Regeling vervallen per 01-01-2017

Handhavingverordening 2012

Geldend van 01-01-2012 t/m 31-12-2016

Intitulé

De raad van de gemeente Vianen;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 13 december 2011;

 

gelet op artikel 8a van de Wet werk en bijstand, artikel 35, lid 1, onderdeel c van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijke arbeidsongeschikte werkloze werknemers en artikel 35, lid 1, onderdeel c van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijke arbeidsongeschikte zelfstandigen en de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht en de Gemeentewet;

 

besluit vast te stellen de Handhavingverordening 2012.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1. Alle begrippen die in de verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijke arbeidsongeschikte werkloze werknemers en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijke arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen en de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Vianen;

    • b.

      WWB: Wet werk en bijstand;

    • c.

      IOAW: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijke arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

    • d.

      IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijke arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

    • e.

      Bijzondere bijstand: de bijstand bedoeld in artikel 35, lid 1 WWB;

    • f.

      Algemene bijstand: de bijstand ter voorziening in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan;

    • g.

      Bijstand: algemene en bijzondere bijstand als bedoeld in de WW

    • h.

      Belanghebbende: de persoon die bijstand, inkomensvoorziening of een grondslag heeft aangevraagd dan wel ontvangt of heeft ontvangen; indien het een gehuwde betreft, wordt onder de belanghebbende elk van de echtgenoten verstaan.

Hoofdstuk 2 Fraudepreventie

Artikel 2 Voorlichting en communicatie

Het college stelt beleidsregels vast, waarin onder meer aandacht wordt besteed aan fraudepreventie. Onderdeel daarvan is de wijze waarop het college belanghebbenden informeert over de rechten en plichten die aan het ontvangen van bijstand zijn verbonden, en over de consequenties van misbruik en oneigenlijk gebruik. Deze regels staan omschreven in het communicatieplan en handhavingplan WWB. Deze zijn mede van toepassing op de IOAW en IOAZ.

Hoofdstuk 3 Terugvordering   

Artikel 3 Terugvordering van bijstand

  • 1. Het college vordert de kosten van bijstand boven een nader door het college te bepalen bedrag terug in de gevallen die in de artikelen 58 en 59 van de WWB zijn aangegeven, voor zover zich hier geen andere wettelijke regeling tegen verzet.

  • 2. Het college vordert de kosten van de grondslag boven een nader door het college te bepalen bedrag terug conform de artikelen 25, 26, 27 en 28 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijke arbeidsongeschikte werkloze werknemers, voor zover zich hier geen andere wettelijke regeling tegen verzet.

  • 3. Het college vordert de kosten van de grondslag boven een nader door het college te bepalen bedrag terug conform de artikelen 25, 26, 27 en 28 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijke arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, voor zover zich hier geen andere wettelijke regeling tegen verzet.

  • 4. Van terugvordering kan worden afgezien indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn.

  • 5. Het college stelt in de beleidsregels terugvordering WWB nadere regels vast ten aanzien van terugvordering alsmede omtrent de brutokosten van bijstand, kosten van invoering en wettelijke rente. Deze beleidsregels zijn mede van toepassing voor de IOAW en IOAZ.

Artikel 4 Invordering en kwijtschelding

  • 1. Het college stelt zich tot doel om de teruggevorderde en de op derden verhaalde bijstand in te vorderen conform de beleidsregels terugvordering WWB voorzover zich hier geen andere regeling tegen verzet.

  • 2. Het college kan besluiten van gehele of gedeeltelijke invordering af te zien en tot kwijtschelding van een vordering over te gaan. De voorwaarden voor kwijtschelding worden in de beleidsregels nader uitgewerkt.

  • 3. Het college stelt criteria vast voor categorieën van vorderingen, personen en termijnen voor het verrichten van heronderzoek op vorderingen.

  • 4. Deze beleidsregels zijn ook van toepassing voor de IOAW en IOAZ.

Hoofdstuk 4 Controle

Artikel 5 Controle

Het college onderzoekt tijdens de bijstandsverlening de rechtmatigheid van de uitkering en doet tevens onderzoek bij beëindiging van de uitkering.

De wijze waarop de controle plaatsvindt wordt vastgelegd in een handhavingplan.

Het college maakt daarbij gebruik van geautomatiseerde bestandsvergelijkingen.

Hoofdstuk 5 Gevolgen bij Fraude

Artikel 6 Verlaging van de uitkering

Indien de belanghebbende onjuiste, onvolledige of in het geheel geen inlichtingen verstrekt die van belang zijn of kunnen zijn voor de bepaling van de hoogte, de duur en de voortzetting van de bijstand of grondslag verlaagt het college de bijstand of grondslag conform hetgeen hierover is bepaald in de Afstemmingsverordening WWB of Afstemmingsverordening IOAW en IOAZ. Dit laat onverminderd de mogelijkheid tot terugvordering van de eventueel ten onrechte ontvangen bijstand of grondslag.

Artikel 7 Aangifte bij OM

Indien een gedraging van belanghebbende als bedoeld in artikel 6 leidt tot benadeling van de gemeente, doet het college, onverminderd de mogelijkheid tot terugvordering en afstemming, aangifte bij het Openbaar Ministerie, in overeenstemming met de door het Openbaar Ministerie op dit punt gehanteerde uitgangspunten.

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

Artikel 9 Onvoorziene omstandigheden en hardheidsclausule

  • 1. In alle gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het College.

  • 2. Het College kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze verordening, als toepassing daarvan leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.

Artikel 10 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van het tijdstip waarop de ‘Wet tot wijziging van de Wet werk en bijstand en samenvoeging van die wet met de Wet investeren in jongeren gericht op bevordering van deelname aan de arbeidsmarkt en vergroting van de eigen verantwoordelijkheid van uitkeringsgerechtigden’, in werking treedt.

  • 2. Met de inwerkingtreding van deze verordening wordt de Handhavingverordening 2010, vastgesteld bij raadsbesluit van 23 november 2010, ingetrokken.

Artikel 11 Overgangsbepaling

De Handhavingverordening 2010, vastgesteld op 23 november 2010, blijft van toepassing op handhavingszaken, die betrekking hebben op een periode vóór de inwerkingtreding van deze verordening.

Artikel 12 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Handhavingverordening 2012.

Toelichting

In artikel 8a WWB is een bepaling opgenomen waarin de gemeenteraad regels dient te stellen voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van bijstand alsmede van misbruik en oneigenlijk gebruik van de Wet werk en bijstand. Door de invoering van de wet tot bundeling van uitkeringen inkomensvoorziening aan gemeenten (BUIG) per 1 januari 2010 is de gemeente met ingang van 1 juli 2010 ook verplicht bij de IOAW en IOAZ dergelijke nadere regels te stellen.

Hiermee krijgt de gemeente de verplichting om eigen regels te bepalen omtrent handhaving. De gemeenteraad stelt op hoofdlijnen het beleid rondom handhaving vast door middel van de Handhavingverordening 2012 en geeft daarmee de gelegenheid om nadere invulling te geven aan de verordening in de vorm van beleidsregels.

Handhaving betreft alle activiteiten van de gemeente die er op gericht zijn dat de door haar gestelde regels worden nageleefd. Op het terrein van de sociale zekerheid gaat het er dan om dat misbruik en oneigenlijk gebruik van de WWB en IOAW en IOAZ zoveel mogelijk wordt voorkomen.

Op 1 januari 2012 treedt de ‘Wet tot wijziging van de Wet werk en bijstand en samenvoeging van die wet met de Wet investeren in jongeren gericht op bevordering van deelname aan de arbeidsmarkt en vergroting van de eigen verantwoordelijkheid van uitkeringsgerechtigden’ (kortweg: Wet Aanscherping WWB) in werking. In verband met de intrekking van de Wet investeren in jongeren als afzonderlijke wet, is het gewenst om de Handhavingverordening hierop aan te passen. Het betreft uitsluitend wetstechnische aanpassingen.

In deze toelichting wordt per hoofdstuk nader ingegaan op de Handhavingverordening 2012.

 

HOOFDSTUK 2 PREVENTIE

Hoofdstuk 2 gaat over fraudepreventie. In het verleden stond handhaving vaak gelijk aan fraudebestrijding. Fraudebestrijding op zich appelleert echter te eenzijdig aan repressie terwijl handhaving meer uit gaat van het bevorderen van de spontane naleving van de wet en regelgeving. Door middel van goede voorlichting over rechten, plichten en handhaving alsmede een optimale dienstverlening wordt ernaar gestreefd cliënten te bewegen de regels na te leven. Een en ander geschiedt conform het concept hoogwaardig handhaven (zie nader onder hoofdstuk 4).

 

HOOFDSTUK 3 TERUGVORDERING

 De mogelijkheden tot terugvordering van bijstand, inkomensvoorziening en de grondslag zijn een bevoegdheid van de gemeente. De regels wanneer wel of niet tot terugvordering wordt overgegaan, ter bepaling van de hoogte van de vordering, de regels ten aanzien van afzien van verdere terugvordering, de wijze van incasso, wettelijke rente en invorderingskosten zijn in deze verordening vastgelegd en verder uitgewerkt in beleidsregels.

 

Dit hoofdstuk bepaalt onder andere dat de gemeente de ten onrechte verstrekte bijstand, inkomensvoorziening of grondslag  terugvordert boven een nader vast te stellen bedrag.  De toevoeging van artikel 3 leden 1, 2, 3 en 4 is opgenomen omdat het principe, daar waar mogelijk, tot terugvordering over te gaan, niet absoluut is. Om te voorkomen dat teruggevorderd zou moeten worden in die gevallen waar een wettelijke regeling zich verzet tegen dat besluit, is de betreffende nuance opgenomen. Te denken valt aan bepalingen omtrent verjaringen in het Burgerlijk Wetboek of de bepalingen rond het wettelijk traject Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP). Deze opsomming is niet limitatief. Toekomstige wetswijzigingen kunnen nog bepalingen toevoegen, daarom is gekozen voor een algemene formulering.

 

Van terugvordering kan worden afgezien op grond van een dringende reden. Hiervan kan sprake zijn als de vordering bijvoorbeeld is ontstaan buiten toedoen van de belanghebbende. Nadere uitwerking hiervan wordt gegeven in de beleidsregels terugvordering WWB.

 

Dit hoofdstuk regelt ook de wijze van incasso. Onderdeel daarvan is het beleid met betrekking tot kwijtschelding van (delen van) vorderingen. In de beleidsregels worden de voorwaarden voor kwijtschelding aangegeven.

 

Dit hoofdstuk regelt verder de mogelijkheid de vordering te verhogen met de kosten van invordering als ook de wettelijke rente waarmee de vordering wordt verhoogd bij wanbetaling. In de beleidsregels wordt hier nadere invulling aan gegeven.

 

HOOFDSTUK 4 CONTROLE

 

Handhaven is voor gemeenten niet nieuw. Bij inwerkingtreding van de WWB is de verplichting om periodiek door middel van heronderzoeken, debiteurenonderzoeken of beëindigingsonderzoeken het recht op uitkering te beoordelen komen te vervallen. Doel hiervan is gemeenten in staat te stellen om in hun uitvoering meer maatwerk te kunnen leveren: controle op maat.

De handhavingsactiviteiten die momenteel worden ingezet (conform het interim heronderzoekplan WWB) zijn: elektronische gegevensuitwisseling via het Inlichtingenbureau (IB), het raadplegen recent arbeidsverleden door middel van Suwinet-inkijk en het maandelijks controleren van de mutatieformulieren.

 

Vanaf 1 oktober 2004 is er een controlesystematiek ingevoerd volgens het principe van hoogwaardig handhaven.

Het hoogwaardig handhaven omvat 4 elementen:

elementen gericht op voorkoming van fraude (preventie)

goede voorlichting over rechten, plichten en handhaving aan alle uitkeringsgerechtigden en in gesprekken met de cliënt voorlichting op maat

optimale dienstverlening zonder belemmeringen hetgeen draagvlak creëert voor de uitvoering van repressieve elementen

elementen gericht op aanpak van fraude (repressie)

invoering van signaalgestuurde aanpak van fraude

daadwerkelijke sanctionering in geval van geconstateerde fraude, met een zo kort mogelijke doorlooptijd.

 

HOOFDSTUK 5 GEVOLGEN BIJ FRAUDE

 

Dit hoofdstuk regelt de verlaging van de uitkering conform de Afstemmingsverordening WWB en de Afstemmingsverordening IOAW en IOAZ als belanghebbende niet aan de verplichtingen voldoet of ten onrechte bijstand of een grondslag heeft ontvangen.

Tevens regelt het de aangifte van fraude bij het Openbaar Ministerie. De voorwaarden voor aangifte zullen jaarlijks worden afgestemd met het Openbaar Ministerie.