Regeling vervallen per 01-03-2014

Bezoldigingsregeling gemeente Vlaardingen

Geldend van 01-03-2014 t/m 28-02-2014

Intitulé

Bezoldigingsregeling gemeente Vlaardingen

Het college van de gemeente Vlaardingen

Besluit gelet op artikel 125 Ambtenarenwet; gelet op artikel 3:1 alsmede artikel 12:2, lid 1 van de Collectieve arbeidsvoorwaardenregeling voor de sector gemeenten (CAR) en de Uitwerkingsovereenkomst (UWO); gelet op artikel 160 van de Gemeentewet; na verkregen instemming van de commissie voor Georganiseerd Overleg; tot vaststelling van de navolgende regeling en deze op te nemen in de arbeidsvoorwaardenregeling van de gemeente Vlaardingen:    Bezoldigingsregeling gemeente Vlaardingen

 

Artikel 1

Voor de toepassing van deze regeling wordt verstaan onder: 1. Medewerker

De ambtenaar in de zin van artikel 1:1, eerste lid, onder a van de CAR.

2. Schaal

De schaal als bedoeld in artikel 3:1, tweede lid, onder a van de CAR.

3. Salaris

Het salaris, als bedoeld in artikel 3:1, tweede lid, onder b van de CAR.

4. Bezoldiging

De bezoldiging als bedoeld in artikel 3:1, tweede lid onder c van de CAR.

5. Uurloon

Het uurloon als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid, onder o van de CAR.

6. Aanloopschaal

De schaal die één of twee schalen onder de bij de functie behorende functieschaal ligt.

7. Functieschaal

De schaal die met behulp van functiewaardering is vastgesteld voor een functie.

8. Uitloopschaal

De schaal onmiddellijk gelegen boven de functieschaal.

9. Maximumsalaris

Het hoogste bedrag van een salarisschaal zonder uitloopperiodieken.

10. Uitloopperiodiek

De periodieke verhoging volgend op de maximale periodiek van de voor de functie geldende salarisschaal die de medewerker in dienst van de gemeente vóór 1-1-2011 kan ontvangen.

11. Conversie

De vertaling van de resultaten van functiewaardering naar de salarisschalen met behulp van de daartoe vastgestelde tabel.

12. Betrekking

De betrekking als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid, onder b van de CAR.

13. Volledige betrekking

De volledige betrekking als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid, onder k van de CAR.    

Artikel 2 Recht op salaris

1. Een medewerker heeft recht op salaris vanaf de dag dat hij formeel in dienst treedt. Indien in het aanstellingsbesluit geen datum van ingang is vermeld, vangt het recht op salaris aan op de eerste werkdag van de medewerker.

2. Het salaris wordt berekend, gebaseerd op de arbeidsduur per week en uitbetaald per maand. 3. In gevallen, waarin het salaris of toelage moet worden berekend over een gedeelte van een maand, wordt het salaris vastgesteld door het salaris per maand te vermenigvuldigen met een breuk, waarvan de teller aangeeft het aantal wekelijkse arbeidsuren en de noemer het aantal uren per week.

4. Het recht op salaris eindigt, in geval van ontslag, met ingang van de dag waarop het ontslag ingaat.

5. Het salaris van de medewerker met een deeltijd betrekking wordt vastgesteld naar rato van de betrekkingsomvang.

 

Artikel 3 Bepalen inschaling

1. Met behulp van het systeem van functiewaardering is voor de betreffende functie een geldende functieschaal bepaald.

2. Indien en zolang de medewerker nog niet alle functiebestanddelen van de functie uitvoert dan wel nog niet aan alle functie-eisen voldoet, wordt hij ingedeeld in de aanloopschaal.

3. Bij indiensttreding wordt het salaris van de medewerker op de bij de functie behorende aanloopschaal of de functieschaal bepaald. Hierbij wordt rekening gehouden met opleiding, ervaring, kennis en vaardigheden van de kandidaat uit onderzoek. Ook wordt rekening gehouden met de onderlinge salarisverhoudingen binnen de afdeling.

4. De medewerker die is benoemd in twee of meer functies, welke apart zijn beschreven en gewaardeerd, kan voor elk van die functies, naar rato van de betrekkingsomvang worden ingeschaald en beloond.

Artikel 4 Wijzigen van het salaris

1.  Plaatsing in de functieschaal is aan de orde, indien op grond van beoordeling is gebleken, dat de medewerker de functie op aanvaardbare wijze zal vervullen. Voor de duur van de plaatsing in de aanloop bestaat geen specifieke termijn. De termijn is afhankelijk van de complexiteit van de functie.

2. Degenen die worden gesalarieerd op basis van het maximum van de functieschalen 1 tot en met 17 en voor 1 januari 2011 in dienst zijn, komen op grond van een beoordeling in aanmerking voor een bevordering naar de naasthogere schaal (uitloopschaal).De bevordering naar de uitloopschaal van medewerkers gebeurt alleen indien het beoordelingsresultaat minimaal “goed” is.

3. Het toekennen van een extra periodieke verhoging is mogelijk aan een medewerker die het maximumsalaris van de voor hem geldende salarisschaal nog niet heeft bereikt en kan worden toegekend als uit beoordeling blijkt, dat de medewerker bij voortduring “zeer goed” of "uitstekend" functioneert.

4. Een overplaatsing naar een even hoog gewaardeerde functie zal in beginsel geen salarisverhoging noch een verandering in de datum van de eerstvolgende periodieke verhoging tot gevolg hebben.

Artikel 5 Wijze van inpassing

1. De inpassing in een functie-, of uitloopschaal vindt in principe op het naast hogere salarisbedrag plaats. Hierbij geldt dat het verschil tussen het salarisbedrag van de oude schaal en de nieuwe schaal minimaal 75% bedraagt van het bedrag dat iemand zou hebben gekregen in het geval van een periodieke verhoging in de oude schaal. Indien de datum van de periodieke verhoging en de datum van de inpassing gelijk vallen, dan wordt eerst een periodieke verhoging toegekend, mits iemand nog niet op zijn maximum zit. Vervolgens vindt inpassing plaats volgens de 75% regel.

2. In het geval dat het in lid 1 bedoelde verschil tussen het oude en het nieuwe salarisbedrag minder dan 75% bedraagt, vindt inpassing in het naasthogere salarisbedrag in de nieuwe schaal plaats.

3. De datum van de eerstvolgende periodieke verhoging is 1 jaar na inpassing in de functie- of uitloopschaal.

Artikel 6 Periodieke verhogingen

1. Het salaris van de medewerker wordt, zolang het maximumbedrag van de salarisschaal waarin zijn functie is ingedeeld, nog niet is bereikt, verhoogd met een periodieke verhoging, indien hij hetzelfde salaris gedurende één jaar heeft genoten.

2. Bij onvoldoende bekwaamheid, geschiktheid en dienstijver kan het college besluiten de in het eerste lid bedoelde periodieke verhoging niet toe te kennen.

3. De medewerker aan wie de periodieke verhoging op grond van het tweede lid niet wordt toegekend ontvangt daarvan schriftelijk mededeling met vermelding van de redenen, welke daartoe hebben geleid.

4. Zolang ten aanzien van de medewerker het tweede lid toepassing vindt wordt jaarlijks door het college opnieuw bezien in hoeverre er aanleiding is deze toepassing te bestendigen.

5. Een verhindering wegens ziekte, als bedoeld in hoofdstuk 7 van de CAR is niet van invloed op het tijdstip van toekenning van periodieke verhogingen.

6. Medewerkers in dienst voor 1 januari 2011 die naar de uitloopschaal zijn bevorderd, komen in aanmerking voor de periodieke verhoging(en) in de uitloopschaal, voor zover het maximum van de uitloopschaal niet is bereikt en indien het beoordelingsresultaat minimaal “goed” is.

Artikel 7 Toelage onregelmatige dienst

1. Aan de medewerker voor wie de werktijden met toepassing van artikel 3:3 van de CAR regelmatig of vrij regelmatig zijn vastgesteld op andere tijden dan op maandag tot en met vrijdag tussen 8 uur en 18 uur wordt een toelage toegekend.

2. De salariëring van de onder het eerste lid bedoelde medewerker voor wie één van de salarisschalen geldt van schaal 1 tot en met 10a uit Bijlage II en IIa of de inpassingstabel gemeentelijke garantiesalarissen van de CAR komt in aanmerking voor deze toelage.

3. Het college bepaalt in welke voorkomende gevallen welke werkzaamheden te verrichten tijdens wachtdiensten kunnen worden aangemerkt als arbeid zoals bedoeld in het eerste lid.

4. Voor de vaststelling van de tijd gedurende welke arbeid is verricht, wordt deze afgerond op een half uur. Voor deze afronding worden vijftien minuten of minder niet meegerekend en meer dan vijftien minuten gerekend op een half uur.

5. De in het eerste lid bedoelde toelage bedraagt per gewerkt uur een percentage van het voor de medewerker geldende uurloon en wel:

20% voor de uren op maandag tot en met vrijdag tussen 6 en 8 uur en tussen 18 en 22 uur;

40% voor de uren op zaterdag tussen 6 en 22 uur;

40% voor de uren op maandag tot en met zaterdag tussen 0 en 6 uur en tussen 22 en 24 uur;

65% voor de uren op zondag en op de feestdagen genoemd in artikel 4:2:1, lid 3, met dien verstande, dat genoemde percentages worden berekend over ten hoogste een bedrag, gelijk aan het 1/156 deel van het salaris behorend bij het maximum bedrag van salarisschaal 6 als vermeld in de bijlagen van de CAR.

6. Voor de in het vijfde lid, onder a genoemde morgen- en avonduren wordt de toelage slechts toegekend, indien de arbeid is aangevangen vóór 7 uur, respectievelijk is beëindigd na 19 uur.

Artikel 8 Vaste vergoeding onregelmatige dienst

1. In afwijking van het bepaalde in artikel 7, vijfde lid kan het college aan de medewerker, bedoeld in artikel 7, eerste lid, op wie de verplichting tot het verrichten van de daarbedoelde arbeid regelmatig rust, een vaste vergoeding per maand toekennen.

2. Het bedrag van de in het eerste lid bedoelde vaste vergoeding, dient, berekend over een tijdvak van tenminste een jaar, zoveel mogelijk gelijk te zijn aan de vergoeding per maand welke de medewerker gemiddeld zou hebben ontvangen, indien deze met toepassing van artikel 7, vijfde lid zou zijn toegekend.

Artikel 9 Tijdelijke verhoging vergoeding onregelmatige dienst

1. Als gevolg van een daling van het bruto uurloon wordt aan de medewerker in dienst bij de gemeente voor 1 januari 2011 een (aflopende) extra toeslag gegeven op de voornoemde onregelmatigheidstoelage en wel op de volgende wijze:

• Gedurende het 1ste jaar ontvangt de medewerker een toeslag van: 10 %;

• Gedurende het 2de jaar ontvangt de medewerker een toeslag van: 7,5%;

• Gedurende het 3de jaar ontvangt de medewerker een toeslag van: 5%;

• Gedurende het 4de jaar ontvangt de medewerker een toeslag van: 2,5%.

2. Deze extra toeslag zal maandelijks worden verwerkt en komt bovenop de vergoedingen zoals bepaald in het artikel 7 en 8.

3. De in het eerste en tweede lid genoemde tijdelijke extra vergoeding vervalt met ingang van

1 januari 2015.

Artikel 10 Overwerkvergoeding

De medewerker heeft recht op een vergoeding voor overwerk. In een nader door het college vast te stellen regeling wordt onder meer bepaald in welke gevallen een uitzondering geldt wat betreft de mogelijkheid aanspraak te maken op een vergoeding.

Artikel 11 Blijk van waardering

1. Indien een medewerker een uitstekende individuele prestatie heeft geleverd kan het college aan hem een gratificatie als bedoeld in artikel 15:1:28 CAR-UWO toekennen.

2. De hoogte van de in het eerste lid  bedoelde gratificatie bedraagt maximaal € 1.500, - netto.

3. In het geval dat er sprake is van een uitstekende collectieve prestatie van een groep medewerkers kan het college een groepsgratificatie toekennen.

4. De hoogte van de in het derde lid  bedoelde gratificatie bedraagt maximaal € 1.500, - netto per medewerker.

Artikel 12 Verschuivingstoelage

In aanvulling op het bepaalde in artikel 3:4:1 van de CAR-UWO wordt in geval van verschuiving van de feitelijke arbeidsduur per week of bij verschuiving van de vastgestelde werktijden een toelage toegekend in de volgende situaties:

• bij verschuiving binnen vier weken en 72 uur: 5%;

• bij verschuiving binnen drie weken en 72 uur: 10%;

• bij verschuiving binnen twee weken en 72 uur: 15%;

• bij verschuiving binnen 1 week en 72 uur: 20%

Artikel 13 Vergoeding bereikbaarheid-en beschikbaarheid

Indien er sprake is van een bereikbaarheid- en/of beschikbaarheiddienst als bedoeld in artikel 15:1:10, tweede lid, onder c van de CAR-UWO, kan het college een vergoeding toekennen overeenkomstig een door hen vast te stellen regeling.

Artikel 14 Ambtsjubileumgratificatie

Overeenkomstig artikel 3:5 en 3:5:1 van de CAR-UWO heeft de medewerker recht op een ambtsjubileumgratificatie. In een nader vast te stellen regeling wordt onder meer bepaald:

a. in welke gevallen een uitzondering geldt wat betreft de mogelijkheid aanspraak te maken op een gratificatie, bedoeld in de aanhef;

b. op welke wijze het bedrag aan gratificatie wordt berekend.

Artikel 16 Vergoeding EHBO en of BHV

De medewerker die naast zijn functie taken verricht voor de EHBO en of de BHV ontvangt hiervoor een tegemoetkoming. In de regeling Bedrijfshulpverlening gemeente Vlaardingen zijn de voorwaarden en de vergoedingssystematiek opgenomen voor de bedoelde medewerker.

Artikel 17 Vergoeding consignatiedienst gladheidbestrijding

In en nader vast te stellen regeling bepaalt het college de voorwaarden voor het toekennen van een vergoeding voor de wachtdienst gladheidbestrijding.

Artikel 18 Regeling afbouw toelagen en vergoedingen

1. Ingeval een medewerker als gevolg van een overplaatsing naar een andere functie binnen de organisatie of als gevolg van niet op eigen verzoek of buiten zijn schuld optredende wijzigingen in zijn functie, blijvend inkomsten uit in de bezoldiging begrepen toelagen of vergoedingen derft, kan medewerker in aanmerking komen voor een (aflopende) tegemoetkoming.

2. In een nader door het college vast te stellen regeling wordt het recht en de duur van deze tegemoetkoming nader bepaald.

Artikel 19 Onvoorziene omstandigheden

In gevallen waarin deze regeling niet of niet in redelijkheid voorziet kan het college een bijzondere voorziening treffen.

Artikel 20 Citeertitel en inwerkingtreding

Deze regeling kan worden aangehaald als “Bezoldigingsregeling gemeente Vlaardingen”, en treedt met terugwerkende kracht in werking met ingang van 1 januari 2012

Ondertekening

Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders
op 31 januari 2012 De secretaris,   De burgemeester,
ir. C. Kruyt   mr. T.P.J. Bruinsma