Regeling vervallen per 01-01-2021

Bomenverordening Vianen 2013

Geldend van 07-07-2015 t/m 31-12-2020

Intitulé

Bomenverordening Vianen 2013

De raad van de gemeente Vianen;

gelezen het voorstel van het college;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

b e s l u i t:

vast te stellen de Bomenverordening Vianen 2013

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    beschermde houtopstand: een houtopstand die is vastgelegd op de Groene Kaart.

  • b.

    bevoegd gezag: bevoegd gezag als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

  • c.

    bomen-effectanalyse: een standaard beoordeling van de gevolgen van voorgenomen bouw of aanleg voor een boom, op basis van landelijke richtlijnen van de Bomenstichting.

  • d.

    boom: een houtig opgaand gewas met een dwarsdoorsnede van de stam van minimaal 20 centimeter op 1,3 meter hoogte boven het maaiveld. In geval van meerstammigheid geldt de dwarsdoorsnede van de dikste stam. In afwijking hiervan geldt geen minimale dwarsdoorsnede bij toepassing van de artikelen 11, 12 en 13 van de verordening.

  • e.

    boomstructuur: lijnvormige elementen, vlakken en punten van houtopstanden die te samen een functioneel geheel vormen.

  • f.

    boomwaarde: de monetaire waarde van een boom zoals getaxeerd volgens de meest recente richtlijnen van Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen.

  • g.

    boomzone: begrensd gebied met houtopstanden die tezamen een functioneel geheel vormen.

  • h.

    college: het college van burgemeester en wethouders van Vianen.

  • i.

    dunnen: het verwijderen van bomen of boomvormers met als doel voldoende groeiruimte te creëren voor het voortbestaan van de houtopstand.

  • j.

    gemeentelijk groenfonds: fonds ingesteld bij besluit van de gemeenteraad waaruit de uitvoering van groenprojecten wordt gefinancierd.

  • k.

    Groene Kaart: kaart als bedoeld in artikel 2 van deze verordening.

  • l.

    houtopstand: één of meer bomen of boomvormers, of andere houtachtige gewassen.

  • m.

    minister: de minister belast met de uitvoering van de Boswet.

  • n.

    vellen: rooien; kappen; verplanten; het verrichten van handelingen, zowel boven- als ondergronds, die de dood of ernstige beschadiging of ernstige ontsiering van de boom ten gevolge kunnen hebben.

Artikel 2 Groene Kaart

  • 1. Het college stelt een Groene Kaart vast. Deze kaart bevat de volgende houtopstanden:

    • a.

      een beschrijving van de beschermde houtopstand, bestaande uit:

      • §

        bomen uit het landelijk Register van Monumentale Bomen van de Bomenstichting van lokale- en toekomstige monumentale bomen;

      • §

        particuliere bomen die door het college als beschermwaardig zijn aangemerkt;

      • §

        bomen in eigendom van de gemeente die door het college als beschermwaardig zijn aangemerkt;

    • b.

      boomzones en boomstructuren zoals beschreven in het Bomenbeleidsplan "Vianen in het groen". Deze boomzones en boomstructuren zijn geen beschermde houtopstanden als bedoeld in lid 1, sub a.

  • 2. De Groene Kaart bevat minimaal de volgende gegevens:

    • a.

      eenduidige, maatvaste inmeting van de boomzones, boomstructuren;

    • b.

      bomen die deel uitmaken van de beschermde houtopstand;

    • c.

      legenda met toelichting.

  • 3. De beschrijving van de bomen die deel uitmaken van de beschermde houtopstand bevat minimaal de volgende gegevens:

    • a.

      redengevende beschrijving;

    • b.

      soort boom of bomen;

    • c.

      standplaats;

    • d.

      kadastrale gegevens;

    • e.

      eigendomsgegevens;

    • f.

      foto’s.

  • 4. Zodra de eigenaar of zakelijke gerechtigde van een beschermde houtopstand op de hoogte is, of redelijkerwijs op de hoogte had kunnen zijn, van:

    • a.

      het geheel of gedeeltelijk tenietgaan van een beschermde houtopstand, anders dan door velling op grond van een verleende ontheffing;

    • b.

      de dreiging dat de beschermde houtopstand geheel of gedeeltelijk teniet kan gaan,

      is deze verplicht het college daarvan schriftelijke kennisgeving te doen.

  • 5. Het college stelt een bijdrageregeling vast voor een tegemoetkoming in de kosten die noodzakelijk zijn voor het duurzaam instandhouden van een beschermde houtopstand die geen eigendom is van een publiekrechtelijke rechtspersoon.

Artikel 3 kapverbod

  • 1. Het is verboden bomen die deel uitmaken van de beschermde houtopstand te vellen of te doen vellen.

  • 2. Het bevoegd gezag kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod.

  • 3. Het in het eerste lid bedoelde verbod behoudens ontheffing geldt eveneens voor houtopstand die is aangelegd op basis van een herplant- en instandhoudingsplicht op grond van de artikelen 8 en 9 van deze verordening.

  • 4. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor:

    • a.

      een beschermde houtopstand die moet worden geveld krachtens de Plantenziektenwet of krachtens een aanschrijving van het college, zulks onverminderd het bepaalde in de artikelen 8 en 9 van deze verordening;

    • b.

      het periodiek vellen van hakhout ter uitvoering van het reguliere onderhoud;

    • c.

      het periodiek knotten of kandelaberen als noodzakelijke beheermaatregel bij knotbomen, gekandelaberde bomen of leibomen ter uitvoering van het reguliere onderhoud.

Artikel 4 Aanvraag

  • 1. De aanvraag voor een ontheffing moet worden gemotiveerd onder verwijzing naar de redengevende beschrijving van de beschermde houtopstand, door of namens dan wel met toestemming van degene, die krachtens zakelijk recht of door degene die krachtens publiekrechtelijke bevoegdheid gerechtigd is over de beschermde houtopstand te beschikken, onder overlegging van een overzicht van de overige vergunningen, ontheffingen of toestemmingen die nodig zijn voor de realisatie van een project.

  • 2. Wanneer namens de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie aan het college een afschrift is toegezonden van de ontvangstbevestiging als bedoeld in artikel 2 van de Boswet, informeert het college zonodig de geadresseerde van voorgenoemde ontvangstbevestiging, dat een omgevingsvergunning voor het vellen van een houtopstand vereist is.

Artikel 5 Criteria

  • 1. Het bevoegd gezag kan de ontheffing om te vellen weigeren, dan wel onder voorschriften verlenen.

  • 2. Een ontheffing voor het vellen van een beschermde houtopstand kan, mits alternatieven voor behoud uitputtend zijn onderzocht, worden verleend indien:

    • a.

      het met het vellen te dienen belang opweegt tegen het duurzaam behoud van de beschermde houtopstand;

    • b.

      naar boomdeskundige maatstaven instandhouding niet langer verantwoord is ter voorkoming van letsel of schade of ernstige hinder;

    • c.

      het vellen niet in strijd is met het bomenbeleidsplan.

Artikel 6 Intrekking of wijziging

De ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd:

  • a.

    indien onjuiste of onvolledige gegevens ter verkrijging van ontheffing zijn verstrekt;

  • b.

    indien na het verlenen van ontheffing, op grond van verandering van inzichten of omstandigheden opgetreden na verlening, wijziging of intrekking noodzakelijk is vanwege het belang of de belangen ter bescherming waarvan ontheffing is vereist;

  • c.

    indien beperkingen die aan de ontheffing zijn of worden vervuld;

  • d.

    indien van de ontheffing geen gebruik wordt gemaakt binnen een daarin gestelde termijn of indien deze termijn ontbreekt, binnen een redelijke termijn.

Artikel 7 Beperking geldigheidsduur

  • 1. De ontheffing tot vellen als bedoeld in deze verordening vervalt indien daarvan niet binnen maximaal één jaar gebruik is gemaakt, te rekenen vanaf de datum, waarop deze ontheffing onherroepelijk is geworden,

  • 2. Het bevoegd gezag kan op aanvraag besluiten dat de termijn als bedoeld in het eerste lid wordt verlengd.

  • 3. Een besluit als bedoeld in het tweede lid wordt genomen vanwege de voorzienbare langere uitvoeringstermijn van een project, waarvoor de ontheffing is verleend. In het besluit wordt een nieuwe termijn aangegeven.

  • 4. Onverminderd het bepaalde in het tweede en derde lid geldt de termijn als bedoeld in het eerste lid ook voor een ontheffing voor het vellen van meer dan één boom, ook als de bomen in fasen worden geveld of één of enkele bomen al geveld zijn.

Artikel 8 Bijzondere voorschriften

  • 1. Tot de aan de ontheffing te verbinden voorschriften kan behoren het voorschrift dat binnen een bepaalde termijn en overeenkomstig de door het bevoegd gezag te geven aanwijzingen moet worden herplant.

  • 2. Indien niet ter plaatse kan worden herplant, kan tot de aan een ontheffing tot vellen te verbinden voorschriften behoren het voorschrift dat een geldelijke bijdrage gestort dient te worden in het gemeentelijk groenfonds.

  • 3. In het voorschrift als bedoeld in het eerste lid wordt telkens bepaald binnen welke termijn na de herplant en op welke wijze niet aangeslagen herplant moet worden vervangen.

  • 4. De verplichtingen en voorschriften van dit artikel 8 kunnen gelden voor bomen kleiner dan de in artikel 1 genoemde minimummaat.

  • 5. Tot aan de ontheffing te verbinden voorschriften kan het voorschrift behoren dat pas tot vellen van de beschermde boom op en bij bouw- en aanlegwerken of andere ruimtelijke herinrichting of reconstructie mag worden overgegaan indien andere ontheffingen, vergunningen, toestemmingen of ruimtelijke ordeningsprocedures onherroepelijk geworden zijn en de feitelijke en financiële voortgang van de werken voldoende gewaarborgd is.

  • 6. Tot aan de ontheffing te verbinden voorschriften kan het voorschrift behoren tot het opstellen en overleggen van een bomen-effectanalyse in geval van bouw of aanleg van werken nabij te behouden bomen.

Artikel 9 Herplant-/instandhoudingsplicht

  • 1. Indien een beschermde houtopstand waarop het verbod tot vellen van toepassing is, zonder ontheffing van het bevoegd gezag is geveld, dan wel op andere wijze teniet is gegaan, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde tot de grond waarop zich de beschermde houtopstand bevond dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herplanten overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hem te stellen termijn.

  • 2. Indien niet ter plaatse kan worden herplant wordt een financiële bijdrage gestort in het gemeentelijk groenfonds.

  • 3. Wordt een verplichting als bedoeld in het eerste lid opgelegd, dan kan daarbij tevens worden bepaald binnen welke termijn na herplant en op welke wijze niet aangeslagene herplant moet worden vervangen.

  • 4. Indien een beschermde houtopstand waarop het verbod tot vellen van toepassing is in het voortbestaan ernstig worden bedreigd, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde tot de grond waarop zich de beschermde houtopstand bevindt dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om:

    • a.

      overeenkomstig de door hem te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn voorzieningen te treffen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen;

    • b.

      een bomen-effectanalyse op te stellen en aan te bieden aan het bevoegd gezag.

Artikel 10 Schadevergoeding

Het college beslist op een verzoek om schadevergoeding bij weigering van een ontheffing tot vellen op grond van artikel 17 van de Boswet.

Artikel 11 Afstand van de erfgrenslijn

De afstand als bedoeld in artikel 5:42, tweede lid van het Burgerlijk Wetboek wordt vastgesteld op nihil voor bomen, heesters en heggen in eigendom van de gemeente en voor alle andere bomen op 0,5 meter en op nihil voor alle andere heesters en heggen.

Artikel 12 Bestrijding van boomziekten

  • 1. Indien zich op een terrein één of meer bomen bevinden die naar het oordeel van het college gevaar opleveren van verspreiding van een boomziekte of voor vermeerdering van de ziekteverspreiders zoals insecten, is de rechthebbende, indien hij daartoe door het college is aangeschreven, verplicht binnen de bij aanschrijving vast te stellen termijn:

    • a.

      de boom te vellen;

    • b.

      conform richtlijnen van de gemeente de gevelde boom direct zodanig te behandelen dat verspreiding van de boomziekte wordt voorkomen.

  • 2. Het is verboden gevelde bomen of delen daarvan voorhanden of in voorraad te hebben of te vervoeren, indien het een boomsoort betreft die de desbetreffende boomziekte kan verspreiden.

  • 3. Het college kan ontheffing verlenen van het onder het tweede lid van dit artikel gestelde verbod.

  • 4. Het niet voldoen aan de in het eerste lid bedoelde aanschrijving biedt een basis voor de toepassing van bestuursdwang, waarbij de noodzakelijke werkzaamheden, voor risico en voor rekening van aangeschrevene, door of namens de gemeente kunnen worden verricht.

Artikel 13 Bescherming gemeentelijke bomen

  • 1. Het is verboden om bomen eigendom van de gemeente:

    • a.

      te beschadigen, te bekladden of te beplakken;

    • b.

      daaraan snoeiwerk te verrichten, behoudens door de gemeente opgedragen boomverzorgende taken.

  • 2. Het is verboden om één of meer voorwerpen in of aan een gemeentelijke boom aan te brengen of anderszins te bevestigen, behoudens ontheffing van het college.

Artikel 14 Strafbepaling

  • 1. Degene aan wie een voorschrift als bedoeld in , artikel 12, eerste lid is opgelegd, alsmede diens rechtsopvolger, is gehouden dienovereenkomstig te handelen.

  • 2. Hij die handelt in strijd met artikel 12, tweede lid, artikel 13, eerste en tweede lid, danwel een voorschrift of een verplichting als bedoeld in het vorige lid niet na komt, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de tweede categorie. Tevens kan een rechterlijke beoordeling op grond van dit artikel openbaar gemaakt worden. Bij de strafmaatbepaling kan rekening worden gehouden met de boomwaarde.

Artikel 15 Toezicht

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de bij besluit van het college aangewezen personen.

Artikel 16 Slotbepaling

  • 1. Deze verordening kan worden aangehaald als: Bomenverordening Vianen 2013.

  • 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag van bekendmaking

  • 3. Met de inwerkingtreding van deze verordening wordt de Bomenverordening 2010 ‘Groene Kaart’ vastgesteld op 14 december 2010 ingetrokken.

  • 4. Deze verordening is eveneens van toepassing op ontheffingen die zijn aangevraagd voor de in het tweede lid genoemde datum van inwerkingtreding van deze verordening en waarop nog niet onherroepelijk is beslist.

APPENDIX: BIJDRAGEREGELING BIJZONDER BESCHERMWAARDIGE HOUTOPSTAND

ARTIKEL 1: Bijdrageregeling

  • 1.

    Het college kan een bijdrage verlenen in de kosten van maatregelen, die noodzakelijk zijn voor het duurzaam instandhouden van een beschermwaardige boom, bomen of andere houtopstanden.

  • 2.

    Het college kan een bijdrage, als bedoeld in het eerste lid, verlenen voor een bepaalde, beschermwaardige houtopstand, indien zij een omgevingsvergunning tot vellen voor deze houtopstand geweigerd hebben.

  • 3.

    Onder duurzame maatregelen, als bedoeld in het eerste lid, zijn in elk geval begrepen:

    • a.

      het onderzoek naar de kwaliteit van de houtopstand en de groeiplaats;

    • b.

      structurele groeiplaatsverbetering;

    • c.

      bescherming van de groeiplaats;

    • d.

      kroonsnoei (herstel- en stabilisatiesnoei);

    • e.

      kroonverankering;

    • f.

      herinrichting omgeving ter versterking van het monumentale karakter;

    • g.

      hekwerk en plaquettes.

  • 4.

    De bijdrage kan worden verleend aan:

    • a.

      de eigenaar van de grond waarop zich houtopstand bevindt;

    • b.

      een natuurlijk of rechtspersoon die krachtens een persoonlijk of zakelijk recht het feitelijke gebruik heeft van de grond waarop zich de houtopstand bevindt.

  • 5.

    Het college kan, naast het in het eerste en tweede lid van dit artikel bepaalde, diensten verlenen voor het onderhoud en de instandhouding van een houtopstand. Desgewenst kan het college hiervoor een schriftelijke, meerjarige overeenkomst sluiten.

ARTIKEL 2: Procedure

  • 1.

    Een aanvraag om een bijdrage of dienstverlening als bedoeld in het eerste lid, respectievelijk vijfde lid van artikel 1 moet schriftelijk worden ingediend bij het college.

  • 2.

    De aanvraag dient ondertekend te zijn door zowel de eigenaar als de gebruiker van de grond waarop zich de houtopstand bevindt.

  • 3.

    De bijdrage wordt slechts verleend indien een begroting van de kosten, opgesteld door een deskundig boomverzorger dan wel door de gemeente, wordt bijgevoegd en vooraf door het college is goedgekeurd.

  • 4.

    Het college kan nadere voorwaarden stellen aan vorm en inhoud van de aanvraag en de aanvraagprocedure.

ARTIKEL 3: Beslissingstermijn bijdrageregeling

  • 1.

    Het college beslist binnen 8 weken na de dag waarop de aanvraag is binnengekomen. Zij kunnen, bij schriftelijk ter kennis van aanvrager te brengen besluit, hun beslissing met ten hoogste 8 weken verlengen.

  • 2.

    Een beslissing als bedoeld in het eerste lid wordt zo spoedig mogelijk schriftelijk ter kennis van aanvrager gebracht.

ARTIKEL 4: Hoogte van de bijdrage

  • 1.

    Het college stelt jaarlijks de bijdragen vast voor de in artikel 1 bedoelde maatregelen. Het college kan een maximumbijdrage vaststellen voor de maatregelen ter verrichting aan één boom of één andere houtopstand.

  • 2.

    De bijdrage wordt alleen toegekend voor de kosten, die vooraf door het college zijn goedgekeurd.

  • 3.

    De bijdrage wordt verleend onder de voorwaarden dat:

    • a.

      de maatregelen worden uitgevoerd door een deskundig boomverzorger;

    • b.

      de maatregelen binnen 1 jaar na toekenning worden uitgevoerd;

    • c.

      de boom in alle opzichten behoorlijk in stand wordt gehouden.

  • 4.

    Aan het verlenen van de bijdrage kan door het college nadere voorwaarden worden gesteld.

ARTIKEL 5: Uitbetaling bijdrage

De bijdrage wordt uitbetaald indien:

  • a.

    het college is gebleken dat de maatregelen naar behoren zijn getroffen;

  • b.

    binnen 15 maanden na toekenning van de bijdrage de rekening van de boomverzorger is overgelegd.

ARTIKEL 6: Het vervallen van de bijdrage

  • 1.

    De toekenning van de bijdrage vervalt, zodra:

    • a.

      degene aan wie de bijdrage is toegekend ophoudt eigenaar te zijn of anderszins onbevoegd wordt over de houtopstand te beschikken;

    • b.

      de houtopstand teniet is gegaan;

    • c.

      niet wordt voldaan aan de bepalingen van deze bijdrageregeling;

    • d.

      niet wordt voldaan aan de voorwaarden gesteld bij toekenning van de bijdrage;

    • e.

      de eigenaar een privaatrechtelijke rechtspersoon is, die ontbonden wordt.

  • 2.

    Ingeval de eigendom van de houtopstand gedeeltelijk overgaat of de houtopstand gedeeltelijk teniet gaat, bepaalt het college of en in hoeverre voor het overblijvende deel van de houtopstand verdere verlening van de bijdrage plaatsvindt.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 9 juli 2013.

De griffier, De voorzitter,

(wg) C.J. (Kees) Steehouwer (wg) W.G. (Wim) Groeneweg

Toelichting behorende bij de Bomenverordening Vianen 2013

In artikel 1, onder j van deze verordening is een definitie opgenomen van het begrip: “gemeentelijk groenfonds” Het gemeentelijk groenfonds wordt in de regel ingesteld bij de vaststelling van de ‘Structuurvisie” als bedoeld in artikel 2.1 van de Wet ruimtelijke ordening. Vandaar dat in artikel 1, onder j van de verordening wordt aangegeven dat het gemeentelijk groenfonds door de raad zal worden ingesteld. Daardoor kan het fonds worden gevoed met bijdragen die op basis van anterieure exploitatie-overeenkomsten in rekening worden gebracht bij het verlenen van planologische medewerking aan bouwplannen. Deze zogenaamde groen voor rood regelingen en de te betalen bijdrage aan het gemeentelijk groenfonds zijn gebaseerd op artikel 6.24, derde lid van de Wet ruimtelijke ordening. Als een term als gemeentelijk groenfonds in de verordening wordt gehanteerd, zal deze in ieder geval in de verordening moeten worden gedefinieerd. Vervolgens stelt de raad een lijst met projecten vast voor bijvoorbeeld een termijn van vier jaar met projecten die uit dat groenfonds worden betaald.

Wanneer de raad een dergelijke structuurvisie niet vaststelt, zal op een andere wijze een gemeentelijk groenfonds moeten worden ingesteld. Als bijvoorbeeld in overeenstemming met het bepaalde in artikel 8, tweede lid van deze verordening een voorschrift aan de ontheffing wordt verbonden een bepaald bedrag in een gemeentelijk groenfonds te storten, zal ook inzichtelijk moeten zijn wat er met dat groenfonds gebeurd. Dat is vaste jurisprudentie voor het verbinden van een voorschrift aan een ontheffing die strekt tot het betalen van financiële vergoeding.

In artikel 2 is duidelijk aangegeven wat als beschermde houtopstand moet worden aangemerkt, om duidelijk te maken dat hier bomen zijn bedoeld is het begrip “houtopstanden” vervangen door “bomen”. De beschermde houtopstand, waarvoor nog een ontheffingsplicht geldt voor het vellen of doen vellen is feitelijk een lijst van beschermde bomen. Andere houtopstanden worden niet op de lijst van de beschermde houtopstanden geplaatst.

Als de aangepaste groene kaart wordt vastgesteld is dat een zogenaamd besluit van algemene strekking waartegen bezwaar- en beroep openstaat.

De geldende verordening was aangepast aan de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Dit had tot gevolg dat in de tekst van de verordening de term “bevoegd gezag” is opgenomen. Slechts op enkele plaatsen wordt nog gesproken van het college. Namelijk wanneer het gaat over de bevoegdheid tot vaststelling van de Groene Kaart en wanneer het een aanschrijving betreft als bedoeld in artikel 3, vierde lid onder a van de verordening. Deze aanschrijving is te beschouwen als een maatregel als bedoeld in artikel 5:2, lid 2 van de Algemene wet bestuursrecht.

De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht verzet er zich niet tegen dat in deze verordening consequent wordt gesproken over “ontheffing” omdat op artikel 2.2, lid 1 onder g van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht de ontheffing van rechtswege integreert in een omgevingsvergunning.

De verordening is beter afgestemd op de inhoud van de Algemene wet bestuursrecht. In artikel 4, eerste lid stond dat de ontheffing schriftelijk moest worden aangevraagd. Dat de ontheffing schriftelijk moet worden aangevraagd vloeit al voort uit het bepaalde in artikel 1, derde lid van de Algemene wet bestuursrecht, waarin een definitie van het begrip “aanvraag” is opgenomen.

In artikel 5 van de verordening zijn de toetsingscriteria voor de ontheffing opgenomen. De inhoud van deze criteria zijn inhoudelijk gewijzigd omdat een zwaarwegend maatschappelijk belang alleen in zeer uitzonderlijke gevallen zich voordoet. Gelet daarop is het nagenoeg niet mogelijk om ontheffing voor het vellen van een beschermde boom te verlenen, anders dan bij letsel of schade. Door het criterium “zwaar maatschappelijk belang” te vervangen door “met het vellen te dienen belang” kan maatwerk geleverd worden. Dit betekent echter niet dat de motiveringsplicht zodanig wordt verlaagd dat op eenvoudige wijze ontheffing verleend kan worden. Omdat deze ontbrak is ook een relatie gelegd met het bomenbeleidsplan door toevoeging van sub c. aan het tweede lid. Verder zijn alleen de woorden “slechts bij uitzondering” geschrapt. Dit vloeit immers al voort uit de term; “ontheffing” in plaats van de term: “vergunning”.

Artikel 7 is aangepast omdat hieruit niet expliciet bleek wanneer tot een langere termijn kon worden besloten.

In de slotbepalingen van de verordening (artikel 16) is aangegeven dat deze nieuwe verordening eveneens van toepassing is op ontheffingen die zijn aangevraagd voor de datum van inwerkingtreding van deze verordening en waarop nog niet onherroepelijk is beslist. Dit betekent dat deze verordening dan ook van toepassing is op aanvragen om ontheffing waarop nog niet is beslist of waarop wel is beslist maar waartegen nog een bezwaarschriftenprocedure loopt.

Volgens bestuursrechtelijke hoofdregel moet getoetst worden aan het recht zoals dat geldt ten tijde van het nemen van het besluit, tenzij het voor de aanvrager gunstiger is om te toetsen aan het recht zoals dat gold op het moment van aanvragen. Deze uitzondering is hier niet het geval waardoor het opnemen van een dergelijke overgangsbepaling niet in strijd is met het recht.