren

Besluit bodemkwaliteit

Het Besluit bodemkwaliteit (hierna: het Besluit) is op 1 juli 2008 van kracht geworden en vervangt het Bouwstoffenbesluit. Het Besluit streeft naar een duurzaam beheer van de bestaande bodem. Duurzaam beheer van de bodem is een balans tussen het beschermen van de bodem (risico’s voor de mens en milieu voorkomen) en het gebruiken van de bodem (maatschappelijke ontwikkelingen bevorderen).

Het Besluit heeft drie onderdelen:

  • 1.

    Kwalibo: de kwaliteitsborging van het bodembeheer;

  • 2.

    Bouwstoffen: de regels over het toepassen en melden van toepassingen van bouwstoffen;

  • 3.

    Grond en baggerspecie: de regels over het toepassen en melden van toepassingen van grond en baggerspecie.

Ad 1. Kwalibo

Bodemonderzoek voor het verkrijgen van een beschikking (bijvoorbeeld een bouwvergunning) of om te voldoen aan een wettelijk voorschrift (bijvoorbeeld het doen van een melding in het kader van het Besluit bodemkwaliteit), moet voldoen aan “Kwalibo”. De gemeente controleert of het bodemonderzoek inderdaad voldoet aan deze eisen.

Ad 2. en 3. Bouwstoffen, grond en baggerspecie

De onderdelen bouwstoffen, grond en baggerspecie vervangen het voormalige Bouwstoffenbesluit en de Ministeriële Vrijstellingsregeling Grondverzet (MVG). In het Besluit staat beschreven:

  • wanneer het toepassen van grond, baggerspecie en bouwstoffen in of op de bodem dient te worden gemeld. De gemeente is bevoegd gezag voor het toepassen van bouwstoffen en van grond en baggerspecie op of in de bodem binnen het eigen beheergebied;

  • welke kwaliteit de grond, baggerspecie of bouwstof dient te hebben.

Voor het onderdeel grond en baggerspecie is een nieuw toetsingskader ontwikkeld. De kwaliteit van de toe te passen grond en baggerspecie dient minimaal te passen bij de functie van het gebied. Het Besluit kent drie functies: wonen, industrie en overig (landbouw en natuur). Grond met bijvoorbeeld de kwaliteit ‘industrie’ mag niet worden toegepast in een gebied met de functie ‘wonen’. Om te bepalen welke functie een gebied heeft, dient een gemeente een kaart te maken waarop de functie van een gebied is aangegeven. Een dergelijke kaart heet een bodemfunctieklassenkaart. In 2008 is een bodemfunctieklassenkaart opgesteld voor de gemeente Vianen (zie ook paragraaf 4.2.1). Deze kaart kan worden geraadpleegd via de website van de Milieudienst (www.milieudienstzou.nl).

Een gemeente heeft ook de mogelijkheid om, binnen bepaalde voorwaarden, af te wijken van de landelijke regels ten aanzien van het toepassen van grond en baggerspecie. Indien een gemeente hier gebruik van wil maken, dient zij een geldende bodemkwaliteitskaart (zie ook paragraaf 3.5) te hebben en dient zij dit vast te leggen in een Uitvoeringsnota Bodembeheer (zie ook paragraaf 4.2.1). Naar verwachting wordt de Uitvoeringsnota bodembeheer voor de gemeente Vianen in de loop van 2011 opgesteld.

In tabel 2.3 is een overzicht opgenomen van de gemeentelijke taken in het kader van het Besluit bodemkwaliteit

Tabel 2.3 Overzicht taken Besluit bodemkwaliteit

Taken

Gemeente

Uitvoeren Kwalibo-toets

X

Controleren meldingen (bouwstoffen, grond en baggerspecie)

X

Handhaving Besluit Bodemkwaliteit

X

Opstellen van een Bodemfunctieklassenkaart

X

Optie: maken van een bodemkwaliteitskaart

X

Optie: opstellen van een Nota Bodembeheer

X

Van het Bouwstoffenbesluit naar het Besluit bodemkwaliteit

Sinds 1 juli 2008 is het Besluit bodemkwaliteit volledig van kracht. Voor natte toepassingen was het Besluit al per 1 januari 2008 van kracht. Dit besluit vervangt het Bouwstoffenbesluit en de Ministeriële Vrijstellingsregeling Grondverzet (MVG). In het besluit zijn de regels opgenomen voor het gebruik van grond, baggerspecie en bouwstoffen.

In sommige gevallen kan nog gewerkt worden volgens het oude Bouwstoffenbesluit (maximaal 3 jaar). Er wordt dan gebruik gemaakt van het zogenaamde overgangsrecht. Het overgangsrecht stelt onder andere dat projecten die gestart zijn vóór 1 juli 2008 kunnen worden uitgevoerd volgens het oude Bouwstoffenbesluit. Ook mogen bepaalde kwaliteitsbewijzen voorlopig nog worden gebruikt.

Daarnaast mogen gemeenten met een bodemkwaliteitskaart (vastgesteld vóór 1 juli 2008) nog maximaal 5 jaar gebruik maken van de Ministeriële Vrijstellingsregeling grondverzet (MVG), mits het College van B&W dit heeft vastgesteld. Het toepassen van grond volgens deze MVG heet Actief bodembeheer. De bodemkwaliteitskaart van de gemeente Vianen is vastgesteld in 2005 (zie ook paragraaf 3.5 en 4.2.1). Dit betekent dat de bodemkwaliteitskaart kan worden gebruikt tot 1 juli 2013.

Woningwet

Volgens de Woningwet mag een bouwvergunning alleen worden verleend als de bodemkwaliteit van de locatie geschikt is voor het beoogde doel en is het verboden te bouwen op verontreinigde grond. Om deze bepaling te kunnen handhaven, is in het Besluit indieningvereisten aanvraag bouwvergunning een verplichting opgenomen om bij de aanvraag voor een reguliere bouwvergunning een bodemonderzoek te overleggen. Indien uit het bodemonderzoek blijkt dat sprake is van een bepaalde mate van bodemverontreiniging, kan samenloop ontstaan tussen de Woningwet en de Wet bodembescherming.

Tot de verplichting van een bodemonderzoek kan in een aantal gevallen vrijstelling worden verleend. De mogelijkheden tot vrijstelling zijn vastgelegd in de Gemeentelijke bouwverordening. In het Handboek Bodemtaken is een stroomschema opgenomen waarin is aangegeven voor welk type bouwaanvraag welk type (bodem)onderzoek overgelegd moet worden.

Wet ruimtelijke ordening (Wro)

Volgens de Wet ruimtelijke ordening moet voor alle grond in Nederland een bestemmingsplan gelden. Gemeenten zijn verplicht om voor hun gehele grondgebied bestemmingsplannen vast te stellen. Een bestemmingsplan wordt vastgesteld door de gemeenteraad. In het bestemmingsplan is een bestemming aangewezen voor het gebruik van de grond, zoals regels over het gebruik van de grond en hetgeen daarop is gebouwd. Bouwvergunningen moeten bijvoorbeeld ook worden getoetst aan een bestemmingsplan. In het Besluit ruimtelijke ordening zijn een aantal inhoudelijke vereisten voor bestemmingsplannen opgenomen. Een voorbeeld is het moment dat ontwikkeling of herziening van een bestemmingsplan aan de orde is: hier moet rekening worden gehouden met de bodemkwaliteit ter plaatse van het plangebied. De bodemkwaliteit kan van invloed zijn op de beoogde functie of de financiële haalbaarheid van het bestemmingsplan.

Wet op de archeologische monumentenzorg (WAMZ)

Met de ondertekening van het Verdrag van Valletta (Malta) in 1992 is de beleidsmatige zorg voor het archeologisch bodemarchief aanzienlijk toegenomen. In het verdrag staat: Archeologische waarden dienen als onvervangbaar onderdeel van het culturele erfgoed te worden meegenomen en te worden ontzien bij de ontwikkeling en besluitvorming van ruimtelijke plannen (artikel 1). Mocht bescherming onvoldoende mogelijk zijn dan dient, volgens dit verdrag, de informatie te worden onttrokken aan de bodem via archeologisch onderzoek, dat wil zeggen een opgraving (artikel 5). Uitgangspunt hierbij is dat de initiatiefnemer van de verstoring van het bodemarchief de kosten van het onderzoek dient te dragen (artikel 6). De belangrijkste uitgangspunten van het verdrag worden nader geregeld met de herziening van de monumentenwet. Deze Wet op de archeologische monumentenzorg (WAMZ) waarin het verdrag is uitgewerkt, is op 19 december 2006 door de Eerste Kamer aangenomen, nadat de Tweede Kamer op 4 april 2006 hier haar goedkeuring aan heeft gegeven. In het kader van de WAMZ draagt het Rijk de zorg voor de ‘wettelijk beschermde archeologische monumenten’ en liggen de overige archeologische taken en verplichtingen bij de provincies, maar vooral bij de gemeenten.

De belangrijkste verplichting ingevolge de Wet op de archeologische monumentenzorg (WAMZ) is dat de gemeenteraad bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening moet houden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten monumenten (artikel 38a, van de Monumentenwet 1998). Ook bij het voeren van ontheffingsprocedures dient het archeologisch belang expliciet te worden meegewogen (artikel 41). Het impliceert de plicht om kennis te vergaren over het bodemarchief ter plaatse. Het vervaardigen van een archeologische beleidskaart is in dit verband een nuttig hulpmiddel. De gemeente Vianen heeft in 2007 een archeologische beleids- en verwachtingenkaart laten opstellen (zie ook paragraaf 4.2.2).

Wel behoort het tot de beleidsvrijheid van de gemeenteraad om te bepalen waar welke bestemming moet worden toegekend. De gemeenteraad kan andere belangen laten prevaleren boven het belang van behoud van archeologische waarden in situ (op de plaats zelf). Dit kan door te differentiëren in de toekenning van het archeologisch belang aan terreinen en de bijbehorende voorschriften waarin de verplichtingen zijn opgenomen. Door in het bestemmingsplan de verplichtingen juridisch te verankeren wordt de rekening hiervoor bij de aanvrager gelegd.

Sub-paragraaf 2.2.3 Preventie

Wet milieubeheer

Bedrijfsactiviteiten kunnen een bedreiging vormen voor de kwaliteit van de bodem. De gemeente verleent aan bedrijven milieuvergunningen, waarbij de zorg voor de bodemkwaliteit een onderdeel is van de vergunning Wet milieubeheer (Wm). In de milieuvergunning kunnen voorschriften over bodembeschermende maatregelen worden opgenomen. Voor bedrijven die onder een algemene maatregel van bestuur (AMvB) vallen, zijn in de AMvB voorschriften met betrekking tot bodembescherming opgenomen. Naast bodembeschermende voorschriften kunnen ook onderzoeks- en/of saneringsverplichtingen worden voorgeschreven.

afbeelding binnen de regeling

Figuur 2.2 : Opslag vaten op een lekbak (Bron:Milieudienst Zuidoost-Utrecht).

Uitgangspunt van zowel de Wet bodembescherming (Wbb) als de Wet milieubeheer (Wm) is dat een bedrijf verplicht is eventuele bodemverontreiniging veroorzaakt door de bedrijfsactiviteit(en) op te ruimen. Voor potentieel bodembedreigende bedrijfsactiviteiten geldt daarom een onderzoeksplicht naar de bodemkwaliteit aan het begin (nulsituatie) en het einde (eindsituatie) van de uitvoering van deze activiteiten. Uit de resultaten van beide onderzoeken moet blijken of verslechtering van de bodemkwaliteit is opgetreden als gevolg van de bedrijfsactiviteit(en). In sommige gevallen, bijvoorbeeld bij bedrijfsactiviteiten waarvoor grondwater wordt onttrokken, of voor bedrijfslocaties binnen een grondwaterbeschermingsgebied, kan ook een tussentijds bodemonderzoek worden voorgeschreven.

Sub-paragraaf 2.2.4 Wabo: wet algemene bepalingen omgevingsrecht

Op 1 oktober 2010 is de Wabo van kracht geworden. De Wabo regelt de omgevingsvergunning. De omgevingsvergunning is een geïntegreerde vergunning voor bouwen, wonen, monumenten, ruimte, natuur en milieu. De Wabo regelt de procedures voor onder andere Wm-verguningen en bouwvergunningen.

[7]In sommige gevallen is de provincie het bevoegde gezag Wm en verleent de provincie dus de vergunning.

Paragraaf 2.3 Provinciale milieuverordening (PMV)

Op 1 maart 1993 is de Wet milieubeheer in werking getreden. De Wet milieubeheer vormt de basis voor provinciale milieuverordeningen, artikel 2.1 van deze wet bevat de verplichting een verordening ter bescherming van het milieu vast te stellen. Elke provincie heeft een provinciale milieuverordening.

De Provinciale milieuverordening Utrecht is een verzameling van provinciale regels om het milieu in Utrecht te beschermen. Belangrijke onderdelen van die milieuverordening zijn de paragrafen over inspraak, afvalstoffen, bodemsanering en milieubeschermingsgebieden.

De milieubeschermingsgebieden zijn de grondwaterwaterbeschermingsgebieden en de stilte-gebieden. Voor dit beleidskader zijn enkel de grondwaterbeschermingsgebieden van belang.

De begrenzing van de grondwaterbeschermingszones is vastgelegd in de Provinciale Milieu Verordening (PMV) van de provincie Utrecht. Binnen deze zones gelden aanvullende regels ter bescherming van het drinkwater. Voor de gemeente Vianen zijn alleen de regels voor waterwingebieden en boringsvrije zones van toepassing (zie ook paragraaf 3.3):

  • de strengste regelgeving is van toepassing binnen het waterwingebied. Hier zijn alleen activiteiten en ontwikkelingen zonder enig risico voor de grondwaterkwaliteit toegestaan;

  • de regels binnen boringsvrije zones zijn bedoeld om te voorkomen dat de werking van afdichtende kleilagen wordt aangetast.

afbeelding binnen de regeling

Figuu 2.2 : Ligging 50-jaarszones winningen Vianen, Lexmond en

Tull en ’t Waal (Bron: website provincie Utrecht).

50-jaarszone

Om de drinkwatervoorraad te beschermen tegen schade als gevolg van de toepassing van bodemenergie zijn aanvullende regels opgesteld en is een nieuwe beschermingszone ingericht, de 50-jaarszone. Een groot deel van de kern van Vianen valt binnen de 50-jaarszone. Koude-Warmte Opslag (KWO) is niet toegestaan binnen de 50-jaarszones.

Voor bodemwarmtewisselaars (gesloten KWO) geldt in Vianen alleen een verbod binnen de kwetsbare delen van de boringsvrije zones.

Naast de regels uit de PMV en de 50-jaarszones geldt voor alle grondwaterbeschermingszones in Vianen een bijzondere zorgplicht. Deze zorgplicht verbiedt alle activiteiten die mogelijk schade kunnen toebrengen aan het milieubeschermingsgebied.

In 2010 is gestart met de herziening van de PMV. Naar verwachting komt de nieuwe PMV in 2011 beschikbaar.

Hoofdstuk 3 Hoe ziet de bodem en het bodemgebruik van Vianen eruit?

Paragraaf 3.1 Bodemopbouw

De ondiepe bodemopbouw in de gemeente Vianen wordt bepaald door de afzettingen van de rivier de Lek. De rivier stroomt langs de noordzijde van de gemeente. Hier is veel zand, zavel en lichte klei afgezet in de vorm van hoger gelegen oeverwallen (de kleuren geel en lichtgroen in figuur 3.1). Meer naar het midden en zuiden van de gemeente bevinden zich de komgronden die voornamelijk bestaan uit zwaardere klei en veen (de kleuren donkergroen en paars in figuur 3.1).

Bodemdaling is een bekend probleem in veengebieden. Dit wordt door verschillende processen veroorzaakt. De belangrijkste bijdrage (60-65%) wordt geleverd door oxidatie van organisch materiaal. De provincie Utrecht heeft in 2008 een bodemkaart van de veengebieden binnen de provincie laten opstellen. Hieruit blijkt dat de komgronden in het midden en het zuiden van de gemeente matig kwetsbaar tot kwetsbaar zijn voor oxidatie van organische stof bij bewerking van de bodem.

afbeelding binnen de regeling

Figuur 3.1 : Fysisch geografische kaart Vianen (Bron: website provincie Utrecht).

Paragraaf 3.2 Geohydrologie

Op het grootste deel van het oppervlak van de gemeente Vianen is een deklaag aanwezig van 6 à 10 meter dikte. De deklaag bestaat uit slecht doorlatende klei en veen. Plaatselijk wordt de deklaag doorsneden door oude rivierlopen die zijn opgevuld met fijn zandige afzettingen. Onder deze deklaag bevindt zich tot op een diepte van ongeveer 60 meter diepte het 1e Watervoerende Pakket. De goed doorlatende matig tot uiterst grove zandlagen betreffen glaciale (ijstijd) afzettingen. Het 1e Watervoerende Pakket wordt aan de onderzijde afgesloten door een Scheidende Laag van klei en leem met een dikte van ongeveer 30 meter. Het 2e Watervoerende Pakket bevindt zich op ongeveer 80 tot 110 meter diepte en bestaat uit matig grof tot matig fijn grindig zand (bron: Grondwaterkaart van Nederland, kaartblad 38 West en Oost, ten zuiden van de Lek (TNO Dienst Grondwaterverkenning, 1979)).

Grondwaterstroming

In Vianen is geen sprake van een eenduidige grondwaterstromingsrichting. Wel kan globaal worden gesteld dat Vianen in noordwestelijke richting afwatert. Op lokaal niveau kan de afwateringsrichting sterk variëren. Dit komt door de aanwezigheid van de hogere zandigere gronden langs de Lek en de lagere kleiige en venige komgronden in het zuiden.

Kwel

De gebieden gelegen nabij de Lek kunnen bij hoge rivierstanden te maken krijgen met kwel. Terwijl bij lage rivierstanden sprake is van wegzijging. Als de rivierstanden in de Lek stijgen tot boven NAP +4,5 m stroomt de uiterwaard onder en treedt binnendijks grondwateroverlast op, modelmatig is berekend dat dit eens in de 15 jaar voorkomt. De woonwijken De Hagen en de nieuwe woonwijk Hoef en Haag zijn hier gevoelig voor.

afbeelding binnen de regeling

Donkerblauw

kwel > 0,6 mm/d

Blauw

kwel 0,2 - 0,6 mm/d

Lichtblauw

kwel 0 - 0,2 mm/d

Roze/oranje

infiltratie 0 – 0,2 mm/d

Oranje

infiltratie 0,2 – 0,6 mm/d

Rood

infiltratie > 0,6 mm/d

Figuur 3.2: Kwel en infiltratie. Bron: Voorontwerpbestemmingsplan Golfbaan de Bolgerijsche, Vianen, Grontmij 2008.

Paragraaf 3.3 Beschermingsgebieden

In de gemeente Vianen is sprake van beschermingsgebieden voor de drinkwaterwinning, archeologie en ecologie:

Drinkwaterwinning

Er bevindt zich één grondwaterwinning in de gemeente Vianen, ter plaatse

van het Hofplein. De filters van deze winning zitten echter in het 2e Watervoerende Pakket op grote diepte (80 tot 100 meter beneden maaiveld), onder een afsluitende kleilaag. Er is daarom géén sprake van een grondwaterbeschermingsgebied. Wel is sprake van een waterwingebied (ter plaatse van de winning zelf) en een boringsvrije zone. Ook valt de boringsvrije zone van grondwaterwinning Lexmond deels binnen het grondgebied van Vianen. De ligging van de waterwingebieden (donkerblauw) en de boringsvrije zones (stippellijn) van Vianen en Lexmond is weergegeven in figuur 3.3.

afbeelding binnen de regeling

Figuur 3.3 : Ligging waterwingebieden en boringsvrije zones winningen Vianen en Lexmond  (Bron: Grondwaterplan 2008-2013 provincie Utrecht).

Verwacht wordt dat de grondwaterwinning Hofplein zich in de loop van 2012 zal verplaatsen naar het buitengebied (Helsdingen). De beschermingszones voor de nieuwe grondwaterwinning Panoven zullen in de loop van 2011 worden vastgesteld met de komst van de nieuwe provinciale milieuverordening (PMV). Naar verwachting zal een waterwingebied en een boringsvrije zone worden ingesteld. De boringsvrije zone komt grotendeels in het buitengebied te liggen en overlapt alleen een deel van de wijk Monnikenhof in Vianen. De beschermingszones voor grondwaterwinning Hofplein komen dan te vervallen.

Gebieden met archeologische waarden en verwachtingswaarden

De gemeente heeft een archeologische verwachtingen- en beleidsadvieskaart laten opstellen (raadpleegbaar op de gemeentelijke website). De kaart is gebaseerd op een bureaustudie waarin een inventarisatie is gemaakt van informatie over archeologische vondsten, vindplaatsen in relatie tot de ondergrond. Op basis hiervan zijn voor verschillende archeologische perioden (Prehistorie - Romeinse tijd en Middeleeuwen – Nieuwe tijd) verwachtingskaarten gemaakt. Deze kaarten dienen als onderlegger voor de beleidsadvieskaart die als een optelsom van alle (verwachtings)waarden kan worden beschouwd. Op deze kaart (zie figuur 3.4) staan de bekende archeologische monumenten en de zones waarvoor bepaalde verwachtingswaarden zijn bepaald. Deze zones zijn ingedeeld van een lage verwachtingswaarde (grijs), naar middelhoog (roze en lichtpaars) en hoog (donkerpaars). Aan de verwachtingswaarden worden doelstellingen en voorwaarden voor behoud gegeven. Indien niet aan deze voorwaarden kan worden voldaan, wordt een vervolgscenario gegeven.

afbeelding binnen de regeling

Figuur 3.4 : De archeologische beleidsadvieskaart Vianen (bron: Huizer, Van Benthem en Benjamins 2007)

Ecologische hoofdstructuur

Binnen het grondgebied van Vianen ligt een aantal gebieden met hoge natuurwaarden. De complexen met grienden, natte bossen en aangrenzende, schrale graslanden van Autena en Bolgerijen zijn belangrijk voor vogels, planten en zoogdieren. Om de natuurwaarden in stand te houden is uitwisseling van soorten met andere gebieden van belang, daarom zijn verbindingszones aangewezen, zoals de uiterwaarden ten noorden van Everdingen en Vianen. Deze verbindingszones worden de komende periode ontwikkeld.

In figuur 3.5 is een overzicht opgenomen van de bestaande (groen) en geplande natuurgebieden (geel) binnen de gemeente Vianen (bron structuurvisie Vianen 2015).

afbeelding binnen de regeling

Figuur 3.5 : Overzicht water- en groenstructuur per kern (bron structuurvisie Vianen 2015)

Paragraaf 3.4 Geografische beschrijving en gebruik van de bodem

De gemeente Vianen bestaat uit de kernen Vianen, Everdingen, Hagestein en Zijderveld. De gemeente is 4.237 hectare groot en telt op 1 januari 2010 19.639 inwoners. Het merendeel van de inwoners (15.838) woont in Vianen (bron: www.vianen.nl).

Vianen ligt centraal in Nederland aan de Lek op het snijpunt van twee Rijkswegen (A2 en A27) en wordt bovendien doorsneden door het Merwedekanaal. Vianen bestaat uit een stedelijk deel en een plattelandsgedeelte. De gemeente ligt in het gebied de Vijfheerenlanden, onderdeel van het “Groene Hart”. Sinds 1 januari 2002 hoort Vianen bij de provincie Utrecht, daarvoor maakte de gemeente deel uit van de provincie Zuid-Holland.

De oppervlakte van de gemeente Vianen bedraagt 4.237 hectare. De verdeling van de oppervlakte wordt weergegeven in de onderstaande tabel 3.1.

Tabel 3.1 Verdeling oppervlakte binnen de gemeente Vianen

Verdeling oppervlakte

Percentage

Water

6,5%

Bos en natuur

5,2%

Agrarisch gebruik

69,2%

Bebouwd

10,1%

Overig, o.a. recreatie en wegen

9,0%

Paragraaf 3.5 Diffuse grondverontreiniging

Voor de gemeente Vianen is de diffuse verontreiniging van de grond onderzocht en weergegeven in de Bodemkwaliteitskaart. Diffuse verontreinigingen zijn meestal lichte verontreinigingen die zich uitstrekken over een relatief groot gebied en vaak worden veroorzaakt door menselijke activiteiten, die niet aan een lokale bron zijn toe te wijzen zoals verkeer (lood en PAK), industrie (diverse stoffen), maar ook bewoning (koper, lood, zink, PAK).

In het centrum van Vianen is de grond diffuus verontreinigd met lood en zink. De stoffen lood en zink worden hier regelmatig in matig tot sterk verhoogde gehalten aangetroffen. Ook in de overige bebouwde kernen (Hagestein, Everdingen, Zijderveld) kan PAK plaatselijk matig tot sterk verhoogd voorkomen. Verder kunnen de wegbermen licht verhoogd met PAK zijn. In de bodem van de overige delen van de gemeente is geen diffuse verontreiniging aangetroffen. In Figuur 3.6 is de Bodemkwaliteitskaart van Vianen weergegeven. In dit stuk staat de wijk Blanckenborgh nog aangegeven als niet bepaald; dat zal in de regionale bodemkwaliteitskaart die in 2011 opgesteld wordt verholpen zijn.

afbeelding binnen de regeling

Figuur 3.6 : Bodemkwaliteitskaart gemeente Vianen

(Bron:Bodemkwaliteitskaart Vianen 2005).

In het grondwater zijn eventuele diffuse verontreinigingen niet onderzocht. Er wordt niet verwacht dat er binnen de gemeente Vianen diffuse verontreinigingen in het grondwater voorkomen, waarbij sprake is van acute risico’s voor de volkgezondheid.

Paragraaf 3.6 Puntbronnen

Binnen de gemeente Vianen zijn diverse verontreinigingen als gevolg van puntbronnen aanwezig. Met een puntbron wordt bedoeld dat de verontreiniging, in tegenstelling tot een diffuse verontreiniging, op een bepaalde bronlocatie is ontstaan. Puntbronnen kunnen door verspreiding echter wel in elkaar overlopen.

De verontreinigingen zijn veroorzaakt door diverse menselijke activiteiten en variëren van niet-ernstige bodemverontreiniging tot verontreinigingen die met spoed moeten worden gesaneerd vanwege risico’s voor de volksgezondheid, ecologie of verspreiding. Deze zogenaamde spoedlocaties worden momenteel met voorrang onderzocht. De spoedlocaties met humane risico’s moeten uiterlijk vóór 2015 zijn gesaneerd of beheerst.

Een voorbeeld van puntverontreinigingen die in elkaar overlopen is de verontreiniging met vluchtige organochloorverbindingen (VOCl) op het bedrijventerrein De Hagen. De gemeente Vianen heeft in de Interne procedure milieuaspecten industrieterrein De Hagen van mei 2002 aanvullende eisen gesteld aan bodemonderzoek op het bedrijventerrein om beter inzicht te verkrijgen in de omvang van de verontreiniging en de mogelijke bronnen In het huidige bodembeleid bestaat de mogelijkheid om voor deze problematiek gebiedsgericht grondwaterbeheer te ontwikkelen. De mogelijkheden hiervoor worden in 2010 samen met de provincie Utrecht onderzocht.

Voor meer informatie over de aanpak van spoedlocaties en de VOCl verontreinigingen op bedrijventerrein De Hagen zie paragraaf 4.1.1.

Hoofdstuk 4 Bodembeleid Vianen

In dit hoofdstuk wordt het gemeentelijk bodembeleid voor Vianen toegelicht aan de hand van de thema’s:

  • 1.

    Schoon en Veilig;

  • 2.

    Bodem en Ruimte;

  • 3.

    Gebruik en gedrag.

Paragraaf 4.1 Schoon en veilig

Zoals toegelicht in Hoofdstuk 3 bevinden zich diffuse verontreinigingen in de grond en diverse lokale puntverontreinigingen in de grond en het grondwater binnen de stadskern van Vianen en de dorpskernen van Hagestein, Everstein en Zijderveld.

In hoeverre deze verontreinigingen milieuhygiënische risico’s leveren voor mens, plant en dier, is niet alleen afhankelijk van de aard van de verontreinigende stoffen, maar ook van het gebruik van de verontreinigde locatie. Het gebruik van een moestuin, natuurgebied of een kinderspeelplaats is bijvoorbeeld kwetsbaarder dan het gebruik van een bedrijventerrein. Dit betekent ook dat grond niet per definitie “schoon” hoeft te zijn voor een bepaalde functie. Wanneer er sprake is van risico’s, moet de bodem veilig worden gemaakt voor het beoogde gebruik door het nemen van passende sanerende maatregelen. Dit heet functiegericht saneren. Voorbeelden hiervan zijn het aanbrengen van een leeflaag en het voorkomen van verspreiding door gecontroleerde grondwateronttrekking.

Van belang is dus vast te stellen:

  • welke verontreinigde locaties mogelijk risico’s opleveren bij het huidige gebruik,

  • en bij gebruikswijziging, in hoeverre bodemverontreiniging risico’s oplevert bij het nieuwe gebruik.

Voor het tijdig vaststellen van eventuele risico’s is inzicht in de beschikbare gegevens nodig. Daarom is het van belang deze bodeminformatie op te slaan, te beheren en te ontsluiten voor gebruik door de gemeente of Milieudienst, bodemadviesbureaus, makelaars en particulieren.

De gemeente Vianen richt zich op een veilig gebruik van de bodem.

In onderstaande paragrafen is kort toegelicht hoe het veilig gebruik van de bodem binnen Vianen wordt geborgd door:

  • 1.

    Inventarisatie van verontreinigde locaties en milieuhygiënische risico’s (paragraaf 4.1.1);

  • 2.

    Het voorkomen van milieuhygiënische risico’s bij veranderend terreingebruik (paragraaf 4.1.2);

  • 3.

    Het beheer van en communicatie over bodeminformatie (paragraaf 4.1.3).

Sub-paragraaf 4.1.1 Inventarisatie verontreinigde locaties en milieuhygiënische risico’s

Om een overzicht te krijgen van verontreinigde locaties en de mogelijke risico’s bij het gebruik van deze locaties, zijn in het verleden diverse acties ondernomen op provinciale en gemeentelijke schaal en door het bedrijfsleven. Het betreft projecten zoals Landsdekkend Beeld, Besluit Verplicht bodemonderzoek Bedrijfsterreinen, Stichting BSB en de Bedrijvenregeling (Bodemcentrum). Enkele van deze acties lopen nog steeds op het moment van schrijven. Voortkomend uit het Landsdekkend Beeld heeft de provincie een selectie gemaakt van locaties die op basis van hun historie met voorrang worden onderzocht en indien nodig worden gesaneerd, de zogenaamde ‘spoedlocaties’.

De provincie is in 2009 gestart met de eerste oriënterende onderzoeken op deze locaties. De gemeente Vianen dient, indien hiertoe aanleiding is, de locaties nader te onderzoeken. Voor deze nader onderzoeken is ISV-budget beschikbaar bij de provincie. Alle spoedlocaties met risico’s voor de volksgezondheid moeten uiterlijk vóór 2015 zijn gesaneerd of beheerst.

Ter plaatse van industrieterrein De Hagen zijn tijdens diverse bodemonderzoeken verontreinigingen met chloorhoudende oplosmiddelen (VOCl: vluchtige organochloorverbindingen) aangetoond. Deze verontreinigingen hebben zich vanuit diverse bronlocaties verspreid en lopen deels in elkaar over. In het huidige bodembeleid bestaat de mogelijkheid om voor deze problematiek gebiedsgericht grondwaterbeheer te ontwikkelen. Deze mogelijkheden hiervoor worden in 2011 samen met de provincie Utrecht onderzocht.

De gemeente onderzoekt in 2011 de locaties binnen het stedelijk gebied waar mogelijk sprake is van een humaan of verspreidingsrisico. Indien nodig worden sanerende maatregelen getroffen (vóór 2015).Actie: Onderzoeken spoedlocaties (project wordt uitgevoerd met ISV3 subsidie)

Periode: 2011-2015.

Sub-paragraaf 4.1.2 Voorkómen van milieuhygiënische risico’s bij veranderend terreingebruik

Bodemtoets bij bestemmingsplannen

Volgens de Wet ruimtelijke ordening en de provinciale Beleidslijn nieuwe Wro (voorheen Streekplan 2005-2015) moet bij ruimtelijke keuzes de functies zoveel mogelijk worden gepland op daarvoor geschikte bodems. De Milieudienst voert daarom in opdracht van de gemeente bij elke wijziging van een bestemmingsplan een bodemtoets uit. Hierbij wordt gecontroleerd of de bodemkwaliteit van het plangebied geschikt is voor het voorgenomen gebruik. Indien noodzakelijk moet een bodemonderzoek worden uitgevoerd en/of sanerende maatregelen worden genomen.

Het uitvoeren van de bodemtoets bij bestemmingsplannen is een wettelijke taak

Actie: geen, voortzetting van bestaande werkwijze

Bodemtoets bij omgevingsvergunning voor het bouwen

De gemeente is bevoegd gezag voor de Woningwet. Om te voorkomen dat bouwwerken op verontreinigde grond worden gebouwd, bevat de Woningwet in voorkomende gevallen de verplichting om een bodemonderzoek in te dienen bij een omgevingsvergunning voor het bouwen. Het onderzoek is bedoeld om vast te stellen of de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik. De Milieudienst controleert het bodemonderzoek in opdracht van de gemeente.

In 2010 is de Wabo van kracht geworden. De Wabo vervangt de bouwvergunning door de omgevingsvergunning voor het bouwen. De belangrijkste wijzigingen met betrekking tot het bouwen en bodem zijn:

  • -

    de ontvankelijkheidtoets;

  • -

    vervallen van de aanhoudingsplicht (vervangen door afstemmingsregeling).

De huidige bouwverordening (2010) wijkt af van de reguliere procedures binnen de gemeente. De bouwverordening stelt niet duidelijk welke strategie gevolgd moet worden bij een bodemonderzoek. Ook de verplichting tot het aanleveren van historische (bodem)informatie (bij bouwwerken < 50m2) door de aanvrager is vervallen (voormalig lid 6 van de bouwverordening). De huidige bouwverordening dient hierop te worden aangepast.

Wanneer sprake is van een (vermoeden van) ernstige bodemverontreiniging dan treedt de afstemmingsregeling in werking. Deze regel houdt in dat moet worden aangetoond of daadwerkelijk sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging en/of sanerende maatregelen nodig zijn.

De omgevingsvergunning treedt in werking wanneer is vastgesteld dat er geen sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging ten aanzien waarvan spoedige sanering noodzakelijk is, de provincie heeft ingestemd met het saneringsplan of 5 weken na een melding voor voornemen tot sanering (BUS). Dit staat beschreven in artikel 6.2c Wabo.

Wanneer gebouwd wordt ter plaatse van een geval van niet-ernstige bodemverontreiniging in de grond (< 25 m3), maar waar wel sprake is van een sterk verhoogd gehalte (> Interventiewaarde) voor één of meer onderzochte stoffen, adviseert de gemeente deze verontreiniging te verwijderen.

Daarnaast neemt de gemeente in de omgevingsvergunning voorwaarden op met betrekking tot de graafwerkzaamheden ter plaatse van sterk verontreinigde grond (> Interventiewaarde). Denk daarbij aan de aanleg van de fundering, kelder of zwembad. Voorafgaand aan de graafwerkzaamheden dient een plan van aanpak overhandigd te worden aan de gemeente/Milieudienst. Grond met gehalten boven de interventiewaarden die wordt ontgraven mag niet worden herschikt/hergebruikt (zorgplicht artikel 13 Wbb), maar dient te worden afgevoerd naar een erkende verwerker.

De huidige bouwverordening komt niet overeen met de gemeentelijke procedures.

Actie: De gemeente past de bouwverordening aan.

Planning: 2011

Sub-paragraaf 4.1.3 De gemeente Vianen als initiatiefnemer van bodemprojecten

Grondtransacties

Indien de gemeente als (ver)koper betrokken is bij een grondtransactie, dient er van het betreffende terrein een verkennend bodemonderzoek (conform de NEN5740) beschikbaar te zijn, dat niet ouder is dan twee jaar. De Milieudienst controleert het onderzoek in opdracht van de gemeente.

Wanneer geen geschikt bodemonderzoek aanwezig is, laat de de gemeente een bodemonderzoek uitvoeren. Door het uitvoeren van een onderzoek wordt de kans verkleind dat de gemeente ongewenst een perceel aankoopt met daarop een (onbekende) bodemverontreiniging of een terrein verkoopt met bodemverontreiniging.

De gemeente verkoopt een verontreinigd terrein alleen na sanering, of neemt in de eigendomsoverdracht bepalingen op over de gewenste saneringsaanpak. Hiermee draagt de gemeente bij aan een veilig gebruik van de bodem, ook na de eigendomsoverdracht.

Een uitzondering wordt gemaakt voor met een oppervlakte < 50 m2. Voor deze locaties wordt op basis van een snelle controle, beoordeeld of een locatie verdacht is met betrekking tot bodemverontreiniging.

De gemeente laat bodemonderzoeken uitvoeren bij grondtransacties (> 50 m2). Bij kleine transacties wordt volstaan met een historisch onderzoek

Actie: procedure implementeren in de organisatie

Periode: na vaststellen beleidskader

Werkzaamheden met betrekking tot grond, baggerspecie en bodem

Naast haar toezichthoudende taken, is de gemeente vaak ook initiatiefnemer van projecten met betrekking tot grond, baggerspecie en bodem. Daarbij hecht de gemeente aan de kwaliteit van de uit te voeren werkzaamheden. De gemeente laat werkzaamheden waarvoor een normdocument beschikbaar is, uitsluitend uitvoeren door daartoe gecertificeerde en door het Ministerie van VROM erkende bedrijven en personen.

Dit geldt niet alleen voor die werkzaamheden die volgens het Besluit bodemkwaliteit (onderdeel Kwalibo; zie ook paragraaf 2.2.2) moeten worden uitgevoerd door gecertificeerde en erkende partijen. Ook voor werkzaamheden die (nog) niet onder de verplichtingen vanuit Kwalibo vallen, schakelt de gemeente alleen partijen in die in bezit zijn van de relevante certificaten en erkenningen. Voorbeelden van werkzaamheden die niet onder Kwalibo vallen zijn bijvoorbeeld bodemonderzoek in het kader van een eigendomsoverdracht, het saneren van een geval van niet-ernstige bodemverontreiniging en het uitvoeren van bepaalde bagger(onderhouds)-werkzaamheden.

De gemeente maakt uitsluitend gebruik van erkende en gecertificeerde bureaus voor het uitvoeren van bodemonderzoek.

Actie: procedure implementeren in de organisatie

Periode: na vaststellen beleidskader

Sub-paragraaf 4.1.4 Beheer en communicatie van bodeminformatie

Bodemverontreiniging kan een ernstige belemmering vormen bij onroerend zaak transacties. Dit als gevolg van mogelijke gebruiksbeperkingen voor een perceel en de financiële risico’s die aan de koop van een verontreinigd perceel vastzitten. Daarnaast kan bodemverontreiniging ook een waardedaling veroorzaken of een eigendomsoverdracht belemmeren. Registratie van en heldere communicatie over de eventuele aanwezigheid van bodemverontreiniging is daarmee erg belangrijk.

Melding (vermoedelijke) gevallen van ernstige bodemverontreiniging

De gemeente is volgens de Wet bodembescherming (Wbb; artikel 41) verplicht om gevallen van (vermoedelijke) ernstige bodem- en grondwaterverontreiniging te melden bij het bevoegd gezag Wbb, de provincie Utrecht. Indien noodzakelijk, neemt de provincie vervolgmaatregelen door het aanschrijven van de eigenaar van het verontreinigde perceel tot het uitvoeren van nader bodemonderzoek en/of sanerende maatregelen. De Milieudienst meldt namens de gemeente (vermoedelijke) gevallen van ernstige bodemverontreiniging.

De gemeente meldt alle gevallen van (vermoedelijke) ernstige bodemverontreiniging bij de provincie Utrecht.

Actie: geen, voortzetting van bestaande werkwijze

Beschikkingen van de provincie

De provincie Utrecht neemt als bevoegd gezag in het kader van de Wet bodembescherming beschikkingen op bodemonderzoek, saneringsplannen en saneringsevaluaties. De provincie meldt de publicatie van alle beschikkingen in een huis-aan-huis-blad, en legt de stukken voor de beschikking ter inzage op het Provinciehuis in Utrecht. Daarnaast ontvangt de gemeente Vianen een kopie van deze stukken voor ter inzage legging op het stadhuis.

De gemeente ontvangt een afschrift van alle beschikkingen en ziet toe op de belangen van de gemeente en haar burgers. Daartoe geeft de gemeente de Milieudienst opdracht om de beschikkingen te controleren. Indien nodig wordt een zienswijze of bezwaarschrift ingediend.

Beschikkingen van de provincie Utrecht, waarbij gemeentelijke belangen een rol spelen worden gecontroleerd.

Actie: geen, voortzetting van bestaande werkwijze

Kadastrale registratie

Sinds 1 januari 1995 wordt op grond van artikel 55 lid 1 van de Wet bodembescherming een afschrift van bodembeschikkingen die door de provincie zijn afgegeven, opgenomen in het Kadaster. Het gaat hierbij om percelen die geheel of gedeeltelijk binnen de interventiewaardecontour van een geval van ernstige grondverontreiniging vallen. De registratie geldt niet voor:

  • gevallen van ernstige verontreiniging van het grondwater;

  • en ook niet voor niet-ernstige gevallen van bodemverontreiniging.

Om het veilig gebruik van de verontreinigde locatie te borgen, geeft de provincie in de beschikking aan welke gebruiksbeperkingen van toepassing zijn. Informatie over de ingeschreven beperkingenbesluiten kunnen worden verkregen bij de provincie, bij één van de kadasterkantoren in Nederland of on-line via www.kadaster.nl.

Locaties waar een geval van ernstige bodemverontreiniging is vastgesteld worden geregistreerd door het kadaster.

Actie: geen, registratie wordt door het Kadaster uitgevoerd.

Bodeminformatiesysteem (BIS)

Gemeente Vianen heeft het up-to-date houden van de gemeentelijke bodeminformatie in beheer gegeven van de Milieudienst. De systemen die hierbij worden ingezet zijn:

  • het bodemarchief: de onderzoeksrapporten en bijbehorende documenten;

  • het Bodeminformatiesysteem (BIS): de digitale verzameling van de onderzoeksrapporten en andere relevante bodemgerelateerde ruimtelijke informatie;

  • database met huidige bedrijven (Wm);

  • het Geoloket op de website van de Milieudienst (www.Milieudienstzou.nl): interactief te raadplegen kaarten.

afbeelding binnen de regeling

Figuur 4.2 :Startscherm Geoloket (Bron: www.Milieudienstzou.nl)

Met deze systemen is het steeds beter mogelijk om een virtueel beeld van het beheergebied te vormen en daarmee de kwaliteit van de dienstverlening te verbeteren.

Daarnaast wisselt de Milieudienst gegevens uit met andere bronhouders zoals de provincie Utrecht. Daardoor kunnen gegevens met betrekking tot de gemeente Vianen onder andere ook worden gepresenteerd op het provinciale en landelijke bodemloket (www.bodemloket.nl en www.provincie-utrecht.nl).

Bodeminformatie wordt digitaal beheerd.

Actie: geen, voortzetting van bestaande werkwijze

Verstrekking bodeminformatie

Bij de gemeente, makelaars, adviesbureaus en burgers is behoefte aan bodeminformatie. Het Geoloket op de website van de Milieudienst (www.Milieudienstzou.nl) voorziet in deze eerste behoefte. Indien gewenst, kan aanvullende informatie worden opgevraagd en/of het archief worden geraadpleegd bij de Milieudienst te Zeist.

Alle bij de Milieudienst aanwezige bodeminformatie is in principe openbaar. In uitzonderlijke gevallen kan het zijn dat de informatie vertrouwelijk wordt behandeld omdat de verstrekker daar om heeft gevraagd (zie hoofdstuk V, artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur).

De informatie voor de aanvrager wordt kosteloos verstrekt zodat de drempel om de informatie op te vragen zo laag mogelijk is en zoveel mogelijk voortgebouwd wordt op de beschikbare bodeminformatie.

Daarnaast is bodeminformatie met betrekking tot de gemeente Vianen beschikbaar via het landelijke en provinciale bodemloket.

Het leveren van bodeminformatie is een wettelijke taak en wordt kosteloos verstrekt.

Actie: geen, voortzetting van bestaande werkwijze.

Informatie op de website

Via de website van de gemeente en de Milieudienst wordt informatie verstrekt over verschillende bodemthema’s, zoals de risico’s van asbest, de regelgeving met betrekking tot de verwijdering van asbesthoudende materialen en toepassen van grond in de gemeente.

Particulieren en bedrijven uit de gemeente Vianen kunnen voor meer informatie over dit onderwerp rechtstreeks contact opnemen met de Milieudienst.

De Milieudienst verstrekt informatie over bodemthema’s aan de gemeente en derden.

Actie: geen, voortzetting van bestaande werkwijze

Publicaties in lokale media

De gemeente Vianen publiceert, indien relevant, artikelen over bodemonderwerpen op de gemeentepagina in ‘Het Kontakt’.

afbeelding binnen de regeling

Figuur 4.3: Plaatselijke krant (Bron: Internet).

Doel hiervan is met name om mensen attent te maken op de informatie die beschikbaar is, en waarvoor deze gebruikt kan of moet worden.

Relevante informatie wordt gepubliceerd op de gemeentepagina in ‘Het Kontakt’.

Actie: geen, voortzetting van bestaande werkwijze

Paragraaf 4.2 Bodem en Ruimte

Het landelijke bodembeleid richt zich steeds meer op het afstemmen van de ruimtelijke inrichting van een gebied op de eigenschappen van de bodem. Hiermee wordt niet alleen gekeken naar de milieuhygiënische bodemkwaliteit (is sprake van bodemverontreiniging), maar ook naar andere eigenschappen zoals de draagkracht, productie, informatie en gebruik van de ondergrond etc. Bijvoorbeeld een gebied met een hoge kans op bodemdaling is niet zonder meer geschikt voor woningbouw. En de aanleg van een parkeerkelder kan negatieve invloed hebben op de werking van een installatie voor Koude-Warmte Opslag (KWO). Afstemmen van diverse functies, mogelijkheden en beheer van de ondergrond is nodig.

De gemeente Vianen streeft naar een strakke coördinatie tussen de beleidsvelden Ruimtelijke Ordening en Bodem, waarbij vroegtijdige inbreng van bodemgegevens bij ruimtelijke planvorming essentieel wordt geacht.

In onderstaande paragrafen wordt aangeven hoe de gemeente de bodem beheert en de beleidsvelden bodem en ruimtelijke ordening integreert.

Sub-paragraaf 4.2.1 Beheer van de bodem

Regels voor het toepassen van grond, baggerspecie en bouwstoffen

Per 1 juli 2008 zijn de regels voor het toepassen van grond, baggerspecie en bouwstoffen gewijzigd van het Bouwstoffenbesluit naar het Besluit bodemkwaliteit. De gemeenten hebben de mogelijkheid om tot 2013 gebruik te maken van het overgangsrecht, waarna gekozen moet worden tussen generiek (algemeen) en gebiedsspecifiek beleid.

De gemeente Vianen heeft op 1 juli 2008 door middel van collegebesluit 556 een start gemaakt met de implementatie van het Besluit bodemkwaliteit binnen de gemeente. Het college heeft besloten:

  • gebruik te maken van het overgangsrecht;

  • en daar waar het overgangsrecht niet van toepassing is te kiezen voor generiek beleid;

  • de bodemfunctieklassenkaart vast te stellen.

De bodemfunctieklassenkaart verdeelt de gemeente Vianen in drie klassen:

  • 1.

    klasse wonen: de gebieden waar mensen wonen;

  • 2.

    klasse industrie: de bedrijfs- en industrieterreinen;

  • 3.

    klasse landbouw en natuur: de overige delen binnen de gemeente.

De bodemfunctieklassenkaart is via het Geoloket (www.Milieudienstzou.nl) in te zien.

afbeelding binnen de regeling

Figuur 4.4 Voorbeeld grondverzet (Bron: Milieudienst).

[8]Een kaart met bodemfunctieklassen is nodig om als toepasser te bepalen aan welke bodemfunctieklasse de kwaliteit van de toe te passen grond of baggerspecie moet worden getoetst

De gemeente heeft in 2005 de bodemkwaliteitskaart vastgesteld. Deze kaart kan onder de voorwaarden die staan beschreven in het bodembeheerplan worden gebruikt om grondverzet in de gemeenten te vergemakkelijken. De kaart kan via het Geoloket (www.Milieudienstzou.nl) worden geraadpleegd. Ook het bodembeheerplan is te downloaden via de website van de Milieudienst.

Een toelichting op het gebruik van de bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan is als bijlage opgenomen in het ‘handboek Bodemtaken’.

In het collegebesluit 556 (d.d. 1 juli 2008) heeft de gemeente gekozen voor het overgangsrecht (Besluit bodemkwaliteit)

Actie: geen, voortzetting van bestaande werkwijze

Regionaal grondstromen beleid (gebiedsspecifiek beleid)

Gedurende de periode dat de gemeente gebruik kan maken van het overgangsbeleid (tot maximaal 2013), werkt de gemeente samen met de gemeenten Bunnik, De Bilt, Rhenen, Utrechtse Heuvelrug, Veenendaal, Wijk bij Duurstede en Zeist aan regionaal grondstromen beleid. De Milieudienst Zuidoost-Utrecht begeleidt dit project. Het doel van dit beleid is te komen tot een duurzaam grondstromen beleid en het vereenvoudigen van grondverzet tussen de gemeenten

De gemeente stel in 2011 beleid op ten aanzien van regionaal grondstromenbeheer (nota bodembeheer)

Actie: opstellen nota bodembeheer

Planning: 2011

Handhaving toepassen van grond, baggerspecie en bouwstoffen

Naast bovenstaande ontwikkelingen formuleert de gemeente, toezichtsbeleid ten aanzien van handhaving van het Besluit bodemkwaliteit (de Milieudienst bereidt voor). Hiermee wordt aansluiting gezocht bij het Adequaat Niveau Besluit bodemkwaliteit zoals beschreven in de Handhaving Uitvoeringsmethode Besluit bodemkwaliteit (HUM) die is opgesteld in opdracht van VROM.

De gemeente handhaaft het Besluit bodemkwaliteit conform het Adequaat Niveau Besluit bodemkwaliteit. Handhaving van het Besluit is een wettelijke taak.

Actie: aanvullen van de handhavingsstrategie met het onderdeel Besluit bodemkwaliteit

Planning: 2011

Gemeente als initiatiefnemer van projecten

Bij de ontwikkeling van gebieden streeft de gemeente om te werken met een gesloten grondbalans. Als grond niet kan worden hergebruikt op de herkomstlocatie en afgevoerd wordt, is dit een afvalstof.

In eerste instantie wordt een toepassingslocatie gezocht binnen de gemeente. Indien geen geschikte toepassingslocatie gevonden wordt, wordt de grond afgevoerd naar een erkende verwerker.

De gemeente werkt met een gesloten grondbalans.

Actie: geen, voortzetting bestaande werkzaamheden

Sub-paragraaf 4.2.2 Ruimtelijke plannen

Bodemtoets bij bestemmingsplannen

Volgens de Wet ruimtelijke ordening en de provinciale Beleidslijn nieuwe Wro moet bij ruimtelijke keuzes de functies zoveel mogelijk worden gepland op daarvoor geschikte bodems. De Milieudienst voert daarom in opdracht van de gemeente bij elke wijziging van een bestemmingsplan een bodemtoets uit. Hierbij wordt gecontroleerd of de bodemkwaliteit van het plangebied geschikt is voor het voorgenomen gebruik. Indien noodzakelijk moet een bodemonderzoek worden uitgevoerd en/of sanerende maatregelen worden genomen.

Het uitvoeren van de bodemtoets bij bestemmingsplannen is een wettelijke taak.

Actie: geen, voortzetting van bestaande werkwijze

Cultuurhistorie en archeologie

Bij gebruik van de ruimte en de bodem in Vianen verdient de cultuurhistorie en archeologie veel aandacht. De verantwoordelijkheid voor het bodemarchief ligt op basis van de Wet op de archeologische monumentenzorg (WAMZ) naast de provincies voornamelijk bij de gemeenten. De gemeente Vianen werkt daarom sinds de decentralisatie van deze bevoegdheid (september 2007) aan een archeologisch beleid met bijbehorende instrumenten. De gemeente Vianen heeft hiertoe in 2007 een archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart laten vervaardigen. Deze kaart wordt in de periode medio 2010 – medio 2011 geactualiseerd.

afbeelding binnen de regeling

Figuur 4.5 : Hofplein in Vianen. Op de locatie van het middeleeuwse kasteel is in 2008 archeologisch onderzoek uitgevoerd tijdens de bodemsanering van de oude gasfabriek (Bron: Milieudienst).

De gemeente neemt, voor zover dat nog niet het geval is, archeologie op in de bestemmingsplannen. Daarnaast wordt het aspect archeologie ook standaard meegenomen bij de behandeling van aangevraagde bouwvergunningen. Naast deze toetsende en handhavende rol als bevoegd gezag zal de gemeente ook proberen de archeologie en cultuurhistorie zichtbaar te maken in het ruimtegebruik en te ontsluiten voor de burgers.

Voor bepaalde ruimtelijke ingrepen is niet de gemeente, maar de provincie Utrecht het bevoegd gezag voor archeologie. Het Handboek Bodemtaken bevat een nadere toelichting op dit onderwerp.

Het aspect archeologie wordt opgenomen is bestemmingsplannen en bouwvergunningen. Dit betreft uitvoering van een wettelijke taak.

Actie: geen, voortzetting bestaande werkwijze

[9]Huizer, J., A. van Benthem & M. Benjamins,2007: De archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart van de gemeente Vianen (ADC Heritage rapport H 018), Amersfoort.

Bodemvisie/Visie op de ondergrond

Het wordt steeds drukker in de ondergrond. Door de toenemende schaarste in de bovengrond worden meer projecten in de ondergrond ontwikkeld. In de ondergrond bevinden zich kabels en leidingen, parkeergarages, waterberging, bodemenergiesystemen etc. Momenteel is er geen beleid ten aanzien van de ondergrond. Zowel het Rijk als de Provincie Utrecht hebben in 2009 een visie op de ondergrond / bodem ontwikkeld. Verwacht wordt dat, zowel het Rijk als de provincie, de komende jaren beleid ontwikkeld ten aanzien van de ondergrond.

Beleid met betrekking tot bodem en ondergrond is in ontwikkeling.

Actie: Actief bijhouden landelijke en provinciale ontwikkelingen met betrekking tot de thema’s bodemvisie en ondergrond.

Planning: continu

Paragraaf 4.3 Gebruik en Gedrag

De milieuhygiënische bodemkwaliteit van Vianen is voornamelijk bepaald door menselijk handelen in het verleden. In paragraaf 4.1 Schoon en veilig is aangegeven hoe wordt omgegaan met deze erfenis en hoe een veilig gebruik van de bodem binnen de gemeente Vianen wordt geborgd. Het is volgens de Wet bodembescherming niet toegestaan nieuwe verontreiniging te veroorzaken. Hier moet rekening mee worden gehouden bij het gebruik van de bodem.

Het bodembeleid van de gemeente richt zich op duurzaam gebruik van de bodem en het voorkómen van nieuwe bodemverontreiniging

In de onderstaande paragrafen wordt beschreven hoe de gemeente gebruik maakt van de regelgeving die de gemeente de bevoegdheid geeft bodemonderzoek te verplichten, maatregelen te laten treffen en (standaard)voorschriften te handhaven bij bedrijfsactiviteiten. Daarnaast wordt ook beschreven welke regels er voor bewoners gelden om bodemverontreiniging te voorkomen.

Sub-paragraaf 4.3.1 Bedrijven

Vergunningverlening en handhaving Wet milieubeheer

De Wet milieubeheer legt voorschriften op aan bedrijven met potentieel bodembedreigende activiteiten met als doel de kans op het ontstaan van bodemverontreiniging te minimaliseren. Dit geldt zowel voor bedrijven waar een milieuvergunning voor moet worden aangevraagd, als voor bedrijven die kunnen volstaan met een melding in het kader van een algemene maatregel van bestuur (AmvB). Deze voorschriften betreffen kwaliteitseisen aan opslag- en productiemiddelen, het aanbrengen van bodembeschermende voorzieningen en het monitoren van de kwaliteit van grond en grondwater. De kwaliteitseisen volgen uit de Nederlandse Richtlijn Bodembescherming (NRB).

De Milieudienst controleert in opdracht van de gemeente inrichtingen op het naleven van de voorschriften uit de Wet milieubeheer met betrekking tot bescherming van de bodemkwaliteit en voert de handhaving uit. Wanneer blijkt dat de bedrijfsactiviteiten hebben geleid tot bodemverontreiniging, moet deze op grond van de zorgplicht (artikel 13 Wet bodembescherming) ongedaan worden gemaakt. Deze verplichting geldt ongeacht de ernst van de verontreiniging.

De de gemeente spant zich in om:

  • adequate voorschriften op te nemen in de milieuvergunningen;

  • regelmatige controles uit te voeren op de naleving van de voorschriften;

  • handhavend op te treden wanneer voorschriften niet worden nageleefd;

  • erop toe te zien dat een bedrijf geen bodemverontreiniging achterlaat na bedrijfsbeëindiging.

Vergunningverlening en handhaving Wet milieubeheer is een wettelijke taak.

Actie: geen, voortzetting van bestaande werkwijze

Het Activiteitenbesluit: ondergrondse brandstoftanks

Het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (het Activiteitenbesluit) omvat regels voor ondergrondse brandstoftanks.

afbeelding binnen de regeling

Figuur 4.6 : Voorbeeld verwijdering tank (bron: milieudienst)

Sinds het van kracht worden van dit besluit (1 januari 2008) is het Besluit opslaan in ondergrondse tanks (BOOT) komen te vervallen. Deze regels uit het Besluit dienen onder andere te voorkomen dat bodemverontreinigingen ontstaan door lekkende tanks. De Milieudienst verzorgt, in opdracht van de gemeente, de handhaving met betrekking tot de ondergrondse tanks. Dit betreft zowel de tanks binnen inrichtingen als de tanks op particulier terrein.

Handhaving van het activiteitenbesluit is een wettelijke taak.

Actie: geen, voortzetting van bestaande werkwijze

Bodemonderzoek en saneringen op bedrijfsterreinen

Indien binnen een vergunningplichtige of meldingsplichtige inrichting potentieel bodembedreigende activiteiten worden verricht, kan een onderzoeksverplichting en/of saneringsverplichting worden voorgeschreven. De bevoegdheid uit een AMvB om onderzoek te eisen, is volgens de jurisprudentie een gebonden bevoegdheid. Dit betekent dat voor de gemeente wettelijk geen beslissingsvrijheid bestaat om hier in een individueel geval van af te wijken.

Het opleggen van een onderzoeksplicht en/of saneringsplicht bij een verguningsplichtige of meldingsplichtige inrichting is een wettelijke taak.

Actie: geen, voortzetting van bestaande werkwijze

Ongewone voorvallen

Verontreinigingen die zijn veroorzaakt als gevolg van onverwachte, onvoorziene gebeurtenissen worden ongewone voorvallen genoemd. Het gaat hierbij vaak om calamiteiten zoals een lekkende vrachtwagen, brand etc.

Ook voor bodemverontreiniging veroorzaakt door ongewone voorvallen geldt dat deze op grond van de zorgplicht (artikel 13 Wet bodembescherming) ongedaan moet worden gemaakt. Deze verplichting geldt ongeacht de ernst van de verontreiniging. De veroorzaker en/of de eigenaar van de locatie is verplicht het voorval te melden bij de gemeente of de provincie en is verantwoordelijk voor het nemen van passende maatregelen.

Afhankelijk van de locatie waar het ongewone voorval heeft plaatsgevonden, is de gemeente of de provincie het bevoegde gezag. Voor ongewone voorvallen binnen inrichtingen geldt dat de vergunningverlener Wet milieubeheer (dit kan zowel de gemeente als de provincie zijn) het bevoegde gezag is. Voor ongewone voorvallen buiten inrichtingen geldt dat de gemeente het bevoegde gezag is. Zie voor een overzicht van het bevoegde gezag bij bodemsanering ook paragraaf 2.2.1.

Wanneer bij een calamiteit een zodanig gevaar voor het milieu optreedt, dat direct handelen noodzakelijk is, moet de betrokken veroorzaker / eigenaar de benodigde maatregelen nemen.

Voor een adequate aanpak van bodemverontreiniging als gevolg van een calamiteit en om verspreiding te voorkomen zijn snelle acties gewenst. De eerstverantwoordelijke instantie voor aanpak direct na de calamiteit is doorgaans de brandweer of de politie Milieudienst. Deze hulpdienst informeert vervolgens de gemeente zo snel mogelijk, zodat zij handhavend en/of coördinerend kan optreden.

Handhavend optreden na een ongewoon voorval is een wettelijke taak.

Actie: geen, voortzetting van bestaande werkwijze

Sub-paragraaf 4.3.2 Bewoners

Melden bodemverontreiniging en zorgplicht

De bewoners van de gemeente spelen een belangrijke rol bij de bescherming van de bodemkwaliteit. Indien door bewoners een bodemverontreiniging wordt aangetroffen, is het belangrijk dat zij dit melden bij de gemeente of de Milieudienst, zodat passende maatregelen kunnen worden genomen. Daarnaast geldt de zorgplicht uit de Wet Bodembescherming uiteraard ook voor particulieren. Nieuwe bodemverontreinigingen dienen te worden voorkomen. Indien een particulier een nieuw geval van bodemverontreiniging veroorzaakt, zal de gemeente de particulier aanschrijven en eisen dat de verontreiniging wordt opgeruimd.

Het opleggen van een onderzoeksplicht en/of saneringsplicht bij een particulier is een wettelijke taak die in overleg met de provincie wordt uitgevoerd.

Actie: geen, voortzetting van bestaande werkwijze

Ondergrondse brandstoftanks

Voor ondergrondse brandstoftanks van particulieren

gelden dezelfde regels als voor bedrijven. Tanks die buiten gebruik zijn genomen moeten conform de geldende eisen van het Activiteitenbesluit worden gesaneerd.

afbeelding binnen de regeling

Figuur 4.7 : Tanksanering (Bron: Milieudienst).

Handhaving van het activiteitenbesluit is een wettelijke taak.

Actie: geen, voortzetting van bestaande werkwijze

[10] De politie milieudienst Utrecht beschikt over algemeen opsporingsambtenaren die gespecialiseerd zijn in milieuwetgeving. Zij werken samen met de buitengewoon opsporingsambtenaren van onder andere gemeenten en milieudiensten op het gebied van milieutoezicht.  

Melden toepassen grond

Particulieren zijn vrijgesteld van de meldingsverplichting bij het toepassen van grond. Echter, indien de werkzaamheden, in opdracht van de particulier, worden uitgevoerd door een aannemer, is meestal wel sprake van een meldingsplicht. De aannemer dient het werk te melden via de landelijke website: https://meldpuntbodemkwaliteit.senternovem.nl/.

Controleren van meldingen in het kader van het Besluit bodemkwaliteit is een wettelijke taak.

Actie: geen, voortzetting van bestaande werkzaamheden.

Hoofdstuk 5 Afsluiting

In voorgaande hoofdstukken is het bodembeleid van de gemeente Vianen beschreven. De uitwerking van het beleid staat beschreven in het Handboek Bodemtaken – Gemeente Vianen.

Wij hebben getracht de informatie zo volledig mogelijk weer te geven. Het huidige bodembeleid is echter sterk aan verandering onderhevig. Jaarlijks wordt beoordeeld of het beleidskader en het handboek nog actueel is.

Indien u informatie mist of u heeft een bodemvraag, dan kunt u contact opnemen met de Milieudienst Zuidoost-Utrecht, 030-69 99 500 of via info@milieudienstzou.nl.

Het bodembeleid is sterk aan verandering onderhevig.

Actie: Actief bijhouden landelijke en provinciale ontwikkelingen met betrekking in het bodembeleid en, indien noodzakelijke, aanpassing beleidskader en/of handboek.

Planning: Jaarlijks

Bijlage 1 Acties Beleidskader Bodem Vianen

Paragraaf

Samenvatting

Actie

Periode

4.1.1

De gemeente onderzoekt de locaties binnen het stedelijk gebied waar mogelijk sprake is van een humaan of verspreidingsrisico (vóór 1 januari 2011). Indien nodig worden sanerende maatregelen getroffen (vóór 2015).

Onderzoeken spoedlocaties (project wordt uitgevoerd met ISV3 subsidie)

2011 -2015

4.1.2

De huidige bouwverordening komt niet overeen met de gemeentelijke procedures.

De gemeente past de bouwverordening aan

2011

4.1.3

De gemeente laat bodemonderzoeken uitvoeren bij grondtransacties (> 50 m2). Bij kleine transacties wordt volstaan met een historisch onderzoek.

Procedure implementeren in de organisatie

na vaststellen beleidskader

4.1.3

De gemeente maakt uitsluitend gebruik van erkende en gecertificeerde bureaus voor het uitvoeren van bodemonderzoek.

Procedure implementeren in de organisatie

na vaststellen beleidskader

4.2.1

De gemeente stel in 2011 beleid op ten aanzien van regionaal grondstromenbeheer (nota bodembeheer)

opstellen nota bodembeheer

2011

4.2.1

De gemeente handhaaft het Besluit bodemkwaliteit conform het Adequaat Niveau Besluit bodemkwaliteit. Handhaving van het Besluit is een wettelijke taak.

Aanvullen van de handhavingsstrategie met het onderdeel Besluit bodemkwaliteit

2011

4.2.2

Beleid met betrekking tot bodem en ondergrond is in ontwikkeling.

Actief bijhouden landelijke en provinciale ontwikkelingen met betrekking tot de thema’s bodemvisie en ondergrond

continu

5

Het bodembeleid is sterk aan verandering onderhevig.

Actief bijhouden landelijke en provinciale ontwikkelingen met betrekking in het bodembeleid en eventuele aanpassing beleidskader en/of handboek.

jaarlijks