Afvalstoffenverordening Vlaardingen 2014

Geldend van 18-10-2022 t/m heden

Intitulé

Afvalstoffenverordening Vlaardingen 2014 

De raad van de gemeente Vlaardingen;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 27 mei 2014, R.nr.27.1;

gelet op de artikelen 10.23, 10.24 en 10.25 van de Wet milieubeheer;

overwegende dat gemeenten in het belang van de bescherming van het milieu verplicht zijn een afvalstoffenverordening op te stellen;

BESLUIT:

vast te stellen de:

Afvalstoffenverordening Vlaardingen 2014 en de daarbij behorende toelichting

Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening en in het op deze verordening gebaseerde uitvoeringsbesluit wordt verstaan onder:

  • a.

    wet: Wet milieubeheer;

  • b.

    inzamelen: de activiteiten gericht op het ophalen of innemen van afvalstoffen die binnen de gemeente ter inzameling worden aangeboden en het feitelijk ophalen en innemen daarvan;

  • c.

    ter inzameling aanbieden: de wijze van overdragen van afvalstoffen aan een inzamelende persoon of instantie, inclusief het achterlaten van afvalstoffen in daartoe door of vanwege de inzamelende persoon of instantie geplaatste inzamelmiddelen of – voorzieningen of op een daartoe aangewezen plaats;

  • d.

    inzamelmiddel: een voor de inzameling van afvalstoffen bestemd hulp- of bewaarmiddel, bijvoorbeeld een huisvuilzak of minicontainer ten behoeve van een huishouden;

  • e.

    inzamelvoorziening: een voor de inzameling van afvalstoffen bestemd(e) bewaarmiddel of –plaats, bijvoorbeeld een verzamelcontainer, wijkcontainer of brengdepot, ten behoeve van meerdere huishoudens;

  • f.

    inzameldienst: de krachtens artikel 2, eerste lid, aangewezen inzameldienst, belast met de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen;

  • g.

    huishoudelijke afvalstoffen: afvalstoffen afkomstig uit particuliere huishoudens, behoudens voor zover het ingezamelde bestanddelen van die afvalstoffen betreft, die zijn aangewezen als gevaarlijke afvalstoffen;

  • h.

    gevaarlijke afvalstoffen: bij ministeriële regeling als zodanig aangewezen afvalstoffen, met inachtneming van ter zake voor Nederland verbindende verdragen en van besluiten van volkenrechtelijke organisaties.

  • i.

    bedrijfsafvalstoffen: afvalstoffen, niet zijnde huishoudelijke afvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen.

  • j.

    grof huisafval: huishoudelijke afvalstoffen die te groot en te zwaar zijn om op dezelfde wijze als de andere huishoudelijke afvalstoffen aan de inzameldienst te worden aangeboden.

  • k.

    andere inzamelaars: de krachtens artikel 2, tweede lid, aangewezen personen en instanties, belast met het afzonderlijk inzamelen van categorieën huishoudelijke afvalstoffen;

  • l.

    gebruiker van een perceel: degene die in de gemeente feitelijk gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge artikel 10:21 en artikel 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt;

  • m.

    straatafval: huishoudelijke afvalstoffen van zeer beperkte omvang en gewicht, zoals proppen, papier, sigarettenpeuken, kauwgom, plastic bekertjes en blikjes, verpakkingsmateriaal, etenswaren, niet zijnde klein chemisch afval, ontstaan buiten een perceel;

  • n.

    wegen: de wegen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b van de Wegenverkeerswet 1994;

  • o.

    motorrijtuigen: alle voertuigen, als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder c van de Wegenverkeerswet 1994.

  • p.

    afvalbrengstation: brengdepot voor grof huisafval en andere categorieën huishoudelijke afvalstoffen;

  • r.

    ongeadresseerd reclamedrukwerk: reclamedrukwerk of samples die gratis huis aan huis worden verspreid zonder vermelding van naam, adres of postbus en woonplaats van de ontvanger, niet zijnde:

    • i)

      een huis-aan-huisblad of andere informatie over werkzaamheden of activiteiten in de buurt die voor de bewoners/gebruikers van een woning, bedrijf of woonschip in die buurt van belang zijn om te weten;

    • ii)

      drukwerk van vrijwilligers of niet-commerciële organisaties.

  • s.

    Huis-aan-huisblad: ongeadresseerd blad dat met een vaste frequentie gratis huis aan huis wordt verspreid in een geografisch beperkt gebied en waarvan tenminste 30% van de inhoud bestaat uit informatie over en nieuws uit het eigen verspreidingsgebied, niet zijnde reclame.

Paragraaf 2 Inzameling van huishoudelijke afvalstoffen

Artikel 2 Aanwijzing inzameldienst en andere inzamelaars

  • 1. Als inzameldienst belast met de ter uitvoering van de wet en de in dit hoofdstuk bedoelde “inzameling van huishoudelijke afvalstoffen” wordt aangewezen NV IRADO, Fokkerstraat 550, 3125 BE te Schiedam.

  • 2. Naast deze inzameldienst kan het college andere inzamelaars aanwijzen die belast zijn met het afzonderlijk inzamelen van categorieën huishoudelijke afvalstoffen.

  • 3. Het college kan aan het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen voorschriften en beperkingen verbinden in het belang van de bescherming van het milieu.

  • 4. Paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) is niet van toepassing.

Artikel 3 Afzonderlijke inzameling

  • 1. Door de inzameldienst of andere inzamelaars worden de volgende categorieën huishoudelijke afvalstoffen afzonderlijk ingezameld:

    • a.

      groente-, fruit- en tuinafval;

    • b.

      klein chemisch afval;

    • c.

      verpakkingsglas;

    • d.

      vlakglas;

    • e.

      oud papier en karton;

    • f.

      kunststof verpakkingen;

    • g.

      kunststof niet zijnde verpakkingen;

    • h.

      textiel;

    • i.

      afgedankte elektrische en elektronische apparatuur;

    • j.

      bouw- en sloopafval;

    • k.

      verduurzaamd hout;

    • l.

      grof tuinafval;

    • m.

      asbest en asbesthoudend afval;

    • n.

      grof huishoudelijk afval;

    • o.

      frituurvet en –olie;

    • p.

      metalen;

    • q.

      huishoudelijk restafval.

  • 2. Het college kan een omschrijving vaststellen van de categorieën huishoudelijke afvalstoffen als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 4 Inzamelmiddelen en – voorzieningen

  • 1. De inzameling kan plaatsvinden via:

    • a.

      een inzamelmiddel voor de gebruiker van een perceel;

    • b.

      een inzamelvoorziening voor de gebruikers van een aantal percelen;

    • c.

      een inzamelvoorziening op buurt- of wijkniveau;

    • d.

      een brengdepot op lokaal of regionaal niveau.

  • 2. Het college kan aanwijzen via welk al dan niet van gemeentewege verstrekt inzamelmiddel of via welke inzamelvoorziening de inzameling van een bepaalde categorie huishoudelijke afvalstoffen ten behoeve van de gebruiker van een perceel plaatsvindt.

Artikel 5 Frequentie van inzamelen

  • 1. Huishoudelijk restafval wordt ten minste een maal per week bij elk perceel en nabij elk perceel ingezameld.

  • 2. Groente-, fruit- en tuinafvalinzameling middels minicontainers vindt tenminste een maal per twee weken bij elk perceel plaats.

  • 3. Groente-, fruit- en tuinafvalinzameling middels blokcontainers vindt tenminste een maal per week bij elk perceel plaats.

  • 4. Het college kan de frequentie van inzameling vaststellen van de overige categorieën huishoudelijke afvalstoffen die afzonderlijk in aangewezen delen van de gemeente bij elk perceel worden ingezameld.

Artikel 6 Loopafstand tot inzamelvoorziening

  • 1. De loopafstand tot een inzamelvoorziening vanaf het perceel waar het huishoudelijk restafval dan wel het groente-, fruit- en tuinafval ontstaat, mag maximaal 125 meter bedragen.

  • 2. In bijzondere gevallen kan het college de afstand uit het vorige lid op meer dan 125 meter stellen.

Artikel 7 Inzamelverbod huishoudelijke afvalstoffen behoudens aanwijzing

  • 1. Het is verboden huishoudelijke afvalstoffen in te zamelen.

  • 2. Het verbod geldt niet voor de inzameldienst of andere inzamelaars.

  • 3. Het verbod geldt niet voor personen of instanties die in het kader van producentenverantwoordelijkheid bij algemene maatregel van bestuur of ministeriële regeling een inzamelplicht hebben gekregen voor categorieën van huishoudelijke afvalstoffen.

Paragraaf 3 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen

Artikel 8 Verbod op het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen aan anderen

Het is verboden huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling aan te bieden aan een ander dan de inzameldienst, andere inzamelaars of personen of instanties die in het kader van producentenverantwoordelijkheid bij algemene maatregel van bestuur of ministeriële regeling een inzamelplicht hebben voor categorieën van huishoudelijke afvalstoffen.

Artikel 9 Verbod op het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen door anderen dan de gebruikers van percelen

Het is anderen dan gebruikers van percelen verboden om huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling aan te bieden.

Artikel 10 Afzonderlijk ter inzameling aanbieden

  • 1. Het is verboden om de categorieën huishoudelijke afvalstoffen zoals bepaald in artikel 3, eerste lid, anders dan afzonderlijk ter inzameling aan te bieden.

  • 2. Het is verboden huishoudelijke afvalstoffen aan te bieden aan anderen dan de krachtens artikel 2 aangewezen inzameldienst en andere inzamelaars.

  • 3. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor de bij nadere regels aan te wijzen categorieën van personen.

  • 4. Het in het tweede lid gestelde verbod geldt niet voor het aanbieden van categorieën huishoudelijke afvalstoffen aan personen of instanties die in het kader van producentenverantwoordelijkheid bij algemene maatregel van bestuur of ministeriële regeling een inzamelplicht hebben gekregen voor die categorieën huishoudelijke afvalstoffen.

  • 5. Het is verboden ongeadresseerd reclamedrukwerk te bezorgen of te laten bezorgen bij een woning, bedrijf of woonschip, indien de bewoner ervan of gebruiker ervan duidelijk kenbaar heeft gemaakt (op een door het college vastgestelde wijze) geen prijs te stellen op het ontvangen van ongeadresseerd reclamedrukwerk.

Artikel 11 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen

  • 1. Het is de gebruiker van een perceel, voor wie krachtens artikel 4, tweede lid een inzamelmiddel of inzamelvoorziening is aangewezen, verboden de huishoudelijke afvalstoffen anders aan te bieden, dan via het betreffende inzamelmiddel of de betreffende inzamelvoorziening of het betreffende brengdepot.

  • 2. Het is verboden andere categorieën huishoudelijke afvalstoffen via een inzamelmiddel of inzamelvoorziening aan te bieden, dan de categorie waarvoor dit inzamelmiddel of deze inzamelvoorziening krachtens artikel 4, tweede lid, is bestemd.

  • 3. Het college kan regels stellen omtrent het gebruik van een van gemeentewege verstrekt inzamelmiddel.

  • 4. Het college kan regels stellen omtrent de plaats en wijze waarop huishoudelijke afvalstoffen moeten worden aangeboden.

  • 5. Het college kan categorieën huishoudelijke afvalstoffen aanwijzen die zonder inzamelmiddel ter inzameling kunnen worden aangeboden.

  • 6. Het is verboden huishoudelijke afvalstoffen op andere wijze ter inzameling aan te bieden dan krachtens dit artikel is bepaald.

Artikel 12 Dagen en tijden voor het ter inzameling aanbieden

  • 1. Het college stelt de dagen en tijden vast waarop categorieën huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling kunnen worden aangeboden.

  • 2. Het is verboden huishoudelijke afvalstoffen op andere dagen en tijden ter inzameling aan te bieden dan krachtens het eerste lid is bepaald.

Artikel 13 Het in bijzondere gevallen ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen

In afwijking van hetgeen in deze paragraaf is bepaald, kan het college regels stellen omtrent het in bijzondere gevallen ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen aan de inzameldienst of andere inzamelaars.

Paragraaf 4 Inzameling van bedrijfsafvalstoffen

Artikel 14 Inzameling bedrijfsafvalstoffen door de inzameldienst

Het college kan categorieën bedrijfsafvalstoffen aanwijzen die door de inzameldienst worden ingezameld.

Artikel 15 Ter inzameling aanbieden van bedrijfsafvalstoffen aan de inzameldienst

  • 1. Het is verboden bedrijfsafvalstoffen aan te bieden aan de inzameldienst.

  • 2. Het verbod geldt niet voor de krachtens artikel 14 aangewezen categorieën bedrijfsafvalstoffen, voor zover degene die gebruik maakt van de inzameling door de inzameldienst voldoet aan de daarmee ontstane belastingplicht op grond van de Verordening reinigingsheffingen Vlaardingen.

  • 3. Het verbod uit het eerste lid geldt niet voor degene die een contract heeft afgesloten met de inzameldienst voor het aanbieden van bedrijfsafvalstoffen.

  • 4. Het college kan regels stellen omtrent de dagen, tijden, wijzen en plaatsen waarop de krachtens artikel 14 aangewezen bedrijfsafvalstoffen en de krachtens artikel 15, derde lid, bedoelde bedrijfsafvalstoffen aan de inzameldienst ter inzameling kunnen worden aangeboden.

  • 5. Het is verboden bedrijfsafvalstoffen ter inzameling aan te bieden in strijd met deze regels.

Artikel 16 Ter inzameling aanbieden van bedrijfsafvalstoffen aan een ander dan de inzameldienst

  • 1. Het college kan regels stellen voor het ter inzameling aanbieden van bedrijfsafvalstoffen aan een ander dan de inzameldienst.

  • 2. Het is verboden bedrijfsafvalstoffen ter inzameling aan te bieden in strijd met deze regels.

Paragraaf 5 Zwerfafval

Artikel 17 Voorkomen van diffuse milieuverontreiniging

  • 1. Het is verboden buiten een daarvoor door het college bestemde plaats en buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer een afvalstof, stof of voorwerp op of in de bodem te brengen, te storten, te houden, achter te laten of anderszins te plaatsen op een wijze die aanleiding kan geven tot hinder of nadelige beïnvloeding van het milieu.

  • 2. Het college kan van het verbod ontheffing verlenen.

  • 3. Het verbod is niet van toepassing op:

    • a.

      het overeenkomstig deze verordening ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen of bedrijfsafvalstoffen;

    • b.

      het thuis composteren van groente-, fruit- en tuinafval;

    • c.

      voor zover de (afval)stoffen tijdelijk op de weg geraken of worden gebracht als onvermijdelijk gevolg van het laden, lossen of vervoeren van afvalstoffen dan wel het verrichten van andere werkzaamheden op of aan de weg.

  • 4. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor zover de Wet bodembescherming of het Besluit Bodemkwaliteit voorziet in de boogde bescherming van het milieu.

Artikel 18 Achterlaten van straatafval

  • 1. Het is verboden straatafval in de openbare ruimte achter te laten zonder gebruik te maken van de van gemeentewege of anderszins geplaatste of voorgeschreven bakken, manden of soortgelijke voorwerpen.

  • 2. Het is verboden om andere afvalstoffen dan straatafval achter te laten in daartoe van gemeentewege of anderszins geplaatste of voorgeschreven bakken, manden of soortgelijke voorwerpen.

Artikel 19 Voorkomen van zwerfafval bij ter inzameling gereed staande afvalstoffen

  • 1. Het is verboden afvalstoffen of inzamelmiddelen die ter inzameling gereed staan te doorzoeken en te verspreiden.

  • 2. Het is verboden tegen afvalstoffen of inzamelmiddelen, die ter inzameling gereed staan, te stoten, te schoppen, deze omver te werpen of deze anderszins te behandelen waardoor er zwerfafval ontstaat.

Artikel 20 Afvalbakken in inrichtingen voor het verbruiken van eet- en drinkwaren

De houder of beheerder van een inrichting waar eet- en/of drinkwaren worden verkocht die ter plaatse kunnen worden genuttigd, is verplicht:

  • a.

    een afvalbak, -mand of soortgelijk voorwerp in of nabij de inrichting op een duidelijk zichtbare plaats aanwezig te hebben, waarin het publiek afval kan achterlaten;

  • b.

    zorg te dragen dat deze afvalbak, -mand of soortgelijk voorwerp van een zodanige constructie is dat het afval daarin deugdelijk geborgen blijft en dat die afvalbak, -mand of voorwerp steeds tijdig wordt geledigd;

  • c.

    zorg te dragen dat dagelijks, uiterlijk een uur na sluiting van de inrichting, doch in ieder geval terstond op eerste aanzegging van een ambtenaar, belast met het toezicht op de naleving van dit artikel, in de nabijheid van de inrichting achtergebleven afval, voor zover kennelijk uit of van die inrichting afkomstig, wordt opgeruimd.

Artikel 21 Wegwerpen van reclamebiljetten of ander promotiemateriaal

Degene die in de openbare ruimte reclamebiljetten of dergelijke of ander promotiemateriaal onder het publiek verspreidt, is verplicht deze of de verpakking daarvan terstond op te ruimen of te laten opruimen, indien deze in de omgeving van de plaats van uitreiking op de weg of een andere voor het publiek toegankelijke plaats door het publiek worden weggeworpen.

Artikel 22 Zwerfafval bij vervoeren, laden en lossen of overige werkzaamheden

  • 1. Het is verboden afvalstoffen, stoffen of voorwerpen zodanig te laden, te lossen of te vervoeren of andere werkzaamheden te verrichten dat de weg wordt verontreinigd of het milieu nadelig kan worden beïnvloed.

  • 2. Indien bij het laden of lossen of vervoeren van afvalstoffen, stoffen of voorwerpen de weg wordt verontreinigd of het milieu nadelig wordt beïnvloed, is degene die genoemde werkzaamheden verricht alsmede diens opdrachtgever verplicht deze weg te reinigen of te laten reinigen:

    • a.

      direct na het ontstaan van de verontreiniging, indien de verontreiniging gevaar voor de veiligheid van het verkeer of voor beschadiging van het wegdek oplevert;

    • b.

      direct na beëindiging van de werkzaamheden, indien de verontreiniging geen gevaar voor de veiligheid van het verkeer of beschadiging van het wegdek oplevert;

    • c.

      indien de werkzaamheden langer dan een dag duren, elke dag direct na beëindiging van de werkzaamheden.

Paragraaf 6 Overige onderwerpen die de verordening aangaan

Artikel 23 Verbod opslag van afvalstoffen

  • 1. Het is verboden afvalstoffen op een voor het publiek zichtbare plaats in de open lucht en buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer op te slaan of opgeslagen te hebben.

  • 2. Het college kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod.

  • 3. Het verbod is niet van toepassing op het overdragen of ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen aan de inzameldienst, andere inzamelaars of de personen of instanties die in het kader van producentenverantwoordelijkheid bij algemene maatregel van bestuur of ministeriele regeling een inzamelplicht hebben voor categorieën van huishoudelijke afvalstoffen.

Artikel 24 Afgifte autowrakken afkomstig uit een huishouden

Het is de eigenaar of kentekenhouder verboden zich te ontdoen van een autowrak, dat afkomstig is van een huishouden, anders dan door afgifte aan inrichtingen, genoemd in artikel 6 van het Besluit Beheer Autowrakken.

Artikel 24a. Verbod ongewenst ongeadresseerd drukwerk te bezorgen

  • 1. Ongeadresseerd reclamedrukwerk mag uitsluitend bezorgd worden of bezorgd laten worden bij een woning, bedrijf of woonschip als de bewoner of gebruiker kenbaar heeft gemaakt prijs te stellen op het ontvangen ervan.

  • 2. Een huis-aan-huisblad mag worden bezorgd bij een woning, bedrijf of woonschip, tenzij de bewoner of gebruiker kenbaar heeft gemaakt geen prijs te stellen op het ontvangen ervan.

Paragraaf 7 Slotbepalingen

Artikel 25 Boetebepaling bestuurlijke boete

  • 1. Overtreding door een natuurlijke persoon of rechtspersoon van de volgende artikelen kan worden bestraft met een bestuurlijke boete: 7, 8, 9, 10, 11, 12, 15, 16, 17, 18, 19, 20, 21, 22, 23, 24.

  • 2. De hoogte van de bestuurlijke boete bij overtreding wordt bepaald door de Verordening bestuurlijke boete overlast in de openbare ruimte Vlaardingen.

Artikel 26 Toezichthouders

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de krachtens artikel 5.10, derde lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht aangewezen ambtenaren.

Artikel 27 Inwerkingtreding nieuwe en intrekking oude verordening

  • 1. Deze verordening treedt na bekendmaking in werking op 1 oktober 2014.

  • 2. Op het in het vorige lid genoemde tijdstip wordt de Afvalstoffenverordening Vlaardingen 2012 ingetrokken

Artikel 28 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Afvalstoffenverordening Vlaardingen 2014.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de gemeenteraad van Vlaardingen,
gehouden op 26 juni 2014
De griffier, De voorzitter,
drs. E.W.K. Meurs drs. H.B. Eenhoorn

Toelichting op Afvalstoffenverordening Vlaardingen 2014

Algemeen

Deze verordening heeft betrekking op die bepalingen die worden gesteld voor het beheer van huishoudelijke en andere afvalstoffen. Op grond van artikel 10.23 Wet milieubeheer (hierna te noemen: Wm) zijn gemeenten verplicht een afvalstoffenverordening vast te stellen in het belang van de bescherming van het milieu. Artikel 10.24 Wm schrijft de verplichte inhoud van de afvalstoffenverordening voor. Artikel 10.25 Wm somt een aantal onderwerpen op die facultatief in de afvalstoffenverordening kunnen worden opgenomen.

Overige wetgeving

Met betrekking tot de inzameling van afvalstoffen zijn – voor de gemeente en derden – ook andere wetten en verordeningen van belang. Wij noemen de Wet milieubeheer (milieuvergunning), de bouwverordening (bouwvergunning) en de APV (plaatsen voorwerpen op of aan de openbare weg) en de Verordening reinigingsheffingen Vlaardingen (alleen degene die betalen voor de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen, mogen gebruik maken van de inzamelstructuur).

 

Artikelsgewijze toelichting

Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

De omschrijvingen van de begrippen in artikel 1 van de Afvalstoffenverordening 2014 zijn ook van toepassing op dezelfde begrippen in het op de Afvalstoffenverordening gebaseerde – door burgemeester en wethouders vast te stellen - Uitvoeringsbesluit Afvalstoffenverordening 2014.

De begripsomschrijvingen maken integraal deel uit van de verordening en het uitvoeringsbesluit. Dit betekent dat de uitleg die gegeven wordt aan een begrip doorwerking heeft in de gehele verordening en het uitvoeringsbesluit.

Inzamelen

Het begrip “inzamelen” is gedefinieerd om uitdrukkelijk vast te leggen dat er sprake is van een brede omschrijving. Hiervoor is gekozen om recht te doen aan het feit dat een gemeentelijke inzamelstructuur steeds meer bestaat uit zowel haal- als brengvoorzieningen op verschillende niveaus. Bovendien maakt een bredere omschrijving van het begrip inzamelen een veelheid van termen (“aan te bieden of over te dragen”, “achterlaten”, etc.) overbodig. Wel is een ondergrens aangebracht: voordat sprake kan zijn van inzamelen, dienen de afvalstoffen ter inzameling te worden aangeboden. Voor de omschrijving van het begrip “ter inzameling aanbieden” geldt dezelfde brede invulling met betrekking tot haal- en brengvoorzieningen, nu van de kant van degene die zich van afval wenst te ontdoen.

Gebruiker van een perceel

De omschrijving “gebruiker van een perceel” sluit aan bij de begripsomschrijving in de Verordening reinigingsheffingen Vlaardingen. Deze is opgenomen om te kunnen bepalen dat alleen diegenen die in de gemeente betalen voor de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen, gebruik mogen maken van de inzamelstructuur.

“Afvalbrengstation”

Artikel 10.22, tweede lid, van de Wm bepaalt dat er op ten minste een daartoe ter beschikking gestelde plaats binnen de gemeente of binnen de gemeenten waarmee wordt samengewerkt, in voldoende mate gelegenheid wordt geboden om grove huishoudelijke afvalstoffen achter te laten.

In het door burgemeester en wethouders vast te stellen uitvoeringsbesluit wordt aangegeven welke huishoudelijke afvalstoffen naast de grove huishoudelijke afvalstoffen nog meer kunnen worden achter gelaten bij het afvalbrengstation.

Straatafval, zwerfafval en illegale dumping

De Wet milieubeheer voorziet niet in een definitie van het begrip zwerfafval. Dit heeft te maken met het feit dat het begrip in de praktijk weinig problemen oplevert, terwijl een juridisch sluitende definitie moeilijk te geven is. In het Landelijk Afvalbeheersplan (LAP) is wel een definitie opgenomen:

“Zwerfafval is afval dat door mensen bewust of onbewust is weggegooid of achtergelaten op plaatsen die daar niet voor bestemd zijn of door indirect toedoen of nalatigheid van mensen op zulke plaatsen terecht is gekomen. Dit afval bestaat voornamelijk uit verpakkingsmateriaal van consumpties (blikjes, flesjes, wikkels, patatbakjes),sigarettenpeuken, kauwgomresten en allerhande gebruiksgoederen als kranten, folders en tissues”.

 

Het verschil tussen straatafval en zwerfafval is dat straatafval, dat niet in een prullenmand wordt achtergelaten, maar in de openbare ruimte terecht komt, zwerfafval wordt.

Onder zwerfafval wordt niet verstaan illegale dumping van afval. In tegenstelling tot bij zwerfafval, gaat het bij illegale dumping niet om een of enkele restanten van consumptie, maar om grotere hoeveelheden afval (bijvoorbeeld met een volume van ten minste een plastic tas).

Bovendien gaat het niet om afval dat uit nalatigheid of gemakzucht wordt achtergelaten of weggegooid. De ontdoener kiest er namelijk zeer bewust voor om het afval niet via de daarvoor geëigende manier af te voeren, maar om het onbeheerd achter te laten in de openbare ruimte. Het kan zowel huishoudelijk als bedrijfsafval zijn. Veel voorkomend illegaal gedumpt afval is huisvuil, tuinafval, fietswrakken, accu’s, meubilair en autobanden. Ook het bijplaatsen van afval bij inzamelvoorzieningen valt onder illegale dumping.  

Paragraaf 2 Inzameling van huishoudelijke afvalstoffen

Artikel 2 Aanwijzing inzameldienst en andere inzamelaars

Lid 1 De aanwijzing van de inzameldienst bij uitvoeringsbesluit

De gemeente is op basis van artikel 10.24, eerste lid, onder a, Wm verplicht bij of krachtens de verordening een inzameldienst aan te wijzen voor de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen.

De term “bij of krachtens” geeft aan dat dit geregeld kan worden direct in de verordening of door middel van een uitvoeringsbesluit op grond van de afvalstoffenverordening.

Lid 2 De aanwijzing van andere inzamelaars

De brede grondslag van de afvalstoffenverordening ten aanzien van huishoudelijk afval is vastgelegd in artikel 10.24, tweede lid, Wm. Op basis hiervan kunnen regels worden gesteld voor het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen. Zoals de Memorie van Toelichting stelt, gaat het hierbij vooral om de inzameling van bestanddelen van het huishoudelijk afval door anderen dan de inzameldienst.

Lid 2 Detaillisten/reparatiebedrijven

De aanwijzing op grond van het tweede lid van dit artikel kan ook worden gebruikt om detaillisten die bijvoorbeeld batterijen van particulieren inzamelen, op hun verzoek aan te merken als inzamelpunt. In het kader van de aanwijzing als inzamelpunt kunnen nadere afspraken worden gemaakt met de inzamelende persoon of instantie over bijvoorbeeld de wijze van inzameling, opslag en de afgifte aan de gemeente, monitoring, etc.

Indien detaillisten en/of reparatiebedrijven in een AMvB, of ministeriële regeling zijn aangewezen als inzamelende instantie is de gemeente niet bevoegd daarover nadere regels te stellen. Dit betekent dat detaillisten en/of reparatiebedrijven geen aanwijzing van de gemeente nodig hebben om huishoudelijke apparaten in te nemen. Dit geldt bijvoorbeeld voor de Regeling beheer elektrische en elektronische apparatuur.

Europese aanbesteding

De Europese aanbestedingsregels kunnen bij het inzamelen van afval in een gemeente van toepassing zijn op de aanschaf van middelen zoals (ondergrondse) afvalcontainers, inzamelvoertuigen en minicontainers. Ook het uitbesteden aan de inzameldienst dient in vrijwel alle gevallen Europees te gebeuren. Meer informatie te vinden op de website van Europa Decentraal: www.europadecentraal.nl.

Lid 3 Voorschriften en beperkingen

De voorschriften en beperkingen die krachtens de afvalstoffenverordening aan de inzameling kunnen worden verbonden, beogen dus het belang van de bescherming van het milieu. Deze kunnen nader worden gespecificeerd in het uitvoeringsbesluit. Voorschriften en beperkingen kunnen bijvoorbeeld voortvloeien uit het gemeentelijk afvalbeleidsplan.

Belang van de bescherming van het milieu

In artikel 10.23, eerste lid, van de Wm, staat dat het belang van de bescherming van het milieu de grondslag is voor de gemeenteraad om een afvalstoffenverordening vast te stellen.

De memorie van toelichting zegt hierover:

“De gemeenten zijn gehouden om een afvalstoffenverordening vast te stellen. De regels worden vastgesteld in het belang van het milieu. Dat is ruimer dan de doelmatige verwijdering van afvalstoffen. Ook regels die beogen de milieuaspecten van handelingen met afvalstoffen te beperken, zijn daardoor mogelijk. Men denke aan een verbod om ter voorkoming van (geluids-)overlast afvalstoffen in te zamelen voor zeven uur ’s ochtends”.

 

Vierde lid: Lex silencio positivo

Het gaat hier om de aanwijzing van inzamelaars van diverse soorten afval. Een lex silencio positivo is hier niet wenselijk om dwingende reden van algemeen belang, met name de bescherming van het milieu en de volksgezondheid. Daarnaast is een deugdelijk en goed geordende afvoer van huis- en ander afval meer in het algemeen van groot maatschappelijk belang. Tenslotte zou een aanwijzing van rechtswege botsen met de belangen van andere inzamelaars. Paragraaf 4.1.3.3 Awb wordt niet van toepassing verklaard.

Artikel 3 Afzonderlijke inzameling

Wettelijke basis

Artikel 10.21, tweede lid, Wm verplicht gemeenten in ieder geval tot de afzonderlijke inzameling van groente-, fruit- en tuinafval (GFT-afval). Het GFT-afval is dan ook als eerste categorie opgenomen in het eerste lid van dit artikel. Daarnaast kan de gemeenteraad op grond van artikel 10.21, derde lid, Wm besluiten tot het afzonderlijk inzamelen van andere bestanddelen van huishoudelijke afvalstoffen. Dit betekent dat de lijst in artikel 3 met andere categorieën naar behoefte kan worden uitgebreid.

Daarbij dient rekening te worden gehouden met het Landelijk afvalbeheersplan (hierna: LAP). In artikel 10.14 Wm wordt namelijk bepaald dat bestuursorganen bij de uitoefening van hun bevoegdheid met betrekking tot afvalstoffen, rekening dienen te houden met het geldende afvalbeheersplan.

Het LAP benoemt in hoofdstuk 14 van deel 1 Beleidskader de volgende door de consument te scheiden afvalstoffen: groente-, fruit- en tuinafval, papier en karton, glas, textiel, elektrische en elektronische apparatuur, klein chemisch afval, en componenten van grof huishoudelijk afval (grof tuinafval, huishoudelijk bouw- en sloopafval, waaronder verduurzaamd hout).

Artikel 4 Inzamelmiddelen en inzamelvoorzieningen

Lid 1

In dit artikel worden de niveaus van inzameling aangegeven. Hiermee wordt recht gedaan aan de vervaging van het onderscheid tussen huis-aan-huisinzameling en inzameling via brengvoorzieningen op verschillende niveaus.

Lid 1, onder a: Inzameling bij elk perceel (haalsysteem)

Op grond van artikel 10.21, eerste lid, Wm is de gemeente verplicht tot het wekelijks inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen bij elk binnen haar grondgebied gelegen perceel. Op grond van artikel 10.21, tweede lid, Wm wordt daarbij in ieder geval groente-, fruit- en tuinafval afzonderlijk ingezameld, tenzij daar in het kader van doelmatig beheer van wordt afgeweken (zie artikel 10.26 Wm).

De inzameling bij elk perceel is individueel en vindt plaats bij elke woning via een haalsysteem. De bewoners maken gebruik van individuele inzamelmiddelen, zoals vuilniszakken of minicontainers. Bij hoogbouw kunnen inpandige verzamelvoorzieningen worden getroffen, zoals stortkokers of containers. Benadrukt moet worden dat een of meer inzamelvoorzieningen bij een flat, moet worden gezien als inzameling bij elk perceel.

Lid 1, onder b: Inzameling nabij elk perceel (brengsysteem)

In afwijking van artikel 10.21 Wm kan de raad op grond van artikel 10.26, eerste lid, onder a, Wm bij verordening besluiten dat – in plaats van bij elk perceel – nabij elk perceel wordt ingezameld.

Voor de inzameling nabij elk perceel wordt gebruik gemaakt van collectieve inzamelmiddelen. Dit zijn brengsystemen waar een groep huishoudens gezamenlijk gebruik van maakt. Huishoudelijk afval wordt dus niet bij elk perceel – bij elke woning – opgehaald, maar vanaf een centraal punt bij voor meerdere huishoudens gezamenlijk. De huishoudens beschikken over individuele bewaarmiddelen en moeten deze brengen naar de plaats waar het collectieve inzamelmiddel staat opgesteld.

Clusterplaatsen en inzamelvoorzieningen (inzameling nabij elke perceel)

Inzameling nabij elke perceel kan plaatsvinden via clusterplaatsen en via inzamelcontainers nabij elk perceel. Een inzamelcontainer kan boven- of ondergronds zijn. Een clusterplaats is een plaats waar de burger het inzamelmiddel op de dag van ophalen naar toe brengt. Voorbeelden van clusterplaatsen zijn: een parkje, een pleintje, een parkeerplaats waar op de dag van inzameling niet mag worden geparkeerd of een centrale plaats op de stoep.

Voor beide vormen van collectieve inzameling geldt dat de inzameling laagdrempelig moet zijn. In artikel 6 is aangegeven dat de loopafstand tot een inzamelvoorziening vanaf het perceel waar het huishoudelijk restafval dan wel het groente-, fruit- en tuinafval ontstaat maximaal 125 meter mag bedragen.

Eerste lid, onder c: Inzamelvoorziening op buurt- of wijkniveau

Bij inzamelvoorzieningen op buurt- of wijkniveau kan in de eerste plaats worden gedacht aan glasbakken, textielbakken, en dergelijke. Dit zijn permanent aanwezige voorzieningen. De voorzieningen op buurt- of wijkniveau kunnen ook mobiel of niet permanent aanwezig zijn. Het gebruik van de buurt- of wijkvoorzieningen is niet beperkt tot de gebruikers van een bepaalde groep percelen. In het belang van een doelmatige verwijdering van kca, glas, oud papier en karton en textiel kan de gemeente bepalen dat dit afval dient te worden gebracht naar een door de gemeente aangewezen plaats.

Eerste lid, onder d: een brengdepot op lokaal of regionaal niveau

Hierbij kan gedacht worden aan het afvalbrengstation van NV IRADO.

Tweede lid

Het college kan bij uitvoeringsbesluit voor iedere gebruiker van een perceel per categorie huishoudelijke afvalstoffen aanwijzen via welk inzamelmiddel of inzamelvoorziening wordt ingezameld. De inzamelmiddelen kunnen van gemeentewege worden verstrekt of geplaatst, of moeten door de burger zelf worden aangeschaft.

Wanneer het inzamelmiddel niet door de gemeente wordt verstrekt, kan worden vereist dat het inzamelmiddel aan bepaalde normen voldoet. Ook kan via deze bepaling worden geregeld dat alleen vuilniszakken met een gepatenteerde gemeentelijke opdruk mogen worden gebruikt indien wordt gewerkt met een systeem van dure zakken als vorm van tariefdifferentiatie. Voor bepaalde categorieën huishoudelijke afvalstoffen (bijvoorbeeld asbest) kunnen specifieke eisen aan het inzamelmiddel worden gesteld.

Artikel 5 Frequentie van inzamelen

Wekelijkse inzamelfrequentie

De gemeentelijke zorgplicht voor de inzameling van huishoudelijk afval en groente-, fruit- en tuinafval bij elk perceel is op grond van artikel 10.21, eerste lid, respectievelijk tweede lid, Wm gesteld op ten minste eenmaal per week. Artikel 10.21, eerste lid, Wm bepaalt dat de gemeente, al dan niet in samenwerking met andere gemeenten, er voor zorg draagt dat ten minste eenmaal per week de huishoudelijke afvalstoffen worden ingezameld bij elk binnen haar grondgebied gelegen perceel waar zodanige afvalstoffen geregeld kunnen ontstaan. Op grond van artikel 10.21, tweede lid, Wm wordt daarbij in ieder geval groente-, fruit- en tuinafval afzonderlijk ingezameld.

De wekelijkse inzamelplicht bij elk perceel geldt uitdrukkelijk niet voor grove huishoudelijke afvalstoffen. Wel geldt voor deze categorie een zorgplicht (artikel 10.21, eerste lid, Wm juncto artikel 10.22, eerste lid, onder a en b Wm).

Artikel 10.26, eerste lid, onder a Wm biedt de mogelijkheid om – in het belang van een doelmatig beheer – huishoudelijke afvalstoffen nabij elk perceel in te zamelen.

Artikel 5, lid 1

In dit lid wordt de frequentie van inzameling van huishoudelijke restafval bij elk perceel en nabij elk perceel geregeld. Voor de betekenis van “bij elk perceel” en “nabij elk perceel” wordt verwezen naar de toelichting bij artikel 4.

Artikel 5, lid 2

In dit lid wordt de frequentie van inzameling van groente-, fruit- en tuinafval middels minicontainers geregeld. Ten opzichte van de Afvalstoffenverordening Vlaardingen 2012 is de frequentie van inzameling van groente-, fruit- en tuinafval middels minicontainers gewijzigd van eenmaal per week naar eenmaal per twee weken.

Artikel 10.26, eerste lid, onder a en b, van de Wm biedt de mogelijkheid – in het belang van een doelmatig beheer - om af te wijken van de wekelijkse inzamelfrequentie van huishoudelijk afval en groente-, fruit-, en tuinafval. In artikel 10.26, tweede lid, van de Wm is bepaald dat indien de raad besluit tot afwijking van de wekelijkse inzamelfrequentie de inspraakverordening moet worden toegepast. In de Inspraakverordening van Vlaardingen is bepaald dat de procedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (uniforme openbare voorbereidingsprocedure) van toepassing is.

Artikel 5, lid 3

De frequentie van inzameling van het groente-, fruit-, en tuinafval middels de blokcontainers nabij elke perceel blijft ongewijzigd. De blokcontainers worden tenminste eenmaal per week geleegd.

Artikel 5, lid 4

Het college kan op basis van het vierde lid de frequentie van inzameling bij elk perceel bepalen van andere categorieën huishoudelijke afvalstoffen dan huishoudelijk restafval en groente-, fruit- en tuinafval. Dit artikel heeft alleen betrekking op de categorieën huishoudelijke afvalstoffen die afzonderlijk bij elk perceel worden ingezameld en is beperkt tot het regelen van de frequentie van inzamelen. De dagen en tijden waarop huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling kunnen worden aangeboden, kunnen worden geregeld op basis van artikel 12 van deze verordening.

Verplichting gemeente bij afwijking van de inzamelfrequentie in artikel 10.21 Wm

Indien de gemeente op grond van artikel 10.26, onder a, b, en c, Wm bij verordening afwijkt van de inzamelfrequentie genoemd in artikel 10.21 Wm, is zij op grond van artikel 10.27 Wm verplicht om tenminste een daartoe ter beschikking gestelde plaats binnen de gemeente of binnen de gemeenten waarmee wordt samengewerkt, in voldoende mate gelegenheid te bieden om huishoudelijke afvalstoffen achter te laten.

Artikel 6 Loopafstand tot inzamelvoorziening

In dit artikel is een regeling gegeven voor de loopafstand tussen een perceel en de inzamelvoorziening. In het eerste lid is bepaald dat deze afstand niet meer bedraagt dan 125 meter. Op grond van het tweede lid kan het college in bijzondere gevallen een grotere afstand dan 125 meter vaststellen. Bij bijzondere gevallen moet gedacht worden aan praktische belemmeringen in verband met de verkeersveiligheid, de bereikbaarheid van de inzamelvoorziening door het inzamelvoertuig en/of de aanwezigheid van kabels en leidingen en andere objecten in de openbare ruimte.

Artikel 7 Inzamelverbod huishoudelijke afvalstoffen behoudens aanwijzing

De inzameling

Gemeenten zijn belast met de zorgplicht voor de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen. Zij hebben daarmee ook het recht om te bepalen dat het verboden is aan andere dan de door het college aangewezen inzameldienst en instanties om huishoudelijke afvalstoffen in te zamelen.

Lid 2

In dit kader is de brede omschrijving die in artikel 1 is gegeven van het begrip inzamelen van belang. Ook het innemen van huishoudelijke afvalstoffen in de winkel valt hieronder. Wanneer de gemeente deze serviceverlening op prijs stelt, kunnen de betreffende winkels op grond van artikel 2, tweede lid, door het college worden aangewezen als inzamelende persoon of instantie.

Lid 3

Het derde lid is nodig omdat het inzamelverbod behoudens aanwijzing niet mag gelden voor personen of instanties die bij AMvB of ministeriële regeling in het kader van producentenverantwoordelijkheid een inzamelplicht hebben gekregen.

Paragraaf 3 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen

 

Artikel 8 Verbod op het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen aan anderen

Burgers mogen hun afvalstoffen alleen aanbieden aan de krachtens in het eerste lid van artikel 2 aangewezen inzameldienst, andere inzamelaars die zijn aangewezen krachtens het tweede lid van artikel 2 en personen of instanties die in het kader van producentenverantwoordelijkheid bij AMvB of ministeriële regeling een inzamelplicht hebben (zie toelichting bij artikel 2 en artikel 7). In dit geval mag de burger zijn huishoudelijke afvalstoffen, zoals elektrische en elektronische apparatuur, ook aan deze personen of instanties aanbieden.

Artikel 9 Verbod op het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen door anderen dan de gebruikers van percelen

Dit artikel bepaalt dat alleen diegenen die binnen de gemeente afvalstoffenheffing betalen huishoudelijke afvalstoffen mogen aanbieden. Achtergrond van dit artikel is de toename in het illegaal aanbieden van afvalstoffen door inwoners van andere gemeenten (afvaltoerisme) of door bedrijven van binnen en buiten de eigen gemeente, die op deze manier de kosten van de verwijdering van hun afvalstoffen willen ontlopen.

Artikel 10 Afzonderlijk ter inzameling aanbieden

Groente-, fruit- en tuinafval

Afwijking van de wettelijke inzamelplicht van groente-, fruit- en tuinafval is mogelijk in het belang van een doelmatig beheer van huishoudelijke afvalstoffen, bijvoorbeeld om redenen van de GFT-kwaliteit, kostenniveau of de milieuhygiëne. Op grond van artikel 10.26, eerste lid, onder c, Wm kan bij verordening worden bepaald dat in een deel van het grondgebied geen huishoudelijke afvalstoffen worden ingezameld. In dit geval is de inspraakverordening van toepassing en stelt het college de inspecteur op de hoogte van het voornemen.

Afstemming met artikel 3 Afzonderlijke inzameling

In artikel 3 is een opsomming opgenomen van de categorieën huishoudelijke afvalstoffen die afzonderlijk (ofwel gescheiden) worden ingezameld. Artikel 10 houdt een verbod in voor de burger.

Artikel 11 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen

Wettelijke plicht brengdepots

Op grond van artikel 10.27 Wm is een gemeente in een aantal gevallen verplicht om op tenminste een daartoe ter beschikking gestelde plaats binnen de gemeente (of binnen de gemeenten waarmee wordt samengewerkt) een brengdepot te realiseren.

Het gaat om de gevallen waarin de raad op grond van artikel 10.26, eerste lid, onder a, b en c, Wm afwijkt van artikel 10.21 Wm: inzameling nabij elk perceel, inzameling met een bij verordening aangegeven regelmaat en uitsluiting van inzameling op een deel van het grondgebied van de gemeente.

Lid 1

Het eerste lid betreft het verbod om huishoudelijke afvalstoffen anders aan te bieden dan via het aangewezen inzamelmiddel of de inzamelvoorziening.

Bij inzamelmiddelen voor de gebruiker van een perceel kan gedacht worden aan vaste inzamelmiddelen, zoals minicontainers en dergelijke, maar ook aan huisvuilzakken of plastic folie waarin asbesthoudend afval moet worden verpakt. De inzamelmiddelen kunnen al dan niet van gemeentewege worden verstrekt.

Lid 2

Het tweede lid betreft het verbod om categorieën huishoudelijke afvalstoffen anders aan te bieden dan via het aangewezen inzamelmiddel of de aangewezen inzamelvoorziening.

Lid 5

De mogelijkheid om huishoudelijke afvalstoffen te kunnen aanbieden zonder inzamelmiddel of inzamelvoorziening (bij het perceel of op een ander inzamelniveau) is vooral van belang voor grof huisvuil of grof tuinafval.

Uitvoeringsbesluiten

Artikel 11 biedt de basis tot het stellen van diverse regels die relevant zijn voor het inzamelen van huishoudelijk afval. Deze regels kunnen onder andere betrekking hebben op:

  • -

    maximale gewicht

  • -

    maximale aantal aan te bieden inzamelmiddelen

  • -

    voorwaarden voor gebruik inzamelmiddelen

  • -

    eisen aan inzamelmiddel

  • -

    regels voor het gebruik van inzamelvoorzieningen op buurt- of wijkniveau

  • -

    regels ten aanzien van het aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen bij het brengdepot op lokaal of regionaal niveau.

 

Artikel 12 Dagen en tijden voor het ter inzameling aanbieden

In het Uitvoeringsbesluit stelt het college de dagen en tijden vast waarop categorieën huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling kunnen worden aangeboden. Daarbij kan een onderscheid worden gemaakt naar de verschillende niveaus van inzameling en de daarbij gehanteerde inzamelmiddelen en inzamelvoorzieningen. Verder kunnen op basis van dit artikel de openingstijden van brengdepots worden vastgelegd.

 

Artikel 13 Het in bijzondere gevallen ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen

Dit artikel biedt de grondslag voor een door het college vast te stellen calamiteitenregeling. Een dergelijke (eventueel tijdelijke) regeling zou bijvoorbeeld nodig kunnen zijn in geval van stakingen, etc. Ook kan worden gedacht aan een regeling voor het aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen bij wegopbrekingen.

 

 

Paragraaf 4 Inzameling van bedrijfsafvalstoffen

 

Artikel 14 Inzameling bedrijfsafvalstoffen door de inzameldienst

De inzameldienst kan naast huishoudelijke afvalstoffen bijvoorbeeld ook bedrijfsafvalstoffen (of een bepaalde categorie van bedrijfsafvalstoffen) inzamelen. Gedacht kan worden aan afval uit kantoren, winkels, dienstensector of bouw- en sloopafval (voor zover dit niet wordt gerekend tot het huishoudelijk afval).

De gemeente heeft met betrekking tot bedrijfsafvalstoffen geen zorgplicht en kan niet bepalen wie er binnen de gemeente al dan niet mogen inzamelen zoals dat bij huishoudelijke afvalstoffen het geval is.

 

Artikel 15 Ter inzameling aanbieden van bedrijfsafvalstoffen aan de inzameldienst

Alleen die bedrijven die betalen voor de gemeentelijke inzamelvoorzieningen mogen, voor zover artikel 14 daartoe de mogelijkheid biedt, hun bedrijfsafvalstoffen aanbieden aan de inzameldienst. Het college kan, net als bij huishoudelijke afvalstoffen, regels stellen over de wijze waarop de afvalstoffen ter inzameling moeten worden aangeboden.

 

In haar uitspraak van 1 november 2006 geeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (LJN: AZ1257, 200603719/1) nadere invulling aan het begrip “bedrijfsafval”. Dit wordt in de verordening gedefinieerd als “afvalstoffen, niet zijnde huishoudelijke afvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen”. Punt van discussie vormt een aantal poststukken met naam en adresgegevens van appelante, die aan de inzameldienst zijn aangeboden. De afdeling bepaalt dat ondanks de aard van het afval (papier), de geringe hoeveelheid en de omstandigheid dat er sprake is van een kantoor aan huis, de brieven, die gelet op de adressering afkomstig zijn van een bedrijf, dienen te worden aangemerkt als bedrijfsafval.

 

Artikel 16 Het ter inzameling aanbieden van bedrijfsafvalstoffen aan een ander dan de inzameldienst

De basis voor het stellen van regels over de inzameling van bedrijfsafvalstoffen kan worden gevonden in artikel 10.23, derde lid, Wm. De memorie van toelichting zegt hierover: “Ten aanzien van de inzameling van bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen mogen ook in het belang van de bescherming van het milieu regels worden gesteld. Blijkens het derde lid mogen deze regels geen vergunningstelsel inhouden. Dit is krachtens artikel 10.48 Wm voorbehouden aan de minister. Vanzelfsprekend mogen de gemeenten hun bevoegdheid evenmin benutten ter bevoordeling van de eigen inzameldienst en ten nadele van andere aanbieders op de markt”.

 

Lid 1

De Wet milieubeheer geeft de gemeente uitdrukkelijk de bevoegdheid om regels te stellen over de inzameling van bedrijfsafvalstoffen in het belang van de bescherming van het milieu. Dit artikel is de uitwerking hiervan. Het college kan in het belang van de bescherming van het milieu regels stellen omtrent bijvoorbeeld de dagen, tijden, wijze en plaatsen waarop bedrijfsafvalstoffen ter inzameling moeten worden aangeboden.

 

Het is dus mogelijk om in het belang van het milieu bepaalde dagen te kunnen aanwijzen waarop bedrijfsafvalstoffen mogen worden ingezameld. Bijvoorbeeld ter beperking of voorkoming van geluidhinder of aanzuigende werking of om ritten zoveel mogelijk te combineren. Dit artikel kan met name van belang zijn voor de inzameling van bedrijfsafvalstoffen in een (historisch) centrum. Uiteraard gelden deze regels voor alle betrokken inzamelaars die bedrijfsafvalstoffen ophalen.

 

Afbakening met artikel 14 en artikel 15

Op grond van artikel 14 en 15 kunnen regels gesteld worden over de inzameling van bedrijfsafvalstoffen door de inzameldienst. Artikel 16 betreft het stellen van regels over het ter inzameling aanbieden van bedrijfsafvalstoffen aan een ander dan de inzameldienst.

 

Uitvoeringsbesluit

Het is niet nodig in het uitvoeringsbesluit een bepaling op te nemen over de bekendmaking van de dagen en tijden waarop afval wordt ingezameld (of andere uitvoeringsbesluiten). De bekendmaking van besluiten is geregeld via afdeling 3.6 van de Awb.

 

 

Paragraaf 5 Zwerfafval

Algemeen

De ergernis van de burger over zwerfafval is groot. Gemeenten spelen daarom een belangrijke rol bij het voorkomen en bestrijden van zwerfafval en daarmee het verbeteren van de directe leefomgeving van de burger.

 

Op grond van artikel 10.25, onder a en b Wm kunnen gemeenten in hun afvalstoffenverordening de zwerfafvalproblematiek regelen.

 

Artikel 10.25 Wet milieubeheer:

Bij de afvalstoffenverordening kunnen in ieder geval regels worden gesteld:

  • a.

    teneinde te voorkomen dat afvalstoffen als zwerfafval in het milieu terechtkomen dan wel teneinde te bereiken dat zulks zo min mogelijk gebeurt;

  • b.

    omtrent het opruimen van afvalstoffen die als zwerfafval in het milieu terecht zijn gekomen.

 

Er is sprake van facultatief medebewind. Gemeenten hebben hiertoe de bevoegdheid, maar geen wettelijke plicht. In deze paragraaf van de afvalstoffenverordening is een aantal artikelen over het voorkomen en beperken van zwerfafval opgenomen. Zie ook de toelichting bij artikel 1, begripsomschrijvingen.

 

 

Artikel 17 Voorkomen van diffuse milieuverontreiniging

Dit artikel heeft primair een milieubeschermende functie en boogt de gemeenten een instrument te geven om illegale dumpingen, voor zover er geen hogere wet- of regelgeving van toepassing is, of het ontstaan van zwerfafval tegen te gaan.

Uiteraard zal in een aantal gevallen het brengen van stoffen op of in de bodem zodanig kunnen gebeuren dat een hogere wet, zoals de Wet bodembescherming of het Bouwstoffenbesluit van toepassing is.

 

Met opzet worden in het eerste lid ook de termen “stof” en “voorwerp” gebruikt en niet alleen de term “afvalstof”, omdat niet altijd duidelijk is of de desbetreffende stoffen of voorwerpen afvalstoffen zijn.

 

Artikel 18 Achterlaten van straatafval

Straatafval

In artikel 1 van deze verordening wordt een definitie gegeven van straatafval. Bij het begrip straatafval gaat het in feite om afval “dat onderweg ontstaat”, buiten een perceel, dat niet als zwerfafval op straat of in het plantsoen terecht dient te komen en waarvoor je de burger (in dit geval ook toeristen) de mogelijkheid wilt bieden om zich ter plekke ervan te ontdoen (voor zover van zeer beperkte omvang en gewicht). Klein chemisch afval is uitdrukkelijk uitgesloten van de omschrijving. Dit afval dient in alle gevallen via de daartoe opgezette inzamelstructuur te worden verwijderd.

 

In de definitie van straatafval wordt uitdrukkelijk gesproken over “buiten een perceel ontstaan”. Een huishoudelijke afvalstof, ontstaan op of binnen het perceel, moet worden aangeboden volgens de bepalingen uit paragraaf 3 “Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen”.

 

Artikel 19 Voorkomen van zwerfafval bij ter inzameling gereed staande afvalstoffen

Lid 1

Het eerste lid heeft betrekking op wat wel de “morgenster” problematiek wordt genoemd. Het beoogt paal en perk te stellen aan het doorzoeken en verwijderen van ter inzameling aangeboden afvalstoffen voordat de medewerkers van de inzameldienst ter plaatse zijn. Vaak immers heeft dit doorzoeken tot gevolg dat het huisvuil over de hele straat verspreid ligt en de inzameldienst zijn werk niet meer kan verrichten. Het aldus ontstane zwerfafval veroorzaakt een zware belasting van de gemeentelijke veegdienst.

 

Lid 2

Met het tweede lid wordt beoogd om zwerfafval bij ter inzameling gereed staande afvalstoffen te voorkomen.

 

Artikel 20 Afvalbakken in inrichtingen voor het verbruiken van eet- en drinkwaren

Inrichtingen waar eet- en/of drinkwaren worden verkocht zijn bijvoorbeeld een winkel, hal, of kraam. Het afval dat hierbij kan vrijkomen is bijvoorbeeld papier, etensresten, verpakkingsmateriaal of ander afval.

 

Wet milieubeheer

Opgemerkt wordt dat een inrichting, zoals bedoeld in dit artikel, vergunningplichtig kan zijn op grond van de Wet milieubeheer dan wel meldingsplichtig op grond van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer, ook wel het Activiteitenbesluit genoemd. De verplichting zoals opgenomen onder c van dit artikel kan in deze gevallen als voorschrift aan een dergelijke vergunning worden verbonden dan wel rechtstreeks voortvloeien uit het Activiteitenbesluit.

 

In de nabijheid van de inrichting

Artikel 213 van het Activiteitenbesluit bepaal het volgende: “Degene die de inrichting drijft, verwijdert zo vaak als nodig etenswaren, verpakkingen, sport- of spelmaterialen, of andere materialen die uit de inrichting afkomstig zijn of voor de inrichting zijn bestemd binnen een straal van 25 meter van de inrichting”. Hieruit volgt dat het criterium “in de nabijheid van de inrichting” kan worden uitgelegd als binnen een straal van 25 meter van de inrichting.

 

Artikel 21 Wegwerpen van reclamebiljetten of ander promotiemateriaal

Dit artikel is een uitwerking van artikel 10.25, onder b, Wm in de vorm van een verplichting tot opruimen of laten opruimen van reclamebiljetten of ander promotiemateriaal.

Een bepaling als vervat in dit artikel, werd door de Hoge Raad verenigbaar geacht met artikel 7 Grondwet (oud artikel 7, eerste lid, van de herziene Grondwet). Zie HR 27 februari 1951, 472 (Eindhoven).

 

Promotiemateriaal

Niet alleen reclamebiljetten worden aan het publiek uitgereikt. Ook ander promotiemateriaal wordt vaak uitgereikt. Gedacht kan worden aan de zogenoemde samplings, monsters of miniverpakkingen, waarin ter promotie een product in een kleine hoeveelheid wordt aangeboden. Op grond van dit artikel kan degene die dergelijk promotiemateriaal uitreikt, worden verplicht het promotiemateriaal, de verpakking of de inhoud daarvan op te ruimen of te laten opruimen.

 

Artikel 22 Zwerfafval bij vervoeren, laden en lossen of overige werkzaamheden

Lid 1

Het eerste lid beoogt het ontstaan van zwerfafval bij het laden of lossen of vervoeren van afvalstoffen, stoffen of voorwerpen te voorkomen.

 

Lid 2

Het tweede lid is een uitwerking van artikel 10.25, onder b, van de Wm in de vorm van een verplichting tot het reinigen of laten reinigen van de weg bij het ontstaan van zwerfaval. De opname van het tweede lid heeft vooral betekenis in verband met het op kosten van de overtreder laten reinigen van de weg (bestuursdwang).

 

 

Paragraaf 6 Overige onderwerpen die de verordening aangaan

 

Artikel 23 Verbod opslag van afvalstoffen

In artikel 10.25, onder c, Wm (“Bij de afvalstoffenverordening kunnen in ieder geval regels worden gesteld omtrent het op een voor het publiek zichtbare plaats aanwezig hebben van afvalstoffen”) is de basis gelegd voor het opnemen van een dergelijk artikel in de afvalstoffenverordening.

Dit artikel geldt voor de opslag van alle afvalstoffen. Ook hier is sprake van facultatief medebewind.

 

Op grond van het tweede lid kan het college ontheffingen verlenen op het verbod om onder andere afvalstoffen en autowrakken op te slaan voor buiten de weg gelegen plaatsen. Dit artikel beoogt het belang van het milieu te beschermen.

 

Ten aanzien van autowrakken die op de weg zijn geplaatst heeft artikel 5.5 in de Algemene Plaatselijke Verordening Vlaardingen 2014 een aanvullend motief op grond van de verkeersveiligheid.

 

Artikel 24 Afgifte autowrakken afkomstig uit een huishouden

Wettelijk regime autowrakken

De regelgeving voor autowrakken is in 2002 drastisch gewijzigd. Op 6 mei 2002 is de wijziging van de Wet milieubeheer (structuur beheer afvalstoffen, Staatsblad 2001, 346) gedeeltelijk in werking getreden. Op 2 juli 2002 is het Besluit beheer autowrakken (Staatsblad 2002, 259) in werking getreden. Het nieuwe Besluit beheer autowrakken (hierna te noemen: BBA) verplicht autofabrikanten om een hoogwaardig inname- en verwerkingssysteem voor autowrakken op te zetten.

 

Definitie autowrak

Het begrip autowrak wordt in artikel 1, onder b, BBA als volgt gedefinieerd: “voertuig dat een afvalstof is in de zin van artikel 1.1, eerste lid, Wm. De Wet milieubeheer definieert het begrip afvalstof als: “alle stoffen, preparaten of andere producten… waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen”. Door deze definities wordt een autowrak altijd aangemerkt als afvalstof en valt hiermee dus onder de werking van deze bepaling.

 

In de Nota van toelichting van het BBA wordt nader ingegaan op het begrip autowrak.

“De houder van een voertuig zal zich doorgaans zich daarvan ontdoen, voornemens zijn zich daarvan te ontdoen of zich daarvan moeten ontdoen, wanneer het voertuig rijtechnisch in onvoldoende staat verkeert en het niet meer op rendabele wijze in een rijtechnisch voldoende staat is te brengen. Een motorvoertuig verkeert in een rijtechnisch onvoldoende staat wanneer het niet voldoet aan de wettelijke inrichtingseisen, genoemd in de wegenverkeerswetgeving of aan de apk-eisen of andere ernstige technische gebreken kent, bijvoorbeeld of essentiële onderdelen zijn gedemonteerd. Voor het beantwoorden van de vraag of een voertuig op rendabele wijze weer in rijtechnisch voldoende staat te brengen is, kan worden uitgegaan van de richtprijzen voor gebruikte voertuigen en van de door garages en schadeherstelbedrijven gehanteerde tarieven voor reparatiewerkzaamheden….De vraag of er sprake is van een autowrak zal van geval tot geval door een persoon belast met de handhaving bepaald moeten worden op grond van de wet- en regelgeving en de jurisprudentie ter zake”.

Er is dus sprake van een autowrak indien een voertuig niet meer op economisch rendabele wijze in rijtechnisch voldoende staat is te brengen.

 

Opslag van autowrakken in inrichtingen in de zin van de Wet milieubeheer

De provincie is bevoegd gezag voor Wm-inrichtingen die vijf of meer autowrakken opslaan. Het college van de gemeente is bevoegd gezag voor inrichtingen die onder de werking van het Besluit inrichtingen voor motorvoertuigen milieubeheer vallen. In dergelijke inrichtingen is de opslag van maximaal vier autowrakken toegestaan.

 

Zich ontdoen van een autowrak door huishoudens

Dit artikel is een uitwerking van artikel 6 BBA. Hierin is de afgifte van autowrakken door huishoudens geregeld. Op grond van artikel 6 BBA moeten gemeenten in hun afvalstoffenverordening bepalen dat een autowrak, zijnde een huishoudelijk afvalstof, slechts mag worden afgegeven aan autodemontagebedrijven, garages en autoschadeherstelbedrijven of aan een persoon die in een ander land dan Nederland is gevestigd (onder strikte voorwaarden).

Op grond van artikel 7 BBA worden autowrakken, afkomstig van huishoudens, uitdrukkelijk uitgezonderd van de gemeentelijke zorgplicht voor de inzameling van huishoudelijk afval.

 

Artikel 24a. Verbod ongewenst ongeadresseerd drukwerk te bezorgen

In de motie Papierafval voorkomen middels Ja/Ja sticker van 19 december 2019 heeft de gemeenteraad verzocht een Ja/Ja sticker (opt-in systeem) voor ongeadresseerd reclamedrukwerk in te voeren om daarmee ongewenste verspreiding van dit drukwerk te voorkomen. Dit is uitgewerkt in artikel 24a. Aangezien een substantieel deel van het ongeadresseerde reclamedrukwerk in het restafval belandt, draagt een Ja/Ja sticker bij aan de doelstelling in het Actieplan halvering restafval 2019 dat in december 2019 door de gemeenteraad is vastgesteld.

Inwoners van Vlaardingen hebben met de komst van de Ja/Ja sticker de volgende mogelijkheden om hun voorkeur ten aanzien van de ontvangst van commercieel reclamedrukwerk en/of de huis-aan-huisbladen kenbaar te maken.

Tabel 1: Overzicht type stickers

Type sticker

Ongeadresseerd reclamedrukwerk

Ongeadresseerde huis-aan-huisbladen

Ja/Ja sticker

Ja

Ja

Geen sticker of (bestaande)

Nee/Ja sticker

Nee

Ja

(bestaande) Nee/Nee

sticker

Nee

Nee

In de begripsomschrijving in artikel 1 van deze verordening zijn de definities opgenomen met het onderscheid tussen ongeadresseerd reclamedrukwerk voor commerciële doeleinden en drukwerk van vrijwilligers- en overige niet commerciële organisaties, waaronder ook politieke partijen en huis-aan- huisbladen.

Met ongeadresseerd reclamedrukwerk wordt in deze verordening bedoeld al het reclamedrukwerk dat zonder adres wordt aangeboden. Onder deze definitie vallen alle aanduidingen zonder toevoeging van een feitelijk adres, zoals bijvoorbeeld ‘aan de bewoners van dit pand of gebouw’.

Drukwerk van vrijwilligers- en niet commerciële organisaties, waaronder ook politieke partijen, valt niet onder de definitie ‘ongeadresseerd drukwerk’. De gemeente kiest voor dit onderscheid omdat de huis- aan-huisbladen en pamfletten een belangrijke functie voor onder meer de nieuwsverspreiding op lokaal niveau en de sociale cohesie in de buurt hebben. Daarbij hebben deze bladen een lage verspreidingsfrequentie.

In de definitie van ‘huis-aan-huisblad’ is een norm gehanteerd van 30% aan inhoudelijk buurtgericht nieuws. Hiermee wordt een duidelijk onderscheid gemaakt tussen een redactioneel huis-aan-huis blad en een advertentieblad dat voornamelijk bestaat uit reclamemateriaal. Het betreft hier een minimumeis. Dat wil zeggen dat een huis-aan-huis blad niet minder dan 30% inhoudelijke content bevat. Het minimumpercentage geldt voor het huis-aan huis- blad als geheel, inclusief eventuele bijlagen en/of inlegvellen.

In het eerste lid van artikel 24a is bepaald dat de gemeente bezorging van ongeadresseerd reclamedrukwerk uitsluitend toestaat als de ontvanger onmiskenbaar met een Ja/Ja sticker duidelijk heeft gemaakt dat hij het ongeadresseerde reclamedrukwerk wil ontvangen. Daarbij gaat het niet alleen om de bezorging maar ook om het laten bezorgen. De adverteerders dienen zich ook aan het opt–in systeem te houden.

In het derde lid is bepaald dat huis-aan-huisbladen bezorgd mogen worden, tenzij de ontvanger onmiskenbaar duidelijk heeft gemaakt deze bladen niet te willen ontvangen.

Paragraaf 7 Slotbepalingen

 

Artikel 25 Boetebepaling

Aanduiding overtreden voorschrift

Uit het stelsel van de Wet bestuurlijke boete overlast in de openbare ruimte (hierna: Wet BBOOR) volgt dat een overtreden voorschrift, dat toeziet op een gedraging die onder artikel 25 valt, bestuurlijk kan worden beboet. Voorwaarde daarvoor is dat de desbetreffende gedraging valt onder artikel 154 van de Gemeentewet.

Hoogte van de Bestuurlijke boete

Het Besluit BBOOR bepaalt de verschillende boetecategorieën en de hoogte van de bestuurlijke boete. Voor zover voor een voorschrift de boetecategorie en de hoogte van de boete niet bij het Besluit BBOOR zijn bepaald, stelt de gemeenteraad deze vast in de verordening. Zowel de koppeling met de bedragen opgenomen in het Besluit BBOOR als de bepaling van de boetebedragen welke niet zijn vastgesteld in het Besluit BBOOR zijn opgenomen in de Verordening bestuurlijke boete overlast in de openbare ruimte Vlaardingen.

Artikel 26 Toezichthouders

Aanwijzing van de toezichthouders in de afvalstoffenverordening is noodzakelijk indien een toezichthouder tevens opsporingsbevoegdheden dient te krijgen. Alleen voor de aanwijzing van toezichthouders is een bepaling opgenomen in de afvalstoffenverordening. Opsporingsambtenaren worden namelijk aangewezen in de artikelen 141 en 142 Wetboek van Strafvordering.

 

Door de invoering van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) moeten de toezichthouders vanaf 1 oktober 2010 aangewezen worden op grond van artikel 5.10, derde lid, Wabo. Voor die datum gebeurde dit op grond van artikel 18.4, derde lid, van de Wet milieubeheer.

 

 

Overgangsrecht

In de Invoeringswet algemene bepalingen omgevingsrecht is in artikel 1.9, onder b geregeld dat toezichthouders die aangewezen zijn op grond van artikel 18.4, derde lid van de Wet milieubeheer vanaf 1 oktober 2010 (datum inwerkingtreding invoeringswet) geacht worden te zijn aangewezen op grond van artikel 5.10, derde lid van de Wabo. De al aangewezen toezichthouders hoeven dus niet opnieuw aangewezen te worden.

 

Artikel 27 Inwerkingtreding nieuwe en intrekking oude verordening

Artikel 139 van de Gemeentewet bepaalt dat besluiten van het gemeentebestuur die algemeen verbindende voorschriften inhouden (een verordening), pas verbinden nadat zij zijn bekendgemaakt.

 

Vanaf 1 januari 2014 is het wettelijk verplicht conform de Wet elektronische bekendmaking om algemeen verbindende voorschriften te publiceren op www.officielebekendmakingen.nl.

De verordening wordt bekendgemaakt in het elektronisch gemeenteblad.

 

Artikel 28 Citeertitel

Deze bepaling spreekt voor zich.

Bijlage 1 Bijlage als bedoeld in artikel 25, tweede lid, van de Afvalstoffenverordening

[vervallen]