Verordening op het beheer en het gebruik van de gemeentelijke begraaf­plaatsen Holy en Emaus 2004

Geldend van 18-10-2022 t/m heden

Intitulé

Verordening op het beheer en het gebruik van de gemeentelijke begraaf­plaatsen Holy en Emaus 2004

De raad van de  gemeente Vlaardingen,

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 13 april 2004;

gezien het advies van de commissie voor stedelijke ontwikkeling en beheer van 18 mei 2004;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en artikel 35 van de Wet op de lijkbezorging,

alsmede overwegende dat het wenselijk is om regels vast te stellen voor het gebruik en het beheer van de gemeentelijke begraafplaatsen in Vlaardingen,

besluit vast te stellen de navolgende

Verordening op het beheer en het gebruik van de gemeentelijke begraaf­plaatsen Holy en Emaus 2004.

Hoofdstuk I Inleidende bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a. begraafplaatsen: de begraafplaatsen Holy en Emaus;

b. eigen graf of familiegraf: een graf waarvoor aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon het uitslui­tend recht is verleend tot:

1. het doen begraven en begraven houden van lijken;

2. het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;

c. algemeen graf: een graf bij de gemeente in beheer waarin aan een ieder gelegenheid wordt geboden tot het doen begraven van lijken;

d. kindergraf: een algemeen graf, bestemd voor het begraven van stoffelijke overschotten van kinderen beneden de leeftijd van 12 jaren;

e. urnenbewaarplaats: gedeelte van de begraafplaats door burgemeester en wethouders bestemd voor het aldaar bijzetten en bewaren van

asbussen;

f. eigen urnengraf: een graf waarvoor aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon het uitslui­tend recht is verleend tot het doen bijzetten en

bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;

g. eigen urnennis/familienis: een nis waarvoor aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot het doen

bijzetten en bijgezet worden van asbussen met of zonder urnen;

h. algemene urnennis: een nis bij de gemeente in beheer waarin aan een ieder gelegenheid wordt geboden tot het doen plaatsen van urnen

en/of asbussen;

i. urn: een voorwerp ter berging van één of meer asbussen;

j. asbus: een bus ter berging van as van een overledene;

k. verstrooiingsplaats/strooiveld: een plaats waarop as wordt ver­strooid;

l. grafbedekking: voorwerpen, gedenktekens, grafstenen, monumenten en grafbeplanting op een graf;

m. beheerder: de ambtenaar die belast is met de dagelijkse leiding van de begraafplaats(en) of degene die hem ver­vangt;

n. rechthebbende: de rechthebbende op een eigen graf;

o. grafkelder: een grafkelder zoals deze zijn uitgegeven en bestaan op de begraafplaats Emaus;

p. begraven: begraven van een stoffelijk overschot van een overleden persoon of doodgeboren kind.

Artikel 2 Uitbreiding begrippen eigen en algemeen graf

1. Voor de toepassing van het bij of krachtens deze verorde­ning bepaalde wordt, voor zover van belang, onder 'eigen graf' mede verstaan: eigen urnengraf en eigen urnennis.

2. Voor de toepassing van het bij of krachtens deze verorde­ning bepaalde wordt, voor zover van belang, onder 'algeme­en graf' mede verstaan een algemene urnennis.

Hoofdstuk II Openstelling, orde en rust op de begraafplaats

Artikel 3 Openstelling begraafplaatsen

1. De begraafplaatsen zijn voor een ieder dagelijks toegankelijk gedurende de door burgemeester en wethouders bij nadere regels vast te stellen tijden. Zij maken deze tijden openbaar bekend.

2. Ter handhaving van de orde en rust op de begraaf­plaatsen kunnen de toegangen van de begraafplaatsen of delen van de begraafplaatsen tijdelijk worden gesloten.

3. Het is verboden gedurende de tijd dat de begraaf­plaats niet voor het publiek geopend is, zich daarop te bevinden, anders dan voor het bijwonen van een begrafenis of de bezorging van as.

Artikel 4 Ordemaatregelen

1. Het is aan steenhouwers, hoveniers en daarmede gelijk te stellen personen verboden, anders dan met toestemming van de beheerder werkzaamheden voor derden aan grafbedekkingen op de begraaf­plaatsen te verrichten.

2. Het is verboden met motorrijtuigen op de begraaf­plaats te rijden: 1. elders dan op de daartoe door de beheerder aangewezen rijwegen; mo­torrij­tuigen zijn buiten de rijwegen slechts toe­gestaan voor b­e­g­r­a­f­e­nissen of voor het ver­voer van materi­a­­­­­len;

2. sneller dan stapvoets;

3. Het is verboden om met fietsen, bromfietsen en scooters op de begraafplaats te rijden of deze mee te voeren.

4. Personen die voor hun vervoer afhankelijk zijn van (electrische) rolstoelen of rolscooters mogen daarmee op de begraafplaats rijden, e.e.a. ter beoordeling van de beheerder;

5. Dieren zijn op de begraafplaats niet toegestaan. Het verbod geldt niet voor zover de eigenaar of houder van een hond zich vanwege een handicap door een geleidehond laat geleiden.

6. Bezoekers, personeel van uitvaartondernemingen en perso­nen die werk­zaam­heden op de begraafplaatsen hebben te verrichten, zijn ver­plicht zich in het belang van de orde, rust en netheid te houden aan de aanwijzingen van de beheerder.

7. Degenen die zich niet aan de in het zesde lid bedoelde aanwijzing houden, moeten zich op eerste aanzegging van de beheerder van de begraaf­plaats verwijderen.

Artikel 5 Plechtigheden

1. Dodenherdenkingen, onthullingen van gedenktekens en dergelijke plech­tig­heden op de begraafplaatsen moeten minimaal vijf dagen tevoren worden gemeld aan de beheerder onder opgave van datum en uur van de plechtigheid en de wijze waarop de plechtigheid zal plaatsvinden.

2. De deelnemers aan de plechtigheid, bedoeld in het eerste lid moeten zich in het belang van de orde, rust en net­heid houden aan de aanwij­zingen van de beheerder.

Artikel 6 Opgravingen en ruimen

Het opgraven van lijken en het ruimen van graven is slechts toegestaan, indien daarbij geen andere personen aanwezig zijn dan degenen die met deze werkzaamheden zijn belast.  

Hoofdstuk III Voorschriften voor lijkbezorging

Artikel 7 Kennisgeving begraven en asbezorging, openen en sluiten van het graf

1. Degene, die wil doen begraven of as wil doen bijzetten of doen verstrooien, geeft daarvan uiterlijk om 12.00 uur van de werkdag vooraf­gaande aan die waarop de begra­ving, bijzetting of verstrooiing op het strooiveld op de begraafplaats Holy zal plaats­vinden, schri­ftelijk kennis aan de beheerder.

De zaterdag geldt voor de toepassing van deze bepaling niet als werkdag. Indien de burgemeester toestemming heeft gegeven om het lijk binnen 36 uur na het overlijden te begraven moet de kennisgeving aan de beheerder zo tijdig mogelijk worden gedaan.

Burgemeester en wethouders kunnen besluiten om voor het buiten de openingsuren reserveren van begravingen gebruik te maken van een telefonisch contact-centrum.

2. Het openen van een eigen graf ter begraving of voor het bezorgen van as en het daarna sluiten van een eigen graf, alsmede het bedienen van de hulpmid­delen mag uitsluitend geschieden door het personeel van de begraaf­plaats op aanwijzingen en onder toezicht van de beheerder.

De nabe­staanden kunnen deze werkzaamheden onder toezicht van de beheerder geheel of gedeeltelijk zelf verrichten indien zij hun wens daartoe uiterlijk om 12.00 uur van de voorafgaande werkdag mondeling of schriftelijk aan de beheerder hebben kenbaar gemaakt en de voortgang van de overige werkzaamheden op de begraafplaatsen zich hier niet tegen verzet. Zij dienen bij deze werkzaamheden de aanwijzingen van de beheerder op te volgen. De zaterdag geldt voor de toepassing van deze bepaling niet als werkdag. Er zal geen reductie van het begrafenisrecht worden gegeven als de familie deze werkzaamheden geheel of gedeeltelijk zelf verricht.

Artikel 8 Voorwerpen in kisten

In of op de kist of het lijkomhulsel mogen zich geen voorwerpen bevinden welke direct of op termijn gevaar of schade voor personen en/of het milieu kunnen veroorzaken.De beheerder heeft de bevoegdheid dit te controleren en verwijdering te verzoeken. Dit dient direct en stipt te worden opgevolgd op straffe van het niet begraven.  

Artikel 9 Begraven zonder kist

Bij het begraven zonder kist dient er een omhulsel te worden gebruikt dat voldoet aan de eisen van het Lijkomhulselbesluit 1998 en dat het gehele lijk omhult.  

Artikel 10 Gebouwen en geluidsinstallaties

1. Het gebruik van de ontvangstruimten, de aula alsmede van de geluidsin­stallaties moet uiterlijk om 12.00 uur van de werkdag voorafgaande aan de dag waarop van de ruimte of de aula gebruik zal worden gemaakt, worden aangevraagd bij de beheerder.

2. Het gebruik van geluidsinstallaties bij het graf gedurende een begraving of bijzetting, bij een verstrooiing of plechtigheid is toegestaan. Vanwege de begraafplaats zal geen geluidsinstallatie ter beschikking worden gesteld.

Artikel 11 Over te leggen stukken + eventuele verplichting verlenging grafrecht eigen graf.

1. Begraving mag slechts geschieden indien van tevoren het verlof tot begraven is overgelegd aan de beheerder.

2. Indien de begraving of de bezorging van as in een eigen graf zal plaats­vinden, dient een machtiging daartoe aan de beheerder te worden overge­legd ondertekend door de rechthebbende of, indien de rechthebbende zelf wordt begraven, door de echtgen(o)ot(e) of levenspartner dan wel een bloedverwant of aanverwant tot en met de derde graad,één van de erfgenamen of degene die in de uitvaart voorziet.

3. Begraving of bijzetting in een eigen graf waarvan de uitgiftetermijn binnen de wettelijke minimum grafrustter­mijn afloopt, kan alleen plaatsvin­den onder gelijktijdige verlenging van de uitgiftetermijn met een zodanige periode dat de alsdan resterende uitgiftetermijn ten minste gelijk is aan de wettelijke minimum grafrusttermijn. De verlenging dient te worden aange­vraagd door de rechthebbende of, indien deze is overle­den, door een van de andere personen, genoemd in het tweede lid.

4. De in het vorige lid bedoelde periode van verlenging wordt naar boven toe afgerond op gehele jaren.

5. De beheerder onderzoekt de genoegzaamheid van de overgelegde stukken.

Artikel 12 Tijden van begraven en asbezorging

1. Iedere werkdag tussen 10.00 en 15.00 uur kan op de begraafplaats worden begraven, bijgezet of worden verstrooid. Voor iedere begrafenis wordt, inclusief het eventuele gebruik van de aula, een uur gereserveerd, te beginnen op elk heel uur.

Indien men tussen 15.00 en 16.00 uur of op zaterdag tussen 09.00 en 13.00 uur wenst te begraven zal daartoe gelegenheid worden geboden. Hiervoor zal een extra tarief worden geheven.

2. Niet begraven, bijgezet of verstrooid zal worden op werkdagen en zaterdagen buiten de in artikel 1 genoemde tijden, op zondagen alsmede op Nieuwjaarsdag, Tweede Paasdag, Hemelvaartsdag, Tweede Pinksterdag, de beide Kerstdagen en Nationale feestdagen.

3. Burgemeester en wethouders kunnen van deze tijden en dagen afwijken.

Hoofdstuk IV Indeling en uitgifte der graven en urnennissen en verstrooien van as

Artikel 13 Indeling van de begraafplaats Holy

1. De begraafplaats bestaat uit gedeelten, bestemd voor familiegraven, algemene graven, kindergraven, graven voor urnen en asbussen en voor het bijzetten en bewaren van urnen en asbussen. Voorts is er een plaats voor het verstrooien van as.

2. Een afzonderlijk gedeelte, door burgemeester en wethouders aan te wijzen, is uitsluitend bestemd voor de begraving van stoffelijke resten van leden der Rooms-Katholieke Gemeenschap. Op dit gedeelte zijn de in deze verordening opgenomen rechten en verplichtingen van overeenkomstige toepassing.

3. De indeling van de begraafplaats en de ligging van de graven wordt geregeld door burgemeester en wethouders.

Artikel 14 De graven

1. Familiegraven hebben een lengte van 2,20 meter en een breedte van 1,10 meter. Algemene graven hebben een lengte van 2,20 meter en een breedte van 0.90 meter. De afmetingen van kindergraven worden naar omstandigheden vastgesteld.

Eigen urnengraven hebben een afmeting van 80 x 80 cm.

2. In een familiegraf worden afhankelijk van de termijn van uitgifte niet meer dan twee resp. drie stoffelijke resten boven elkaar begraven. In een algemeen graf worden niet meer dan vier stoffelijke resten begraven. In een eigen urnengraf worden maximaal 2 asbussen of urnen geplaatst.

3. Op de begraafplaats Holy mogen geen grafkelders ten behoeve van familiegraven worden aangebracht.

4. In algemene graven op de begraafplaats Holy wordt in 4 inlagen begraven.

Artikel 15 Urnenbewaarplaats

1. Bijzetting en bewaring van asbussen kan plaatsvinden: 1. in een algemene nis voor een periode van 10 jaren;

2. in een familienis/eigen nis voor een periode van 20 jaren;

3. in een eigen urnengraf voor een periode van 10 jaren 2. Het uitsluitend recht om, zolang aan de begraafplaats haar bestemming als zodanig niet is onttrokken en voorzover de daartoe bestemde ruimte op de begraafplaats zulks toelaat, asbussen in een familienis of een eigen urnengraf bij te zetten en te bewaren wordt op een daartoe bij hen schriftelijk in te dienen aanvraag, verleend door burgemeester en wethouders. De termijn begint te lopen op de datum waarop het eigen graf is uitgegeven.

3. Het recht wordt gesteld ten name van één natuurlijk persoon of één rechtspersoon.

4. In een algemene nis worden maximaal 4 asbussen bijgezet en bewaard. In een gesloten familienis mogen twee asbussen, in een enkele familienis 1 asbus in sierurn en in een dubbele familienis twee asbussen in sierurn worden bijgezet en bewaard.

5. De naamplaat op de afdekplaat van een algemene nis wordt van gemeentewege beschikbaar gesteld. Het graveren van het opschrift op genoemde naamplaat geschiedt eveneens van gemeentewege tegen betaling van het volgens verordening verschuldigde recht.

6. De in lid 1, onder b. en c. vermelde periodes kunnen door burgemeester en wethouders telkens met een periode van 10 jaren worden verlengd.

7. Het verlengen van bovengenoemde termijn moet plaats hebben uiterlijk binnen één jaar na het verstrijken van deze termijn.

8. Op verzoek van de rechthebbende of, voorzover het een natuurlijk persoon betreft, diens erfgenamen kan het recht, vermeld in lid 2, worden overgeschreven op een ander persoon. 1. Na overlijden van de rechthebbende kan het recht worden overgeschreven op een ander persoon mits de aanvraag hiertoe wordt gedaan binnen één jaar na het overlijden van de rechthebbende.

2. Indien na het overlijden van de rechthebbende de aanvraag tot overschrijving niet wordt gedaan binnen de termijn van één jaar, is het college bevoegd het recht op het eigen graf te doen vervallen.

3. Na het verstrijken van de termijn van één jaar kan het college het eigen graf alsnog op naam stellen van een nieuwe rechthebbende, tenzij dit recht betrekking heeft op een eigen graf dat inmiddels is geruimd.

4. Het recht vervalt, indien het een rechtspersoon betreft, bij het ophouden van de rechtspersoonlijkheid. 9. Van overschrijving kan slechts blijken uit een schriftelijk door burgemeester en wethouders afgegeven bewijs.

Artikel 16 Familiegraven

1. Het uitsluitend recht om, zolang aan de begraafplaats haar bestemming als zodanig niet is onttrokken en voorzover de daartoe bestemde ruimte op de begraafplaats zulks toelaat, stoffelijke resten in een familiegraf te doen begraven wordt op een daartoe bij hen schriftelijk in te dienen aanvraag, uitsluitend verleend door burgemeester en wethouders. De termijn begint te lopen op de datum waarop het eigen graf is uitgegeven.

In of op een familiegraf kunnen asbussen worden bijgezet. Op een familiegraf mogen maximaal 2 asbussen worden bijgezet. In een familiegraf mogen maximaal 4 asbussen worden bijgezet. Indien er in en op een familiegraf asbussen worden bijgezet zal dit het aantal van 4 asbussen niet te boven mogen gaan.

2. Het recht, bedoeld in lid 1, wordt verleend voor een periode van 30 jaren voor een graf met 3 inlagen of voor een periode van 20 jaren voor een graf van 2 inlagen.

3. Het voor een periode van 30 respectievelijk 20 jaren uitgegeven graf kan door burgemeester en wethouders op verzoek van de rechthebbende telkens voor een periode van 10 jaren worden verlengd.

4. Het verlengen van het in lid 3 genoemde recht moet plaats hebben uiterlijk binnen één jaar na het verstrijken van de termijn, waarvoor het recht is verleend.

5. Het recht wordt gesteld ten name van één natuurlijk persoon of één rechtspersoon.

6. Op verzoek van de rechthebbende of, voorzover het een natuurlijk persoon betreft, diens erfgenamen kan het recht worden overgeschreven op een ander persoon.

7. Na overlijden van de rechthebbende kan het recht worden overgeschreven op een ander persoon mits de aanvraag hiertoe wordt gedaan binnen één jaar na het overlijden van de rechthebbende. 1. Indien na het overlijden van de rechthebbende de aanvraag tot overschrijving niet wordt gedaan binnen de termijn van één jaar, is het college bevoegd het recht op het eigen graf te doen vervallen.

2. Na het verstrijken van de termijn van één jaar kan het college het eigen graf alsnog op naam stellen van een nieuwe rechthebbende, tenzij dit recht betrekking heeft op een eigen graf dat inmiddels is geruimd.

3. Het recht vervalt, indien het een rechtspersoon betreft, bij het ophouden van de rechtspersoonlijkheid. 8. Van overschrijving kan slechts blijken uit een schriftelijk door burgemeester en wethouders afgegeven bewijs.

Artikel 17 Volgorde van uitgifte + uitkiezen van graven

1. De eigen graven worden voor directe begraving en in volgorde van ligging uitgegeven.

2. Burgemeester en wethouders kunnen een eigen graf toewijzen anders dan voor directe begraving en buiten de volgorde van uitgifte, indien dit wegens de situatie op de begraafplaats niet bezwaarlijk is.

3. Indien aan lid 2 van dit artikel toepassing wordt gegeven zal aan een natuurlijk of rechtspersoon niet meer dan één graf worden toegewezen. Burgemeester en wethouders kunnen besluiten hier in bijzondere gevallen van af te wijken.

4. Algemene graven worden in volgorde van ligging in gebruik genomen. Het vooraf reserveren van een algemeen graf is niet mogelijk.

Artikel 18 Afstand doen van graven

Zonder aanspraak te kunnen maken op enige vergoeding kan de rechthebbende schriftelijk afstand doen ten behoeve van de gemeente van het recht op het eigen graf. Van de ontvangst van zodanige verklaring doen burgemeester en wethouders schriftelijk mededeling aan de rechthebbende.  

Artikel 19 Sluiting van graven

1. Op aanvraag van de rechthebbende kunnen burgemeester en wethouders een eigen graf gesloten verklaren. Gedurende de tijd dat een eigen graf gesloten is, mag daarop geen andere grafbedekking worden geplaatst en mag daarin geen andere begraving plaatshebben, of asbus worden bijgezet, dan die van de stoffelijke overschotten van de personen die de rechthebbende in zijn aanvraag met name heeft genoemd.

2. Burgemeester en wethouders bepalen in overleg met de rechthebbende de periode waarvoor de in het eerste lid bedoelde sluiting zal geschie­den. Zij stellen de bijzondere voorwaarden vast, waaraan moet zijn voldaan alvorens het graf gesloten wordt verklaard.

Hoofdstuk V Grafbedekkingen

Artikel 20 Grafstenen

Familiegraven

a. Op familiegraven mogen staande of liggende stenen

grafstenen worden geplaatst. b. Staande grafstenen dienen te passen binnen een denkbeeldige kubus met de afmetingen 60 x 60 x 110 cm (diepte x breedte x hoogte). Bij voorbaat wordt elke aansprakelijkheid voor de keuze van het materiaal voor het grafmonument uitgesloten en de kosten van plaatsing en eventueel nog te maken kosten in verband met verwijdering van het monument komen geheel voor rekening van de rechthebbende.

c. De staande grafstenen mogen slechts aan de achterzijde van het graf worden opgericht, loodrecht staande, met de voorzijde op één lijn met de voorafgaande stenen en moeten zijn geplaatst op een betonfundering uit één stuk, geconstrueerd in overeenstemming met zijn dragende functie. Genoemde fundering dient 10 cm onder het maaiveld te worden aangebracht.

d. Voor de staande stenen dient een strook van 30 cm te worden vrijgehouden, waarin planten met een maximum groeihoogte van 40 cm en snijbloemen in steekvazen kunnen worden aangebracht.

e. Liggende grafstenen mogen maximaal 60 cm breed, 40 cm lang en moeten minimaal 5 cm dik zijn. De eerste steen dient op 30 cm vanaf de voorste lijn der staande stenen te worden aangebracht.

f. Per graf van 3 inlagen mogen maximaal 3 liggende grafstenen of één staande grafsteen en twee liggende grafstenen worden geplaatst. Per graf van 2 inlagen mogen maximaal 2 liggende grafstenen of één staande en één liggende grafsteen worden geplaatst.

g. Burgemeester en wethouders kunnen van het bepaalde in dit lid ontheffing verlenen, indien een rechthebbende het recht heeft op twee graven naast elkaar en op deze twee graven één grafsteen wil plaatsen.

Algemene graven

a. Op een algemeen graf mogen maximaal 4 liggende grafstenen worden geplaatst. Deze grafstenen mogen maximaal 40 cm lang, 40 cm breed en 5 cm dik zijn. b. De steen, behorende bij het eerst gedolven graf, moet aan de achterzijde van het graf worden geplaatst. c. Op deze graven mogen uitsluitend snijbloemen in steekvazen of bloemstukken of boeketten worden geplaatst.

Kindergraven

a. Op kindergraven mogen staande of liggende stenen grafstenen worden geplaatst. b. Staande grafstenen dienen te passen binnen een denkbeeldige kubus met de afmetingen 60 x 40 x 30 cm (hoogte x breedte x diepte). c. De staande grafstenen mogen slechts aan de achterzijde van het graf worden opgericht, loodrecht staande, met de voorzijde op één lijn met de voorafgaande stenen en moeten zijn geplaatst op een betonfundering uit één stuk, geconstrueerd in overeenstemming met zijn dragende functie. Genoemde fundering dient 10 cm onder het maaiveld te worden aangebracht. d. Liggende grafstenen mogen maximaal 40 cm breed, 30 cm lang en 5 cm dik zijn. De eerste steen dient op 20 cm vanaf de voorste lijn der staande stenen te worden aangebracht. e. Burgemeester en wethouders kunnen van het bepaalde in dit lid ontheffing verlenen, indien een rechthebbende het recht heeft op twee graven naast elkaar en op deze twee graven één grafsteen wil plaatsen.

Eigen urnengraven

a. Op eigen urnengraven mogen staande of liggende stenen grafstenen worden geplaatst. b. Staande grafstenen dienen te passen binnen een denkbeeldige kubus met de afmetingen 50 x 50 x 50 cm (diepte x breedte x hoogte).

Ontheffing

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in dit artikel in lid 2 onder b, in lid 4 onder b en lid 5 onder b indien het karakter van het desbetreffende gravenveld niet wordt verstoord.

Artikel 21 Verwijdering grafbedekking

1. De grafbedekking kan na het verstrijken van de graftermijn door burge­meester en wethouders worden verwijderd.

2. Het voornemen tot verwijdering van de grafbedekking wordt gedurende ten minste een half jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop de grafbe­dek­king zal worden verwijderd op een op het te ruimen graf te plaat­sen bordje door burgemeester en wethouders bekend gemaakt, tenzij het adres van de recht­hebbende bij burgemeester en wethouders bekend is. In dat geval maken zij aan hem uiterlijk een half jaar voor het genoemd tijdstip per brief hun voorne­men bekend.

3. Op grond van een daartoe door de rechthebbende bij burgemeester en wethouders ingediende aanvraag, blijft de grafbedekking na verwijde­ring nog gedurende twaalf weken ter beschikking van de rechthebbende. De aanvraag kan worden ingediend gedurende de in het tweede lid genoemde termijn.

4. De grafbedekking vervalt aan de gemeente indien: 1. geen verzoek op grond van het derde lid is ingediend en de termijn waarbinnen dit verzoek had kunnen worden ingediend is verstreken;

2. de grafbedekking niet binnen drie maanden nadat deze van het graf is verwijderd, is afgehaald. 5. Niet blijvende beplanting op een graf die in een verwaarloosde staat verkeert kan door de beheerder worden verwijderd zonder dat aanspraak kan worden gemaakt op schadevergoeding. Losse bloemen, planten, kransen en dergelijke kunnen, wanneer zij verwelkt zijn, door de beheerder worden verwijderd. Linten, siervazen en dergelijke voorwerpen worden gedurende twaalf weken ter beschikking gehouden van de rechthebbende indien deze daartoe tevoren een aanvraag heeft ingediend bij de beheerder.

Artikel 22 Onderhoud door de rechthebbende

1. De rechthebbende is verplicht de grafbedekking behoorlijk te onder­hou­den of te herstellen.

2. Indien hij nalaat de grafbedekking behoorlijk te onderhouden of te herstellen, kunnen burgemeester en wethouders de hiervoor in aanmer­king komende voorwerpen of zo nodig de gehele grafbedekking doen verwijderen. Het verwijderde blijft gedurende twaalf weken ter be­schikking van de rechthebbende en vervalt daarna aan de gemeente, zonder dat deze tot enige vergoeding verplicht is.

3. De verwijdering vindt niet plaats dan nadat de rechthebbende behoor­lijk per brief is opgeroepen om te worden ingelicht over de toestand van de grafbedekking. De oproeping geschiedt door mededeling op het mededelin­gen­bord op de begraafplaats als het adres van de rechtheb­ben­de niet bekend is. Bij het graf wordt een verwijzing naar de medede­ling aange­bracht.

4. Het college kan de rechthebbende per aanschrijving verplichten een beschadiging aan de grafbedekking te herstellen indien de beschadiging zodanig is dat deze naar het oordeel van het college het uiterlijk aanzien van de begraafplaats schaadt of indien de beschadiging van de grafbedekking gevaar oplevert voor derden.

Artikel 23 Schoonhouden van de graven

Het schoonhouden, waaronder niet wordt verstaan herstelling en vernieuwing van de op grafruimten geplaatste monumenten kan behalve door de rechthebbende zelf, ook vanwege de gemeente geschieden; dit laatste evenwel tegen betaling van het volgens de ‘Verordening begrafenisrechten’ verschuldigd recht.

Artikel 24 Ruiming, bezorging van overblijfselen en as

1. Het voornemen van burgemeester en wethouders om een eigen graf of een algemeen graf te ruimen wordt voorafgaan­de aan het tijdstip waarop het graf geruimd zal worden op een bij het te ruimen graf te plaatsen bordje ter kennis van de belanghebbenden gebracht, tenzij het adres van de rechtheb­bende op een eigen graf aan hen bekend is. In dat geval delen zij mee wanneer de termijn van uitgifte gaat verstrijken. Als de rechthebbende geen verzoek indient om de termijn te verlengen maken zij uiterlijk een half jaar voor het genoemde tijdstip per brief het voornemen tot ruiming bekend.

2. De bij de ruiming van het graf nog aanwezige overblijfs­elen van lijken worden begraven en de as wordt verstrooid op een van de daartoe bestem­de gedeelten van de begraafplaats.

3. Nabestaanden van een overledene die begraven is in een algemeen graf kunnen gedurende de in het eerste lid bedoelde termijn bij de beheer­der een aanvraag indienen om bij ruiming de overblijfselen, indien mogelijk, bijeen te doen brengen voor herbegraving elders.

4. Indien deze herbegraving op een begraafplaats in Vlaardingen plaatsvindt, zal dit niet in een algemeen graf plaatsvinden maar alleen in een familiegraf.

5. Nabestaanden van een overledene waarvan een asbus al of niet met een urn is bijgezet in een eigen graf kunnen bij de beheerder een aanvraag indienen om deze ter beschikking te houden voor herbegraving of ver­strooi­ing elders.

6. Het op verzoek van de rechthebbende geheel of gedeeltelijk ontruimen van een familiegraf heeft niet plaats, indien zulks ten doel heeft opnieuw in dat graf te begraven.

Hoofdstuk VI Het plaatsen van kunstwerken

Artikel 25 Kunstwerken

Op de begraafplaats worden geen kunstwerken geplaatst, tenzij met toestemming van het college van burgemeester en wethouders.

 

Hoofdstuk VI Inrichting register

Artikel 26 Voorschriften

1. Burgemeester en wethouders kunnen voorschriften vaststellen voor het regis­ter van de begraven lijken en de bezorgde as.

2. Het register wordt bijgehouden door de beheerder.

Hoofdstuk IX Begraafplaats Emaus

Artikel 27 Begraafplaats Emaus

27 A. Met uitzondering van artikel 1, lid e, f, g h, artikel 13 t/m 15, artikel 17 en artikel 20 zijn de bepalingen, welke betrekking hebben op de begraafplaats Holy van overeenkomstige toepassing op de begraafplaats Emaus.

27B. Het plaatsen en aanwezig hebben van beplanting, gedenkstenen, zerken, omrasteringen en dergelijke op familiegraven is binnen de grenzen van de uitgegeven grafoppervlakte geoorloofd, zolang andere belangen naar het oordeel van burgemeester en wethouders niet vorderen dat deze vandaar worden verwijderd.

Gedenktekens of zerken, welke naar het oordeel van de beheerder van de begraafplaats onvoldoende gefundeerd of afgewerkt zijn, worden geweerd. 27C. Grafrechten welke na 1 november 1972 zijn vervallen en niet zijn verlengd, kunnen op verzoek van de voormalige rechthebbende of diens erfgenamen met terugwerkende kracht worden verlengd onder betaling van het betreffende tarief vanaf de datum dat ze zijn vervallen. Dit verzoek dient plaats te hebben binnen 1 jaar na het in werking treden van deze bepaling.

27D. Indien van de mogelijkheid als bedoeld in artikel 27C geen gebruik wordt gemaakt kunnen burgemeester en wethouders, met voorbijgaan van het bepaalde in artikel 24, lid 1, overgaan tot het ruimen en opnieuw uitgeven van het betreffende graf.

27E. De indeling van de graven, de ligging van de graven, het maximale aantal inlagen per graf, de uitgifte en de termijn van uitgifte worden bepaald door burgemeester en wethouders.

Hoofdstuk X Slotbepalingen

Artikel 28 Intrekken oude regeling

De ‘Verordening op de algemene begraafplaatsen’ laatstelijk vastgesteld op 7 december 1984, wordt ingetrokken.

 

Artikel 29 Overgangsbepaling

1. Besluiten van het college die genomen zijn krachtens de ‘Verordening op de algemene begraafplaatsen’ gelden als besluiten genomen krachtens deze verordening.

2. Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om vergunning op grond van de ‘Verordening op de algemene begraafplaatsen’ is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening niet op de aanvraag is beslist, wordt daarop deze verordening toegepast.

Artikel 30 Bestuurlijke boete

  • 1. Overtreding door een natuurlijke persoon of rechtspersoon van de volgende leden kan worden bestraft met een bestuurlijke boete: artikel 3, derde lid en artikel 4, eerste, tweede, derde, vijfde en zevende lid.

  • 2. De hoogte van de bestuurlijke boete bij overtreding wordt bepaald door de Verordening bestuurlijke boete overlast in de openbare ruimte Vlaardingen.

Artikel 30a Toezichthouders

  • 1. Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde zijn belast de medewerkers van het team Toezicht en Handhaving.

  • 2. Het college kan daarnaast andere personen belasten met dit toezicht.

Artikel 31 Inwerkingtreding

1. Deze ‘Begraafplaatsenverordening Vlaardingen 2004’ treedt in werking op de eerste dag na het verstrijken van een termijn van zes weken na de datum waarop deze is gepubliceerd in het Gemeenteblad.

2. De artikelen 27 C tot en met 27E treden in werking op een door het college van burgemeester en wethouders te bepalen datum.

Artikel 32 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als ‘Begraafplaatsenverordening Vlaardingen 2004’.

 

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 26 mei 2004.
 
De voorzitter,                                        De griffier,