Regeling vervallen per 13-03-2013

Verordening op de heffing en invordering van reinigingsheffingen 2013

Geldend van 10-01-2013 t/m 12-03-2013

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van reinigingsheffingen 2013

De raad van de gemeente Vianen;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 20 november 2012;

gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en de onderdelen a en b, van de Gemeentewet en artikel 15.33 van de Wet milieubeheer;

b e s l u i t :

vast te stellen de Verordening op de heffing en invordering van reinigingsheffingen 2013.

HOOFDSTUK 1 - Inleidende bepalingen

Artikel 1

Krachtens deze verordening wordt geheven:

  • a.

    een afvalstoffenheffing;

  • b.

    reinigingsrechten.

Artikel 2 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

perceel

:

een gebouwde onroerende zaak - of een gedeelte ervan - dat blijkens indeling en inrichting bestemd is om als afzonderlijk geheel door een particulier huishouden te worden gebruikt en ook als zodanig wordt gebruikt.

Met een perceel worden gelijkgesteld: een stacaravan, een woonboot, een woonwagen en een demontabel zomer- of vakantiehuisje, indien gebruikt door een particulier huishouden.

bedrijfspand

:

een gebouwde onroerende zaak - of een zelfstandig gebruikt gedeelte ervan - geen perceel zijnde.

grof bedrijfsafval

:

afvalstoffen afkomstig van bedrijven en instellingen, welke door omvang of hoeveelheid niet in aanmerking komen voor het periodiek inzamelen als bedoeld in artikel 8 en geen autowrak zijnde.

grof huisvuil

:

afvalstoffen afkomstig van een particulier huishouden, welke door omvang of hoeveelheid niet in aanmerking komen voor het periodiek inzamelen, met uitzondering van bouwafval.

bouwafval

:

door particulieren aangeboden afvalstoffen afkomstig van bouw-, verbouw-, en renovatiewerkzaamheden en alles wat schroef en nagelvast zit in de woning, laminaat, massieve houten vloerdelen, en grond, zand, grind, asbest, puin, bielzen en boomstronken.

snoeihout

:

door particulieren aangeboden afvalstoffen afkomstig van het snoeien vanbomen en struiken, met uitzondering van boomstronken.

HOOFDSTUK II - Afvalstoffenheffing

Artikel 3 Aard van de heffing

1.

Onder de naam afvalstoffenheffing wordt een belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer.

2.

De afvalstoffenheffing wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van het feitelijk gebruik van een perceel ten aanzien waarvan krachtens de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

Artikel 4 Belastingplicht

1.

Belastingplichtig voor de afvalstoffenheffing is degene, die naar de omstandigheden beoordeeld al dan niet krachtens een zakelijk of persoonlijk recht feitelijk gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan de gemeente verplicht is tot de in de Wet milieubeheer bedoelde dienstverlening.

2.

Gebruik door leden van een huishouden wordt aangemerkt als gebruik door het hoofd van diehuishouding.

Wie als hoofd van een huishouden wordt aangemerkt wordt naar de omstandigheden beoordeeld door het college.

Artikel 5 Maatstaf van heffing en tarief

1.1.1

De belasting bedraagt per perceel per belastingjaar € 262,78.

Deze belasting is gebaseerd op de mogelijkheid om per perceel twee containers bestemd voor groente-, fruit- en tuinafval met een inhoud van 140 liter en één container bestemd voor overige huishoudelijke afvalstoffen met een inhoud van 240 liter te gebruiken.

1.1.2.

De belasting als bedoeld in artikel 1.1.1 wordt vermeerderd/verminderd voor het op 1 januari van het belastingjaar of, indien de belastingplicht later aanvangt, bij aanvang van de belastingplicht, in bruikleen hebben van een:

a.container bestemd voor de overige huishoudelijke afvalstoffen, indien de inhoud van de container 140 liter is dan wel indien gebruik moet worden gemaakt van een gezamenlijk (ondergronds) afvalsysteem, verminderd met € 68,80.

b.extra container van 240 liter, bestemd voor de overige huishoudelijke afvalstoffen,per extra container: vermeerderd met € 81,22.

c.extra container van 140 liter, bestemd voor groente-, fruit en tuinafval, per extra container: vermeerderd met € 33,45.

Administratie- en leveringskosten

1.2.1

Onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 1 bedragen de administratiekosten voor het op aanvraag wisselen van containers op de stadswerf:

-bij de eerste aanvraag: € 0,00;

-bij een tweede of volgende aanvraag: € 30,70;

1.2.2

Onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 1 bedragen de administratie- en leveringskosten voor het op aanvraag wisselen van containers thuis:

-bij de eerste aanvraag : € 29,25;

-bij een tweede of volgende aanvraag: € 59,95;

1.2.3

De kosten bij diefstal, vermissing, verbranding van een minicontainer zijn: € 47,65 per mini-container en eventueel het voorrijdtarief van € 29,25 bij bezorging thuis.

1.3

Onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 1 bedragen de administratie – en de leveringskosten voor een vervangend pasje voor het gezamenlijk (ondergronds) afvalsysteem: € 79,40.

HOOFDSTUK III - Reinigingsrechten

Artikel 6 Aard van heffing en belastbaar feit

1.

Onder de naam "reinigingsrechten" worden rechten geheven voor het genot van door of vanwege de gemeente verstrekte diensten en voor het gebruik van bezittingen, werken en inrichtingen als omschreven in het tweede lid.

2.

Het in het eerste lid bedoelde genot van diensten en het gebruik van bezittingen, werken en inrichtingen bestaat uit:

a.

het al dan niet periodiek verwijderen van bedrijfsafval van beperkte omvang of hoeveelheid;

b.

het op verzoek verwijderen van bedrijfsafval en bouwafval;

c.

het beschikbaar stellen, het gebruik en het ledigen van containers en verwijderen van de daarin verzamelde afvalstoffen;

d.

het achterlaten van bedrijfsafval en bouwafval op een daartoe van gemeentewege ter beschikking gestelde plaats;

e.

het op verzoek verwijderen van snoeihout.

Artikel 7 Belastingplicht reinigingsrecht

Belastingplichtig voor de reinigingsrechten is degene op wiens verzoek dan wel ten behoeve van wie de dienst wordt verricht of degene die van de bezittingen, werken of inrichtingen bedoeld in artikel 6, gebruik maakt.

Artikel 8 Maatstaf van heffing en tarief

Het recht voor het al dan niet periodiek verwijderen van bedrijfsafval van beperkte omvang of hoeveelheid als bedoeld in artikel 6, lid 2, onder a., bedraagt € 593,98 per huisvuilcontainer per jaar.

Artikel 9

Het recht bedraagt voor:

bedrijfsafval

1.

het achterlaten van bedrijfsafval op een daartoe van gemeentewege ter beschikking gestelde plaats per 0,25 m³ of een gedeelte daarvan € 18,30.

bouwafval

2.

het op aanvraag verwijderen van bouwafval als bedoeld in artikel 6, lid 2, onder b., per 0,25 m³ of een gedeelte daarvan € 18,30, verhoogd met € 29,25 voorrijdtarief;

3.

het achterlaten van bouwafval op een daartoe van gemeentewege ter beschikking gestelde plaats als bedoeld in artikel 6, lid 2, onder d, per 0,25 m³ of een gedeelte daarvan € 18,30;

3a

Indien op een daartoe van gemeentewege ter beschikking gestelde plaats achtergelaten hoeveelheid bouwafval minder of gelijk is aan éénmaal 0,25 m³ is voor maximaal éénmaal per maand geen recht verschuldigd.

grof huisvuil

4.

het op aanvraag verwijderen van grof huisvuil als bedoeld in artikel 6, lid 2, onder c., een voorrijdtarief van € 29,25;

5.

voor het achterlaten van grof huisvuil op een daartoe van gemeentewege ter beschikking gestelde plaats is geen recht verschuldigd.

snoeihout

6.

het op aanvraag verwijderen van snoeihout als bedoeld in artikel 6, lid 2, onder e., tot een maximum van 2m³, een voorrijdtarief van € 29,25. Grotere hoeveelheden worden niet opgehaald;

7.

voor het achterlaten van snoeihout op een daartoe van gemeentewege ter beschikking gestelde plaats is geen recht verschuldigd.

Tweemaal per jaar op door het college vastgestelde data is het onder bovenvermeld lid 4 vermelde voorrijdtarief niet verschuldigd.

banden

8.

het recht voor het verwijderen van (een) band(en) of het achterlaten van (een) band(en) op een daartoe van gemeentewege ter beschikking gestelde plaats:

Per band met een wieldiameter tot en met 20 inch en een breedte meer dan 10 centimeter: € 4,80;

Per band al dan niet voorzien van een velg met een wieldiameter meer dan 20 inch tot en met 22,5 inch: € 17,50;

Per band al dan niet voorzien van een velg met een wieldiameter groter dan 22,5 inch € 57,15;

Voor banden zonder velg met een wieldiameter tot en met 20 inch is geen recht verschuldigd.

Artikel 10 Belastingtijdvak

Met betrekking tot de belasting en rechten als genoemd in deze verordening, die per jaar worden geheven, is het belastingjaar gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 11 Aanvang en einde belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak

1.

Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt worden de op grond van de artikelen 5 en 8 verschuldigde bedragen geheven:

-

wanneer de belastingplicht is ontstaan voor de zestiende van de maand, met ingang van de maand waarin de belastingplicht ontstond en

-

wanneer de belastingplicht is ontstaan na de vijftiende van de maand met ingang van de daarop volgende maand.

2.

Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt worden de op grond van de artikelen 5 en 8 verschuldigde bedragen:

-

niet geheven wanneer de belastingplicht eindigde voor de zestiende van de maand, over de maand waarin de belastingplicht eindigde en

-

wel geheven over de maand, indien de belastingplicht na de vijftiende van die maand eindigde.

Artikel 12 Wijze van heffing/Tijdstip van betaling

1.

De belasting en rechten als bedoeld in artikel 1 van deze verordening worden geheven bij wege van aanslag.

2.

In afwijking van artikel 9, eerste lid van de Invorderingswet 1990 moet de belasting als bedoeld in artikel 1, onderdeel a, betaald worden in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede termijn twee maanden later.

3.

Het recht als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, moet worden betaald binnen 6 weken na het tijdstip waarop de belastingschuld is ontstaan.

4.

In afwijking van het tweede lid geldt, in geval het totaalbedrag van de aanslag op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslagregel bevat, het aanslagbedrag daarvan, niet hoger is dan € 1.500,-- en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in zoveel gelijke maandelijkse termijnen als er na de dagtekening van het aanslagbiljet nog maanden tot 31 december van het kalenderjaar waarin de aanslagen worden opgelegd overblijven. Met dien verstande dat het aantal termijnen ten minste drie en ten hoogste tien termijnen bedraagt. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijn telkens een maand later.

5.

De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande gestelde termijnen.

Artikel 13 Machtiging tot overdracht van bevoegdheden

1.

Het college is bevoegd tot het verlenen van schriftelijke toestemming met betrekking tot het verdagen van de uitspraak op het bezwaarschrift voor ten hoogste een jaar.

2.

Het college kan één of meer gemeenteambtenaren aanwijzen die in zijn plaats treden met betrekking tot de uitvoering van enige wettelijke bepaling betreffende de heffing en invordering van de belastingen.

Artikel 14 Verzending van aanslagbiljetten

Het college kan bepalen dat voor de toezending of uitreiking van aanslagbiljetten, ingevolge artikel 8, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 voor de met de invordering van gemeentelijke belastingen belaste gemeenteambtenaar een andere gemeenteambtenaar in de plaats treedt.

Artikel 15 Nakoming van verplichtingen

De verplichtingen bedoeld in de artikelen 47, 49 en 50 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en in de artikelen 58 en 60 van de Invorderingswet 1990, dan wel bedoeld of van toepassing verklaard in de algemene maatregel van bestuur krachtens artikel 246a van de Gemeentewet, gelden mede jegens de door het college aangewezen gemeenteambtenaren belast met de heffing en invordering van gemeentelijke belastingen.

Artikel 16 Rente

1.

Bij de berekening van de invorderingsrente vindt de ministeriële regeling bedoeld in artikel 31 van de Invorderingswet overeenkomstige toepassing.

2.

In afwijking van de in het eerste lid bedoelde regeling wordt bij enige of laatste betaling geen invorderingsrente in rekening gebracht indien deze in totaal een bedrag van € 5,-- niet te boven gaat.

Artikel 17 Inwerkingtreding en citeertitel

1.

De " Verordening reinigingsheffingen Vianen 2012" vastgesteld op 20 december 2011, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich vóór die datum hebben voorgedaan.

2.

De verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van bekendmaking.

3.

De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2013.

4.

Deze verordening kan worden aangehaald als de "Verordening reinigingsheffingen Vianen 2013".

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering

van 18 december 2012,

De griffier,

De voorzitter,

C.J. Steehouwer

W.G. Groeneweg