Regeling vervallen per 19-12-2018

Algemeen verbindend voorschrift van de gemeenteraad van de gemeente Vlaardingen houdende tegemoetkoming in de kosten van maatschappelijke participatie van kinderen Verordening Maatschappelijke Participatie Kinderen MVS 2016

Geldend van 12-08-2016 t/m 18-12-2018

Intitulé

Verordening Maatschappelijke Participatie Kinderen 2016

De gemeenteraden van Maassluis, Vlaardingen en Schiedam, ieder voor zover het zijn eigen bevoegdheid betreft;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 19 april 2016;

overwegende dat het gewenst is om een tegemoetkoming in de kosten van maatschappelijke, sociale, sportieve en culturele activiteiten van kinderen van ouders met een laag inkomen bij verordening te regelen;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

besluiten vast te stellen de volgende:

Verordening Maatschappelijke Participatie Kinderen 2016

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      kind: het minderjarige schoolgaande kind dat onderwijs of een beroepsopleiding volgt, voor wie de aanvrager aanspraak kan maken op kinderbijslag;

    • b.

      activiteiten: activiteiten die de mogelijkheden van kinderen om mee te doen in de maatschappij bevorderen, en die kinderen, waar nodig, uit hun sociaal isolement halen;

    • c.

      tegemoetkoming: het bedrag dat ouders kunnen aanvragen om de kosten voor maatschappelijke participatie voor hun kinderen te bekostigen;

    • d.

      inkomen: het inkomen, bedoeld in de artikelen 32 en 33 van de wet;

    • e.

      vermogen: het in aanmerking te nemen vermogen, bedoeld in artikel 34 van de wet;

    • f.

      bijstandsnorm: de norm, bedoeld in artikel 5, onder c, van de wet; g. minnelijke schuldregeling: een overeengekomen schuldenaflossingstraject tussen schuldenaar

      en schuldeiser(s);

    • h.

      WSNP-traject: een schuldsaneringstraject conform de Wet schuldsanering natuurlijke personen;

    • i.

      college: het college van burgemeester en wethouders;

    • j.

      wet: Participatiewet.

  • 2. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet en de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2. Doel

Deze verordening heeft ten doel het bevorderen van de maatschappelijke participatie van schoolgaande kinderen die opgroeien in een gezin met een laag inkomen.

Artikel 3. Activiteiten

  • 1. De bevordering van maatschappelijke participatie van kinderen wordt vormgegeven door de deelname aan activiteiten op het gebied van onderwijs, sport en cultuur te stimuleren.

  • 2. Het college kan in nadere regels bepalen voor welke activiteiten op het gebied van onderwijs, sport en cultuur een tegemoetkoming kan worden verstrekt.

Artikel 4. Voorwaarden

  • 1. De colleges van de gemeente Maassluis, Vlaardingen en Schiedam verstrekken een tegemoetkoming in de kosten als de aanvrager voldoet aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      zijn inkomen bedraagt ten hoogste 120% procent van de toepasselijke bijstandsnorm, en

    • b.

      hij heeft geen vermogen.

  • 2. In aanvulling op het eerste lid verstrekt het college van de gemeente Vlaardingen de tegemoetkoming voor maatschappelijke participatie ook aan ouders die deelnemen aan een minnelijke schuldregeling of WSNP-traject en die daardoor een feitelijk beschikbaar inkomen hebben dat niet hoger is dan de toepasselijke bijstandsnorm.

  • 3. In afwijking van het eerste lid verstrekt het college geen tegemoetkoming in de kosten:

    • a.

      voor zover de aanvrager voor de activiteiten reeds een vergoeding op grond van een andere regeling of voorziening ontvangt, of

    • b.

      indien de kosten van de activiteiten zijn afgestemd op de hoogte van het inkomen, tenzij het betreft de ouderbijdrage die verschuldigd is voor het gebruik van een erkende peuterspeelzaal in de gemeenten Maassluis, Vlaardingen en Schiedam.

Artikel 5. Hoogte van de tegemoetkoming

  • 1. Het college stelt de hoogte van de tegemoetkoming voor de activiteiten als bedoeld in artikel 3 vast in nadere regels.

  • 2. Het college kan de hoogte van de tegemoetkoming jaarlijks aanpassen.

Artikel 6. Aanvraag

  • 1. De tegemoetkoming wordt verleend op aanvraag, gericht aan het college van de woonplaats van aanvrager.

  • 2. Een aanvraag wordt bij het college ingediend door middel van een door of namens het college vast te stellen formulier.

  • 3. Het college bepaalt op welke locatie een aanvraag kan worden ingediend.

  • 4. Declaraties als gevolg van een aanvraag voor de tegemoetkoming kunnen worden ingediend gedurende het kalenderjaar waarop de tegemoetkoming betrekking heeft, maar uiterlijk tot 1 maart na afloop van dat kalenderjaar.

Artikel 7. Betaling

  • 1. Na het overleggen van de bewijsstukken, waaruit blijkt dat kosten zijn gemaakt voor de in de nadere regels vastgestelde activiteiten, vindt betaling van de tegemoetkoming in de kosten plaats.

  • 2. Indien het college vaststelt dat voor de activiteiten minder kosten zijn gemaakt dan de bedragen, vastgesteld in de nadere regels, stelt het college de tegemoetkoming op dit lagere bedrag vast.

  • 3. Indien de aanvrager aantoonbaar kosten heeft gemaakt voor bij de activiteit behorende kleding of benodigde materialen, stelt het college de tegemoetkoming vast op de som van de gemaakte kosten, maar ten hoogste op de bedragen, genoemd in de nadere regels.

  • 4. Het college kan nadere regels stellen over de wijze van betaling van de tegemoetkoming.

Artikel 8. Hardheidsclausule

Het college kan ten gunste van de aanvrager afwijken van de bepalingen van deze verordening, voor zover de toepassing hiervan leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 9. Inwerkingtreding nieuwe verordening en intrekking oude verordening

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 augustus 2016.

  • 2. Op dat moment wordt de Verordening Maatschappelijke Participatie Kinderen MVS 2015 ingetrokken.

Artikel 10. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening Maatschappelijke Participatie Kinderen MVS 2016.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de gemeenteraad van Vlaardingen, gehouden op 29 juni 2016.
De griffier, De voorzitter,
drs. E.W.K. Meurs A.B. Blase

Toelichting bij de Verordening Maatschappelijke Participatie Kinderen MVS 2016

Algemene toelichting

Met ingang van 1 januari 2015 is de mogelijkheid tot het verlenen van categoriale bijzondere bijstand voor de kosten in verband met maatschappelijke participatie van kinderen tot 18 jaar komen te vervallen. De colleges van burgemeester en wethouders van Maassluis, Vlaardingen en Schiedam vinden maatschappelijke deelname van kinderen essentieel om armoede in gezinnen tegen te gaan. Zij moeten in hun kansen en mogelijkheden tot ontwikkeling niet worden belemmerd door de slechte financiële positie van hun ouders. Kinderen stimuleren actief te worden en te blijven en zich sociaal te blijven ontwikkelen, helpt hen deel te nemen aan de maatschappij en vaardigheden te ontwikkelen die nodig zijn om later een betaalde baan te vinden. Maatschappelijke participatie van een kind is van groot belang met het oog op zijn of haar kansen op een zelfredzame toekomst.

Alleen de daadwerkelijk gemaakte kosten kunnen worden vergoed.

In verband met de vorming van de Regionale Sociale Dienst stellen de gemeenteraden van de gemeenten Maassluis, Vlaardingen en Schiedam dezelfde verordening vast. De invulling van de maatschappelijke participatie voor kinderen gebeurt binnen de minimaregelingen binnen Maassluis, Vlaardingen en Schiedam, die onderdeel zijn van de ‘couleur locale’.

De aanleiding om de Verordening Maatschappelijke participatie kinderen MVS 2015 aan te passen is dat naast Schiedam nu ook Maassluis en Vlaardingen de inkomensgrens van 120% van de toepasselijke bijstandsnorm hanteren.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

Begrippen die niet reeds in de Participatiewet of Algemene wet bestuursrecht (Awb) zijn gedefinieerd zijn hier omschreven.

Artikel 2. Doel

In dit artikel is de doelomschrijving vastgelegd. De gemeenteraad geeft in de verordening invulling aan het begrip maatschappelijke participatie.

Artikel 3. Activiteiten

Het college heeft de bevoegdheid om in nadere regels te bepalen voor welke activiteiten een tegemoetkoming wordt verstrekt.

Artikel 4. Voorwaarden

In dit artikel zijn de voorwaarden vastgelegd waaraan de aanvrager moet voldoen om in aanmerking te kunnen komen voor een tegemoetkoming in de kosten van de activiteiten die in de nadere regels worden vastgesteld.

Het derde lid onder a geeft aan dat het college geen tegemoetkoming verstrekt als de aanvrager al via een andere regeling of voorziening een tegemoetkoming ontvangen heeft voor dezelfde activiteiten.

Het derde lid onder b wordt een weigeringsgrond genoemd, die te maken heeft met het feit dat deze verordening een vangnetkarakter heeft. Als er al een andere voorziening is of al een draagkrachtmeting plaatsgevonden heeft, dan is er in beginsel geen plaats voor verstrekking van een tegemoetkoming (uitgezonderd de ouderbijdrage voor peuterspeelzalen).

Gedacht kan bijvoorbeeld worden aan de Rotterdampas. Daarmee kan tegen gereduceerd tarief worden deelgenomen aan diverse sociaal-­culturele activiteiten e.d. Voor de aanschaf van de pas betaalt men een bedrag dat afhankelijk is van het inkomen. De aanschaf van de pas wordt niet vergoed via het de regeling maatschappelijke participatie kinderen MVS. Worden de activiteiten wel vergoed maar niet volledig, dan is er een aanvullende vergoeding uit het regeling maatschappelijke participatie kinderen MVS mogelijk, uiteraard voor zover het betreft activiteiten, die zijn opgenomen in artikel 2 van de nadere regels.

Naast voorzieningen als de Rotterdampas, is het ook denkbaar dat particuliere voorzieningen beschikbaar zijn, zoals fondsen van charitatieve instellingen e.d. Als reeds een vergoeding wordt verkregen op grond van een particulier fonds, dan wordt geen tegemoetkoming verstrekt, tenzij die voorliggende voorziening niet alle kosten vergoedt. In dat geval kan aanvullende ondersteuning aan de orde zijn.

Artikel 5. Hoogte van de bijstand

Het is mogelijk om voor meerdere activiteiten een tegemoetkoming te ontvangen. Daarbij gelden de maximumbedragen die in de nadere regels worden vastgesteld. De ondersteuning heeft het karakter van een persoonsgebonden participatiebudget. Zolang de kosten maar gemaakt worden voor de in de nadere regels genoemde activiteiten, kan een tegemoetkoming verleend worden, tot het gestelde maximum.

Van de activiteiten en het gestelde maximum bedrag is uitgezonderd de peuterspeelzaal. Voor deze activiteit wordt separaat een tegemoetkoming verstrekt en deze onttrekt zich dus aan het in de nadere regels gestelde maximumbedrag.

Het college is bevoegd de maximumbedragen jaarlijks aan te passen, rekening houdend met de budgettaire mogelijkheden.

Artikel 6. Aanvraag

Voor het indienen van een aanvraag is een aanvraagformulier ontwikkeld. In dat formulier worden de relevante gegevens gevraagd, waarbij uitgangspunt is dat reeds bij het college bekende gegevens niet nogmaals gevraagd worden. Het college bepaalt waar de aanvraag kan worden ingediend. Uit hoofde van een ruimhartig minimabeleid is bepaald dat aanvragen, conform de oude regeling, kunnen worden ingediend tot 1 maart van het volgende kalenderjaar.

Artikel 7. Betaling

Voorwaarde is dat de kosten ook feitelijk zijn gemaakt. Om dat te kunnen vaststellen dient de aanvrager de noodzakelijke bewijsstukken aan te leveren.

In het tweede lid is vastgelegd dat als de kosten van de activiteiten minder bedragen dan het gestelde maximum bedrag, de aanvrager in de gelegenheid wordt gesteld om aan te tonen dat hij extra kosten heeft gemaakt voor kleding of materialen ten behoeve van de betreffende activiteiten. In dat geval wordt een tegemoetkoming verstrekt tot maximaal de vastgestelde bedragen.

Artikel 8. Hardheidsclausule

Omdat het denkbaar is dat in individuele gevallen de toepassing van deze verordening, vanuit het perspectief van het doel ervan, leidt tot een onredelijke uitkomst, is een hardheidsclausule opgenomen, die de afwijkingsmogelijkheid beperkt tot ‘een onbillijkheid van overwegende aard’. Daarvan is bij uitzondering sprake. De aanvrager die op deze afwijkingsmogelijkheid beroep doet, dient feiten en omstandigheden aan te dragen, waaruit kan worden afgeleid dat er sprake is van een dergelijke hardheid. De bewijsplicht rust op de aanvrager.

Artikel 9. Intrekken nieuwe verordening en oude verordening

De Verordening Maatschappelijke Participatie Kinderen MVS 2015 vervalt met de ingangsdatum van de Verordening Maatschappelijke participatie kinderen 2016.

Artikel 10. Citeertitel

Dit artikel spreekt voor zich.