Regeling vervallen per 01-01-2013

Besluit maatschappelijke ondersteuning Nieuwe Waterweg Noord 2012 Versie 2

Geldend van 01-01-2013 t/m 31-12-2012

Intitulé

Besluit maatschappelijke ondersteuning Nieuwe Waterweg Noord 2012 Versie 2

Het college van burgemeester en wethouders stellen het volgende besluit vast.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit Besluit wordt verstaan onder:

a. Wet: Wet maatschappelijke ondersteuning;

b. College: college van burgemeester en wethouders

c. Verordening: Verordening maatschappelijke ondersteuning Nieuwe Waterweg Noord;

d. Besluit: het Besluit maatschappelijke ondersteuning Nieuwe Waterweg Noord dat door het college wordt vastgesteld en waarin nadere regels en bedragen zijn opgenomen;

e. Beleidsregels: de Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning Nieuwe Waterweg Noord;

f. AWBZ: Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten;

g. Regio Nieuwe Waterweg Noord (NWN): de gemeenten Maassluis, Schiedam en Vlaardingen;

h. Uitvoeringsorganisatie: de organisatie die belast is met het vaststellen van de ondersteuningsbehoefte en de noodzaak tot compensatie en met het verlenen van voorzieningen zoals bedoeld in de Verordening;

i. Compensatieplicht: de plicht van het college aan personen met een beperking, een chronisch psychisch of een psychosociaal probleem voorzieningen te bieden ter compensatie van hun beperkingen op het gebied van zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie teneinde hen in staat te stellen een huishouden te voeren, zich te verplaatsen in en om de woning, zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel en medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan. Daarbij legt artikel 4 van de Wet het college de plicht op om een resultaat te bereiken dat als compensatie mag gelden en dat in het individuele geval maatwerk is;

j. Aanvraag: een schriftelijk verzoek van een belanghebbende om in aanmerking te komen voor één of meerdere voorzieningen in het kader van de Verordening.

k. Belanghebbende: een persoon die voor zichzelf of, met behulp van een machtiging door een ander, een aanvraag indient of laat indienen.

l. Psychosociaal probleem: een situatie van verlies van zelfstandigheid en, met name, een gebrek aan deelname aan het maatschappelijk verkeer, veroorzaakt door problemen die iemand heeft in zijn relatie met anderen, met zijn sociale omgeving.

m. Algemene voorziening: een voorliggende voorziening die weliswaar niet bestemd is voor, noch te gebruiken is door alle personen als bedoeld in artikel 4 lid 1 van de Wet, maar die anderzijds door iedereen waarvoor de voorziening wel bedoeld is op eenvoudige wijze te verkrijgen of te gebruiken is;

n. Algemeen gebruikelijke voorziening: een voorziening die niet speciaal bedoeld is voor mensen met een beperking, dus ook door anderen gebruikt wordt, algemeen verkrijgbaar is en niet – aanzienlijk – duurder is dan vergelijkbare producten;

o. Collectieve voorziening: een voorziening die individueel wordt verstrekt maar die door meerdere personen tegelijk wordt gebruikt, zoals het collectief aanvullend openbaar vervoer;

p. Voorliggende voorziening: een voorziening die normaal in de maatschappij aanwezig en beschikbaar is en bedoeld is voor iedereen die daar behoefte aan heeft;

q. Wettelijk voorliggende voorziening; een voorziening op grond van een wettelijke bepaling anders dan ingevolge de Wmo, waarmee het resultaat geheel of gedeeltelijk bereikt kan worden.

r. Individuele voorziening: een voorziening die ten behoeve van één persoon op basis van artikel 4 van de Wet wordt verstrekt en waarop alle regels van de wet van toepassing zijn;

s. Gebruikelijke zorg: de zorg die op het gebied van het voeren van het huishouden voor alle leden van een leefeenheid geldt om gezamenlijk voor het huishouden te zorgen.

t. Voorziening in natura: een voorziening in het kader van deze Verordening die in eigendom, bruikleen, huur, lease of in de vorm van persoonlijke dienstverlening wordt verstrekt;

u. Persoonsgebonden budget: een geldbedrag, als alternatief voor een voorziening in natura;

v. Budgethouder: een persoon aan wie ingevolge de Verordening een persoonsgebonden budget is toegekend en die aan het college verantwoording over de besteding van het persoonsgebonden budget verschuldigd is;

w. Financiële tegemoetkoming: een tegemoetkoming in de kosten van een voorziening, al dan niet forfaitair of gemaximeerd, welke kan worden afgestemd op het inkomen van de belanghebbende;

x. Eigen bijdrage of eigen aandeel in de kosten: een door het college vast te stellen bijdrage, die bij respectievelijk een voorziening in natura, een persoonsgebonden budget (een eigen bijdrage) en een financiële tegemoetkoming (een eigen aandeel) betaald moet worden;

y. Vervallen per 1 april 2012;

z. Meerkosten: kosten van een mogelijk krachtens de Wet te verlenen voorziening, voor zover dit deel van de kosten uitgaat boven voor die persoon als algemeen gebruikelijk te beschouwen kosten van een dergelijke voorziening;

aa. Instandhoudingskosten: alle kosten die betrekking hebben op het instandhouden van de voorzieningen genoemd in de Verordening;

bb. Huisgenoot: een ieder met wie de belanghebbende duurzaam gemeenschappelijk een woning bewoont;

cc. Mantelzorger: een persoon, die mantelzorg verleent als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder b. van de Wet;

dd. Hoofdverblijf: de plaats waar een persoon daadwerkelijk de meeste nachten per jaar doorbrengt.

ee. Gemeenschappelijke ruimte: gedeelte van een gebouw, bestemd voor bewoning, niet behorende tot de onderscheiden woningen, bestemd en noodzakelijk om de woning van de belanghebbende vanaf de toegang van het gebouw te bereiken;

ff. Raad van Advies: een vertegenwoordiging van de doelgroep personen met beperkingen uit de gemeenten Maassluis, Schiedam en Vlaardingen.

gg. Sanering: een woonvoorziening van niet-bouwkundige of niet-woontechnische aard zoals het aanbrengen van vloerbedekking en raambekleding ten behoeve van COPD- en Astmapatiënten en vloerbedekking ten behoeve van rolstoelgebruikers;

hh. Regiotaxi Waterweg: het Aanvullend Openbaar Vervoer dat rijdt in de regio NWN;

ii. Regiotaxizone: één Regiotaxizone bestaat uit het grondgebied van één zone van het openbaar vervoer;

jj. WMO-pas: een specifiek voor de Regiotaxi Waterweg door de uitvoeringsorganisatie uitgegeven vervoersbewijs voor personen met beperkingen;

kk. Niet-WMO-pas: een specifiek voor de Regiotaxi Waterweg door de uitvoeringsorganisatie uitgegeven vervoersbewijs voor personen zonder beperkingen;

ll. Vervallen per 1 april 2012;

mm. Vervallen per 1 april 2012;

nn. Gemaximeerde vergoeding: een tegemoetkoming in de kosten van een voorziening die tot een vastgesteld maximum wordt verstrekt;

oo. Forfaitaire vergoeding: een geldbedrag dat onafhankelijk van de werkelijke kosten van een voorziening wordt verstrekt;

pp. COPD: een afkorting van de Engelse term 'Chronic Obstructive Pulmonary Diseases', dit betekent chronisch (langdurig) obstructieve longziekte;

qq. Valys: een vervoersvoorziening voor bovenregionaal vervoer voor personen met beperkingen in opdracht van het ministerie van VWS (www.valys.nl).

Hoofdstuk 2 Bijzondere regels over het persoonsgebonden budget.

Artikel 2 Voorwaarden persoonsgebonden budget

1. Een persoonsgebonden budget zoals genoemd in artikel 6 van de Wet wordt alleen verstekt ten aanzien van individuele voorzieningen.

2. Verstrekking van een voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget vindt plaats op verzoek van de belanghebbende.

3. Verstrekking van een persoonsgebonden budget vindt niet plaats indien:

a. op grond van aanwijzingen die tijdens het onderzoek duidelijk zijn geworden het ernstige vermoeden bestaat dat de belanghebbende problemen zal hebben bij het omgaan met een persoonsgebonden budget (o.m. ernstige schuldenproblematiek, medische of psychisch-sociale problemen);

b. reeds eerder op grond van de Verordening een persoonsgebonden budget is verstrekt en deze op grond van artikel 34 en 35 van de Verordening is ingetrokken en/of teruggevorderd, tenzij tijdens onderzoek duidelijk is geworden dat de belanghebbende deze problemen met het omgaan met een persoonsgebonden budget niet meer zal hebben.

c. uit onderzoek duidelijk is geworden dat een voorziening niet langdurig adequaat is voor de belanghebbende.

Artikel 3 Regels rond verstrekking en verantwoording persoonsgebonden budget

1. Na verzending van de beschikking wordt het persoonsgebonden budget ter beschikking gesteld door storting op de rekening van de belanghebbende.

2. Na aanschaf van de voorziening waarvoor het persoonsgebonden budget verstrekt is, dan wel na afloop van de periode van de verstrekking waarvoor het persoonsgebonden budget bedoeld is, wordt aan het college door de budgethouder, voor zover van toepassing, verstrekt:

a. de nota/factuur van de aangeschafte voorziening;

b. een betalingsbewijs van de aangeschafte voorziening;

c. een onderhoudscontract;

d. een overzicht van de salarisadministratie.

3. De verantwoording van het persoonsgebonden budget door de budgethouder aan het college vindt in alle gevallen plaats binnen 3 maanden na afloop van de verstrekking dan wel binnen 6 weken na afloop van elk kwartaal.

4. Na ontvangst van de in het tweede lid genoemde bescheiden beoordeelt het college of er aanleiding bestaat het persoonsgebonden budget geheel of ten dele in te trekken en terug te vorderen of te verrekenen.

Hoofdstuk 3 Hulp bij het huishouden.

Artikel 4 Omvang van eigen bijdrage of eigen aandeel in de kosten

1. Bij het verstrekken van hulp bij het huishouden worden per uur de volgende maximale eigen bijdragen in rekening gebracht:

Categorie HH1: vergoeding voor een arbeidsverhouding als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Wet op de loonbelasting 1964: € 14,50

Categorie HH1: zorg in natura of persoonsgebonden budget  € 16,50

Categorie HH2 of HH3: zorg in natura of persoonsgebonden budget € 17,50

2. De bedragen en het percentage die gelden voor de maximale eigen bijdrage bij het verstrekken van hulp bij het huishouden zijn gelijk aan de bedragen zoals opgenomen in het Besluit maatschappelijke ondersteuning, Stb.2006 nr. 450, artikel 4.1, lid 1, zoals jaarlijks aangepast door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Artikel 5 Omvang van de hulp bij het huishouden

De omvang van hulp bij het huishouden wordt ingevolge artikel 12 van de Verordening uitgedrukt in uren per week, waarbij wordt afgerond op hele kwartieren.

Artikel 6 Omvang van het persoonsgebonden budget hulp bij het huishouden

De hoogte van het persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden, waaronder de vergoeding voor een arbeidsverhouding als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Wet op de loonbelasting 1964, is voor de verschillende categorieën vastgesteld op:

- Categorie HH1: € 15,00 per uur;

- Categorie HH2: € 18,50 per uur;

- Categorie HH3: € 19,50 per uur.

Hoofdstuk 4 Woonvoorzieningen.

Artikel 7 Financiële tegemoetkoming

De hoogte van een financiële tegemoetkoming wordt bij de verstrekking van een woonvoorziening niet afgestemd op het inkomen.

Artikel 8 Omvang van eigen bijdrage of eigen aandeel in de kosten

1. Bij het verstrekken van de volgende woonvoorzieningen is een eigen bijdrage verschuldigd:

a. stoeltraplift;

b. plateau(trap)lift;

c. woonhuislift;

d. aanbouw;

e. losse woonunit;

f. vlonder, voor zover het de toegankelijkheid van de deuren van de eigen woning of eigen berging betreft;

g. elektrische deuropener, voor zover het de toegankelijkheid van de deuren van de eigen woning of eigen berging betreft.

2. De bedragen en het percentage die gelden voor de maximale eigen bijdrage bij het verstrekken van de in het eerste lid genoemde voorzieningen zijn gelijk aan de bedragen zoals opgenomen in het Besluit maatschappelijke ondersteuning, Stb.2006 nr. 450, artikel 4.1, lid 1, zoals jaarlijks aangepast door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Artikel 9 Tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten

1. Het bedrag voor de tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten als genoemd in artikel 15 onder a van de Verordening bedraagt maximaal € 1.260,00 indien de belanghebbende een aanvraag heeft ingediend voor een tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten.

2. Bij de vaststelling van de hoogte van de in het eerste lid genoemde tegemoetkoming wordt als volgt rekening gehouden met het reeds voorspelbaar en voorzienbaar zijn van de verhuizing voor de belanghebbende: afbeelding binnen de regeling 3. Het bedrag voor de tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten als genoemd in artikel 15 onder a van de Verordening bedraagt maximaal € 2.510,00 indien de belanghebbende een aanvraag heeft ingediend voor een (niet) bouwkundige of (niet) woontechnische woonvoorziening maar een tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten de goedkoopst compenserende voorziening is (primaat van de verhuizing).

4. Bij de vaststelling van de hoogte van de in het derde lid genoemde tegemoetkoming wordt als volgt rekening gehouden met het reeds voorspelbaar en voorzienbaar zijn van de verhuizing voor de belanghebbende: afbeelding binnen de regeling 5. De tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten, als bedoeld in artikel 16 lid 4 van de Verordening bedraagt € 2.030,00.

Artikel 10 Sanering van de woning

1. Indien de voorziening als bedoeld in artikel 15 onder c van de Verordening (een niet bouwkundige of niet woontechnische woonvoorziening) wordt aangewend in het kader van een sanering ten behoeve van COPD-/Astmapatiënten, geldt dat een tegemoetkoming wordt verstrekt voor de aanschaf van:

a. raambekleding van maximaal € 26,50 per meter raambreedte en/of

b. vloerbedekking van maximaal € 12,75 per vierkante meter.

2. Indien de voorziening als bedoeld in artikel 15 onder c van de Verordening (een niet bouwkundige of niet woontechnische woonvoorziening) wordt aangewend in het kader van een sanering ten behoeve van rolstoelgebruikers, geldt dat een tegemoetkoming wordt verstrekt voor de aanschaf van vloerbedekking van maximaal € 33,25 per vierkante meter.

3. Bij de vaststelling van de hoogte van de in het eerste en tweede lid genoemde tegemoetkoming wordt als volgt rekening gehouden met de leeftijd van de huidige raambekleding en vloerbedekking: afbeelding binnen de regeling

Artikel 11 Verstrekking in eigendom of bruikleen

1. Woonvoorzieningen in natura als bedoeld in artikel 15 onder c (een niet bouwkundige of niet woontechnische woonvoorziening) van de Verordening worden in eigendom verstrekt als de aanschafprijs lager is dan € 450,00.

2. Woonvoorzieningen in natura als bedoeld in artikel 15 onder c van de Verordening (een niet bouwkundige of niet woontechnische woonvoorziening) duurder dan € 450,00, worden in bruikleen verstrekt.

Artikel 12 Bezoekbaar maken van de woning

Het bedrag dat als maximum verstrekt wordt bij het bezoekbaar maken als genoemd in artikel 19 lid 2 tot en met 5 van de Verordening bedraagt  € 7.230,00.

Artikel 13 Vaststelling bedrag persoonsgebonden budget

1. Het persoonsgebonden budget bij een indicatie voor een woonvoorziening, zoals bedoeld in artikel 15 onder a van de Verordening (een tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten), is gelijk aan het bedrag van de tegemoetkoming als genoemd in artikel 9 van dit besluit.

2. Het persoonsgebonden budget bij een indicatie voor een woonvoorziening, als bedoeld in artikel 15 onder b van de Verordening (een bouwkundige of woontechnische woonvoorziening), artikel 15 onder c van de Verordening (een niet bouwkundige of niet woontechnische woonvoorziening) en artikel 15 onder e van de Verordening (een uitraasruimte), wordt vastgesteld als tegenwaarde (100%) van het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte, waarbij rekening is gehouden met een eventueel door de gemeente te ontvangen korting en inclusief een bedrag voor instandhoudingskosten, indien van toepassing.

Hoofdstuk 5 Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Artikel 14 Financiële tegemoetkoming

De hoogte van een financiële tegemoetkoming wordt bij de verstrekking van een vervoersvoorziening afgestemd op het inkomen.

Artikel 15 Omvang van eigen bijdrage of eigen aandeel in de kosten.

1. Bij het verstrekken van de volgende vervoersvoorzieningen is een eigen bijdrage of een eigen aandeel verschuldigd:

a. handbike;

b. fietsvoorziening

c. open buitenwagen (scootermobiel);

d. gesloten buitenwagen;

e. gebruik leaseauto;

f. individuele vervoerskostentegemoetkoming.

2. De bedragen en het percentage die gelden voor de maximale eigen bijdrage bij het verstrekken van de in het eerste lid genoemde voorzieningen zijn gelijk aan de bedragen zoals opgenomen in het Besluit maatschappelijke ondersteuning, Stb.2006 nr. 450, artikel 4.1, lid 1, zoals jaarlijks aangepast door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Artikel 16 Tarief collectief vervoer

1. Vervallen per 1 april 2012

2. Het bedrag dat wordt gevraagd voor een Regiotaxirit bedraagt:

a. voor WMO-pashouders (zie artikel 18 lid 2):

1. Voor bestemmingen binnen het gebied Schiedam, Vlaardingen en Maassluis een opstaptarief van € 0,60 en voor iedere zone van het openbaar vervoer € 0,60.

2. Voor bestemmingen buiten het gebied Schiedam, Vlaardingen en Maassluis voor de eerste zone € 0,60 plus een opstaptarief van € 0,60 en voor iedere verdere zone van het openbaar vervoer € 1,80.

b. voor niet-WMO-pashouders (zie artikel 18 lid 3):

1. Voor bestemmingen binnen het gebied Schiedam, Vlaardingen en Maassluis een opstaptarief van € 3,00 en voor iedere zone van het openbaar vervoer € 3,00.

2. Voor bestemmingen buiten het gebied Schiedam, Vlaardingen en Maassluis voor de eerste zone € 3,00 plus een opstaptarief van € 3,00 en voor iedere verdere zone van het openbaar vervoer € 3,00.

Artikel 17 Algemeen gebruikelijke vervoersvoorzieningen

Vervallen per 1 april 2012

Artikel 18 Collectieve vervoersvoorzieningen

1. Een collectieve vervoersvoorziening, zoals bedoeld in artikel 22 onder b van de verordening kan bestaan uit:

a. het gebruik van het Aanvullend Openbaar Vervoer;

b. het gebruik van het Aanvullend Openbaar Vervoer samen met een persoon die de noodzakelijk geachte begeleiding van de belanghebbende op zich neemt.

2. De belanghebbende die in aanmerking komt voor een vervoersvoorziening genoemd in het eerste lid van dit artikel krijgt een WMO-pas en kan tegen betaling van het in artikel 16 lid 2 onder a van dit Besluit genoemde tarief gebruik maken van het Aanvullend Openbaar Vervoer.

3. Iedere inwoner van Vlaardingen, Maasluis of Schiedam kan tegen betaling van € 5,00 in het bezit komen van een niet-WMO-pas. Houders van een niet-WMO-pas kunnen tegen betaling van het in artikel 16 lid 2 onder b van dit Besluit genoemde tarief gebruik maken van het Aanvullend Openbaar Vervoer.

4. De belanghebbende die in aanmerking komt voor een vervoersvoorziening als bedoeld in lid 1 onder b van dit artikel mag één begeleider ten laste van het college laten meereizen met het Aanvullend Openbaar Vervoer.

5. De belanghebbende die in aanmerking komt voor een vervoersvoorziening als bedoeld in lid 1 onder a van dit artikel mag één persoon laten meereizen tegen het tarief dat wordt gevraagd voor WMO-pashouders zoals genoemd in artikel 16 lid 2 onder a van dit Besluit.

6. Houders van een niet-WMO-pas zoals bedoeld in lid 3 van dit artikel mogen één persoon laten meereizen tegen het tarief dat wordt gevraagd voor niet-WMO-pashouders zoals genoemd in artikel 16 lid 2 onder b van dit Besluit.

Artikel 19 Bedragen vervoersvoorzieningen

1. Het bedrag dat per jaar verstrekt wordt voor gebruik van een (eigen) auto bedraagt € 640,00 op declaratiebasis.

2. Het bedrag dat per jaar verstrekt wordt voor gebruik van een taxi bedraagt € 1.015,00 op declaratiebasis.

3. Het bedrag dat per jaar verstrekt wordt voor gebruik van een rolstoeltaxi bedraagt € 1.510,00 op declaratiebasis.

4. Indien de belanghebbende die in aanmerking komt voor een vergoeding zoals bedoeld in lid 1, 2 en 3, kan aantonen dat hij vervoerskosten maakt, kan hij deze kosten op declaratiebasis tussentijds vergoed krijgen vanaf € 50,00 en tot het bedrag van de genoemde maximale vergoeding op jaarbasis.

5. Vervallen per 1 april 2012

6. Alleen vervoerskosten die door de belanghebbende in Nederland gemaakt zijn kunnen worden gedeclareerd.

Artikel 20 (Lease)auto’s

1. Indien aan een belanghebbende een leaseauto is verstrekt wordt ten aanzien van de kosten van het gebruik van die auto, een forfaitair bedrag van € 0,14 per kilometer verstrekt voor 2000 kilometer op jaarbasis.

2. Indien aan een belanghebbende op grond van het beleid van het college dat voor 1 oktober 2000 in het kader van de Wvg van kracht was een auto in eigendom is verstrekt, komt deze belanghebbende in aanmerking voor een forfaitaire financiële tegemoetkoming van € 0,32 per kilometer voor 2000 kilometer op jaarbasis.

3. De kosten voor verzekering en de houderschapsbelasting van de auto bedoeld in lid 2 van dit artikel komen ten laste van het college.

Artikel 21 Vaststelling bedrag persoonsgebonden budget

1. Het persoonsgebonden budget bij een indicatie voor een vervoersvoorziening, zijnde een individuele vervoersvergoeding, zoals bedoeld in artikel 19, is gelijk aan het bedrag van deze vergoeding.

2. Het persoonsgebonden budget bij een indicatie voor een vervoersvoorziening, niet zijnde een individuele vervoersvergoeding, zoals bedoeld in artikel 19, wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde (100%) van het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte, waarbij rekening is gehouden met een eventueel door de gemeente te ontvangen korting en inclusief een bedrag voor instandhoudingskosten indien van toepassing.

Hoofdstuk 6 Verplaatsen in en rond de woning.

Artikel 22 Vaststelling bedrag persoonsgebonden budget

1. Het persoonsgebonden budget bij een indicatie voor een rolstoelvoorziening, niet zijnde een sportvoorziening, wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde (100%) van het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte, waarbij rekening is gehouden met een eventueel door de gemeente te ontvangen korting en inclusief een bedrag voor instandhoudingskosten, indien van toepassing.

2. Een sportvoorziening wordt uitsluitend verstrekt als persoonsgebonden budget. Het bedrag van dit persoonsgebonden budget bedraagt maximaal € 3.570,00 welk bedrag bedoeld is als tegemoetkoming in aanschaf en onderhoud van een sportvoorziening voor een periode van drie jaar.

Hoofdstuk 7 Slotbepalingen

Artikel 22 Evaluatie en indexering

Het Besluit wordt jaarlijks geëvalueerd en geïndexeerd. Indien deze evaluatie/indexatie daartoe aanleiding geeft, wordt het Besluit aangepast.

Artikel 23 Inwerkingtreding

Dit Besluit treedt in werking met ingang van 1 april 2012. Het Besluit maatschappelijke ondersteuning Nieuwe Waterweg Noord 2012 komt per die datum te vervallen.

Artikel 24 Citeertitel

Dit Besluit wordt aangehaald als “Besluit maatschappelijke ondersteuning Nieuwe Waterweg Noord 2012 Versie 2” of als “Besluit maatschappelijke ondersteuning NWN 2012 Versie 2”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van 20-03-2012.