Beleidsregel van de burgemeester van de gemeente Vijfheerenlanden houdende regels omtrent artikel 13b van de Opiumwet (Beleidsregel artikel 13b Opiumwet gemeente Vijfheerenlanden 2020)

Geldend van 17-01-2020 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel van de burgemeester van de gemeente Vijfheerenlanden houdende regels omtrent artikel 13b van de Opiumwet (Beleidsregel artikel 13b Opiumwet gemeente Vijfheerenlanden 2020)

1. Inleiding

Gemeenten krijgen meer en meer te maken met hennepteelt en drugshandel in zowel woningen en al dan niet voor publiek toegankelijke lokalen. Daarnaast worden gemeenten geconfronteerd met vondsten van voorwerpen en/of stoffen ter voorbereiding op en het feitelijk handelen van drugs. De burgemeestersbevoegdheid uit de Opiumwet is per 1 januari 2019 op dit punt uitgebreid.

 

Deze illegale activiteiten gaan veelal gepaard met overlast en georganiseerde criminaliteit en leiden tot een ernstige aantasting van de openbare orde, veiligheid en volksgezondheid. Deze activiteiten hebben vanuit hun aard ook een negatieve invloed op het woon- en leefklimaat. De gemeente Vijfheerenlanden wenst dat, aan te pakken. Het voorkomen en bestrijden van deze ondermijnende en ontwrichtende effecten van drugshandel blijft ook de komende jaren van groot belang. Vanuit het oogpunt van de openbare orde en veiligheid en het beschermen van het woon- en leefklimaat, treedt de burgemeester - met gebruikmaking van artikel 13b van de Opiumwet – op. Om sterker te staan in de aanpak van deze negatieve gevolgen van drugshandel heeft bovendien afstemming plaatsgevonden met de buurgemeenten door eenzelfde beleid vast te stellen.

 

Deze beleidsregel is niet van toepassing voor zover het coffeeshops betreft.

2. Doelstelling

Met het toepassen van de bevoegdheden op grond van de Opiumwet wordt (onder andere) beoogd:

  • Het herstellen van de kwaliteit van het woon- en leefklimaat;

  • Het voorkomen en beheersen van de negatieve effecten van de handel in en het gebruik van drugs op het openbare leven en andere lokale omstandigheden in de gemeente Vijfheerenlanden;

  • Herhaling van de overtreding te voorkomen;

  • Het gebruik en de bekendheid van de woning of het lokaal als drugspand teniet doen;

  • De loop naar het pand beëindigen of;

  • Het creëren van een preventief effect, door een signaal af te geven dat de geconstateerde feiten onacceptabel zijn, dat hiertegen wordt opgetreden en dat de gemeente Vijfheerenlanden onaantrekkelijk is als vestigingsplaats voor drugshandel en productie van drugs.

     

Deze opsomming moet zo gelezen worden dat bij het treffen van een maatregel zoals bedoeld in artikel 13b Opiumwet het niet noodzakelijk is dat alle doelen bereikt moeten worden. Het bereiken van één van bovenstaande doelen kan voldoende reden zijn om handhavend op te treden.

3. Uitgangspunten

In dit hoofdstuk worden enkele uitgangspunten beschreven die worden gehanteerd. Op grond van artikel 2 en 3 Opiumwet is het verboden een middel als bedoeld in de bij deze wet behorende lijst I (harddrugs) en lijst II (softdrugs), dan wel aangewezen op grond van artikel 3a lid 5 Opiumwet, binnen of buiten het grondgebied van Nederland te brengen, te telen, te bereiden, te bewerken, te verwerken, te verkopen, af te leveren, te verstrekken of te vervoeren, aanwezig te hebben en te vervaardigen.

Handelshoeveelheid

Voor de toepassing van bestuursdwang in het kader van artikel 13b Opiumwet moet sprake zijn van verkoop, aflevering, verstrekking of aanwezigheid daartoe van een middel als bedoeld in lijst I of II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid.

Ook het voorhanden hebben van een voorwerp en/of stof als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3⁰, of artikel 11a van de Opiumwet creëert de bevoegdheid voor toepassing van bestuursdwang.

Het is vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State dat de zinsnede ‘daartoe aanwezig is’, in artikel 13b, lid 1 Opiumwet, zo moet worden uitgelegd dat de burgemeester bevoegd is een last onder bestuursdwang op te leggen, indien in een pand een handelshoeveelheid drugs aanwezig is. Bij deze handelshoeveelheid, de overschrijding van de hoeveelheid die bestemd is voor eigen gebruik, gelden de volgende uitgangspunten[1]:

  • -

    Aangenomen mag worden dat de drugs bestemd zijn voor verkoop, aflevering of verstrekking.

  • -

    Aangenomen mag worden dat er van handel sprake is.

  • -

    Daadwerkelijke verkoop, aflevering of verstrekking hoeft niet aangetoond te worden.

Het pand vervult daarmee een rol binnen de keten van drugshandel.

 

Bij het vaststellen van een handelshoeveelheid wordt aangesloten bij de ‘Aanwijzing Opiumwet’, en dus bij de justitiële gedoogregels. Daarmee zijn de bestuurlijke en strafrechtelijke regels met elkaar in overeenstemming.

 

Harddrugs 

Betreft alle middelen die vermeld staan op lijst I behorend bij de Opiumwet. In de ‘Aanwijzing Opiumwet’ wordt met betrekking tot harddrugs onder een gebruikershoeveelheid verstaan: een hoeveelheid/dosis die doorgaans wordt aangehouden als gebruikershoeveelheid. Hierbij kan worden gedacht aan bijvoorbeeld één bolletje, één ampul, één wikkel, één pil/tablet. Het gaat in elk geval om een aangetroffen hoeveelheid van maximaal 0,5 gram. Voor wat betreft GHB wordt een consumptie-eenheid aangehouden van 5 ml. Grotere hoeveelheden dan de genoemde hoeveelheden, worden aangemerkt als een handelsvoorraad.

 

Softdrugs 

Betreft alle middelen die vermeld staan op lijst II behorend bij de Opiumwet. Met betrekking tot hennep wordt in de ‘Aanwijzing Opiumwet’ onder een handelsvoorraad verstaan een hoeveelheid van meer dan 5 gram.

 

Verkoop

De in de Opiumwet genoemde verkoop betreft het totaal aan handelingen dat rechtstreeks tot de overdracht van het verkochte leidt.[2] Ook voorbereiding, zoals het maken van afspraken om drugs te verkopen tussen leverancier en afnemer, al dan niet via een tussenpersoon wordt hieronder verstaan. Dit past ook in de lijn dat handel of daadwerkelijke verkoop niet hoeft te worden aangetoond.

       

Sluitingsbevoegdheid bij voorbereidingshandelingen

Wat betreft de sluitingsbevoegdheid op grond van voorbereidingshandelingen (opgenomen in de Opiumwet per 1 januari 2019) heeft de sluitingsbevoegdheid van de burgemeester alleen betrekking op de handelingen die strafbaar zijn op grond van artikel 10a en 11a Opiumwet. Deze bepalingen vereisen dat degene die een voorwerp of stof in een woning of lokaal of daarbij behorend erf voorhanden heeft, weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat het voorwerp of de stof bestemd is voor het bereiden, bewerken of vervaardigen van harddrugs, respectievelijk voor grootschalige of bedrijfsmatige illegale hennepteelt. Uit de Memorie van Toelichting (MvT, kamerstuk 34 763, nr. 3) blijkt dat de situatie van dien aard moet zijn dat redelijkerwijs moet worden aangenomen dat het om strafbare voorbereidingshandelingen gaat. Dit vergt een bestuurlijke beoordeling die kan worden gebaseerd op de aard en hoeveelheid van de aangetroffen stof of uit de aangetroffen voorwerpen en stoffen in onderlinge combinatie of een opsporingsonderzoek. Alleen het in een woning of lokaal of daarbij behorend erf voorhanden hebben van de genoemde voorwerpen of stoffen, verschaffen de bevoegdheid aan de burgemeester om over te gaan tot sluiting. Ook kan het zijn dat dan op grond van andere bevoegdheden kan worden opgetreden.

[1] o.a. ABRvS 28 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2912.

[2] o.a. ABRvS 12 april 2017, ECLI:NL:RVS:2017:993.

4. Juridisch kader

Strafrechtelijk optreden op grond van artikel 2 en 3 van de Opiumwet richt zich op de personen die zich bezighouden met de illegale activiteiten. De bestuursdwangbevoegdheid uit artikel 13b Opiumwet tot sluiting van een pand / woning richt zich specifiek op het betreffend pand of woning, en dus niet op de persoon (overtreder), en is gericht op het beschermen van het woon- en leefklimaat en het herstel van de openbare orde.

Woning en lokaal

Bij de toepassing van artikel 13b Opiumwet en deze beleidsregel wordt onderscheid gemaakt tussen lokalen en woningen.

Woning

Een gebouw/deel/ruimte van een gebouw dat feitelijk wordt gebruikt voor bewoning (woongenot). Het hebben van woongenot, blijkt uit de feitelijke constatering ter plaatse. Onder woning kan bijvoorbeeld ook een boot, caravan of woonwagen worden verstaan.

Lokaal

Een pand niet zijnde een woning, al dan niet voor publiek opengesteld, zoals een winkel, horecabedrijf, loods, magazijn, bedrijfsruimte en dergelijke. Hieronder vallen tevens woningen die niet feitelijk als zodanig worden gebruikt. Ten aanzien van horecabedrijven wordt opgemerkt dat er, naast een sluiting op grond van de Opiumwet, ook voor kan worden gekozen om handhavend op te treden op grond van de Horecaregelgeving.

Ernstige situatie

Voor het toepassen van de bestuursdwangbevoegdheid tot sluiting van een woning moet worden gekeken naar de ernst van de overtreding. Sluiting van een woning betekent immers vergaand ingrijpen in de persoonlijke levenssfeer van de betrokkene(n). Voor een woning geldt dat bij een eerste overtreding nog niet tot sluiting van de woning wordt overgegaan, tenzij er sprake is van een ernstige situatie. Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat bij lokalen de van toepassing zijnde indicatoren kunnen worden gebruikt als motivering van het te nemen besluit.

Binnen de gemeente Vijfheerenlanden geldt als uitgangspunt dat de aanwezigheid van een handelshoeveelheid harddrugs in een woning per definitie wordt bestempeld als een ernstig geval.[3] Harddrugs hebben een nog groter effect op de omgeving en met deze drugs kan nog meer geld worden verdiend, met alle gevaren die daarmee gepaard gaan.

De ernst van de situatie bij de aanwezigheid van softdrugs zal worden beoordeeld aan de hand van indicatoren die staan vermeld op onderstaande indicatorenlijst. De indicatorenlijst heeft een alternatief en geen cumulatief karakter. Op basis van (enkele van) de indicatoren kan worden geoordeeld dat sprake is van een ernstige situatie die sluiting noodzakelijk maakt. Het is daarbij ook mogelijk dat de beoordeling van de situatie aan de hand van de indicatoren leidt tot een directe sluiting of sluiting van langere duur. De indicatorenlijst is nadrukkelijk een hulpmiddel bij het bepalen van de ernst van de situatie.

  • De hoeveelheid en soort aangetroffen middelen als bedoeld in lijst I en/of lijst II van de Opiumwet.

    Hierbij kan onder andere gedacht worden aan het soort drugs. Aan de aanwezigheid van harddrugs wordt een zwaarder gewicht toegekend, dan wanneer er sprake is van een handelshoeveelheid softdrugs. Maar ook de hoeveelheid drugs in totaal en/of als sprake is van handelshoeveelheden van verschillende middelen en/of de combinatie van soft- en harddrugs weegt mee in het oordeel van de mate van professionaliteit en dus de ernst van de situatie. 

  • De mate waarin het pand betrokken is bij, dan wel bekend staat als pand waar drugshandel of drugsbezit aanwezig is.

    Hierbij kan onder andere worden gedacht aan (waarnemingen van) aanloop van personen die met drugshandel en/of drugsgebruik in verband kunnen worden gebracht, of het aantreffen van attributen die op handel in verdovende middelen wijzen, zoals weegschalen, grote hoeveelheden cash geld, versnijdingsmiddelen of verpakkingsmaterialen.

  • Recidive

    Is er sprake van een herhaling van feiten? Is de locatie en/of overtreder, of degene die als zodanig is aan te merken, eerder bij dit soort feiten betrokken geweest. Ten aanzien van de overtreder heeft dit dan ook betrekking op andere locaties. 

  • Strafbare feiten, geweldsdelicten, wapenbezit als bedoeld in de Wet wapens en munitie of andere openbare orde-delicten gerelateerd aan de woning of andere locaties als het gaat om de overtreder.

    Hierbij kan onder andere gedacht worden aan feiten in de zin dat in het pand personen worden aangetroffen met antecedenten op het gebied van geweld, drugs of wapenbezit, of zich ten aanzien van dergelijke feiten recidivist hebben getoond. Aantoonbare (drugs)overlast met betrekking tot het pand wordt meegenomen in de beoordeling. Ook speelt de aanwezigheid van wapens een rol bij de beoordeling of deze indicator van toepassing is. Als de overtreder op andere locaties is betrokken bij openbare orde-delicten, valt niet uit te sluiten dat dit ook op deze locatie zal gebeuren. Daarom wordt dit meegenomen in de beoordeling.    

     

  • Vermoedens van verwijtbaar gedrag van bewoners/betrokkenen

    Hierbij wordt gedacht aan de mate van betrokkenheid bij de overtreding en de genomen maatregelen om misstanden te voorkomen. Aangesloten wordt bij de geldende jurisprudentie dat van eigenaren/verhuurders verwacht mag worden dat zij tot op zekere hoogte controles uitvoeren die zich richten op het feitelijk gebruik van het pand.[4]

  • Betrokkenheid bij personen met antecedenten.

    Bij deze indicator worden aantoonbare relaties van bewoners/betrokkenen met personen die bij de politie bekend staan als drugshandelaren, al dan niet in georganiseerd verband, of die bekend staan in verband met georganiseerde criminaliteit beoordeeld. Hierbij zijn de antecedenten van die personen onderdeel van de beoordeling. Verkeert betrokkene in een kring van personen met antecedenten? 

  • De mate van gevaar of risico voor het woon- en leefklimaat in de omgeving en/of voor omwonende(n).

    Hierbij kan ten eerste worden gedacht aan een buurt waarin het pand zich bevindt. Staat de omgeving van het pand al langer onder druk in verband met drugsoverlast, bijvoorbeeld blijkend uit politie-informatie, meldingen, of andere overlast. Ervaren mensen overlast? Daarnaast kan de feitelijke situatie (bijvoorbeeld aanwezigheid wapens) meedragen aan de conclusie dat er een gevaar is voor de omgeving.

     

    In aanvulling op voorgaande indicatoren, wordt in de situatie dat alleen sprake is van strafbare voorbereidingshandelingen, tevens rekening gehouden met de volgende indicatoren:

  • De aard van de stoffen of goederen.

    Hierbij kan onder andere gedacht worden aan het voorhanden hebben van een chemische stof, apparatuur of aanverwante artikelen welke niet of nauwelijks anders kunnen worden toegepast dan bij de productie of handel van hard- dan wel softdrugs. 

  • De mate waarin de goederen erop wijzen bestemd te zijn voor handel in drugs.

    Voor de productie en handel in drugs zijn veel goederen nodig die op diverse locaties worden verkocht. De vraag in welke mate de goederen bestemd zijn voor de handel of productie in drugs moet aan de hand van de feitelijke (bedrijfs)situatie worden beoordeeld. Dat kan bijvoorbeeld aan de hand van de hoeveelheid goederen en de bedrijfsadministratie.

  • De combinatie van aangetroffen stoffen.

    Hierbij kan onder andere gedacht worden aan het tegelijk verkopen, dan wel aanwezig hebben van goederen die voor (grootschalige) verwerking of bereiding van drugs bedoeld zijn (bijvoorbeeld: grammenweegschalen, drugsverpakkingen, versnijdingsmiddelen).

  • Mate van bekendheid van het pand waar dergelijke producten verkocht of verhandeld kunnen worden.

    Uit informatie kan blijken dat een locatie een aanloop heeft van personen die juist voor de productie of handel in drugs naar een locatie komen.  

Bestuursdwang

Uitgangspunt is dat bij een overtreding van de Opiumwet met toepassing van artikel 13b van deze wet wordt overgegaan tot toepassing van bestuursdwang. Dit leidt tot sluiting van het drugspand. De bevoegdheid tot het opleggen van een last onder bestuursdwang rust op artikel 125 Gemeentewet in samenhang met artikel 5:21 Algemene wet bestuursrecht (verder: Awb).

 

Het gebruik van een last onder dwangsom wordt minder passend geacht, omdat dan de situatie kan ontstaan waarbij een overtreder een financiële afweging maakt voor zijn handelen. Het financiële gewin in het verdovende middelencircuit is erg groot. Een last onder bestuursdwang is een directer middel dat in tegenstelling tot de last onder dwangsom tot feitelijke beëindiging van de overtreding leidt. Een last onder bestuursdwang komt ook meer tegemoet aan de doelstellingen van het beleid.

 

Voornemen en zienswijze

Voorafgaand aan een besluit van de burgemeester tot het toepassen van bestuursdwang worden de belanghebbenden in de gelegenheid gesteld om hun zienswijze in te dienen over het voorgenomen besluit tot sluiting.[5] Dit is slechts anders als de spoedeisendheid zich hiertegen verzet.[6] Belanghebbenden kunnen zich laten vertegenwoordigen door een gemachtigde. Na het inwinnen van zienswijzen worden alle feiten en omstandigheden afgewogen ten opzichte van de wet- en regelgeving en deze beleidslijn. Vervolgens neemt de burgemeester een beslissing. Indien de belanghebbenden zich niet kunnen verenigen met het besluit van de burgemeester, dan staan hiertegen de gebruikelijke bestuursrechtelijke procedures open.

 

Getrapte sancties

Bij toepassing van artikel 13b Opiumwet wordt gekozen voor een getrapt sanctiesysteem, waarbij de termijn waarbinnen overtredingen worden geconstateerd wordt gesteld op een periode van vijf jaar (gerekend vanaf de voorgaande overtreding). Wanneer binnen een periode van vijf jaar een nieuwe overtreding, zoals bedoeld in artikel 13b Opiumwet, wordt geconstateerd, volgt in principe handhaving conform de opvolgende stap.

 

Belangenafweging

Als de sluiting van een pand in beginsel noodzakelijk wordt geacht, dient vervolgens gekeken te worden of de sluiting ook evenredig is. Zaken die daarbij in ieder geval nadrukkelijk moeten worden meegewogen zijn de verwijtbaarheid, de gevolgen van de sluiting en eventuele aanwezigheid van minderjarige kinderen.

 

Verwijtbaarheid

Hoewel persoonlijke verwijtbaarheid niet vereist is voor de toepassing van artikel 13b Opiumwet, kan de verwijtbaarheid wel aan de orde komen in het kader van de evenredigheid. Zo wordt bijvoorbeeld van degene die een woning verhuurt verwacht dat hij zich tot zekere hoogte informeert over het gebruik dat van het pand wordt gemaakt.

 

Gevolgen sluiting

Ook gevolgen van een sluiting worden meegewogen. Daarbij kan gedacht worden aan een bijzondere binding van een betrokkene met het pand zelf of een ander (financieel) gevolg. Stelregel is in ieder geval dat de aanwezigheid van een handelshoeveelheid drugs en de gevolgen daarvan voor de openbare orde en veiligheid dermate ernstig is dat herstel daarvan als algemeen belang in ieder geval zwaarder weegt dan bijvoorbeeld een individueel financieel belang.

Minderjarigen

Ten slotte wordt in ieder geval de aanwezigheid van minderjarige kinderen meegewogen. Op zichzelf zal dit geen bijzondere omstandigheid zijn, maar tezamen met andere omstandigheden kan uit de belangenafweging volgen dat er geen gebruik gemaakt wordt van de bevoegdheid. Minderjarigen staan in principe onder het toezicht van hun ouders. Indien een woning wordt gesloten en daarbij sprake is van minderjarige bewoners of betrokkenen, wordt door de politie melding gedaan bij Samen Veilig. Mocht een minderjarige op straat dreigen te komen, dan zal vanuit de gemeente voor deze minderjarige(n) onderdak worden geregeld. Benadrukt wordt dat in eerste instantie de ouders voor de opvang van minderjarigen verantwoordelijk zijn.

 

Afwijkingsbevoegdheid

Het kan zo zijn dat toepassing van het beleid voor een of meerdere belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. Op basis van de inherente afwijkingsbevoegdheid, zoals neergelegd in artikel 4:84 Awb, kan dan van dit beleid worden afgeweken. Er wordt altijd per geval aan de hand van de concrete omstandigheden beoordeeld of een sluiting geboden is of dat door de burgemeester een minder vergaande sanctie dient te worden opgelegd. Afwijking van het beleid dient voorzien te worden van een heldere motivering.

 

Sluiting

Bij het toepassen van de last onder bestuursdwang wordt gekozen voor het sluiten van het lokaal of de woning en het daarbij behorende erf. Eén of meerdere doelen zoals genoemd onder hoofdstuk 2 worden hierdoor bereikt. Wanneer feitelijk tot sluiting wordt overgegaan, wordt de woning of het lokaal en het daarbij behorende erf voor een ieder ontoegankelijk gemaakt. Dit betekent dat voor de duur van de sluiting niemand gebruik kan maken van het pand. Voor de sluiting wordt het gebouw en/of het erf door de toezichthouder, liefst in aanwezigheid van de eigenaar/verhuurder of huurder, bezocht en wordt van de opname een proces verbaal gemaakt waarbij de feitelijke situatie op dat moment wordt vastgelegd. Foto’s maken onderdeel uit van het proces-verbaal.

 

Na de sluitingstermijn wordt de woning of het lokaal en het bijbehorende erf weer vrijgegeven voor de eigenaar en/of bewoners. Het vrijgeven vindt in principe plaats na een rondgang door het gebouw/het erf om over eventuele schade die is ontstaan tijdens de sluiting direct helderheid te hebben.

 

Verzoek opheffing

Door een belanghebbende kan een verzoek aan de burgemeester worden gericht om de sluiting op te heffen. In het verzoek dient gemotiveerd aangegeven te worden welke maatregelen zijn genomen om herhaling van de overtreding te voorkomen. De verwijtbaarheid van de overtreding zal bij de beoordeling van het verzoek worden meegenomen. Omdat een sluiting wordt uitgevaardigd om een of meerdere doelen te bereiken wordt als stelregel gehanteerd dat van de sluitingstermijn in principe minimaal 2/3 moet zijn verstreken. Daarbij wordt opgemerkt dat als sprake is van een sluitingstermijn van drie maanden in principe de volledige sluitingstermijn zal gelden om zeker te zijn dat de doelen van het beleid bereikt worden.

 

Huisraad en huisdieren

Betrokkenen dienen in beginsel zelf voor hun huisraad en huisdieren te zorgen. Indien bij de uitoefening van de bestuursdwang nog dieren aanwezig zijn dan worden deze dieren meegenomen naar een tijdelijke opvanglocatie (bijvoorbeeld een dierenasiel). De kosten daarvan zullen worden verhaald op degene tot wie het besluit tot sluiting is gericht.

  

Alternatieve huisvesting

In beginsel wordt bij het sluiten van een woning geen vervangende woonruimte aangeboden. Betrokkenen dienen zelf voor hun alternatieve huisvesting te zorgen. Ten aanzien van eventueel aanwezige minderjarige bestaat de mogelijkheid dat noodopvang geregeld moet worden.

 

Effectuering sluiting

De sluiting kan worden uitgevoerd door het vervangen van sloten. Hierdoor bestaat de garantie dat aan het besluit wordt voldaan. De woning/lokaal wordt door de gemeente verzegeld. Indien er sprake is van ernstige vervuiling en/of aanwezigheid van bederfelijke waren, wordt gekozen voor ontsmetting en/of ontruiming.

 

Termijn

De termijn van sluiten verschilt tussen woningen en lokalen. De sluitingstermijn voor woningen is, in principe, gesteld op drie maanden en die van lokalen op zes maanden. Reden hiervoor is dat de betrokken belangen bij het sluiten van een woning zwaar wegen (grondrecht). Bij een overtreding van de Opiumwet in een lokaal spelen uiteraard ook belangen, maar die zijn over het algemeen financieel van aard. Het algemeen belang bij het sluiten van een lokaal weegt om die reden zwaarder. Bovendien speelt bij lokalen mee dat deze, over het algemeen, een meer publieke uitstraling hebben en vanuit hun aard veelal een loop naar het pand hebben. Er is om die reden een langere sluiting nodig om de doelstelling(en) uit het beleid te bereiken.

 

Kosten toepassing bestuursdwang

De kosten van de bestuursdwang (kunnen) worden verhaald op de overtreder.[7] Het kostenverhaal bevat alle kosten die verbonden zijn aan de sluiting, zoals het vervangen van de sloten, en andere kosten zoals verzegeling, eventueel dichttimmeren, het plaatsen van hekken, ontsmetting, ontruiming, dierenopvang en de ambtelijke kosten voor de voorbereiding en uitvoering van de last onder bestuursdwang.

 

Bekendmaking sluiting

De sluiting van een woning en/of het lokaal en/of een erf wordt bekend gemaakt. Er wordt een bekendmakingsbesluit aan geplakt/aangebracht (indien mogelijk bij de toegang) op de woning of het lokaal. In het geval van het afsluiten van een erf wordt de bekendmaking bij de toegang(en) tot het erf aangebracht. Uit dit bekendmakingsbesluit blijkt dat de woning, het lokaal en/of het erf is gesloten op grond van artikel 13b Opiumwet.

 

Objectgerichte karakter van de maatregel

Met de sluiting van een woning of lokaal is sprake van een maatregel die is gerelateerd aan het pand en niet aan de bewoner, huurder, gebruiker of eigenaar. Dit betekent dat een eventuele overdracht van het pand, of de komst van nieuwe huurders, niet van invloed is op het besluit tot sluiting. Het pand blijft gesloten.

 

Het besluit tot sluiting wordt om die reden geregistreerd in de zin van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken (WKPB). Indien de sluiting wordt opgeheven, wordt het besluit uit het WKPB-register uitgeschreven.

      

Strafbaarstellingen

De volgende gedragingen rondom de oplegging en uitvoering van een sluiting zijn strafbaar gesteld:

  • Het verbreken van een verzegeling is strafbaar gesteld in artikel 199, lid 1, van het Wetboek van Strafrecht en is een misdrijf tegen het openbaar gezag;

  • Het beschadigen, wederrechtelijk afscheuren of onleesbaar maken van de bekendmaking van de last (de kennisgeving) is strafbaar gesteld in artikel 187 van het Wetboek van Strafrecht;

  • Het betreden van een, krachtens artikel 13b van de Opiumwet, gesloten pand en bijbehorend erf is verboden op grond van artikel 2:41, tweede lid, van de APV.

 

Strafrechtelijke en bestuurlijke aanpak

Dit beleid is gebaseerd op een bestuurlijke bevoegdheid van de burgemeester en staat los van een eventuele strafrechtelijke aanpak. Nadat een overtreding van de Opiumwet is geconstateerd, kan zowel bestuursrechtelijk als strafrechtelijk worden opgetreden. De verantwoordelijkheden van een burgemeester zijn van een andere aard dan die van een officier van justitie. Aangezien de handel in verdovende middelen strafbaar is, zal in voorkomende gevallen zo mogelijk strafvervolging worden ingesteld. Dit is echter een afweging van het Openbaar Ministerie. In dit bestuurlijk kader wordt dit daarom verder buiten beschouwing gelaten.

[3] ABRvS 24 mei 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1362

[4] ABRvS 28 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2912; ABRvS 13 maart 2019, ECLI:NL:RVS:2019:794.

[5] Artikel 4:8 Awb

[6] Artikel 4:11 Awb

[7] Artikel 5:25 Awb

5. Handhavingsmatrix

Met de uitgangspunten zoals beschreven in hoofdstuk 3 hanteert de gemeente Vijfheerenlanden de onderstaande handhavingsmatrix.

Ten aanzien van artikel 13b lid 1 onder a en b van de Opiumwet voor lokalen :

Overtreding

Maatregel

1e overtreding

Sluiting voor een periode van 6 maanden.

2e overtreding binnen een periode van 5 jaar

Sluiting voor een periode van 12 maanden.

3e overtreding binnen een periode van 5 jaar

Sluiting voor een periode van 24 maanden.

4e overtreding binnen een periode van 5 jaar

Sluiting voor een periode van 48 maanden.

 

Ten aanzien van artikel 13b lid 1 onder a en b van de Opiumwet voor Woningen :

 

Overtreding

MAATREGEL

1e overtreding

Waarschuwen, tenzij sprake is van een ernstige situatie.

2e overtreding binnen een periode van 5 jaar of

sprake van een ernstige situatie zoals genoemd in de eerste stap

Sluiting voor een periode van 3 maanden.

3e overtreding binnen een periode van 5 jaar

Sluiting voor een periode van 6 maanden.

4e overtreding binnen een periode van 5 jaar

Sluiting voor een periode van 12 maanden.

5e overtreding binnen een periode van 5 jaar

Sluiting voor een periode van 24 maanden.

6. Inwerkingtreding

Deze beleidslijn treedt in werking op de eerste dag na de datum van bekendmaking, onder intrekking van de ‘Beleidsregel artikel 13b Opiumwet gemeente Vianen 2015’ en hoofdstuk 12.10 van het ‘Integraal Horecabeleid en Coffeeshopbeleid’ van de voormalige gemeente Leerdam.

7. Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: “Beleidsregel artikel 13b Opiumwet gemeente Vijfheerenlanden 2020”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld op 9 januari 2020.

De burgemeester van gemeente Vijfheerenlanden,

S. (Sjors) Fröhlich