Beleidsregel van de burgemeester van de gemeente Vlaardingen houdende regels omtrent de aanpak van woonoverlast

Geldend van 13-01-2021 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel van de burgemeester van de gemeente Vlaardingen houdende regels omtrent de aanpak van woonoverlast

De burgemeester van de gemeente Vlaardingen,

gelet op:

  • -

    de Wet aanpak woonoverlast

  • -

    het bepaalde in artikel 151d van de Gemeentewet en artikel 2:94 van de APV Vlaardingen 2019;

besluit vast te stellen de:

BELEIDSREGELS AANPAK WOONOVERLAST

1. Inleiding

Woonoverlast is een veelvoorkomend en hardnekkig probleem dat een grote invloed kan hebben op het woongenot en gevoelens van veiligheid van omwonenden. Ook in de gemeente Vlaardingen ervaren sommige inwoners in meerdere of mindere mate overlast van hun buren. De aanpak van woonoverlast vinden wij belangrijk. De gemeente vertegenwoordigt het algemeen belang van haar inwoners en dient een leefbare, veilige en gezonde leefomgeving te waarborgen. Daarmee is de gemeente de aangewezen partij om woonoverlast te signaleren, het probleem op de agenda te zetten en de aanpak te regisseren. Om die reden is in het Integraal Veiligheidsplan 2020-2023 en het Herstelplan het voorkomen en terugdringen van woonoverlast ook tot thema benoemd waar we extra op inzetten.

2. Aanleiding

Voorheen kon het gemeentebestuur in het geval van woonoverlast alleen een bestuurlijke waarschuwing geven of besluiten tot uithuisplaatsing van de overlastgever. Op 1 juli 2017 is de Wet aanpak woonoverlast in werking getreden (Staatsblad, 2017, 77). Daarbij is een nieuw artikel 151d Gemeentewet ingevoerd waarin de gemeenteraad aan de burgemeester de (discretionaire) bevoegdheid kan geven om bij ernstige en herhaaldelijke woonoverlast specifieke gedragsaanwijzingen (bestuursdwang) op te leggen aan de overlastgever in zowel huur- als koopwoningen en/of over te gaan tot het opleggen van een last onder bestuursdwang (artikel 151d, lid 2).

De bevoegdheid strekt niet tot handhaving van de openbare orde, maar ziet toe op het in bestuursrechtelijke zin ingrijpen in situaties van ernstige woonoverlast en het herstellen van de rust voor omwonenden in situaties van ernstige en herhaaldelijke hinder. De gemeenteraad van Vlaardingen heeft die bevoegdheid bij raadsbesluit van 16 november 2017 in de Algemene Plaatselijke Verordening opgenomen (artikel 2:94). De burgemeester kan vervolgens in beleidsregels vastleggen hoe hij gebruik wil maken van die bevoegdheid.

Hoewel het opstellen van beleidsregels niet verplicht is, is het wel raadzaam om voor de inwoners meer duidelijkheid te scheppen en zo te benadrukken dat de gemeente Vlaardingen de aanpak van woonoverlast serieus neemt. Ook is gebleken dat beleidsregels op dit moment worden gemist bij juridische procedures. De reden dat er tot op heden nog geen beleidsregels zijn opgesteld, is omdat de gemeente Vlaardingen er eerder de voorkeur aan gaf om het beleid gaandeweg, in samenhang met de concrete aanpak van overlastsituaties, te ontwikkelen. Dit past bij de gedachte van maatwerk dat vaak bij de complexe casussen hoort.

Inmiddels is er binnen de gemeente, maar ook in andere gemeenten in Nederland, aan de hand van (recente) casuïstiek nu voldoende draagvlak voor het concretiseren van beleidsregels.

3. Doel

De beleidsregels voorzien voor de gemeente Vlaardingen in een nadere invulling van artikel 151d Gemeentewet en artikel 2:94 APV Vlaardingen 2019 (hierna: APV). Hierin staat op hoofdlijnen omschreven in welke gevallen, onder welke voorwaarden en op welke wijze gebruik wordt gemaakt van het instrument van de gedragsaanwijzing. Ook wordt hierin het procedurele kader geschetst waarbinnen een afweging wordt gemaakt of en zo ja, op welke wijze, de bevoegdheid tot het geven van een gedragsaanwijzing wordt toegepast en welke concrete invulling dit krijgt. De kaders voor dit beleid volgen uit de toepasselijke regelgeving en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.

4. Definitie

In de toelichting op de Wet aanpak woonoverlast is geen sluitende definitie opgenomen van overlast waarop de wet zich richt. Het moet om ernstige en herhaaldelijke overlast gaan. Bij wijze van voorbeeld worden genoemd geluid- of geurhinder, hinder van dier, hinder van bezoekers, overlast door vervuiling of verwaarlozing en intimidatie van derden. Die omschrijving is tevens in de model-APV van de VNG opgenomen.

Het betreft daarmee een enigszins vaag begrip met (in beginsel) een ruim toepassingsbereik. Vanwege het context gebonden karakter is het niet mogelijk om alle potentiële situaties van ernstige overlast op voorhand limitatief op te sommen. Ditzelfde geldt voor de wijze waarop situaties van ernstige overlast met toepassing van de bestuursdwangbevoegdheid van artikel 151d Gemeentewet effectief kunnen worden aangepakt. Ook dit vergt steeds een maatwerkoplossing die zo goed mogelijk aansluit bij de individuele kenmerken, de aard van de situatie en de omstandigheden van het geval.

Definitie woonoverlast

Het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid hanteert de volgende definitie:

“Woonoverlast is hinder die in, vanuit en rondom een woning kan worden veroorzaakt. De overlastgever en of degenen voor wie hij verantwoordelijk is, vertonen overlastgevend gedrag en of laten juist na bepaald gedrag te vertonen waardoor een onplezierige ervaring bij omwonenden wordt veroorzaakt. Denk daarbij aan: geluidsoverlast, fysieke verloedering, vervuiling, intimiderend gedrag, brandgevaar en drugsoverlast.”

5. Juridisch kader

De bevoegdheid van de burgemeester heeft als grondslag artikel 151d Gemeentewet en artikel 2:94 van de APV van de gemeente Vlaardingen.

Artikel 151d Gemeentewet

  • 1.

    De raad kan bij verordening bepalen dat degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt of tegen betaling in gebruik geeft aan een persoon die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen is ingeschreven, er zorg voor draagt dat door gedragingen in of vanuit die woning of dat erf of in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt.

  • 2.

    De in artikel 125, eerste lid, bedoelde bevoegdheid tot oplegging van een last onder bestuursdwang wegens overtreding van het in het eerste lid bedoelde voorschrift wordt uitgeoefend door de burgemeester. De burgemeester oefent de bevoegdheid uit met inachtneming van hetgeen daaromtrent door de raad in de verordening is bepaald en slechts indien de ernstige en herhaaldelijke hinder redelijkerwijs niet op een andere geschikte wijze kan worden tegengegaan.

  • 3.

    Onverminderd de laatste volzin van het tweede lid kan de last, bedoeld in de eerste volzin van dat lid, een verbod inhouden om aanwezig te zijn in of bij de woning of op of bij het erf. Het verbod geldt voor een periode van tien dagen. De artikelen 2, tweede lid, en vierde lid, aanhef en onder a en b, 5, 6, 8, eerste lid, aanhef en onder a en b, 9 en 13 van de Wet tijdelijk huisverbod zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de burgemeester bij ernstige vrees voor verdere overtreding de looptijd van het verbod kan verlengen tot ten hoogste vier weken.

APV Vlaardingen (2019)

Artikel 2:94 Woonoverlast als bedoeld in artikel 151d Gemeentewet

  • 1.

    Degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt, of tegen betaling in gebruik geeft aan een persoon die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen is ingeschreven, draagt er zorg voor dat door gedragingen in of vanuit die woning of dat erf of in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt.

  • 2.

    De burgemeester kan een last onder bestuursdwang wegens overtreding van het eerste lid in ieder geval opleggen bij ernstige en herhaaldelijke:

    • a.

      geluid- of geurhinder;

    • b.

      hinder van dieren;

    • c.

      hinder van bezoekers of personen die tijdelijk in een woning of op een erf aanwezig zijn;

    • d.

      overlast door vervuiling of verwaarlozing van een woning of een erf;

    • e.

      intimidatie van derden vanuit een woning of een erf.

6. Afbakening en begrippen

Ter verduidelijking van de in artikel 151d Gemeentewet en in artikel 2:94 van de APV gehanteerde methodiek en begrippen geldt, in navolging van en in lijn met hetgeen daarover is vermeld in de Memorie van Toelichting op de ‘Wet aanpak woonoverlast’ (wetsvoorstel 34 007), het volgende:

Afbakening ten opzichte van andere bevoegdheden ter bestrijding van overlast vanuit een woning

In de eerste plaats geldt dat het instrument van de gedragsaanwijzing van artikel 2:94 APV pas in beeld komt als andere reguliere bevoegdheden niet tot een oplossing leiden. Het is daarmee vooral de aard van de “ernstige en herhaaldelijke overlast” zelf die bepaalt welke bestuurlijke bevoegdheid kan worden aangewend. Bij drugsoverlast zal bijvoorbeeld een beroep kunnen worden gedaan op artikel 13b Opiumwet en bij bouwkundige gebreken komt de Woningwet in beeld. Als de ernstige hinder wordt veroorzaakt door gedragingen die strafbaar zijn op grond van het Wetboek van Strafrecht, wordt de casus voorgelegd aan en afgestemd met politie en Openbaar Ministerie.

Hieronder worden de begrippen die in artikel 151d Gemeentewet en artikel 2:94 APV Vlaardingen staan toegelicht.

“andere geschikte wijze”

De burgemeester legt pas een gedragsaanwijzing op als er geen andere geschikte wijze is om een einde te maken aan de ernstige hinder (woonoverlast). Andere wijzen voor beëindiging van woonoverlast die geschikt kunnen zijn: toepassing van andere handhavingsbevoegdheden, het geven van een bestuurlijke waarschuwing, mediation, bemiddeling, coaching , hulpverlening of civielrechtelijke actie door verhuurder of Vereniging van eigenaren (VvE). De burgemeester heeft beleidsvrijheid bij het maken van de afweging of er wel of geen andere geschikte wijze (meer) is om de hinder te stoppen. De gedragsaanwijzing dient als ultimum remedium. Dit sluit aan bij de juridische vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit.

“woning of een bij die woning behorend erf”

Onder woning wordt verstaan een voor bewoning gebruikte ruimte. Onder woning kan derhalve ook een boot, caravan, woonwagen e.d. worden verstaan. Onder een bij die woning behorend erf wordt verstaan de rest van het betrokken perceel, zoals een tuin en de gezamenlijke ruimte binnen de wooneenheid, zoals het portiek, de portiektrap, de buitenruimte, etc.

“zorgplicht”

In de APV is bepaald dat degene die een woning of erf gebruikt ervoor moet zorgdragen dat er geen

gedragingen plaatsvinden die tot overlast of ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden

impliceren.

de onmiddellijke nabijheid

Hieronder wordt bijvoorbeeld verstaan: gedragingen in de tuin van de buren, op het trottoir en/of op straat ter hoogte van of vlakbij de woning. Maatgevend voor de begrenzing is dat er een directe relatie moet zijn met de betreffende woning en het bijbehorende erf.

“gebruiker van de woning of bijbehorend erf”

Hieronder wordt verstaan degene die de woning feitelijk bewoont. Er hoeft geen sprake te zijn van een huurrechtelijke- of eigendomsrelatie met de woning en het erf. Ook hoeft er geen sprake te zijn van een rechtmatige gebruiker. Een illegale onderhuurder of een kraker van de woning valt ook onder het begrip.

“tegen betaling in gebruik geven aan een persoon die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de Basisregistratie Personen is ingeschreven”

De zorgplicht geldt ook ten aanzien van degene die een woning of erf tegen betaling in gebruik geeft aan een persoon die niet als ingezetene met een adres in de Basisregistratie Personen van de gemeente is ingeschreven. Deze bepaling heeft betrekking op hinder als gevolg van verhuur via websites als Airbnb ten behoeve van toeristisch verblijf en/of tijdelijk verblijf. Woningen worden dan meermaals voor korte perioden verhuurd aan toeristen. Als omwonenden hierdoor geregeld ernstige woonoverlast ervaren, heeft het opleggen van een last aan de huurder weinig zin, omdat de woning steeds voor een korte periode aan andere personen wordt verhuurd. Geregeld is dat het aanpakken van de verhuurder alleen mogelijk is bij ernstige overlast door huurders die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen. Daardoor valt reguliere verhuur door bijvoorbeeld woningcorporaties buiten de werking van deze regeling. De wettekst verzet zich er niet tegen deze regeling ook te gebruiken bij overlast door mensen die als tijdelijke arbeidskracht zijn gehuisvest en die niet altijd in de basisregistratie ingeschreven (hoeven te) staan.

“gedragingen”

Hieronder vallen de gedragingen van zowel de gebruiker zelf als van anderen die zich op het perceel of in de onmiddellijke nabijheid daarvan bevinden. Het kan gaan om bezoekers of gasten van de gebruiker, maar ook om een dier, bijvoorbeeld een hond die overlast veroorzaakt.

”omwonenden”

Het gaat om bewoners die woonachtig zijn in de directe nabijheid van de woning en/of het bijbehorende erf van waaruit de overlast plaatsvindt.

“ernstige en herhaaldelijke hinder”

Het begrip ernstig slaat op de intensiteit van de hinder. De ernst van de hinder wordt vastgesteld aan de hand van regelgeving of de normen die naar objectieve maatstaven moet worden gezien als onredelijk en naar algemene maatschappelijke maatstaven als onaanvaardbaar moet worden beschouwd. De wetgever geeft geen definitie van het begrip ernstige hinder, maar heeft het omschreven met een niet limitatieve opsomming van gedragingen die zich als ernstige hinder kunnen voordoen. Een niet-limitatieve opsomming maakt het mogelijk om het begrip ruim toe te kunnen passen. Hinder kan zich immers voordoen in verschillende vormen en geen enkele vorm van hinder wordt op voorhand uitgesloten. Artikel 2:94, tweede lid, van de APV somt enkele niet-limitatief bedoelde vormen van ernstige hinder op.

Met de term herhaaldelijk wordt gedoeld op het vereiste dat de ernstige hinder een terugkerend karakter heeft. Er wordt geen gedragsaanwijzing gegeven op basis van één incident.

“gedragsaanwijzing” / “last onder bestuursdwang” / “last onder dwangsom”

Ter bestrijding van ernstige woonoverlast is de burgemeester bevoegd tot het geven van een specifieke gedragsaanwijzing. In de gedragsaanwijzing staat omschreven welke hinder moet stoppen. Ook staat vermeld welke handelingen daarvoor moeten worden gedaan of nagelaten. Dit kan bijvoorbeeld inhouden: het beperken van het aantal bezoekers, een tijdsgrens instellen voor het ontvangen van bezoek, het muilkorven van een hond op eigen terrein of het stoppen van luide muziek. Een gedragsaanwijzing kan ook inhouden de verplichting om psychische of sociale hulp te zoeken of het volgen van een training agressiereductie.

De gedragsaanwijzing neemt in juridische zin de vorm aan van een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom. De keuze voor een dwangsom of bestuursdwang wordt gemaakt aan de hand van de specifieke situatie en op basis van de afweging welke van de twee het snelst en het meest effectief zal zijn met in acht neming van de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit. Als blijkt dat een dwangsom geen succes heeft opgeleverd, dan kan alsnog een last onder bestuursdwang worden opgelegd. Bij zowel bestuursdwang als een dwangsom wordt een begunstigingstermijn gegeven waarbinnen het redelijkerwijs haalbaar moet zijn om de ernstige, overlastgevende hinder te stoppen.

De burgemeester is alleen dan bevoegd tot het opleggen van een last onder bestuursdwang of last onder dwangsom, indien de ernstige en herhaaldelijke hinder redelijkerwijs niet op een ander geschikte wijze kan worden tegengegaan.

“tijdelijk huisverbod”

Binnen het brede palet van mogelijke gedragsaanwijzingen als bestuursrechtelijke herstelsanctie is het uitvaardigen van een tijdelijk huisverbod een ‘ultimum remedium’. Hiervoor is aansluiting gezocht bij de Wet tijdelijk huisverbod. Dit huisverbod geldt voor tien dagen, met de mogelijkheid van verlenging tot in totaal vier weken bij ernstige vrees voor verdere overtredingen. Het verbod kan alleen worden opgelegd aan meerderjarigen. Degene aan wie een tijdelijk huisverbod is opgelegd, is in beginsel zelf verantwoordelijk voor het voorzien in alternatieve huisvesting. Alleen op grond van humanitaire overwegingen kan de gemeente afwijken van dit beginsel en voorzien in opvang.

7. Procedurele aanpak / stappenplan

Hieronder staat op hoofdlijnen beschreven hoe de procedure verloopt die kan leiden tot een gedragsaanwijzing en hoe de toepassing ervan verloopt.

Stap 1: Melding ernstige woonoverlast

Signalen of meldingen van ernstige woonoverlast kunnen de gemeente via diverse wegen bereiken. Omwonenden of anderen kunnen woonoverlast zelf rechtstreeks melden. Maar meldingen kunnen ook via de politie, de woningcorporatie, het wijkteam of één van de andere samenwerkingspartners van de gemeente binnenkomen.

Als de melding betrekking heeft op overlast die wordt veroorzaakt uit een huurwoning of de woning onderdeel uitmaakt van een Vereniging van Eigenaars (VvE), dan wordt de melder in eerste instantie doorverwezen naar de verhuurder of de VvE. De gemeente (regisseur aanpak woonoverlast) onderhoudt contact met de betreffende verhuurder/VVE om het verdere verloop van de melding te monitoren.

Stap 2: Verificatie van de melding en afstemming

Meldingen die bij de gemeente binnenkomen worden geverifieerd. Belangrijk is immers om de precieze aard en omvang van de woonoverlast vast te stellen. Dit betekent onder meer dat onderzocht wordt of de overlast en/of overlastgever bekend is bij gemeente, politie of andere hulpverlenings-instanties, zoals wijkteam, Minters, GGZ en Antes en er wordt nagegaan welke stappen al zijn genomen om de overlast te stoppen.

Criteria voor de beoordeling van ernstige woonoverlast, en mogelijke inzet van de bevoegdheden van artikel 2:94 APV zijn:

  • -

    De overlast is gerelateerd aan wonen, en levert ernstige verstoring van het woongenot op;

  • -

    Er is sprake van regelmatige en voortdurende overlast;

  • -

    Er zijn meerdere klachten;

  • -

    De ernstige woonoverlast kan niet met andere instrumenten tot een einde worden gebracht (andere passende en minder ingrijpende instrumenten staan niet ter beschikking, zijn tevergeefs toegepast of niet toepasbaar).

In het 2-wekelijks casusoverleg woonoverlast 1 worden alle meldingen van ernstige woonoverlast besproken.

Stap 3: Dossiervorming

Om rechtmatig en effectief in te kunnen grijpen bij ernstige en herhaaldelijke woonoverlast moet een dossier (door de gemeente) worden aangelegd. Het dossier kan, uiteraard afhankelijk van de situatie, de volgende informatie bevatten:

  • -

    meldingen/klachten van omwonenden;

  • -

    waarnemingen van toezichthouders en opsporingsambtenaren (processen-verbaal, rapportages, meetverslagen);

  • -

    eventueel eerder ondernomen stappen;

  • -

    adviezen/bevindingen van hulpverleningsinstanties;

  • -

    bestuurlijke meldingen/rapportages van de politie (sfeerrapportages).

Stap 4 : Inventarisatie van mogelijke (andere) interventies en maatregelen

Welke vorm van interventie of maatregel mogelijk en passend is, is geheel afhankelijk van de concrete situatie. Het opleggen van een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom is een ‘ultimum remedium’. Daarom wordt eerst beoordeeld of er geen andere geschikte wijze is om de overlast tegen te gaan.

Na dossieropbouw wordt bekeken welke (andere) interventies of maatregelen kunnen worden ingezet om de geconstateerde ernstige woonoverlast te de-escaleren, normaliseren en te beëindigen. Daarbij wordt uitdrukkelijk gekeken naar de mogelijkheden die bestaande wetgeving biedt. In dit stadium is de inzet van interventies op vrijwillige basis (aantoonbaar en vastgelegd in een dossier) een gepasseerd station, en worden gedwongen interventies ingezet.

Er geldt in beginsel een voorkeursvolgorde. Uitgangspunt is dat een volgende interventie pas aan de orde is indien de aanpak van de overlastsituatie met toepassing van andere wettelijke bevoegdheden of instrumenten niet mogelijk is of niet effectief is én een eerdere, minder ingrijpende interventiemaatregel niet tot het gewenste resultaat leidt (het effectief tegengaan van de ernstige en herhaaldelijke woonoverlast). De opbouw, van licht naar zwaar, is op hoofdlijnen als volgt:

  • -

    een “goed gesprek”,

  • -

    de inzet van buurtbemiddeling of mediation,

  • -

    het inzetten van hulp of zorg passeert in geval van schulden, psychische problemen, verslaving, strafbare feiten of andere problematiek als eerste de revue,

  • -

    indien mogelijk, wordt in dergelijke gevallen hulp of zorg ingezet binnen de daarvoor geldende kaders,

  • -

    mogelijke inzet van andere wettelijke bevoegdheden of instrumenten2 ,

  • -

    een schriftelijke waarschuwing, eventueel voorafgegaan door een waarschuwingsgesprek (zie stap 5),

  • -

    het opleggen van een gedragsaanwijzing (zie stap 6).

Afhankelijk van de ernst en omvang van de situatie kan worden afgeweken van deze opbouw.

Maatregelen woningcorporatie (bij huurwoningen)

In geval van huurwoningen is de woningcorporatie in eerste instantie in de lead om woonoverlast aan te pakken. Op basis van het huurrecht kan de verhuurder een overlastpleger waarschuwingen geven, fysieke maatregelen nemen, een vrijwillige gedragsaanwijzing aanbieden en naar de rechter stappen voor een gedragsaanwijzing of voor beëindiging van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning. Indien de bevoegdheden van de woningcorporatie niet afdoende zijn, of niet toepasbaar zijn voor de specifieke situatie, of in zeer urgente gevallen, kan een beroep worden gedaan op de burgemeester. De gemeente (regisseur aanpak woonoverlast) houdt hierover nauw contact met de betreffende woningcorporatie.

Stap 5: Waarschuwing

Als blijkt dat de stappen op vrijwillige basis, de bevoegdheden van de woningcorporatie en andere wettelijke kaders niet afdoende of toepasbaar zijn voor de specifieke situatie, kan de burgemeester besluiten tot inzetten van bevoegdheden op grond van artikel 2:94 APV (artikel 151d Gemeentewet). Alvorens een gedragsaanwijzing te geven, geeft de burgemeester een schriftelijke ‘bestuurlijke waarschuwing’ aan degene(n) die de ernstige hinder moet(en) stoppen. In de waarschuwing staat welk hinderlijk gedrag – en wanneer dat uiterlijk – moet worden gestopt. Ook staat er in dat, als er geen gevolg wordt gegeven aan de waarschuwing, een gedragsaanwijzing onder bestuursdwang volgt, waarbij de kosten van de bestuursdwang worden verhaald op de overlastgever/overtreder van de zorgplicht (zie onder 9). Afhankelijk van de ernst en omvang van de situatie kan in plaats van een waarschuwing ook meteen een dwangsom worden opgelegd. Een waarschuwing maakt dus geen onlosmakelijk deel uit van het sanctieregime.

Stap 6: Inzet bevoegdheden artikel 2:94 APV / opleggen van een gedragsaanwijzing

Indien ook een waarschuwing door de burgemeester niet tot het gewenste resultaat leidt, geeft de burgemeester de gedragsaanwijzing.

Criteria voor de maatregelen of gedragsaanwijzingen artikel 2:94 APV zijn:

  • -

    De opgelegde maatregelen of gedragsaanwijzingen zijn toegesneden op de kenmerken van het individuele geval, en sluiten qua aard en intensiteit zo goed mogelijk aan bij de aard en de ernst van de overtreding van de zorgplicht.

  • -

    Het moet in het vermogen van de betrokkene liggen om de hinderlijke gedragingen te beëindigen. Ook moet het in diens vermogen liggen om aan de eventueel opgelegde last te kunnen voldoen. Dit vloeit voort uit de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Soms wordt de overlast veroorzaakt door mensen met zeer ernstige psychische problematiek of een ernstig geestelijke beperking. Het is mogelijk dat zij, door hun psychische gesteldheid, niet bij machte zijn de overlastgevende gedragingen te staken. Een gedragsmaatregel op grond van deze wet is dan mogelijk niet voldoende of geen passende maatregel ter beëindiging van de overlast.

  • -

    Bij het opleggen van een dwangsom wordt rekening gehouden met de prikkel die moet uitgaan om de opgelegde maatregel uit te voeren.

  • -

    De nadelige gevolgen van de last mogen niet onevenredig zijn in verhouding tot de met de last te dienen doelen.

Verwarde en/of kwetsbare personen

Om overlast door kwetsbare en/of verwarde personen doeltreffend aan te pakken is het van belang dat de juiste zorg en begeleiding wordt geleverd. Daarom is er afstemming met de diverse zorgpartners. Primaire inzet bij verwarde en/of kwetsbare personen is het inzetten van zorg of hulp. Indien de inzet van zorg of hulp de overlast niet doet beëindigen of verminderen of de zorg of hulp door de betrokkene wordt geweigerd, dan kan overgegaan worden tot het opleggen van een gedragsaanwijzing. Er kan alleen een gedragsaanwijzing worden opgelegd aan een kwetsbare en/of verwarde persoon, als het in het vermogen van de betrokkene ligt om de gedragsaanwijzing op te volgen. In het geval van gevaarzetting als gevolg van een geestesstoornis bestaan er mogelijkheden om een persoon gedwongen zorg op te leggen (vanaf 1 januari 2020 geregeld in de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg en de Wet zorg en dwang).

De aanwijzing is een besluit in de zin van het bestuursrecht. Dat betekent onder andere dat de aanwijzing vatbaar is voor bezwaar en beroep.

Als sprake is van een situatie waarin het opleggen van een gedragsaanwijzing tot de mogelijkheden behoort, vindt afstemming plaats tussen de politie en de gemeente. In geval van een huurwoning wordt ook de woningcorporatie geconsulteerd.

In bepaalde gevallen, bijvoorbeeld als direct optreden van overheidswege nodig wordt geacht, of wanneer op voorhand duidelijk is dat een last onder dwangsom niet of niet voldoende effectief zal zijn, kan direct worden gekozen voor het daadwerkelijk toepassen van bestuursdwang.

Stap 7: Controle op nakoming van de gedragsaanwijzing

Nadat een gedragsaanwijzing is opgelegd, moet worden nagegaan of er gevolg aan wordt gegeven. Het toezicht op de naleving van de gedragsaanwijzing is een taak van de gemeentelijk BOA’s en politieambtenaren. Ook wordt hiervoor gebruik gemaakt van informatie van de melders, omwonenden en betrokken instanties. Als blijkt dat geen gevolg is gegeven aan de aanwijzing, wordt de volgende stap gezet.

Stap 8: Vervolgstap bij niet nakomen van de gedragsaanwijzing

Als geen gevolg is gegeven aan de last onder bestuursdwang, effectueert de gemeente de last. Als er een dwangsom is opgelegd, maar niet (geheel) wordt nageleefd, dan is de dwangsom verbeurd. Als in eerste aanleg gekozen wordt voor opleggen van een dwangsom en dit niet leidt tot het beëindigen van de hinder, dan kan een nieuwe dwangsom worden opgelegd of kan alsnog een last onder bestuursdwang worden opgelegd.

Als de bestuurlijke sanctie is uitgewerkt en de overlast duurt voort, dan wordt beoordeeld of het opleggen van een nieuwe bestuurlijke sanctie nodig is. Indien nodig wordt ingezet op het ultimum remedium uit artikel 151d, derde lid, van de Gemeentewet: het tijdelijke huisverbod.

8. Bestuursdwang en dwangsom

Het tweede lid van het artikel 151d van de Gemeentewet regelt dat de burgemeester een last onder bestuursdwang en in het verlengde daarvan ook de last onder dwangsom kan opleggen. Indien een dwangsom wordt opgelegd is de hoogte van de dwangsom dusdanig dat daarvan een voldoende prikkel uitgaat om te bewerkstelligen hetgeen beoogd wordt. Omdat elke situatie specifiek is worden er geen vaste bedragen in het beleid opgenomen.

9. Kosten

De kosten van de bestuursdwang kunnen op grond van artikel 5:25 van de Awb worden verhaald op de overlastgever/overtreder van de zorgplicht.

10. Hardheidsclausule

In bijzondere situaties, waaronder situaties die niet zijn voorzien ten tijde van het vaststellen van deze beleidsregels, kan de burgemeester van het bepaalde in de beleidsregels afwijken.

11. Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden de dag na bekendmaking in werking.

Ondertekening

Vastgesteld door de burgemeester van de gemeente Vlaardingen, d.d. 1 januari 2021.

H.B. Eenhoorn


Noot
1

Binnen dit overleg wordt de aanpak gecoördineerd van de meest ernstige gevallen van woonoverlast. De regie wordt gevoerd vanuit de gemeente. Partners hierin zijn politie, woningcorporaties en het wijkteam.

Noot
2

Bij drugsoverlast zal bijvoorbeeld een beroep worden gedaan op artikel 13b Opiumwet en bij bouwkundige gebreken komt de Woningwet in beeld.