Regeling vervallen per 02-10-2014

Regeling Melden Vermoeden Misstand gemeente Vlaardingen

Geldend van 02-10-2014 t/m 01-10-2014

Intitulé

Regeling Melden Vermoeden Misstand gemeente Vlaardingen

Het college van de gemeente Vlaardingen Besluit gelet op artikel 125 Ambtenarenwet; gelet op het bepaalde in artikel 15:2 van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling voor de sector gemeenten (CAR) en de Uitwerkingsovereenkomst (UWO); gelet op artikel 160 Gemeentewet; na verkregen instemming van de commissie voor Georganiseerd Overleg; tot vaststelling van de navolgende regeling en deze op te nemen in de arbeidsvoorwaardenregeling van de gemeente Vlaardingen: Regeling Melden Vermoeden Misstand gemeente Vlaardingen

Artikel 1 Begripsomschrijving

Voor de toepassing van deze regeling wordt verstaan onder: 1. Medewerker

De ambtenaar in de zin van artikel 1:1, eerste lid, onder a en artikel 1:2, eerste lid, onder c, d, e, g, h van de CAR, alsmede personen die anders dan op basis van een aanstelling of arbeidsovereenkomst werkzaam zijn bij of voor de gemeente Vlaardingen.

2. Melder

De medewerker die een vermoeden van een misstand meldt overeenkomstig artikel 2 van deze regeling.

3. Vertrouwenspersoon

De functionaris die als zodanig door het college is aangewezen.

4. Meldpunt

Een externe commissie of persoon die als zodanig door het college is aangewezen.

5. Vermoeden van een misstand

Een op redelijke gronden gebaseerd vermoeden met betrekking tot de gemeentelijke organisatie waar de medewerker werkzaam is omtrent:

a. een strafbaar feit;

b. een schending van regelgeving of beleidsregels;

c. het misleiden van justitie;

d. een gevaar voor de volksgezondheid, de veiligheid of het milieu, of

e. het bewust achterhouden van informatie over deze feiten.

 

Artikel 2 Melding

1. De medewerker die een vermoeden van een misstand wil melden, doet dit bij zijn leidinggevende, diens leidinggevende, bij de vertrouwenspersoon of, indien daartoe aanleiding bestaat, rechtstreeks bij het meldpunt.

2. Een melding laat de wettelijke verplichting tot het doen van aangifte van een strafbaar feit onverlet.

Artikel 3 Melding door een gewezen medewerker

1. De gewezen medewerker die een vermoeden van een misstand wil melden doet dit binnen een periode van twaalf maanden na zijn ontslag of beëindiging van zijn werkzaamheden voor de gemeente. Hij kan alleen een melding van een vermoeden van een misstand doen als hij in de hoedanigheid van medewerker kennis heeft gekregen van het vermoeden.

2. Voor de in het eerste lid bedoelde gewezen medewerker zijn artikelen vier tot en met dertien van deze regeling van toepassing.

Artikel 4 Identiteit medewerker

De persoon of entiteit bij wie een melding wordt gedaan maakt de identiteit van de medewerker, die de melding doet, niet bekend zonder instemming van de medewerker.

Diegenen die betrokken zijn bij de behandeling van een melding gaan op behoorlijke en zorgvuldige wijze met de identiteit van de melder om.

Artikel 5 Informeren college

De persoon of entiteit bij wie een melding is gedaan draagt er zorg voor dat het college onverwijld op de hoogte wordt gesteld van de melding en van de datum waarop de melding ontvangen is.

Artikel 6 Onderzoek door college

1. Het college stelt na ontvangst van de mededeling over de melding onverwijld een onderzoek in.

2. Het college zendt aan de medewerker dan wel de vertrouwenspersoon die een vermoeden van een misstand heeft gemeld, een ontvangstbevestiging. De ontvangstbevestiging bevat het gemelde vermoeden van een misstand en het moment waarop de medewerker het vermoeden aan de leidinggevende of de vertrouwenspersoon heeft gemeld.

3. Het college informeert de persoon of personen op wie een melding betrekking heeft over de melding, tenzij daardoor het onderzoeksbelang kan worden geschaad.

Artikel 7 Standpunt college

1. Het college stelt de medewerker of de entiteit bij wie de medewerker melding heeft gedaan binnen twaalf weken schriftelijk op de hoogte van zijn standpunt omtrent het gemelde vermoeden van een misstand.

2. Indien niet binnen twaalf weken uitvoering kan worden gegeven aan het eerste lid wordt de medewerker of entiteit bij wie de medewerker melding heeft gedaan voordat deze termijn is verlopen daarvan schriftelijk en gemotiveerd op de hoogte gesteld. daarbij wordt de termijn aangegeven waarbinnen de medewerker of entiteit een kennisgeving als bedoeld in het eerste lid ontvangt.

Artikel 8 Jaarverslag

De vertrouwenspersoon maakt jaarlijks een verslag van de aard en de omvang van het aantal interne meldingen. Dit verslag wordt aan het college en de Ondernemingsraad gestuurd en openbaar gemaakt.

Artikel 9 Inrichting meldpunt

1. Het college wijst een of meerdere personen aan die het meldpunt vormt of vormen.

2. Het meldpunt heeft tot taak een door de medewerker gemeld vermoeden van een misstand te onderzoeken en het college daarover te adviseren.

3. Indien het meldpunt uit meerdere personen bestaat, is dit altijd een oneven aantal, inclusief de voorzitter. In dat geval kunnen ook een secretaris, een plaatsvervangend voorzitter en andere plaatsvervangende leden worden benoemd. Zij beslissen bij gewone meerderheid van stemmen. 

Artikel 10 Melding

1. De medewerker kan het vermoeden van een misstand binnen redelijke termijn melden bij het meldpunt, indien:

a. hij het niet eens is met het standpunt bedoeld in artikel 7;

b. hij geen standpunt heeft ontvangen binnen de termijnen bedoeld in artikel 7.

2. Het meldpunt maakt de identiteit van de medewerker niet bekend zonder instemming van de medewerker.

 

Artikel 10a Rechtstreekse melding bij het meldpunt.

Indien zwaarwegende belangen de toepassing van de interne procedure in weg staan, kan de medewerker het vermoeden van een misstand rechtstreeks melden bij het meldpunt

Artikel 11 Ontvangstbevestiging en onderzoek

1. Het meldpunt bevestigt de ontvangst van een melding van een vermoeden van een misstand aan de medewerker die het vermoeden heeft gemeld.

2. Het meldpunt draagt er zorg voor dat het college op de hoogte wordt gesteld van de melding bij het meldpunt.

3. Het college informeert de persoon of personen op wie een melding betrekking heeft over de melding bij het meldpunt, tenzij het onderzoeksbelang hierdoor kan worden geschaad. 

4. Indien het meldpunt dit voor de oefening van zijn taak noodzakelijk acht, stelt het een onderzoek in.

5. Ten behoeve van het onderzoek genoemd in lid 4 van dit artikel is het meldpunt bevoegd bij het college alle inlichtingen in te winnen die het voor de vorming van zijn advies nodig acht. Het college verschaft het meldpunt alle inlichtingen.

6. Het meldpunt kan het onderzoek of gedeelten daarvan opdragen aan een van de leden of aan een deskundige.

7. Wanneer de inhoud van bepaalde door het college verstrekte informatie vanwege het vertrouwelijke karakter uitsluitend ter kennisneming van het meldpunt dient te blijven, wordt dit aan het meldpunt meegedeeld. Het meldpunt beveiligt informatie met een vertrouwelijk karakter tegen kennisneming door onbevoegden.

Artikel 12 Niet ontvankelijkheid

Het meldpunt verklaart de melding niet ontvankelijk indien:

a. de misstand niet van voldoende gewicht is;

b. de melder niet valt onder de definitie van medewerker op grond van deze regeling; 

c. de medewerker de procedure bedoeld in artikel 2 niet heeft gevolgd en het bepaalde in artikel 10, eerste lid, onder a niet van toepassing is, of

d. de medewerker de procedure bedoeld in artikel 2 heeft gevolgd, maar de termijn bedoeld in artikel 3 nog niet is verstreken;

e. de melding niet binnen redelijke termijn is geschied.

Artikel 13 Advies van het meldpunt

1. Indien de melding ontvankelijk is, legt het meldpunt binnen twaalf weken zijn bevindingen neer in een advies aan het college. Het meldpunt zendt een afschrift van het advies aan de medewerker met inachtneming van het eventueel vertrouwelijk karakter van de aan het meldpunt verstrekte informatie.

2. Indien niet binnen twaalf weken een advies kan worden gegeven wordt de melder en/of de vertrouwenspersoon alsmede het college voordat deze termijn is verlopen daarvan schriftelijk en gemotiveerd op de hoogte gesteld. Daarbij wordt de termijn aangegeven waarbinnen het advies als bedoeld in het eerste lid gereed is.

3. Het advies wordt in geanonimiseerde vorm en met inachtneming van het eventueel vertrouwelijke karakter van de aan het meldpunt verstrekte informatie en de ter zake geldende wettelijke bepalingen openbaar gemaakt op een wijze die het meldpunt geëigend acht, tenzij zwaarwegende belangen zich hiertegen verzetten. 

Artikel 14 Standpunt college naar aanleiding van het advies van het meldpunt

1. Het college stelt binnen twee weken na ontvangst van het advies van het meldpunt de melder alsmede het meldpunt schriftelijk op de hoogte van zijn standpunt.

2. De melder van wie de identiteit niet bekend is gemaakt door het meldpunt zal het college het standpunt via het meldpunt doen toekomen.

3. Een van het advies afwijkend standpunt wordt gemotiveerd.

Artikel 15 Jaarverslag

Jaarlijks wordt door het meldpunt een verslag opgemaakt.

1. In dat verslag wordt in geanonimiseerde zin en met inachtneming van de ter zake wettelijke bepalingen gemeld:

a. het aantal en de aard van de meldingen van een vermoeden van een misstand;

b.  het aantal meldingen dat niet heeft geleid tot een onderzoek;

c.  het aantal onderzoeken dat het meldpunt heeft verricht;

d. het aantal adviezen en de aard van de adviezen dat het meldpunt heeft uitgebracht.

2. Dit jaarverslag wordt aan het college en de Ondernemingsraad gestuurd en openbaar gemaakt.

Artikel 16 Bescherming van de medewerker

1. De medewerker zal als gevolg van de melding van een vermoeden van een misstand geen nadelige gevolgen ondervinden voor zijn rechtspositie. Onder nadelige gevolgen worden in ieder geval verstaan besluiten tot:

a. het verlenen van ongevraagd ontslag;

b. het niet verlengen van een aanstelling voor bepaalde tijd;

c. het niet omzetten van een aanstelling voor bepaalde tijd in een vaste aanstelling;

d. de opgelegde benoeming in een andere functie;

e. het treffen van disciplinaire maatregelen;

f. het onthouden van salarisverhoging, incidentele beloning of toekenning van vergoedingen;

g. het onthouden van promotiekansen en

h. het afwijzen van een verlofaanvraag,

Voor zover deze besluiten worden genomen vanwege de door de medewerker gedane melding van een vermoeden van een misstand.

2. Het college draagt er zorg voor dat de melder ook anderszins bij de uitoefening van zijn functie geen nadelige gevolgen van de melding ondervindt.

3. Het bepaalde in het eerste en tweede lid van dit artikel geldt ook voor de medewerker die te goeder trouw een vermoeden van een misstand meldt in een andere organisatie dan die van de gemeente, volgens een bij die organisatie geldende regeling.

De bescherming geldt alleen als de medewerker:

a. uit hoofde van zijn functie met die andere organisatie samenwerkt of heeft samengewerkt;

b. uit hoofde van zijn functie kennis heeft verkregen van de vermoede misstand;

c. het vermoeden van de misstand tijdig bij zijn leidinggevende heeft gemeld;

d. zich heeft gehouden aan de afspraken die ter zake van deze melding met hem zijn gemaakt door het college.

Artikel 17 Bescherming van de vertrouwenspersoon

De vertrouwenspersoon geniet bescherming overeenkomstig het bepaalde in artikel 16, eerste en tweede lid, tegen benadeling als gevolg van de hem bij deze regeling toebedeelde taken.

 

Artikel 18 Onvoorziene gevallen

In gevallen waarin deze regeling niet of niet in redelijkheid voorziet kan het college een bijzondere voorziening treffen.

Artikel 19 Citeertitel en inwerkingtreding

Deze regeling kan worden aangehaald als “Regeling Melden Vermoeden Misstand gemeente Vlaardingen”, en treedt met terugwerkende kracht in werking met ingang van 1 januari 2012.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders
op 31 januari 2012 De secretaris,   De burgemeester, ir. C. Kruyt   mr. T.P.J. Bruinsma