Regeling vervallen per 01-01-2014

Besluit maatschappelijke ondersteuning Nieuwe Waterweg Noord 2013

Geldend van 01-01-2014 t/m 31-12-2013

Intitulé

Besluit maatschappelijke ondersteuning Nieuwe Waterweg Noord 2013

Het college van burgemeester en wethouders stelt de volgende regeling vast.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit Besluit wordt verstaan onder:

a. Wet: Wet maatschappelijke ondersteuning;

b. College: college van burgemeester en wethouders

c. Verordening: Verordening maatschappelijke ondersteuning Nieuwe Waterweg Noord;

d. Besluit: het Besluit maatschappelijke ondersteuning Nieuwe Waterweg Noord dat door het college wordt vastgesteld en waarin nadere regels en bedragen zijn opgenomen;

e. Beleidsregels: de Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning Nieuwe Waterweg Noord;

f. AWBZ: Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten;

g. Regio Nieuwe Waterweg Noord (NWN): de gemeenten Maassluis, Schiedam en Vlaardingen;

h. Uitvoeringsorganisatie: de organisatie die belast is met het vaststellen van de ondersteuningsbehoefte en de noodzaak tot compensatie en met het verlenen van voorzieningen zoals bedoeld in de Verordening;

i. Compensatieplicht: de plicht van het college aan personen met een beperking, een chronisch psychisch of een psychosociaal probleem voorzieningen te bieden ter compensatie van hun beperkingen op het gebied van zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie teneinde hen in staat te stellen een huishouden te voeren, zich te verplaatsen in en om de woning, zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel en medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan. Daarbij legt artikel 4 van de Wet het college de plicht op om een resultaat te bereiken dat als compensatie mag gelden en dat in het individuele geval maatwerk is;

j. Aanvraag: een schriftelijk verzoek van een belanghebbende om in aanmerking te komen voor één of meerdere voorzieningen in het kader van de Verordening.

k. Belanghebbende: een persoon die voor zichzelf of, met behulp van een machtiging door een ander, een aanvraag indient of laat indienen.

l. Psychosociaal probleem: een situatie van verlies van zelfstandigheid en, met name, een gebrek aan deelname aan het maatschappelijk verkeer, veroorzaakt door problemen die iemand heeft in zijn relatie met anderen, met zijn sociale omgeving.

m. Algemene voorziening: een voorliggende voorziening die weliswaar niet bestemd is voor, noch te gebruiken is door alle personen als bedoeld in artikel 4 lid 1 van de Wet, maar die anderzijds door iedereen waarvoor de voorziening wel bedoeld is op eenvoudige wijze te verkrijgen of te gebruiken is;

n. Algemeen gebruikelijke voorziening: een voorziening die niet speciaal bedoeld is voor mensen met een beperking, dus ook door anderen gebruikt wordt, algemeen verkrijgbaar is en niet – aanzienlijk – duurder is dan vergelijkbare producten;

o. Collectieve voorziening: een voorziening die individueel wordt verstrekt maar die door meerdere personen tegelijk wordt gebruikt, zoals het collectief aanvullend openbaar vervoer;

p. Voorliggende voorziening: een voorziening die normaal in de maatschappij aanwezig en beschikbaar is en bedoeld is voor iedereen die daar behoefte aan heeft;

q. Wettelijk voorliggende voorziening; een voorziening op grond van een wettelijke bepaling anders dan ingevolge de Wmo, waarmee het resultaat geheel of gedeeltelijk bereikt kan worden.

r. Individuele voorziening: een voorziening die ten behoeve van één persoon op basis van artikel 4 van de Wet wordt verstrekt en waarop alle regels van de wet van toepassing zijn;

s. Gebruikelijke zorg: de zorg die op het gebied van het voeren van het huishouden voor alle leden van een leefeenheid geldt om gezamenlijk voor het huishouden te zorgen.

t. Voorziening in natura: een voorziening in het kader van deze Verordening die in eigendom, bruikleen, huur, lease of in de vorm van persoonlijke dienstverlening wordt verstrekt;

u. Persoonsgebonden budget: een geldbedrag, als alternatief voor een voorziening in natura;

v. Budgethouder: een persoon aan wie ingevolge de Verordening een persoonsgebonden budget is toegekend en die aan het college verantwoording over de besteding van het persoonsgebonden budget verschuldigd is;

w. Financiële tegemoetkoming: een tegemoetkoming in de kosten van een voorziening, al dan niet forfaitair of gemaximeerd, welke kan worden afgestemd op het inkomen van de belanghebbende;

x. Eigen bijdrage of eigen aandeel in de kosten: een door het college vast te stellen bijdrage, die bij respectievelijk een voorziening in natura, een persoonsgebonden budget (een eigen bijdrage) en een financiële tegemoetkoming (een eigen aandeel) betaald moet worden;

y. Vervallen per 1 april 2012;

z. Meerkosten: kosten van een mogelijk krachtens de Wet te verlenen voorziening, voor zover dit deel van de kosten uitgaat boven voor die persoon als algemeen gebruikelijk te beschouwen kosten van een dergelijke voorziening;

aa. Instandhoudingskosten: alle kosten die betrekking hebben op het instandhouden van de voorzieningen genoemd in de Verordening;

bb. Huisgenoot: een ieder met wie de belanghebbende duurzaam gemeenschappelijk een woning bewoont;

cc. Mantelzorger: een persoon, die mantelzorg verleent als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder b. van de Wet;

dd. Hoofdverblijf: de plaats waar een persoon daadwerkelijk de meeste nachten per jaar doorbrengt.

ee. Gemeenschappelijke ruimte: gedeelte van een gebouw, bestemd voor bewoning, niet behorende tot de onderscheiden woningen, bestemd en noodzakelijk om de woning van de belanghebbende vanaf de toegang van het gebouw te bereiken;

ff. Raad van Advies: een vertegenwoordiging van de doelgroep personen met beperkingen uit de gemeenten Maassluis, Schiedam en Vlaardingen.

gg. Sanering: een woonvoorziening van niet-bouwkundige of niet-woontechnische aard zoals het aanbrengen van vloerbedekking en raambekleding ten behoeve van COPD- en Astmapatiënten en vloerbedekking ten behoeve van rolstoelgebruikers;

hh. Regiotaxi Waterweg: het Aanvullend Openbaar Vervoer dat rijdt in de regio NWN;

ii. Vervallen per 1 januari 2013;

jj. WMO-pas: een specifiek voor de Regiotaxi Waterweg door de uitvoeringsorganisatie uitgegeven vervoersbewijs voor personen met beperkingen;

kk. Niet-WMO-pas: een specifiek voor de Regiotaxi Waterweg door de uitvoeringsorganisatie uitgegeven vervoersbewijs voor personen zonder beperkingen;

ll. Vervallen per 1 april 2012;

mm. Vervallen per 1 april 2012;

nn. Gemaximeerde vergoeding: een tegemoetkoming in de kosten van een voorziening die tot een vastgesteld maximum wordt verstrekt;

oo. Forfaitaire vergoeding: een geldbedrag dat onafhankelijk van de werkelijke kosten van een voorziening wordt verstrekt;

pp. COPD: een afkorting van de Engelse term 'Chronic Obstructive Pulmonary Diseases', dit betekent chronisch (langdurig) obstructieve longziekte;

qq. Valys: een vervoersvoorziening voor bovenregionaal vervoer voor personen met beperkingen in opdracht van het ministerie van VWS (www.valys.nl).

 

Hoofdstuk 2 Bijzondere regels over het persoonsgebonden budget.

Artikel 2 Voorwaarden persoonsgebonden budget

1. Een persoonsgebonden budget zoals genoemd in artikel 6 van de Wet wordt alleen verstekt ten aanzien van individuele voorzieningen. 2. Verstrekking van een voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget vindt plaats op verzoek van de belanghebbende. 3. Verstrekking van een persoonsgebonden budget vindt niet plaats indien:

a. op grond van aanwijzingen die tijdens het onderzoek duidelijk zijn geworden het ernstige vermoeden bestaat dat de belanghebbende problemen zal hebben bij het omgaan met een persoonsgebonden budget (o.m. ernstige schuldenproblematiek, medische of psychisch-sociale problemen);

b. reeds eerder op grond van de Verordening een persoonsgebonden budget is verstrekt en deze op grond van artikel 34 en 35 van de Verordening is ingetrokken en/of teruggevorderd, tenzij tijdens onderzoek duidelijk is geworden dat de belanghebbende deze problemen met het omgaan met een persoonsgebonden budget niet meer zal hebben.

c. uit onderzoek duidelijk is geworden dat een voorziening niet langdurig adequaat is voor de belanghebbende.

 

Artikel 3 Regels rond verstrekking en verantwoording persoonsgebonden budget

1. Na verzending van de beschikking wordt het persoonsgebonden budget ter beschikking gesteld door storting op de rekening van de belanghebbende. 2. Na aanschaf van de voorziening waarvoor het persoonsgebonden budget verstrekt is, dan wel na afloop van de periode van de verstrekking waarvoor het persoonsgebonden budget bedoeld is, wordt aan het college door de budgethouder, voor zover van toepassing, verstrekt:

a. de nota/factuur van de aangeschafte voorziening;

b. een betalingsbewijs van de aangeschafte voorziening;

c. een onderhoudscontract;

d. een overzicht van de salarisadministratie. 3. De verantwoording van het persoonsgebonden budget door de budgethouder aan het college vindt in alle gevallen plaats binnen 3 maanden na afloop van de verstrekking dan wel binnen 6 weken na afloop van elk kwartaal. 4. Na ontvangst van de in het tweede lid genoemde bescheiden beoordeelt het college of er aanleiding bestaat het persoonsgebonden budget geheel of ten dele in te trekken en terug te vorderen of te verrekenen.

Hoofdstuk 3 Hulp bij het huishouden.

Artikel 4 Omvang van eigen bijdrage of eigen aandeel in de kosten

1. Bij het verstrekken van hulp bij het huishouden worden per uur de volgende maximale eigen bijdragen in rekening gebracht: afbeelding binnen de regeling 2. De bedragen en het percentage die gelden voor de maximale eigen bijdrage bij het verstrekken van hulp bij het huishouden zijn gelijk aan de bedragen zoals opgenomen in het Besluit maatschappelijke ondersteuning, Stb.2006 nr. 450, artikel 4.1, lid 1, zoals jaarlijks aangepast door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

 

Artikel 5 Omvang van de hulp bij het huishouden

De omvang van hulp bij het huishouden wordt ingevolge artikel 12 van de Verordening uitgedrukt in uren per week, waarbij wordt afgerond op hele kwartieren.

Artikel 6 Omvang van het persoonsgebonden budget hulp bij het huishouden

De hoogte van het persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden, waaronder de vergoeding voor een arbeidsverhouding als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Wet op de loonbelasting 1964, is voor de verschillende categorieën vastgesteld op:

- Categorie HH1: € 16,00 per uur;

- Categorie HH2: € 19,50 per uur;

- Categorie HH3: € 22,50 per uur.  

Hoofdstuk 4 Woonvoorzieningen.

Artikel 7 Financiële tegemoetkoming

De hoogte van een financiële tegemoetkoming wordt bij de verstrekking van een woonvoorziening niet afgestemd op het inkomen.

Artikel 8 Omvang van eigen bijdrage of eigen aandeel in de kosten

1. Bij het verstrekken van de volgende woonvoorzieningen is een eigen bijdrage verschuldigd:

a. stoeltraplift;

b. plateau(trap)lift;

c. woonhuislift;

d. aanbouw;

e. losse woonunit;

f. vlonder, voor zover het de toegankelijkheid van de deuren van de eigen woning of eigen berging betreft;

g. elektrische deuropener, voor zover het de toegankelijkheid van de deuren van de eigen woning of eigen berging betreft. 2. De bedragen en het percentage die gelden voor de maximale eigen bijdrage bij het verstrekken van de in het eerste lid genoemde voorzieningen zijn gelijk aan de bedragen zoals opgenomen in het Besluit maatschappelijke ondersteuning, Stb.2006 nr. 450, artikel 4.1, lid 1, zoals jaarlijks aangepast door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Artikel 9 Tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten

1. Het bedrag voor de tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten als genoemd in artikel 15 onder a van de Verordening bedraagt maximaal € 1.475,00 indien de belanghebbende een aanvraag heeft ingediend voor een tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten. 2. Bij de vaststelling van de hoogte van de in het eerste lid genoemde tegemoetkoming wordt als volgt rekening gehouden met het reeds voorspelbaar en voorzienbaar zijn van de verhuizing voor de belanghebbende: afbeelding binnen de regeling 3. Het bedrag voor de tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten als genoemd in artikel 15 onder a van de Verordening bedraagt maximaal € 2.950,00 indien de belanghebbende een aanvraag heeft ingediend voor een (niet) bouwkundige of (niet) woontechnische woonvoorziening maar een tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten de goedkoopst compenserende voorziening is (primaat van de verhuizing).

  4. Bij de vaststelling van de hoogte van de in het derde lid genoemde tegemoetkoming wordt als volgt rekening gehouden met het reeds voorspelbaar en voorzienbaar zijn van de verhuizing voor de belanghebbende: afbeelding binnen de regeling 5. De tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten, als bedoeld in artikel 16 lid 4 van de Verordening bedraagt € 2.030,00.

Artikel 10 Sanering van de woning

1. Indien de voorziening als bedoeld in artikel 15 onder c van de Verordening (een niet bouwkundige of niet woontechnische woonvoorziening) wordt aangewend in het kader van een sanering ten behoeve van COPD-/Astmapatiënten, geldt dat een tegemoetkoming wordt verstrekt voor de aanschaf van:

a. raambekleding van maximaal € 26,50 per meter raambreedte en/of

b. vloerbedekking van maximaal € 14,00 per vierkante meter. 2. Indien de voorziening als bedoeld in artikel 15 onder c van de Verordening (een niet bouwkundige of niet woontechnische woonvoorziening) wordt aangewend in het kader van een sanering ten behoeve van rolstoelgebruikers, geldt dat een tegemoetkoming wordt verstrekt voor de aanschaf van vloerbedekking van maximaal € 34,50 per vierkante meter. 3. Bij de vaststelling van de hoogte van de in het eerste en tweede lid genoemde tegemoetkoming wordt als volgt rekening gehouden met de leeftijd van de huidige raambekleding en vloerbedekking:

  afbeelding binnen de regeling

Artikel 11 Verstrekking in eigendom of bruikleen

1. Woonvoorzieningen in natura als bedoeld in artikel 15 onder c (een niet bouwkundige of niet woontechnische woonvoorziening) van de Verordening worden in eigendom verstrekt als de aanschafprijs lager is dan € 450,00. 2. Woonvoorzieningen in natura als bedoeld in artikel 15 onder c van de Verordening (een niet bouwkundige of niet woontechnische woonvoorziening) duurder dan € 450,00, worden in bruikleen verstrekt.

Artikel 12 Bezoekbaar maken van de woning

Het bedrag dat als maximum verstrekt wordt bij het bezoekbaar maken als genoemd in artikel 19 lid 2 tot en met 5 van de Verordening bedraagt  € 7.230,00.

Artikel 13 Vaststelling bedrag persoonsgebonden budget

1. Het persoonsgebonden budget bij een indicatie voor een woonvoorziening, zoals bedoeld in artikel 15 onder a van de Verordening (een tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten), is gelijk aan het bedrag van de tegemoetkoming als genoemd in artikel 9 van dit besluit. 2. Het persoonsgebonden budget bij een indicatie voor een woonvoorziening, als bedoeld in artikel 15 onder b van de Verordening (een bouwkundige of woontechnische woonvoorziening), artikel 15 onder c van de Verordening (een niet bouwkundige of niet woontechnische woonvoorziening) en artikel 15 onder e van de Verordening (een uitraasruimte), wordt vastgesteld als tegenwaarde (100%) van het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte, waarbij rekening is gehouden met een eventueel door de gemeente te ontvangen korting en inclusief een bedrag voor instandhoudingskosten, indien van toepassing.

Hoofdstuk 5 Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Artikel 14 Financiële tegemoetkoming

De hoogte van een financiële tegemoetkoming wordt bij de verstrekking van een vervoersvoorziening afgestemd op het inkomen.

Artikel 15 Omvang van eigen bijdrage of eigen aandeel in de kosten.

1. Bij het verstrekken van de volgende vervoersvoorzieningen is een eigen bijdrage of een eigen aandeel verschuldigd:

a. handbike;

b. fietsvoorziening

c. open buitenwagen (scootermobiel);

d. gesloten buitenwagen;

e. gebruik leaseauto;

f. individuele vervoerskostentegemoetkoming. 2. De bedragen en het percentage die gelden voor de maximale eigen bijdrage bij het verstrekken van de in het eerste lid genoemde voorzieningen zijn gelijk aan de bedragen zoals opgenomen in het Besluit maatschappelijke ondersteuning, Stb.2006 nr. 450, artikel 4.1, lid 1, zoals jaarlijks aangepast door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Artikel 16 Tarief collectief vervoer

1. Vervallen per 1 april 2012 2. Het bedrag dat wordt gevraagd voor een Regiotaxirit bedraagt:

a. voor WMO-pashouders (zie artikel 18 lid 2):

1. Voor bestemmingen binnen het gebied Schiedam, Vlaardingen en Maassluis een opstaptarief van € 0,83 en voor iedere kilometer € 0,12 met een minimumtarief van € 1,25.

2. Voor bestemmingen buiten het gebied Schiedam, Vlaardingen en Maassluis een opstaptarief van € 0,83 en voor iedere kilometer € 0,12 met een minimumtarief van € 1,75.

b. voor niet-WMO-pashouders (zie artikel 18 lid 3):

Een opstaptarief van € 7,00 en voor iedere kilometer € 0,50 met een minimumtarief van € 9,00.

Artikel 17 Algemeen gebruikelijke vervoersvoorzieningen

Vervallen per 1 april 2012

Artikel 18 Collectieve vervoersvoorzieningen

1. Een collectieve vervoersvoorziening, zoals bedoeld in artikel 22 onder b van de verordening kan bestaan uit:

a. het gebruik van het Aanvullend Openbaar Vervoer;

b. het gebruik van het Aanvullend Openbaar Vervoer samen met een persoon die de noodzakelijk geachte begeleiding van de belanghebbende op zich neemt. 2. De belanghebbende die in aanmerking komt voor een vervoersvoorziening genoemd in het eerste lid van dit artikel krijgt een WMO-pas en kan tegen betaling van het in artikel 16 lid 2 onder a van dit Besluit genoemde tarief gebruik maken van het Aanvullend Openbaar Vervoer.   3. Iedere inwoner van Vlaardingen, Maasluis of Schiedam kan tegen betaling van € 5,00 in het bezit komen van een niet-WMO-pas. Houders van een niet-WMO-pas kunnen tegen betaling van het in artikel 16 lid 2 onder b van dit Besluit genoemde tarief gebruik maken van het Aanvullend Openbaar Vervoer. 4. De belanghebbende die in aanmerking komt voor een vervoersvoorziening als bedoeld in lid 1 onder b van dit artikel mag één begeleider ten laste van het college laten meereizen met het Aanvullend Openbaar Vervoer. 5. De belanghebbende die in aanmerking komt voor een vervoersvoorziening als bedoeld in lid 1 onder a van dit artikel mag één persoon laten meereizen tegen het tarief dat wordt gevraagd voor WMO-pashouders zoals genoemd in artikel 16 lid 2 onder a van dit Besluit. 6. Houders van een niet-WMO-pas zoals bedoeld in lid 3 van dit artikel mogen één persoon laten meereizen tegen het tarief dat wordt gevraagd voor niet-WMO-pashouders zoals genoemd in artikel 16 lid 2 onder b van dit Besluit.

 

Artikel 19 Bedragen vervoersvoorzieningen

1. Het bedrag dat per jaar verstrekt wordt voor gebruik van een (eigen) auto bedraagt € 860,00 op declaratiebasis. 2. Het bedrag dat per jaar verstrekt wordt voor gebruik van een taxi bedraagt € 1.575,00 op declaratiebasis. 3. Het bedrag dat per jaar verstrekt wordt voor gebruik van een rolstoeltaxi bedraagt € 2.025,00 op declaratiebasis. 4. Indien de belanghebbende die in aanmerking komt voor een vergoeding zoals bedoeld in lid 1, 2 en 3, kan aantonen dat hij vervoerskosten maakt, kan hij deze kosten op declaratiebasis tussentijds vergoed krijgen vanaf € 50,00 en tot het bedrag van de genoemde maximale vergoeding op jaarbasis. 5. Vervallen per 1 april 2012 6. Alleen vervoerskosten die door de belanghebbende in Nederland gemaakt zijn kunnen worden gedeclareerd.

Artikel 20 (Lease)auto’s

1. Indien aan een belanghebbende een leaseauto is verstrekt wordt ten aanzien van de kosten van het gebruik van die auto, een forfaitair bedrag van € 0,15 per kilometer verstrekt voor 2000 kilometer op jaarbasis. 2. Indien aan een belanghebbende op grond van het beleid van het college dat voor 1 oktober 2000 in het kader van de Wvg van kracht was een auto in eigendom is verstrekt, komt deze belanghebbende in aanmerking voor een forfaitaire financiële tegemoetkoming van € 0,43 per kilometer voor 2000 kilometer op jaarbasis. 3. De kosten voor verzekering en de houderschapsbelasting van de auto bedoeld in lid 2 van dit artikel komen ten laste van het college.

 

Artikel 21 Vaststelling bedrag persoonsgebonden budget

1. Het persoonsgebonden budget bij een indicatie voor een vervoersvoorziening, zijnde een individuele vervoersvergoeding, zoals bedoeld in artikel 19, is gelijk aan het bedrag van deze vergoeding. 2. Het persoonsgebonden budget bij een indicatie voor een vervoersvoorziening, niet zijnde een individuele vervoersvergoeding, zoals bedoeld in artikel 19, wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde (100%) van het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte, waarbij rekening is gehouden met een eventueel door de gemeente te ontvangen korting en inclusief een bedrag voor instandhoudingskosten indien van toepassing.

Hoofdstuk 6 Verplaatsen in en rond de woning.

Artikel 22 Vaststelling bedrag persoonsgebonden budget

1. Het persoonsgebonden budget bij een indicatie voor een rolstoelvoorziening, niet zijnde een sportvoorziening, wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde (100%) van het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte, waarbij rekening is gehouden met een eventueel door de gemeente te ontvangen korting en inclusief een bedrag voor instandhoudingskosten, indien van toepassing. 2. Een sportvoorziening wordt uitsluitend verstrekt als persoonsgebonden budget. Het bedrag van dit persoonsgebonden budget bedraagt maximaal € 3.640,00 welk bedrag bedoeld is als tegemoetkoming in aanschaf en onderhoud van een sportvoorziening voor een periode van drie jaar.

Hoofdstuk 7 Slotbepalingen

Artikel 22 Evaluatie en indexering

Het Besluit wordt jaarlijks geëvalueerd en geïndexeerd. Indien deze evaluatie/indexatie daartoe aanleiding geeft, wordt het Besluit aangepast.

Artikel 23 Inwerkingtreding

Dit Besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2013. Het Besluit maatschappelijke ondersteuning Nieuwe Waterweg Noord 2012 Versie 2 komt per die datum te vervallen.

Artikel 24 Citeertitel

Dit Besluit wordt aangehaald als “Besluit maatschappelijke ondersteuning Nieuwe Waterweg Noord 2013” of als “Besluit maatschappelijke ondersteuning NWN 2013”.

Ondertekening

Aldus besloten in de vergadering.

Nota-toelichting

Inleiding. De Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) is op 1 januari 2007 van kracht geworden. De uitvoering van deze nieuwe wet is aanvankelijk wat betreft de individuele voorzieningen “beleidsarm” ingezet. Dat wil zeggen dat de bestaande regelgeving van de aan de Wmo voorafgaande Wet voorzieningen gehandicapten (Wvg) en de functie Huishoudelijke Verzorging (HV) uit de AWBZ zo veel mogelijk ongewijzigd in de verordening werden opgenomen. Inmiddels is er sinds de invoering van de Wmo diverse jurisprudentie ontstaan. Daarnaast is in een samenwerking tussen VNG en de CG-Raad en gezamenlijke Ouderenbonden “De Kanteling” ontstaan: een proces om de Wmo te doen kantelen naar een wijze van uitvoeren die recht doet aan de bedoeling van de wetgever, met name ten aanzien van het nieuwe begrip “compensatieplicht”. Op basis hiervan en op basis van de ervaringen met de huidige Verordening maatschappelijke ondersteuning Nieuwe Waterweg Noord is een nieuwe Verordening opgesteld. In deze Verordening maatschappelijke ondersteuning Nieuwe Waterweg Noord 2013 is neergelegd op welke voorzieningen en onder welke voorwaarden personen met een beperking, een chronisch psychisch of een psychosociaal probleem aanspraak kunnen maken in het kader van de Wmo. In dit Besluit zijn de bedragen en nadere regels opgenomen die van toepassing zijn. Het beleid is neergelegd in de Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning Nieuwe Waterweg Noord 2013 (Beleidsregels).   Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen ad a. Wet: Wet maatschappelijke ondersteuning: Deze bepaling spreekt voor zich; zie ook de in artikel 43 van de Wet maatschappelijke ondersteuning opgenomen citeertitel van de Wet. ad b. College: Waar in de regelgeving College staat wordt het College van burgemeester en wethouders bedoeld. ad c. Verordening: Verordening maatschappelijke ondersteuning Nieuwe Waterweg Noord 2013.

Deze Verordening vervangt de Verordening maatschappelijke ondersteuning Nieuwe Waterweg Noord 2012. ad d. Besluit: Het Besluit wordt jaarlijks door het college vastgesteld. Hierin zijn nadere regels en bedragen opgenomen. ad e. Beleidsregels: Hierin zijn de beleidsregels opgenomen die zijn vastgesteld door het college. ad f. Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten. De AWBZ is bedoeld voor zware, chronische en continue zorg die grote financiële risico’s voor individuen met zich meebrengt en die particulier niet te verzekeren is. ad g. Regio Nieuwe Waterweg Noord: De regio NWN omvat de gemeenten Schiedam, Vlaardingen en Maassluis. ad h. Uitvoeringsorganisatie: De organisatie die belast is met het vaststellen van de ondersteuningsbehoefte en de noodzaak tot compensatie en met het verlenen van voorzieningen, zoals bedoeld in de Verordening. Deze begripsbepaling behoeft geen nadere toelichting. ad i. Compensatieplicht: De begripsomschrijving van het cruciale begrip “compensatieplicht” is ontleend aan de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 10 december 2008. In deze uitspraak wordt voor het eerst een fundamenteel standpunt gegeven over de Wmo.

Uit deze uitspraak zijn de belangrijkste bestanddelen samengevoegd tot de volgende begripsomschrijving: “Compensatieplicht: De plicht van het College van burgemeester en wethouders aan personen met een beperking, een chronisch psychisch of een psychosociaal probleem, voorzieningen te bieden ter compensatie van hun beperkingen op het gebied van zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie teneinde hen in staat te stellen een huishouden te voeren, zich te verplaatsen in en om de woning, zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel en medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan (met als doeleinden de zelfredzaamheid en de maatschappelijke participatie van deze personen). Daarbij legt artikel 4 van de Wmo het College de plicht op om een resultaat te bereiken dat als compensatie mag gelden en dat in het individuele geval maatwerk is”

De compensatieplicht houdt een plicht in voor het college. Die plicht geldt in ieder geval ten aanzien van personen met een beperking, een chronisch psychisch of een psychosociaal probleem, waaronder ook ouderen kunnen vallen. Daarbij moet het gaan om ondervonden beperkingen op het gebied van de zelfredzaamheid en de maatschappelijke participatie. Doel is betrokkenen in staat te stellen een huishouden te voeren, zich te verplaatsen in en om de woning, zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel en medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan.

Bij wat het college ook besluit geldt: het moet gaan om maatwerk. Uitgegaan moet worden van de persoonskenmerken en behoeften van de belanghebbende. Dat legt een beperking op aan de mogelijkheid algemene maatregelen te treffen, zoals het hanteren van primaten. Dat is toegestaan, mits in het individuele geval steeds wordt nagegaan of die algemene maatregel wel leidt tot maatwerk. Of zoals de Centrale Raad het zegt: “Onder omstandigheden kan dit (maatwerk) leiden tot het oordeel dat algemene keuzen die de gemeenteraad en het College bij de uitvoering van de artikelen 3, 4, 5 en 6 van de Wmo hebben gemaakt in het concrete, individuele geval niet kunnen worden toegepast wegens strijd met de in artikel 4 van de Wmo bedoelde compensatieplicht.” ad j. Aanvraag: De aanvraag voor één of meer voorzieningen in het kader van de Wet. Een aanvraag moet schriftelijk gedaan worden. ad k. Belanghebbende: Doordat in de wet gesproken wordt over mantelzorgers en vrijwilligers als doelgroep voor de compensatieplicht, kan het begrip ‘belanghebbende’ ruimer zijn dan alleen betrokkene zelf. Daarom is het begrip belanghebbende opgenomen. Onder belanghebbende kan dus ook verstaan worden de mantelzorger(s) van betrokkene. ad l. Psychosociaal probleem: Het begrip psychosociaal probleem is vanuit de AWBZ in de Wmo opgenomen, maar inmiddels als “grondslag” uit de AWBZ geschrapt. Dit is gebeurd omdat gebleken is dat deze grondslag in de AWBZ financieel moeilijk te beheersen was. In de Wmo heeft – volgens de parlementaire behandeling - dit begrip een heel specifieke betekenis. Deze betekenis wordt hier als begripsomschrijving gehanteerd en is overgenomen uit een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB 29-04-2009. LJN: BI6832). Het betreft met name een verlies van zelfstandigheid of deelname aan het maatschappelijk verkeer, de kerndoelstelling van de Wmo. ad m. Algemene voorziening: Dit zijn voorzieningen, met name diensten of een combinatie van dienst en product, die weliswaar niet bestemd zijn voor, noch te gebruiken zijn door alle inwoners; anderzijds zijn ze door iedereen waarvoor ze wel bedoeld zijn op eenvoudige wijze te verkrijgen of te gebruiken. Voorbeelden zijn:

 De dagrecreatie voor ouderen

 De sociale alarmering

 De boodschappenbus, de supermarktservice, de vrijwillige boodschaphulp

 De maaltijdservice en het eetcafé

 Klusjesdiensten om kleine woningaanpassingen te realiseren zoals de buurtconciërge, klussendienst, 55+service, thuiszorgservice

 De (ramen)wasservice

 De rolstoelpools en scootermobielpools

 De kortdurende huishoudelijke hulp

 Kinderopvang in al zijn verschijningsvormen

Een algemene voorziening is dus per definitie geen individuele voorziening en de Wmo-regels rond eigen bijdragen/eigen aandeel gelden niet. ad n. Algemeen gebruikelijke voorziening: Volgens de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep is een voorziening, met name producten, algemeen gebruikelijk als het gaat om een voorziening die niet speciaal bedoeld is voor mensen met een handicap, zodat de voorziening ook op grote schaal door niet-gehandicapten wordt gebruikt, die gewoon in een normale winkel te koop is en niet speciaal in de revalidatie-vakhandel of soortgelijke winkels en die qua prijs niet (aanzienlijk) duurder is dan vergelijkbare voorzieningen. De Centrale Raad heeft aangegeven dat als het gaat om vervanging van een zaak die (nog lang) niet afgeschreven is en als het gaat om een persoon die een inkomen heeft dat door onvermijdbare kosten op grond van de handicap onder de bijstandsnorm komt, wellicht een uitzondering op dit principe gemaakt moet worden. ad o. Collectieve voorziening: Dit is een Wmo-voorziening die individueel wordt verstrekt maar die toch door meerdere personen tegelijk worden gebruikt. Tot nu toe is het collectief vervoer het meest duidelijke voorbeeld. Collectief vervoer is geen algemene voorziening, omdat de normale aanvraagprocedure geldt, er een beschikking wordt afgegeven en bezwaar en beroep mogelijk is. ad p. Voorliggende voorziening: Voorliggende voorzieningen kunnen algemeen gebruikelijke voorzieningen, algemene voorzieningen of collectieve voorzieningen zijn. Bij deze voorzieningen is de functie bepalend: zij gaan voor individuele voorzieningen. ad q. Wettelijk voorliggende voorziening: De wettelijk voorliggende voorzieningen zijn voorzieningen die in wetgeving en in regelgeving zijn vastgelegd en die op basis van artikel 2 van de wet voorgaan op de Wmo. Te denken valt hierbij aan onder meer de Zorgverzekeringswet, de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, de Wet op de kinderopvang, de verschillende arbeidsongeschiktheidswetten. Als een wettelijk voorliggende voorziening het probleem kan oplossen is er geen aanspraak op maatschappelijke ondersteuning op grond van de Wmo , zo is in artikel 2 Wmo bepaald. ad r. Individuele voorziening: Hier wordt de individuele voorziening gedefinieerd. Deze is niet voor iedereen beschikbaar, maar uitsluitend voor diegenen die onder artikel 4 van de wet vallen. Er wordt individueel onderzoek gedaan naar de noodzaak van deze voorziening, de voorziening wordt bij beschikking toegekend en er staat bezwaar en beroep open. Verder zijn alle regels van de Wmo van toepassing, zoals die rond eigen bijdragen en eigen aandeel. ad s. Gebruikelijke zorg: Als in een leefeenheid meerdere personen wonen hebben zij gezamenlijk de taak al het zich voordoende huishoudelijke werk te verrichten. Zij zijn zelf verantwoordelijk voor de verdeling en dit uitgangspunt heeft een verplichtend karakter. ad t. Voorziening in natura: In deze begripsbepaling wordt omschreven wat een voorziening in natura is. Daarbij kan worden gedacht aan verstrekking in eigendom, bruikleen, huur, lease of in de vorm van persoonlijke dienstverlening. ad u. Persoonsgebonden budget: Een persoonsgebonden budget is een geldbedrag dat de belanghebbende, onder door het college bepaalde voorwaarden, mag besteden aan een compenserende voorziening naar zijn keuze. Nadere uitwerking omtrent de relatie tussen diverse compenserende voorzieningen en daarbij behorende persoonsgebonden budgetten vindt plaats in het Besluit en de Beleidsregels. ad v. Budgethouder: De invoering van het persoonsgebonden budget maakt het opnemen van het begrip “budgethouder” noodzakelijk. De budgethouder is de persoon die de beschikking krijgt over het budget en over de besteding daarvan ook verantwoording af dient te leggen aan het college. ad w. Financiële tegemoetkoming: Een financiële tegemoetkoming is een geldbedrag dat is bedoeld om een bepaalde voorziening te verwerven en is een tegemoetkoming in de kosten. De Beleidsregels en het Besluit zijn hierop van toepassing. ad x. Eigen bijdrage of eigen aandeel in de kosten: een door het college vast te stellen bijdrage, die bij respectievelijk de verstrekking van een voorziening in natura, een persoonsgebonden budget (een eigen bijdrage), een financiële tegemoetkoming (een eigen aandeel) betaald moet worden. De Beleidsregels en het Besluit zijn hierop van toepassing. ad y. Vervallen per 1 april 2012. ad z. Meerkosten: Het begrip “meerkosten” hangt nauw samen met het begrip “algemeen gebruikelijk”; deze twee begrippen zijn elkaars tegenhangers. De WMO is erop gericht de meerkosten voor een persoon met beperkingen te bestrijden. ad aa. Instandhoudingskosten: Hieronder vallen onder andere de kosten voor het instandhouden van de voorziening, zoals onder meer onderhoud en reparatie. ad bb. Huisgenoot: Een ieder met wie de belanghebbende duurzaam gemeenschappelijk een woning bewoont. Deze begripsbepaling behoeft geen nadere toelichting. ad cc. Mantelzorger: De begripsomschrijving van het begrip “mantelzorger” is ontleend aan de begripsomschrijving van “mantelzorg” in de Wet (artikel 1, lid 1 onder b, van de Wet).

  ad dd. Hoofdverblijf: Het begrip hoofdverblijf biedt nogal eens problemen. Het begrip is omschreven naar het aantal nachten dat men doorbrengt. Bij twijfel kan de plaats waar per jaar de meeste nachten worden doorgebracht, beschouwd worden als de plaats waar iemand zijn hoofdverblijf heeft. Dit kan een rol spelen als iemand meerdere plaatsen heeft waar een groot deel van het jaar wordt doorgebracht, zoals personen die het jaar deels in het buitenland doorbrengen, personen die deels in een AWBZ-instelling verblijven en deels elders, enz. ad ee. Gemeenschappelijke ruimte: Het begrip gemeenschappelijke ruimte wordt omschreven als de ruimte die niet tot de onderscheiden woning behoort, zoals een gang, een portaal en een trappenhuis, die toegang kan verschaffen tot de woonruimte. ad ff. Raad van Advies: Een vertegenwoordiging van de doelgroep personen met beperkingen uit de gemeenten Maassluis, Schiedam en Vlaardingen. Deze begripsbepaling behoeft geen nadere toelichting. ad gg. Sanering: Voor COPD- en Astmapatiënten kan het noodzakelijk zijn om vloerbedekking en/of raambekleding te vervangen. Ook voor rolstoelgebruikers kan vervanging van de vloerbedekking nodig zijn. ad hh. Regiotaxi Waterweg: Het Aanvullend Openbaar Vervoerssysteem voor in de regio Nieuwe Waterweg Noord (Schiedam, Vlaardingen, Maassluis), zoals dat zich vanaf 1994 onder de Wet voorzieningen gehandicapten heeft ontwikkeld. ad ii. Vervallen per 1 januari 2013. ad jj. WMO-pas: Dit is de vervoerspas waarmee men kan reizen met de Regiotaxi Waterweg. Deze wordt verstrekt op grond van de Verordening aan personen die het reguliere openbaar vervoer niet (meer) kunnen gebruiken en/of bereiken. ad kk. Niet-WMO-pas: De Regiotaxi Waterweg biedt ook aan mensen die geen beperkingen hebben de mogelijkheid om er gebruik van te maken. Men kan hiervoor een niet-WMO-pas aanschaffen en tegen een hoger tarief dan mensen met een WMO-pas reizen met de Regiotaxi Waterweg. ad ll. Vervallen per 1 april 2012 ad mm. Vervallen per 1 april 2012 ad nn. Gemaximeerde vergoeding: Dit is een financiële tegemoetkoming in de kosten van een voorziening die tot een vastgesteld maximum kan worden verstrekt. ad oo. Forfaitaire vergoeding: Hier betreft het een financiële tegemoetkoming in de kosten van een voorziening, welke bestaat uit een vast bedrag, dat losstaat van de werkelijke kosten van deze voorziening. ad pp. COPD: COPD is een afkorting van de Engelse term 'Chronic Obstructive Pulmonary Diseases'. Dit betekent chronisch, oftewel langdurig, obstructieve longziekte. Er is dus een obstructie in de longen. Het is een verzamelnaam voor de longaandoeningen bronchitis en longemfyseem. Deze term is een specificatie van de oude term CARA, wat 'Chronische A-specifieke Respiratoire Aandoening' betekent. CARA omvat behalve de bovengenoemde aandoeningen ook astma. ad qq. Valys: Dit is een vervoersvoorziening voor bovenregionaal vervoer voor mensen met beperkingen in opdracht van het ministerie van VWS. Voor meer informatie wordt verwezen naar de website (www.valys.nl).

Hoofdstuk 2. Bijzondere regels over het persoonsgebonden budget

Artikel 2 Voorwaarden persoonsgebonden budget De in artikel 6 van de Wet genoemde verplichting om bij een aanspraak op een voorzieningen de keuze te bieden tussen een persoonsgebonden budget en een voorziening in natura, is niet absoluut. Er kunnen overwegende bezwaren bestaan om niet over te gaan tot verstrekking van een persoonsgebonden budget. Het college kan regels stellen om af te wegen in welke gevallen er sprake is van bezwaren van overwegende aard, die reden zijn om geen persoonsgebonden budget te verstrekken. Lid 1 Individuele voorzieningen

De systematiek is dat algemene en collectieve voorzieningen, waaronder collectief vervoer, het primaat hebben. Bij algemene en in principe ook bij collectieve voorzieningen is geen persoonsgebonden budget mogelijk. Hier staat tegenover dat de algemene en collectieve voorzieningen een snel te realiseren oplossing bieden en er bij de verstrekking daarvan geen eigen bijdrage wordt gevraagd. Lid 2 Persoonsgebonden budget op verzoek

Verstrekking van een persoonsgebonden budget vindt plaats op verzoek van de belanghebbende. Dit kan bij voorkeur tegelijk met de aanvraag, indien op dat moment al duidelijk is dat de belanghebbende dit wenst. Lid 3 Geen persoonsgebonden budget

Niet in alle situaties is het mogelijk een persoonsgebonden budget te ontvangen. Allereerst is het niet mogelijk een persoonsgebonden budget te ontvangen als tijdens onderzoek duidelijk wordt dat een belanghebbende problemen zal krijgen met het omgaan met een persoonsgebonden budget, Dit wordt als een contra-indicatie opgevat (onder a). Indien de belanghebbende reeds eerder een persoonsgebonden budget verstrekt heeft gekregen krachtens de Verordening en deze is ingetrokken en/of teruggevorderd, dan kan dit een reden zijn om geen persoonsgebonden budget te verstrekken (onder b).

Voorts kan, om kapitaalvernietiging te voorkomen, uitsluitend een persoonsgebonden budget verstrekt worden, indien de voorziening waarvoor dit budget wordt verstrekt als langdurig adequaat voor de belanghebbende kan worden beschouwd (onder c). Indien een persoonsgebonden budget voor bijvoorbeeld een rolstoelvoorziening wordt verstrekt, terwijl deze voorziening voordat deze is afgeschreven niet meer adequaat is, bijvoorbeeld vanwege een progressieve aandoening of door groei bij kinderen, zal een nieuwe persoonsgebonden budget moeten worden verstrekt. Bij verstrekking in natura komt de voorziening in het depot en kan deze hergebruikt worden. Ook kan bij de verstrekking gebruik gemaakt worden van een voorziening uit het depot.

De term “langdurig adequaat” is verbonden aan de afschrijvingsduur van een voorziening. Bij een rolstoelvoorziening valt hierbij te denken aan een termijn van 7 jaar dat de voorziening geschikt en bruikbaar moet zijn, bij een woonvoorziening zou deze termijn langer kunnen zijn.

Lid 3, onder c is uitsluitend van toepassing op woon-, vervoers- en rolstoelvoorzieningen. Bij hulp bij het huishouden is het immers mogelijk om een persoonsgebonden budget aan de toe- of afname van beperkingen te kunnen aanpassen. Artikel 3 Regels rond verstrekking en verantwoording persoonsgebonden budget Lid 1 Feitelijke betaling

Lid 1 regelt de feitelijke betaling van het persoonsgebonden budget. Over de wijze waarop de betaling plaatsvindt kunnen door het college nadere regels worden gesteld. Lid 2 Verantwoording budgethouder

Het college is zelf verantwoordelijk voor de rechtmatige en doelmatige besteding van gelden op grond van de Wet en heeft ook zelf de bevoegdheid om vast te stellen in hoeverre er wordt gecontroleerd of belanghebbenden hun persoonsgebonden budget besteden conform de toekenningsvoorwaarden.

  De onder a. bedoelde factuur is nodig in situaties waarin voorzieningen zijn aangeschaft bij een leverancier, bijvoorbeeld een rolstoel of een scootermobiel.

Onder b. is een betalingsbewijs genoemd, dat kan van belang zijn in situaties waarin er geen nota is, of bijvoorbeeld iemand die hulp bij het huishouden heeft verleend.

Indien het afsluiten van een onderhoudscontract op een voorziening is vereist, moet deze door de budgethouder worden verstrekt (Lid 2, onder c)

Onder d. is genoemd een salarisadministratie; die kan noodzakelijk zijn in situaties waarin men iemand in dienst heeft genomen voor het verrichten van hulp bij het huishouden. Lid 3 Verantwoording

In dit lid is de keuze die gemaakt is ten aanzien van de verantwoording van het persoonsgebonden budget vastgelegd. Lid 4 Beoordeling afrekening persoonsgebonden budget

Mocht uit de controle blijken dat er aanleiding is het toegekende persoonsgebonden budget in te trekken en van de budgethouder terug te vorderen, dan dient de in hoofdstuk 7 van de Verordening genoemde procedure te worden gevolgd.  

Hoofdstuk 3. Hulp bij het huishouden

Artikel 4 Omvang van eigen bijdrage of eigen aandeel in de kosten Artikel 15 van de Wet biedt de mogelijkheid bij verstrekking van individuele voorzieningen in natura of een persoonsgebonden budget een eigen bijdrage of eigen aandeel te vragen.

Hoofdstuk IV van de Algemene Maatregel van Bestuur handelt over eigen bijdragen of het eigen aandeel bij financiële tegemoetkomingen. In artikel 4.1 van de Algemene Maatregel van Bestuur wordt onder a, b, c en d aangegeven welke bedragen de minister als maximum laat gelden voor welke groepen. Lid 2 van artikel 4.1. geeft aan dat de gemeenteraad kan bepalen dat de genoemde bedragen in gelijke mate gewijzigd worden. Wat onder “in gelijke mate” wordt begrepen, staat verwoord in de concept AMvB op pagina 21. Lid 1 Maximale eigen bijdrage per uur hulp bij het huishouden

Per uur hulp bij het huishouden kan maximaal de in dit lid genoemde eigen bijdrage gevraagd worden. Lid 2 Maximale inkomensgerelateerde eigen bijdrage per 4 weken

In dit lid wordt voor de maximale eigen bijdrage bij het verstrekken van hulp bij het huishouden verwezen naar het Besluit maatschappelijke ondersteuning, Stb.2006 nr. 450, artikel 4.1, lid 1. Deze wordt jaarlijks aangepast door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Artikel 5 Omvang van de hulp bij het huishouden Hulp bij het huishouden wordt geïndiceerd in uren per week. Hierbij wordt afgerond op hele kwartieren. Voor een nadere uitwerking wordt verwezen naar de Beleidsregels. Artikel 6 Vaststelling bedrag persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden Bij het bepalen van het bedrag voor het persoonsgebonden budget wordt onderscheid gemaakt tussen de verschillende categorieën hulp bij het huishouden. Voor een toelichting van de verschillende categorieën wordt verwezen naar de Beleidsregels.

 

Hoofdstuk 4. Woonvoorzieningen

Artikel 7 Financiële tegemoetkoming In artikel 6 van de Verordening is bepaald dat de financiële tegemoetkoming op het inkomen kan worden afgestemd. Bij verstrekking van woonvoorzieningen is dit niet van toepassing. Artikel 8 Omvang van eigen bijdrage of eigen aandeel in de kosten In artikel 9 van de Verordening, met als basis artikel 15 van de wet, is vastgelegd dat bij het verstrekken van individuele voorzieningen een eigen bijdrage of eigen aandeel in de kosten kan worden gevraagd. In het eerste lid van dit artikel is opgesomd voor welke woonvoorzieningen een eigen bijdrage wordt gevraagd. Het maakt hierbij geen verschil of deze woonvoorzieningen in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget worden verstrekt.

Een eigen bijdrage is bij vlonders (onder f) en bij elektrische deuropeners (onder g) slechts verschuldigd indien het de toegankelijkheid van individuele deuren betreft. Er wordt geen eigen bijdrage verlangd voor aanpassing van deuren met een gemeenschappelijk karakter. Meerdere bewoners van een complex hebben immers baat bij de aanpassing van een gemeenschappelijke deur. Het verlangen van een eigen bijdrage van de bewoner aan wie de aanpassing van een gemeenschappelijke deur wordt toegekend, is dan niet redelijk. In het tweede lid van dit artikel wordt voor de maximale eigen bijdrage bij het verstrekken van de woonvoorzieningen uit het eerste lid verwezen naar het Besluit maatschappelijke ondersteuning, Stb.2006 nr. 450, artikel 4.1, lid 1. Deze wordt jaarlijks aangepast door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Artikel 9 Tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten Artikel 15, sub a, van de Verordening bepaalt dat een woonvoorziening kan bestaan uit een tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten. Het college hanteert voor de drie verschillende situaties waaronder deze tegemoetkoming wordt verstrekt, drie aparte bedragen, welke in dit artikel zijn vastgelegd. Indien een verhuizing voorspelbaar en voorzienbaar is voor de belanghebbende, heeft men hiervoor kunnen reserveren, zodat een lagere tegemoetkoming kan worden toegekend. Artikel 10 Sanering van de woning Een niet bouwkundige of niet woontechnische woonvoorziening, zoals bedoeld in artikel 15, sub c, van de Verordening, kan worden aangewend voor sanering van de woning, zoals het aanbrengen van vloerbedekking en raambekleding voor COPD- en astmapatiënten of rolstoelgeschikte vloerbedekking voor rolstoelgebruikers. Lid 1 Sanering voor COPD-/astmapatiënten

In dit lid zijn de maximale bedragen vastgelegd die worden toegekend voor het vervangen van vloerbedekking en raambekleding voor COPD- en astmapatiënten. Lid 2 Sanering voor rolstoelgebruikers

Ook het maximale bedrag dat wordt toegekend voor het vervangen van vloerbedekking ten behoeve van rolstoelgebruikers is vastgelegd. Lid 3 Afschrijving huidige vloerbedekking/raambekleding

Tot slot wordt in het derde lid van dit artikel bepaald hoe er bij de toekenning van woningsanering rekening gehouden wordt met de afschrijving van de huidige vloerbedekking en raambekleding.

Artikel 11 Verstrekking in bruikleen of eigendom Een niet bouwkundige of niet woontechnische woonvoorziening, zoals bedoeld in artikel 15, sub c van de Verordening, wordt in bruikleen of in eigendom verstrekt. Het onderscheidt wordt gemaakt op basis van de aanschafprijs. In dit artikel is de grens vastgelegd tussen het in bruikleen of in eigendom verstrekken van deze woonvoorzieningen. Artikel 12 Bezoekbaar maken van de woning Op grond van artikel 19 lid 2 t/m 5 van de Verordening kan één woonruimte bezoekbaar gemaakt worden indien de belanghebbende zijn hoofdverblijf heeft in een AWBZ-instelling. Op grond van het vierde lid kan het bezoekbaar maken van een woning slechts tot een vastgesteld maximumbedrag worden verstrekt. Dit maximumbedrag wordt genoemd in artikel 12 van dit Besluit. Artikel 13 Vaststelling bedrag persoonsgebonden budget In artikel 2, het eerste lid van dit Besluit is bepaald dat een persoonsgebonden budget alleen wordt verstrekt ten aanzien van individuele voorzieningen. Voor de woonvoorzieningen geldt dat deze individuele voorzieningen worden opgesomd in artikel 15 van de Verordening. Lid 1 Persoonsgebonden budget t.a.v. een tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten

Het persoonsgebonden budget bij een indicatie voor een tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten is gelijk aan het bedrag dat wordt verstrekt als tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten. Hierbij wordt rekening gehouden met de voorspelbaarheid van de verhuizing. De bedragen hiervan zijn vastgelegd in artikel 9 van dit Besluit. Lid 2 Persoonsgebonden budget t.a.v. overige woonvoorzieningen

Bij woonvoorzieningen, niet zijnde een tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten, wordt uitgegaan van het bedrag van de door het college goedgekeurde offerte. Daarin kan een aantal kosten teruggevonden worden. Te denken valt bij een bouwkundige of woontechnische woonvoorziening aan de kosten van bouw, maar ook aan eventuele kosten voor een architect, kosten van vergunningen en kosten van toezicht. Bij niet bouwkundige of niet woontechnische woonvoorzieningen, zoals verrijdbare douchetoiletstoelen en tilliften, zal het gaan om een offerte van de vaste leverancier, waarin de korting die de uitvoeringsorganisatie heeft bij deze leverancier ook wordt meegenomen. Er wordt uitgegaan van de goedkoopst compenserende voorziening (zoals in de verordening bepaald). Door uit te gaan van de kosten van de goedgekeurde offerte is het mogelijk per offerte andere kosten mee te nemen. Zo zullen toezichtkosten bij een kleine verbouwing geen rol spelen.  

Hoofdstuk 5. Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel.

Artikel 14 Financiële tegemoetkoming In artikel 6 van de Verordening is bepaald dat de financiële tegemoetkoming op het inkomen kan worden afgestemd. Bij verstrekking van vervoersvoorzieningen is dit van toepassing. Artikel 15 Omvang van eigen bijdrage of eigen aandeel in de kosten In artikel 9 van de Verordening, met als basis artikel 15 en 19 van de wet, is vastgelegd dat bij het verstrekken van individuele voorzieningen een eigen bijdrage of eigen aandeel in de kosten kan worden gevraagd. In het eerste lid van dit artikel is vastgelegd voor welke vervoersvoorzieningen een eigen bijdrage of eigen aandeel wordt gevraagd. Het maakt hierbij geen verschil of deze vervoersvoorzieningen in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget worden verstrekt. In het tweede lid van dit artikel wordt voor de maximale eigen bijdrage bij het verstrekken van de vervoersvoorzieningen uit het eerste lid verwezen naar het Besluit maatschappelijke ondersteuning, Stb.2006 nr. 450, artikel 4.1, lid 1. Deze wordt jaarlijks aangepast door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Artikel 16 Tarief collectief vervoer Lid 1

Vervallen per 1 april 2012 Lid 2 Tarief collectief vervoer

Dit artikel bepaalt het tarief voor Regiotaxiritten. Artikel 17 Algemeen gebruikelijke vervoersvoorzieningen Vervallen per 1 april 2012 Artikel 18  Collectieve vervoersvoorzieningen Artikel 18 gaat over de collectieve vervoersvoorziening Aanvullend Openbaar Vervoer, zoals genoemd in artikel 22 onder b van de Verordening. Lid 1 Vormen collectieve vervoersvoorzieningen

Er wordt onderscheid gemaakt tussen het gebruik mogen maken van het Aanvullend Openbaar Vervoer en het gebruik mogen maken van het Aanvullend Openbaar Vervoer samen met een persoon die de noodzakelijk geachte begeleiding van de belanghebbende op zich neemt. Lid 2 WMO-pashouders

De belanghebbende die in aanmerking komt voor een collectieve vervoersvoorzieningen ontvangt een pas voor het Aanvullend Openbaar Vervoerssysteem, een zogenaamde WMO-pas, en kan tegen betaling van eerder genoemd tarief ritten maken met de Regiotaxi Waterweg. Lid 3 Niet-WMO-pashouders

Het Aanvullend Openbaar Vervoerssysteem in de regio NWN is een zogenaamd “open” systeem. Dit wil zeggen dat ook mensen die geen beperkingen ondervinden een pas kunnen kopen, een niet-WMO-pas, en gebruik mogen maken van de Regiotaxi Waterweg. Het tarief voor ritten is wel hoger.

  Lid 4 t/m 6 Meereizigers

Tenslotte wordt in lid 4, 5 en 6 van artikel 18 van het Besluit bepaald wanneer en tegen welke kosten een persoon mee mag reizen in het Aanvullend Openbaar Vervoer. Artikel 19 Bedragen vervoersvoorzieningen Een vervoersvoorziening in natura, zoals genoemd in artikel 22 onder c van de Verordening, kan bestaan uit een individuele (rolstoel)taxikostenvergoeding of een individuele kilometervergoeding. Lid 1 t/m 3 Bedragen individuele vervoersvergoedingen

In lid 1, lid 2 en lid 3 van artikel 19 van het Besluit worden de bedragen genoemd die op declaratiebasis per jaar verstrekt worden aan respectievelijk de kilometervergoeding, de taxikostenvergoeding en de rolstoeltaxikostenvergoeding. Lid 4 Declaratie

De individuele vervoersvergoedingen worden verstrekt op declaratie basis. De belanghebbende kan vanaf € 50,00 tussentijds declareren. Lid 5

Vervallen per 1 april 2012 Lid 6 Te declareren vervoerskosten

Uitsluitend de door de belanghebbende gemaakte vervoerskosten in Nederland mogen gedeclareerd worden bij een individuele (rolstoel)taxikostenvergoeding of een individuele kilometervergoeding. Artikel 20 (Lease)auto’s Lid 1 Kilometervergoeding gebruik leaseauto

Indien een belanghebbende op grond van de Verordening in aanmerking komt voor een leaseauto dan wordt eveneens een vergoeding voor het gebruik van deze auto voor 2000 kilometer toegekend. Lid 2/3 In eigendom verstrekte auto

In het kader van de Wvg zijn op grond van het beleid dat van toepassing was voor 1 oktober 2000, auto’s in eigendom verstrekt. Voor het gebruik van een in eigendom verstrekte auto wordt een hogere kilometervergoeding verstrekt dan voor een leaseauto. Bovendien komen de kosten voor verzekering en houderschapsbelasting van de auto ten laste van het college. Artikel 21 Vaststelling bedrag persoonsgebonden budget In artikel 2, het eerste lid van het Besluit is bepaald dat een persoonsgebonden budget alleen wordt verstrekt ten aanzien van individuele voorzieningen. Voor de vervoersvoorzieningen zijn er de volgende mogelijkheden: Lid 1 Persoonsgebonden budget t.a.v. een individuele (rolstoel)taxikosten- of kilometervergoeding

Het persoonsgebonden budget bij een indicatie voor een individuele (rolstoel)taxikosten- of kilometervergoeding is gelijk aan het bedrag dat wordt verstrekt voor deze vergoeding. De bedragen hiervan zijn vastgelegd in artikel 19 van het Besluit. Lid 2 Persoonsgebonden budget t.a.v. overige vervoersvoorzieningen

Bij de vervoersvoorzieningen, niet zijnde een individuele (rolstoel)taxikosten- of kilometervergoeding wordt uitgegaan van het bedrag van de goedkoopst compenserende voorziening, inclusief, indien dit van toepassing is, een bedrag voor instandhoudingskosten. Er wordt uitgegaan van een door het college goedgekeurde offerte. Bij een offerte van de vaste leverancier, wordt de korting die de uitvoeringsorganisatie heeft bij deze leverancier hierin meegenomen.  

Hoofdstuk 6. Verplaatsen in en rond de woning.

Artikel 22 Vaststelling bedrag persoonsgebonden budget In artikel 2, het eerste lid van het Besluit is bepaald dat een persoonsgebonden budget alleen wordt verstrekt ten aanzien van individuele voorzieningen. Bij een rolstoelvoorziening wordt uitgegaan van het bedrag van de goedkoopst compenserende voorziening, inclusief, indien dit van toepassing is, een bedrag voor instandhoudingskosten. Er wordt uitgegaan van een door het college goedgekeurde offerte. In deze offerte worden de noodzakelijke aanpassingen aan de rolstoel opgenomen. Bij een offerte van de vaste leverancier, wordt de korting die de uitvoeringsorganisatie heeft bij deze leverancier hierin meegenomen.

 

Hoofdstuk 7. Slotbepalingen In hoofdstuk 7 zijn de slotbepalingen van het Besluit opgenomen, zoals evaluatie, inwerkingtreding en de citeertitel. Artikel 22  Evaluatie en indexering Op grond van dit artikel wordt het beleid jaarlijks geëvalueerd. Indien de evaluatie daartoe aanleiding geeft, bijvoorbeeld omdat het voorzieningenniveau te hoog of te laag blijkt te zijn of omdat genoemde bedragen geïndexeerd moeten worden, kan de evaluatie leiden tot aanpassing van het Besluit. Artikel 23 Inwerkingtreding Deze bepaling spreekt voor zich. Artikel 24 Citeertitel Deze bepaling spreekt voor zich.