Regeling vervallen per 27-03-2019

Verordening inhoudende het reglement van orde voor de werkwijze van de gemeenteraad en de raadscommissies 2007

Geldend van 01-08-2007 t/m 26-03-2019

Intitulé

Verordening inhoudende het reglement van orde voor de werkwijze van de gemeenteraad en de raadscommissies 2007

zoals vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van 7 juni 2007, R.nr 38.2

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In dit reglement wordt verstaan onder: 1. aanhangig: aan de orde zijnd, in behandeling zijnd;

2. agendacommissie: de raadsvoorzitter en de door de raad benoemde commissievoorzitters

3. amendement: een voorstel van één of meer raadsleden tot wijziging van een ontwerp-besluit, naar de vorm geschikt om daarin direct te worden opgenomen;

4. college: het college van burgemeester en wethouders;

5. commissiegriffier: de medewerker van de raadsgriffie die een raadscommissie ondersteunt;

6. commissievoorzitter: een raadslid, door de raad benoemd in de agendacommissie en door die agendacommissie aangewezen als voorzitter van een onderwerp van een raadscommissie;

7. commissiewoordvoerder: het raadslid of het steunlid dat in een commissievergadering namens zijn fractie het woord voert over een agendapunt;

8. initiatiefvoorstel: een voorstel van één of meer raadsleden tot vaststelling van een besluit;

9. motie: een korte en gemotiveerde verklaring over een onderwerp waarin een oordeel, een wens of een verzoek wordt uitgesproken door de raad;

10. plaatsvervangend raadsvoorzitter: door de raad benoemde plaatsvervanger van de raadsvoorzitter;

11. presidium: het dagelijks bestuur van de raad bestaande uit de raadsvoorzitter en twee door de raad benoemde raadsleden, verantwoordelijk voor de werkgeversrol ten aanzien van de griffie en de huishoudelijke zaken van de raad;

12. raadsavond: de donderdagavond waarbij in een driewekelijkse cyclus onderscheid gemaakt wordt tussen:

1. vergadering van de raadscommissies

2. oriënterende vergaderingen

3. raadsvergaderingen

13. raadsvoorzitter: de voorzitter van de raad;

14. steunlid: een vertegenwoordiger van een fractie in de raadscommissies, niet zijnde een raadslid, die als zodanig door de raad is benoemd;

15. sub-amendement: een voorstel van één of meer raadsleden tot wijziging van een aanhangig amendement, naar de vorm geschikt om direct te worden opgenomen in het amendement waarop het betrekking heeft;

16. voorstel van orde: een voorstel van één of meer leden, de raadsvoorzitter of commissievoorzitter, gedaan tijdens een vergadering, betreffende de orde van diezelfde vergadering;

17. voorzitter van de vergadering: de raadsvoorzitter of een commissievoorzitter;

18. website: de website van de Gemeente Vlaardingen: www.vlaardingen.nl.

Artikel 2 De voorzitters

1. De raadsvoorzitter en de commissievoorzitters zijn belast met: 1. de leiding van de raadsvergaderingen c.q. de commissievergaderingen;

2. de handhaving van de orde;

3. de naleving van dit reglement;

4. al hetgeen de Gemeentewet of dit reglement hen verder opdraagt. 2. De raad benoemt bij aanvang van de zittingsperiode een plaatsvervangend raadsvoorzitter. De zittingsperiode van de plaatsvervangend raadsvoorzitter eindigt aan het eind van de zittingsperiode van de raad.

3. De plaatsvervangend raadsvoorzitter vervangt de raadsvoorzitter tijdens de raadsvergadering bij onderwerpen of vragen die betrekking hebben op zijn/haar portefeuille als lid van het college van burgemeester en wethouder of als burgemeester.

Artikel 3 De raadscommissies

1. De raad heeft raadscommissies. De raadscommissies bereiden de besluitvorming van de raad voor en overleggen, indien dat noodzakelijk wordt geacht, met het college of de burgemeester.

2. De raadscommissies vergaderen in beginsel om de drie weken en vinden gelijktijdig plaats.

3. Voor het voorzitterschap van de commissies benoemt de raad vier commissievoorzitters. De zittingsperiode van een commissievoorzitter eindigt aan het einde van de zittingsperiode van de raad.

4. De raad kan een commissievoorzitter van zijn/haar taak ontheffen.

5. Een commissievoorzitter kan te allen tijde ontslag nemen. Hij/zij doet daarvan schriftelijk mededeling aan de raad. Het ontslag gaat een maand na de schriftelijke mededeling in of zoveel eerder als zijn/haar opvolger is benoemd.

Artikel 3a Commissiewoordvoerders

1. In een commissievergadering heeft een fractie één woordvoerder per onderwerp. De agendacommissie kan hier gemotiveerd van afwijken.

2. De raadscommissies kennen geen vaste, benoemde leden. Alle raadsleden en steunleden kunnen in de commissies het woord voeren, met inachtneming van het gestelde in het eerste lid. De aanwijzing van woordvoerders is een verantwoordelijkheid van de fracties.

3. De fungerende commissievoorzitter is geen woordvoerder over een onderwerp dat tijdens zijn voorzitterschap aan de orde is.

Artikel 4 De raadsgriffier en de commissiegriffiers

1. De raadsgriffier is in de vergaderingen van de raad aanwezig. Bij verhindering of afwezigheid wordt hij vervangen door de waarnemend raadsgriffier.

2. Indien hij daartoe door de raadsvoorzitter of door de agendacommissie wordt uitgenodigd, neemt de raadsgriffier in een raadsvergadering respectievelijk in een commissievergadering deel aan de beraadslagingen, zoals bedoeld in dit reglement.

3. De commissiegriffiers zijn in de vergaderingen van de raadscommissies aanwezig.

Artikel 4a Ambtelijke ondersteuning

1. De raad kan het college verzoeken de gemeentesecretaris of een nader te bepalen ambtenaar met specifieke kennis over het onderwerp in de raadsvergadering aanwezig te laten zijn om deel te nemen aan de beraadslagingen, als bedoeld in dit reglement.

2. De agendacommissie kan het college verzoeken de gemeentesecretaris of een nader te bepalen ambtenaar met specifieke kennis over het onderwerp in een commissievergadering aanwezig te laten zijn om deel te nemen aan de beraadslagingen, als bedoeld in dit reglement.

Artikel 5 De agendacommissie

1. De raad heeft een agendacommissie. De agendacommissie bestaat uit de raadsvoorzitter en de door de raad benoemde commissievoorzitters. De raadsvoorzitter is voorzitter van de agendacommissie. De agendacommissie benoemt uit haar midden een waarnemend voorzitter.

2. De agendacommissie bepaalt op basis van de aanmelding van de onderwerpen of de stukken voldoen aan de informatiebehoefte van de raad, wat het traject van behandeling van een onderwerp zal zijn, welke status het onderliggende stuk in een behandelingstraject heeft, in welke commissie- en/of raadsvergadering het op de agenda komt en wat de in te plannen behandelingsduur zal zijn.

3. De agendacommissie stelt de agenda’s vast voor de commissievergaderingen en stelt de voorlopige agenda vast voor de raadsvergadering. De agendacommissie bepaalt per onderwerp wie als commissievoorzitter fungeert.

4. Met de agendastukken verstuurt de agendacommissie tevens een vastgestelde geactualiseerde termijnagenda en rappellijst

5. De agendacommissie bepaalt de inhoud en invulling van de bijeenkomst(en) op de oriënterende raadsavond.

6. De agendacommissie kan, indien noodzakelijk, een extra raads-, commissie- of oriënterende vergadering uitschrijven. Tijdstip, duur en inhoud zijn door de agendacommissie te bepalen en kunnen afwijken van de reguliere vergaderingen.

7. De agendacommissie vergadert op de donderdag voorafgaand aan de commissievergaderingen en, indien noodzakelijk op de donderdag voorafgaand aan de raadsvergadering. De raadsgriffier, of zijn vervanger, is in de vergaderingen van de agendacommissie aanwezig.

Hoofdstuk 2 Toelating nieuwe leden - fracties en steunleden

Artikel 6 Onderzoek geloofsbrieven; beëdiging

1. Voor de benoeming van leden van de raad stelt de raad een commissie in, bestaande uit drie raadsleden. De commissie onderzoekt de geloofsbrieven en de daarop betrekking hebbende stukken van het te benoemen lid.

2. De commissie brengt na haar onderzoek van de geloofsbrieven schriftelijk verslag uit aan de raad en doet daarbij een voorstel voor een te nemen besluit.

3. Na de raadsverkiezingen roept de raadsvoorzitter de toegelaten leden van de raad op om in de eerste vergadering van de raad in de nieuwe samenstelling, bedoeld in artikel 18 van de Gemeentewet, de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

4. In geval van een tussentijdse vacaturevervulling roept de raadsvoorzitter een te benoemen lid van de raad op voor de raadsvergadering, waarin over diens toelating wordt beslist, om de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

Artikel 7 Fracties

1. De leden van de raad, die door het centraal stembureau op dezelfde kandidatenlijst verkozen zijn verklaard, worden bij de aanvang van de zitting als één fractie beschouwd. Is onder een lijstnummer één lid gekozen, dan wordt dit lid als een afzonderlijke fractie beschouwd.

2. Indien boven de kandidatenlijst een aanduiding was geplaatst, voert de fractie in de raad deze aanduiding als naam. Indien geen aanduiding boven de kandidatenlijst was geplaatst, deelt de fractie in de eerste vergadering van de raad aan de voorzitter mee welke naam deze fractie in de raad wil voeren.

3. De namen van degenen die als voorzitter van de fractie en als diens plaatsvervanger optreden worden zo spoedig mogelijk doorgegeven aan de raadsvoorzitter, doch uiterlijk in de eerste raadsvergadering na benoeming.

4. Aan de raadsvoorzitter wordt zo spoedig mogelijk mededeling gedaan als:

1. één of meer leden van een fractie als zelfstandige fractie gaan optreden;

2. twee of meer fracties als één fractie gaan optreden;

3. één of meer leden van een fractie zich aansluiten bij een andere fractie.

5. Met de in het vierde lid beschreven veranderde situatie(s) wordt rekening gehouden met ingang van de eerstvolgende raadsavond, na de mededeling daarvan, mits de verandering minimaal 8 uur voor aanvang van de vergadering is doorgegeven.

Artikel 8 Steunleden voor kleine fracties

1. Een fractie, als bedoeld in artikel 7, die uit twee leden bestaat, heeft recht op de inzet van één steunlid. Een fractie, als bedoeld in artikel 7, die uit één lid bestaat, heeft recht op de inzet van twee steunleden.

2. Een steunlid wordt, op voordracht van zijn fractie, door de raad benoemd. De voorgedragen persoon dient voor te komen op de kandidatenlijst voor de laatstgehouden gemeenteraadsverkiezing en dient te voldoen aan de in artikel 10,12, 13 en 15 van de Gemeentewet gestelde eisen voor het bekleden van het raadslidmaatschap.

3. Een krachtens dit artikel benoemd steunlid heeft in de commissies dezelfde rechten als een raadslid.

4. Alvorens een krachtens dit artikel benoemd steunlid in functie treedt, ondertekent hij een verklaring, inhoudende dat hij zich tot geheimhouding verplicht voor zover deze verplichting ook voor de raadsleden geldt en dat hij ten aanzien van de hem ter beschikking gestelde stukken dezelfde zorgvuldigheid betracht als van de raadsleden wordt verwacht.

Hoofdstuk 3 Vergadering van de raad en de raadscommissies

Paragraaf 1 Voorbereiding van de vergaderingen

Artikel 9 Vergaderingen

1. De vergaderingen van de gemeenteraad, de raadscommissies en de oriënterende vergaderingen worden in de regel alternerend eens in de drie weken gehouden op donderdag. De vergaderingen vinden in de regel plaats in het stadhuis, op de door de agendacommissie, in een vergaderoverzicht, vastgestelde data en tijdstip.

2. De agendacommissie kan in bijzondere gevallen een andere dag en/of een ander aanvangsuur bepalen, of een andere vergaderplaats/locatie aanwijzen.

3. Een lid van de raad of een lid van het college kan een met redenen omkleed, schriftelijk verzoek indienen bij de agendacommissie voor een extra commissievergadering of een extra oriëntatiebijeenkomst. De agendacommissie treedt daarover in overleg met de verzoeker.

4. Als de agendacommissie het in het derde lid bedoelde verzoek niet honoreert, fungeert de gemeenteraad voor de verzoeker zonodig als beroepsinstantie.

5. Over de in het vierde lid bedoelde functie kunnen zonodig nadere regels gesteld worden.

Artikel 10 Schriftelijke oproep en agenda’s

1. Namens de agendacommissie zendt de raadsgriffier ten minste vier werkdagen vóór een raads-, commissie- of oriënterende vergadering aan de raadsleden, respectievelijk de steunleden, een schriftelijke oproep onder vermelding van dag, aanvangsuur en plaats van de te houden vergaderingen.

2. De agenda’s als bedoeld in artikel 5, derde lid en de daarbij behorende stukken, met uitzondering van de in artikel 25, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet bedoelde stukken, worden tegelijk met de schriftelijke oproep aan de leden van de raad, respectievelijk de steunleden, verzonden.

3. Indien een aanvullende (voorlopige) agenda wordt opgesteld, wordt deze agenda en de daarop vermelde voorstellen zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk 48 uur voor aanvang van de vergadering aan de leden van de raad en steunledengezonden.

4. Bij aanvang van de raadsvergadering stelt de raad de agenda vast. Op voorstel van een lid of de raadsvoorzitter kan de raad bij de vaststelling van de agenda onderwerpen aan de agenda toevoegen, van de agenda afvoeren of de volgorde wijzigen van de te behandelen onderwerpen.

5. Wanneer de raad een onderwerp onvoldoende voorbereid acht voor een debat of voor besluitvorming, kan hij het onderwerp verwijzen naar een raadscommissie, of aan het college nadere inlichtingen of advies vragen.

Artikel 11 De leden van het college

De agendacommissie nodigt de leden van het college uit om op de raadsavond aanwezig te zijn en aan de beraadslagingen deel te nemen.

 

Artikel 12 Ter inzage leggen van stukken

1. Een stuk, dat ter toelichting dient van een onderwerp op de agenda, wordt gelijktijdig met de verzending van de schriftelijke oproep voor een ieder op het gemeentehuis ter inzage gelegd. De agenda en bijbehorende stukken worden tevens op de gemeentelijke website geplaatst.

2. Een origineel van een ter inzage gelegd stuk wordt niet buiten het gemeentehuis gebracht.

3. Indien omtrent een stuk, op grond van artikel 25 of artikel 86 van de Gemeentewet geheimhouding is opgelegd, blijft dit stuk in afwijking van het eerste lid, onder berusting van de raadsgriffier en verleent de raadsgriffier de leden van de raad inzage.

Artikel 13 Openbare kennisgeving

1. De raadsavond wordt door aankondiging op de Gemeentepagina in een plaatselijk ‘huis-aan-huis blad’ en door plaatsing op de website ter openbare kennis gebracht.

2. In de openbare kennisgeving staan tenminste vermeld:

1. de datum, aanvangstijd en plaats van de vergadering(en);

2. de wijze waarop en de plaats waar een ieder de agenda’s voor de commissievergaderingen en raadsvergadering en de oriënterende vergaderingen, inclusief de daarbij behorende stukken kan inzien;

3. de mogelijkheid tot het uitoefenen van het spreekrecht als bedoeld in artikel 23.

Paragraaf 2 Voorwaarden voor de vergaderingen

Artikel 14 Raadscommissies hebben oordeelsvormend karakter

1. De agenda’s voor de commissievergaderingen worden vastgesteld door de agendacommissie. Daarbij wordt een zodanige verdeling van agendapunten over de raadscommissies nagestreefd dat de parallel te houden vergaderingen naar verwachting van gelijke duur zullen zijn.

2. De vergaderingen van de raadscommissies hebben een oordeelsvormend karakter. Dit houdt in dat alle relevante informatie beschikbaar dient te zijn voor de raads- en steunleden om tot oordeelsvorming te kunnen komen. Indien gewenst kan er tevens een opiniërende discussie plaatsvinden. De agendacommissie zal daar dan tijd voor inruimen.

3. Wanneer de commissievoorzitter, na het horen van de commissiewoordvoerders, vaststelt dat een onderwerp of voorstel voldoende is toegelicht, sluit hij de beraadslaging. Bij een voorstel aan de raad van het college of bij een initiatiefvoorstel concludeert de commissievoorzitter, na het horen van de commissiewoordvoerders,aan het eind van de bespreking dat: 1. het voorstel geschikt is voor besluitvorming; of

2. het voorstel geschikt is voor een debat in de raad, of

3. het voorstel op de agenda voor de volgende commissievergadering geplaatst wordt in verband met de behoefte aan nadere informatie; of

4. een andere vorm van informatie-inwinning gewenst is. 4. Het gevoelen van alle woordvoerders van de raadscommissie, als bedoeld in het vierde lid, wordt expliciet ter kennis gebracht van de agendacommissie. De agendacommissie neemt een besluit over het verdere besluitvormingstraject van het voorstel.

Artikel 15 Verslag van de commissievergaderingen

1. Van een commissievergadering wordt per agendapunt een samenvattend concept-verslag gemaakt. De concept-verslagen worden opgesteld onder de zorg van de commissiegriffier.

2. De concept-verslagen worden verspreid onder de raadsleden, de steunleden en de collegeleden. Degenen die bij de behandeling van een onderwerp het woord hebben gevoerd, kunnen - binnen twee werkdagen na verspreiding van het concept-verslag - een voorstel doen voor een aanpassing van de tekst. De commissiegriffier zal dan na het beluisteren van de geluidsopname, eventueel in overleg met de commissievoorzitter, het verslag aanpassen. Daarna wordt het verslag, met inachtneming van de voorgestelde wijziging(en), geacht te zijn vastgesteld en wordt het geplaatst op de website.

Artikel 15a Presentielijst

1. Bij binnenkomst in de raadsvergadering tekenen de leden van de raad de presentielijst.

2. Aan het eind van de raadsvergadering wordt die lijst door de voorzitter en de raadsgriffier door ondertekening vastgesteld.

3. Een lid van de raad dat vóór de vaststelling van de presentielijst de raadsvergadering verlaat, geeft daarvan kennis aan de raadsvoorzitter.

Artikel 16 Zitplaatsen in de raad

1. De voorzitter, de leden van de raad, de wethouders en de raadsgriffier hebben een vaste zitplaats, aangewezen door de voorzitter, na overleg met de fractievoorzitters bij aanvang van iedere zittingsperiode van de raad.

2. Het presidium herziet jaarlijks de indeling van de raadszaal

3. De raadsgriffier draagt zorg voor een zitplaats voor de wethouders, de gemeentesecretaris en andere personen, die zijn uitgenodigd aan de vergadering deel te nemen.

Artikel 17 Quorum

1. De raadsvoorzitter opent de raadsvergadering op het vastgestelde uur, indien het daarvoor door de wet vereiste aantal leden van de raad (quorum) volgens de presentielijst aanwezig is.

2. Wanneer een half uur na het vastgestelde tijdstip het vereiste aantal leden niet aanwezig is, bepaalt de voorzitter, na voorlezing van de namen van de afwezige leden, dag en uur van de volgende raadsvergadering, met inachtneming van artikel 20 van de Gemeentewet.

3. Op de commissievergaderingen en de oriënterende bijeenkomsten is het quorum niet van toepassing.

Artikel 18 Primus bij hoofdelijke stemming in de raad

Alvorens de aangekondigde onderwerpen aan de orde te stellen, deelt de voorzitter mee bij welk lid van de raad de hoofdelijke stemming zal beginnen. Daartoe wordt bij loting een volgnummer van de presentielijst aangewezen; bij het daar genoemde lid begint de hoofdelijke stemming en vervolgens naar de volgorde van de presentielijst.

 

Artikel 19 Besluitenlijst en samenvattend verslag van de raadsvergadering

1. De ontwerp-besluitenlijst van de laatstgehouden raadsvergadering wordt opgesteld onder de zorg van de raadsgriffier. De ontwerp-besluitenlijst wordt aan de leden van de raad per e-mail voorafgaand aan de volgende raadsvergadering toegezonden.

2. Als de ontwerp-besluitenlijst naar de mening van de raadsvoorzitter, de leden van de raad of de wethouders een onjuistheid bevat of een onduidelijke weergave bevat van hetgeen gezegd of besloten is, kunnen zij een wijzigingsvoorstel doen. Een dergelijk voorstel dient vóór de schriftelijke oproep van de vergadering en de verzending van de raadsstukken (4 werkdagen) van de volgende raadsvergadering bij de raadsgriffier te zijn ingediend.

3. Bij het begin van de raadsvergadering wordt de besluitenlijst van de laatstgehouden vergadering vastgesteld. De vastgestelde besluitenlijst wordt ondertekend door de raadsvoorzitter en de raadsgriffier.

4. De vastgestelde besluitenlijst, gekoppeld aan een digitale geluidsopname van de raadsvergadering, wordt zo spoedig mogelijk na de laatstgehouden vergadering via de website aan eenieder ter beschikking gesteld.

Artikel 20 Ingekomen stukken

1. Bij de raad ingekomen stukken worden geplaatst op de lijst ingekomen stukken.

2. De Agendacommissie doet een voorstel over de wijze van afdoening van de ingekomen stukken.

3. De lijst ingekomen stukken wordt, voorzien van het voorstel van de Agendacommissie, aan de raadsleden toegezonden. Ter beoordeling van de Agendacommissie worden de bijbehorende stukken ter inzage gelegd, in kopie toegezonden aan alle raadsleden of in kopie toegezonden aan elke fractie.

4. De door de Agendacommissie vastgestelde lijst ingekomen stukken wordt, met het voorstel van de Agendacommissie, geagendeerd voor de eerstvolgende raadsvergadering. De raad beslist over de wijze van afdoening.

5. Indien een raadslid naar aanleiding van de lijst ingekomen stukken van mening is, dat de raad bij zijn besluitvorming daarover dient af te wijken van het voorstel van de Agendacommissie, dan doet hij de raad daartoe gemotiveerd een voorstel. Over dit voorstel vindt stemming plaats.

Artikel 21 Stemverklaring

Voordat de raad tot stemming overgaat, heeft ieder lid het recht zijn uit te brengen stem kort te motiveren.

 

Artikel 22 Beslissing

1. Wanneer de raad een onderwerp of een voorstel onvoldoende voorbereid vindt voor debat of besluitvorming, kan de raad het voorstel terugverwijzen naar de commissie, het college of verzoeken om een oriënterende vergadering.

2. Wanneer de voorzitter, na het debat in de raad, vaststelt dat een onderwerp of een voorstel voldoende is besproken, sluit hij het debat, tenzij de raad anders beslist.

3. Nadat het debat is gesloten, bepaalt de raad of besluitvorming over het voorstel kan plaatsvinden. Besluitvorming vindt plaats in dezelfde vergadering, tenzij de raad anders beslist.

4. Voordat de stemming over het voorstel in zijn geheel plaatsvindt, formuleert de voorzitter het voorstel over de te nemen eindbeslissing.

Paragraaf 3 Orde van de vergaderingen

Artikel 23 Spreekrecht burgers in de raad

1. In een raadsvergadering kunnen burgers het woord voeren uitsluitend over een onderwerp dat op de agenda staat voor die vergadering.

2. Burgers kunnen niet het woord voeren over: 1. een besluit van het gemeentebestuur waartegen bezwaar of beroep bij de rechter openstaat, of heeft opengestaan;

2. benoemingen, keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen;

3. een klacht die ex artikel 9:1 van de Algemene wet bestuursrecht kan of kon worden ingediend. 3. Degene, die van het spreekrecht in de raadgebruik wil maken, meldt dit tenminste 8 uur vóór aanvang van de vergadering aan de raadsgriffier. Hij vermeldt daarbij zijn naam, adres en telefoonnummer en het onderwerp waarover hij het woord wil voeren.

4. De voorzitter van de vergadering geeft het woord op volgorde van aanmelding. De voorzitter kan van de volgorde afwijken, indien dit in het belang is van de orde van de vergadering.

5. Een spreker krijgt maximaal vijf minuten het woord. De voorzitter van de vergadering kan in bijzondere gevallen afwijken van de maximumduur van de spreektijd.

6. De spreker voert het woord, nadat de voorzitter van de vergadering hem dit heeft verleend. De voorzitter geeft vervolgens de raadsleden de gelegenheid tot het stellen van vragen aan de inspreker. Het is aan de voorzitter om te bepalen, gelet op de beschikbare tijd, wanneer dit onderdeel ten einde is.

7. De voorzitter van de vergadering of een lid van de raad doet een voorstel voor de behandeling van de inbreng van de burger.

Artikel 23a Sprekersplein

1. Voorafgaand aan de commissievergaderingen kunnen burgers het woord voeren op het Sprekersplein.

2. De keuze van onderwerp voor het Sprekerplein is vrij met uitzondering van de in artikel 23, lid 2 genoemde beperkingen.

3. Degene, die van het Sprekersplein gebruik wil maken, meldt dit tenminste 8 uur vóór aanvang van het Sprekersplein aan de raadsgriffier. Hij vermeldt daarbij zijn naam, adres en telefoonnummer en het onderwerp waarover hij het woord wil voeren.

4. De voorzitter van het Sprekersplein geeft het woord op volgorde van aanmelding. De voorzitter kan van de volgorde afwijken, indien dit in het belang is van de orde van het Sprekersplein.

5. Een spreker krijgt maximaal vijf minuten het woord. Als er meer dan zes sprekers zijn, verdeelt de voorzitter het spreekhalfuur evenredig over de sprekers. De voorzitter van het Sprekersplein kan in bijzondere gevallen afwijken van de maximumduur van de spreektijd.

6. De spreker voert het woord, nadat de voorzitter van het Sprekersplein hem dit heeft verleend. De voorzitter geeft vervolgens de aanwezige raadsleden de gelegenheid tot het stellen van vragen aan de inspreker. Het is aan de voorzitter om te bepalen, gelet op de beschikbare tijd, wanneer dit onderdeel ten einde is.

7. De voorzitter van het Sprekersplein doet een voorstel voor de behandeling van de inbreng van de burger.

Artikel 24 Spreekregels

1. De leden van de raad, de commissiewoordvoerders, de leden van het college, en de overige aanwezigen, spreken vanaf hun zitplaats of de centrale spreekplaats en richten zich tot de voorzitter.

2. Burgers die gebruik maken van het spreekrecht, spreken vanaf de centrale spreekplaats of vanaf een door de voorzitter van de vergadering aan te wijzen plaats.

3. Bij bijzondere gelegenheden kan de voorzitter van de vergadering bepalen dat de in het eerste lid genoemde personen vanaf een andere plaats spreken.

Artikel 25 Verlof om te spreken en de volgorde van sprekers

1. De leden van de raad, de commissiewoordvoerders, de leden van het college, en de andere aanwezigen voeren het woord na het aan de voorzitter van de vergadering gevraagd en van hem gekregen te hebben.

2. De volgorde van sprekers kan worden gewijzigd, wanneer een lid van de raad of een commissiewoordvoerder het woord vraagt over de orde van de vergadering.

Artikel 26 Spreektermijnen

1. De beraadslaging in een commissievergadering of een raadsvergadering over een onderwerp of een voorstel geschiedt in ten hoogste twee termijnen, tenzij door de raad of de commissiewoordvoerders anders wordt beslist.

2. Elke spreektermijn wordt door de voorzitter van de vergadering afgesloten.

3. In het besluitvormende gedeelte van de raadsvergadering komen slechts aan de orde: de stemverklaringen en de toelichtingen op ingediende moties en amendementen.

Artikel 26a Spreektijd

Een lid van de raad kan in een raadsvergadering een voorstel doen over de spreektijd van de raadsleden en de overige aanwezigen. Een commissiewoordvoerder kan zo’n voorstel doen in een commissievergadering.

 

Artikel 27 Handhaving van de orde; schorsing

1. Een spreker mag in een commissievergadering en in een raadsvergadering in zijn betoog niet worden gestoord, tenzij 1. de voorzitter van de vergadering het nodig oordeelt hem te wijzen op de naleving van dit reglement;

2. een lid hem interrumpeert. De voorzitter van de vergadering kan bepalen dat de spreker zonder verdere interrupties zijn betoog zal afronden. 2. Indien een spreker zich beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt van het in behandeling zijnde onderwerp, een andere spreker herhaaldelijk interrumpeert, dan wel anderszins de orde verstoort, wordt hij door de voorzitter van de vergadering tot de orde geroepen. Indien de betreffende spreker, hieraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter van de vergadering hem gedurende de vergadering, waarin zulks plaats heeft, over het aanhangige onderwerp het woord ontzeggen.

3. De voorzitter van de vergadering kan, ter handhaving van de orde, de vergadering gedurende een door hem te bepalen tijd schorsen en - indien na de heropening de orde opnieuw wordt verstoord - de vergadering sluiten.

4. De voorzitter van de vergadering kan besluiteneen lid dat door zijn gedragingen de geregelde gang van zaken belemmert, het verdere verblijf in de vergadering te ontzeggen. Na het besluit verlaat het lid onmiddellijk de vergadering. Zo nodig doet de voorzitter hem verwijderen. Bij herhaling van zijn gedrag kan het lid bovendien voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergadering worden ontzegd.

Artikel 28 Beraadslaging

1. De raad kan, op voorstel van de raadsvoorzitter of een lid van de raad, beslissen over één of meer onderdelen van een onderwerp of voorstel, afzonderlijk te beraadslagen.

2. De raad kan, op voorstel van de raadsvoorzitter of een lid van de raad, besluiten de beraadslaging voor een door hem te bepalen tijd te schorsen teneinde het college en/of de raadsleden de gelegenheid te geven voor onderling nader beraad. De beraadslaging wordt hervat nadat de schorsingsperiode verstreken is. Een schorsingsverzoek wordt opgevat als een voorstel van orde ex artikel 39 van dit reglement.

3. Het eerste en tweede lid van dit artikel zijn van overeenkomstige toepassing op de commissievoorzitter en de commissiewoordvoerders in een commissievergadering.

Artikel 29 Deelname aan de beraadslaging door andere personen

De raad of de commissiewoordvoerders kunnen bepalen, op voorstel van de agendacommissie, dat andere personen, niet zijnde de in de vergadering aanwezige raadsleden, leden van het college, de gemeentesecretaris, de raadsgriffier en de voorzitter van de vergadering, kunnen deelnemen aan de beraadslaging over een onderwerp.

 

Paragraaf 4 Procedure bij stemmingen in de raad

Artikel 30 Algemene bepalingen over stemmingen in de raad

De raadsvoorzitter vraagt of hoofdelijke stemming over een voorstel wordt verlangd. Indien geen hoofdelijke stemming wordt gevraagd en ook de raadsvoorzitter dit niet verlangt, stelt de raadsvoorzitter vast dat het voorstel zonder hoofdelijke stemming is aangenomen. In de vergadering aanwezige leden van de raad kunnen om een aantekening in de besluitenlijst vragen, dat zij geacht worden te hebben tegengestemd of zich van stemming te hebben onthouden. Indien door één of meer raadsleden hoofdelijke stemming wordt gevraagd, doet de raadsvoorzitter daarvan mededeling. De raadsgriffier, roept de leden van de raad bij naam op hun stem uit te brengen. De hoofdelijke stemming begint bij het lid dat daarvoor overeenkomstig artikel 18 is aangewezen. Bij hoofdelijke stemming is ieder ter vergadering aanwezig raadslid, dat zich niet van deelneming aan de stemming moet onthouden, verplicht zijn stem uit te brengen. De raadsleden brengen hun stem uit door het woord ‘voor’ of ‘tegen’ uit te spreken, zonder enige toevoeging. Indien een raadslid zich vergist bij het uitbrengen van zijn stem, kan hij deze vergissing nog herstellen, voordat het volgende lid gestemd heeft. Als hij zijn vergissing pas later bemerkt, kan hij, nadat de raadsvoorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt, om de aantekening vragen dat hij zich heeft vergist. Deze aantekening heeft geen invloed op de uitslag van de stemming. De raadsvoorzitter deelt de uitslag na afloop van de stemming mede, met vermelding van het aantal stemmen ‘voor’ en het aantal stemmen ‘tegen’. Hij doet daarbij tevens mededeling van het genomen besluit.

Artikel 31 Stemming over amendementen en moties

1. Indien een amendement op een aanhangig voorstel is ingediend, wordt eerst over dat amendement gestemd.

2. Indien op een amendement een sub-amendement is ingediend, wordt eerst over het sub-amendement gestemd en vervolgens over het amendement.

3. Indien twee of meer amendementen of sub-amendementen op een aanhangig voorstel zijn ingediend, bepaalt de raadsvoorzitter de volgorde waarin hierover zal worden gestemd. Daarbij geldt de regel, dat het meest verstrekkende amendement of sub-amendement het eerst in stemming wordt gebracht.

4. Indien aangaande een aanhangig voorstel een motie is ingediend, wordt eerst over het voorstel gestemd en vervolgens over de motie.

Artikel 32 Stemming over personen in de raad

1. Wanneer een stemming moet plaatshebben over personen, voor een benoeming of een voordracht tot benoeming of het opstellen van een voordracht of een aanbeveling, benoemt de raadsvoorzitter drie raadsleden tot stembureau.

2. Ieder ter vergadering aanwezig raadslid, dat zich niet op grond van de Gemeentewet van stemming moet onthouden, is verplicht een stembriefje in te leveren. De stembriefjes dienen identiek te zijn.

3. Er hebben zoveel stemmingen plaats als er personen zijn te benoemen, voor te dragen of aan te bevelen. De raad kan op voorstel van de raadsvoorzitter beslissen dat bepaalde stemmingen worden samengevat op één briefje.

4. Het stembureau onderzoekt of het aantal ingeleverde stembriefjes gelijk is aan het aantal raadsleden dat ingevolge het tweede lid verplicht is een stembriefje in te leveren. Wanneer de aantallen niet gelijk zijn, worden de stembriefjes vernietigd zonder deze te openen en wordt een nieuwe stemming gehouden.

5. Voor het bepalen van de volstrekte meerderheid als bedoeld in artikel 30 van de Gemeentewet worden geacht geen stem te hebben uitgebracht de raadsleden, die geen behoorlijk stembriefje hebben ingeleverd. Onder een niet behoorlijk ingevuld stembriefje wordt verstaan: 1. een blanco ingeleverd stembriefje;

2. een ondertekend stembriefje;

3. een stembriefje waarop meer dan één naam is vermeld, tenzij de stemming meerdere vacatures betreft;

4. een stembriefje waarbij, indien het een benoeming op voordracht betreft, op een persoon is gestemd die niet is voorgedragen;

5. een stembriefje waarbij op een andere persoon is gestemd dan die waartoe de stemming is beperkt.

6. In geval van twijfel over de inhoud van een stembriefje beslist de raad, op voorstel van de raadsvoorzitter. 7. Onder de zorg van de raadsgriffier worden de stembriefjes onmiddellijk vernietigd na de vaststelling van de uitslag van de stemming.

Artikel 33 Herstemming over personen

1. Wanneer bij een stemming over personen niemand de volstrekte meerderheid heeft verkregen, wordt tot een tweede stemming overgegaan.

2. Wanneer ook bij deze tweede stemming door niemand de volstrekte meerderheid is verkregen, heeft een derde stemming plaats tussen de twee personen, die bij de tweede stemming de meeste stemmen op zich hebben verenigd. Is bij de tweede stemming niet duidelijk tussen welke twee personen de derde stemming zal gaan,dan wordt bij een tussenstemming uitgemaakt tussen welke twee personen de derde stemming zal plaatshebben.

3. Indien bij de tussenstemming of bij de derde stemming de stemmen staken, beslist terstond het lot.

Artikel 34 Beslissing door het lot

1. Wanneer het lot moet beslissen, worden de namen van hen tussen wie de beslissing moet plaatshebben, door de raadsgriffier op afzonderlijke, geheel gelijke, briefjes geschreven.

2. Deze briefjes worden, nadat zij door het stembureau zijn gecontroleerd, op gelijke wijze gevouwen, in een stembokaal gedeponeerd en omgeschud.

3. Vervolgens neemt de raadsvoorzitter één van de briefjes uit de stembokaal. Degene wiens naam op dit briefje voorkomt, is gekozen.

Hoofdstuk 4 Rechten van raadsleden en steunleden

Artikel 35 Verzoek om plaatsing van een onderwerp op de agenda

1. Een verzoek van een raadslid of steunlid om plaatsing van een onderwerp op de agenda voor een raadsvergadering respectievelijk een commissievergadering, dient uiterlijk om 12:00 uur van de dinsdag voorafgaand aan de vergadering van de agendacommissie, bij de raadsgriffie te zijn ingediend.

2. Een verzoek als bedoeld in het eerste lid dient voorzien te zijn van een schriftelijke, inhoudelijke motivatie.

3. Als de agendacommissie het verzoek niet honoreert, fungeert de raadvoor de verzoeker zonodig als beroepsinstantie.

4. Over de in het derde lid bedoelde functie kunnen zonodig nadere regels gesteld worden.

Artikel 36 Schriftelijke vragen aan het college

1. Schriftelijke vragen van raadsleden aan het college worden kort en duidelijk geformuleerd. De vragen kunnen van een toelichting worden voorzien.

2. De vragen worden bij de raadsvoorzitter ingediend. Deze draagt er zorg voor dat de vragen zo spoedig mogelijk ter kennis van het college en de overige leden van de raad en worden gebracht.

3. De schriftelijke beantwoording vindt zo spoedig mogelijk plaats, in ieder geval binnen dertig kalenderdagen nadat de vragen zijn binnengekomen. Indien beantwoording niet binnen deze termijn kan plaatsvinden, stelt het verantwoordelijk lid van het college de vragensteller hiervan gemotiveerd in kennis, waarbij de termijn wordt aangegeven, waarbinnen beantwoording zal plaatsvinden. Dit bericht wordt behandeld als een antwoord.

4. De antwoorden worden door het college aan de vragensteller en aan de overige leden van de raad medegedeeld.

Artikel 36a Mondelinge vragenronde in de raad

1. Aan het begin van de vergadering van de raad is er een mondelinge vragenronde, tenzij bij de raadsvoorzitter geen aanmeldingen zijn binnengekomen. In bijzondere gevallen kan de raadsvoorzitter bepalen dat de mondelinge vragenronde op een ander tijdstip wordt gehouden. De raadsvoorzitter bepaalt op welk tijdstip de mondelinge vragenronde eindigt.In beginsel wordt hier niet langer dan een half uur voor uitgetrokken.

2. Een raadslid dat tijdens de mondelinge vragenronde vragen aan het college of aan een collega-raadslidwil stellen, meldt dit onder zo concreet mogelijkeaanduiding van het onderwerp tenminste 8 uur vóór aanvang van de raadsvergadering bij de raadsgriffier. De raadsvoorzitter kan weigeren een onderwerp tijdens de mondelinge vragenronde aan de orde te stellen indien hij het onderwerp niet voldoende nauwkeurig acht aangegeven of indien het onderwerp in diezelfde raadsvergadering aan de orde komt.

3. De raadsvoorzitter bepaalt de volgorde, waarin de aangemelde onderwerpen tijdens de mondelinge vragenronde aan de orde worden gesteld.

4. De vragensteller wordt voor maximaal 3 minuten het woord verleend. De raadsvoorzitter kan in bijzondere gevallen afwijken van deze spreektijd.

5. Per onderwerp wordt aan de vragensteller het woord verleend om één of meer vragen aan het college of de burgemeester of een collega-raadslid te stellen en een toelichting daarop te geven. Voor de beantwoording van de vragen geldt een maximale tijd van 5 minuten.

6. Na de beantwoording door het college, de burgemeester of een collega-raadslid krijgt de vragensteller desgewenst het woord voor ten hoogste 1 minuut om aanvullende vragen te stellen. Aan een ieder tot wie de aanvullende vragen zijn gericht, wordt voor ten hoogste 3 minuten het woord verleend om de vragen te beantwoorden.

7. Vervolgens kan de raadsvoorzitter aan de andere leden van de raad het woord verlenen om, ieder voor ten hoogste 1 minuut, hetzij aan de vragensteller, hetzij aan het college, hetzij aan het collega-raadslid vragen te stellen over hetzelfde onderwerp. Aan een ieder tot wie de vragen zijn gericht, wordt voor ten hoogste 3 minuten het woord verleend om de vragen te beantwoorden.

8. Tijdens het vragenhalfuur worden geen moties ingediend en zijn interrupties niet toegestaan.

Artikel 37 Amendementen

1. Een lid van de raad kan tot aan de sluiting van de beraadslaging over een onderwerp of voorstel één of meer amendementen indienen. Een amendement kan het voorstel inhouden om een geagendeerd voorstel in één of meer onderdelen te splitsen, waarover afzonderlijke besluitvorming zal plaatsvinden.

2. Er kan alleen beraadslaagd worden over amendementen die ingediend zijn door leden van de raad, die de presentielijst getekend hebben en die in de vergadering aanwezig zijn.

3. Een raadslid dat in de vergadering aanwezig is, is bevoegd op het amendement dat door een ander raadslid is ingediend, een wijziging voor te stellen; dit voorstel is een sub-amendement.

4. Een amendement of een sub-amendement moeten, om in behandeling genomen te kunnen worden, schriftelijk bij de raadsvoorzitter worden ingediend, tenzij de raadsvoorzitter - met het oog op het eenvoudige karakter van het voorgestelde - oordeelt, dat met een mondelinge indiening kan worden volstaan.

5. Intrekking van een (sub-)amendement door de indiener(s) is mogelijk, voordat de besluitvorming door de raad heeft plaatsgevonden.

6. Besluitvorming over een amendement vindt plaats tijdens het besluitvormende gedeelte van de raadsvergadering.

Artikel 38 Moties

1. Een lid van de raad kan ter vergadering een motie indienen.

2. Een motie moet, om in behandeling genomen te kunnen worden, schriftelijk bij de raadsvoorzitter worden ingediend.

3. De behandeling van een motie over een aanhangig onderwerp of voorstel vindt tegelijk met de beraadslaging over dat onderwerp of voorstel plaats.

4. De behandeling van een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt plaats nadat alle op de agenda voorkomende onderwerpen zijn behandeld.

 

Artikel 39 Voorstel van orde

1. In een vergadering van de raad kan de voorzitter van de vergadering of een lid van de raad mondeling een voorstel van orde doen, dat kort wordt toegelicht.

2. Een voorstel van orde kan uitsluitend de orde van de vergadering betreffen.

3. Over een voorstel van orde beslist de raad terstond.

4. In een commissievergadering beslist de voorzitter, gehoord de aanwezige commissiewoordvoerders, over een ingediend voorstel van orde.

Artikel 40 Initiatiefvoorstel

1. Een initiatiefvoorstel moet, om in behandeling te kunnen worden genomen, schriftelijk bij de agendacommissie worden ingediend, via de raadsgriffier.

2. De agendacommissie bepaalt, in overleg met de indiener, het besluitvormingstraject van het initiatiefvoorstel.

3. De agendacommissie kan voorwaarden stellen aan de indiening en de behandeling van een initiatiefvoorstel.

4. Als de in tweede lid bedoelde overleg niet naar tevredenheid van de indiener verloopt, dan fungeert de gemeenteraad voor de verzoeker zonodig als beroepsinstantie.

Artikel 41 Voorstel van het college aan de raad

1. Het college dient haar voorstellen aan de raad in bij de agendacommissie, via de raadsgriffier.

2. Een voorstel van het college aan de raad, dat vermeld staat op de voorlopige agenda van de raadsvergadering, kan niet worden ingetrokken zonder instemming van de agendacommissie.

3. Indien de agendacommissie van oordeel is dat een voorstel, als bedoeld in het eerste lid, aan het college moet worden teruggezonden, bepaalt de agendacommissie tevens voor welke vergadering het voorstel opnieuw geagendeerd zal worden.

Artikel 42 Interpellatie in de raad

1. Het verzoek van een raadslid tot het houden van een interpellatie wordt, behoudens in - naar het oordeel van de agendacommissie - spoedeisende gevallen, ten minste 48 uur voor de aanvang van de raadsvergadering schriftelijk bij de agendacommissie ingediend, via de raadsgriffier. Het verzoek bevat een duidelijke omschrijving van het onderwerp, waarover inlichtingen worden verlangd alsmede de te stellen vragen.

2. De agendacommissie brengt de inhoud van het verzoek zo spoedig mogelijk, via de griffier, ter kennis van de overige leden van de raad en het collegeen zorgt voor agendering op de eerstvolgende raadsvergadering.

3. De interpellant voert niet meer dan tweemaal het woord, de overige leden van de raad en de leden van het college niet meer dan eenmaal, tenzij de raadsvoorzitter hen hiertoe verlof geeft.  

Artikel 43 Inlichtingen

1. Indien een lid van de raad over een onderwerp inlichtingen als bedoeld in de artikelen 169, derde lid, en 180, derde lid, van de Gemeentewet verlangt, wordt een verzoek daartoe schriftelijk door hem ingediend bij het college of de burgemeester.

2. Een afschrift van dit verzoek wordt door de indiener in afschrift toegezonden aan de raad.

3. De verlangde inlichtingen worden voor de eerstvolgende of in de daarop volgende vergadering gegeven.

Hoofdstuk 5 Begroting en rekening

Artikel 44 Procedure begroting

Onverminderd het bepaalde in de Gemeentewet geschieden de voorbereiding, het onderzoek, de behandeling en de vaststelling van de begroting volgens een procedure die de raad vaststelt.

Artikel 45 Procedure jaarrekening

Onverminderd het bepaalde in de Gemeentewet geschieden de voorbereiding, het onderzoek van de jaarrekening en het jaarverslag, alsmede de vaststelling van de jaarrekening en van een eventueel indemniteitsbesluit volgens een procedure die de raad vaststelt.

Hoofdstuk 6 Lidmaatschap van andere organisaties

Artikel 46 Verslag; verantwoording

1. Een lid van de raad, een lid van het college, de burgemeester of de gemeentesecretaris, die door de gemeenteraad is aangewezen tot lid van het algemeen bestuur van een openbaar lichaam of van een ander gemeenschappelijk orgaan, ingesteld op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen, heeft het recht om voor het sluiten van de raadsvergadering verslag te doen over zaken die in het algemeen bestuur, zoals eerder genoemd, aan de orde zijn. Door de raad gewenste bespreking van dit verslag kan de raadsvoorzitter verwijzen naar een commissie.

2. Ieder lid van de raad kan aan een persoon als bedoeld in het eerste lid, schriftelijke vragen stellen. De regels voor het stellen van schriftelijke vragen, vastgelegd in artikel 36 van dit reglement, zijn van overeenkomstige toepassing.

3. Wanneer een lid van de raad een persoon als bedoeld in het eerste lid ter verantwoording wenst te roepen, besluit de raad over het toestaan daarvan. De regels voor het vragen van inlichtingen, vastgelegd in artikel 43, zijn van overeenkomstige toepassing.

4. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op andere organisaties of instituties, waarin de raad één van zijn leden heeft benoemd.

Hoofdstuk 7 Besloten vergaderingen

Artikel 47 Algemeen

Op een besloten vergadering van de raad of een commissie zijn de bepalingen van dit reglement van overeenkomstige toepassing, voor zover deze bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering.

 

Artikel 48 Besluitenlijst

De concept-besluitenlijst van een besloten raadsvergadering en het verslag van een besloten commissievergaderingwordt schriftelijk verspreid onder de aanwezigen. Degenen die bij de behandeling van een onderwerp het woord hebben gevoerd, kunnen - binnen twee werkdagen na verspreiding van het concept-verslag/besluitenlijst - een voorstel doen voor een aanpassing van de tekst. De raads- commissiegriffier zal dan na het beluisteren van de geluidsopname, eventueel in overleg met de raads- commissievoorzitter, het verslag aanpassen. Daarna wordt het verslag, met inachtneming van de voorgestelde wijziging(en), geacht te zijn vastgesteld.

 

Artikel 49 Geheimhouding

Vóór de afloop van een besloten vergadering beslist de raad, overeenkomstig artikel 25, eerste lid van de Gemeentewet (bij een commissie: artikel 86, eerste lid van de Gemeentewet) of omtrent de inhoud van de stukken en het verhandelde geheimhouding zal gelden. De raad kan besluiten de geheimhouding op te heffen.

 

Artikel 50 Opheffing geheimhouding

Indien de raad op grond van artikel 25, derde en vierde lid, artikel 55, tweede en derde lid, of artikel 86, tweede en derde lid, van de Gemeentewet voornemens is de geheimhouding op te heffen wordt, indien daarom wordt verzocht door het orgaan dat de geheimhouding heeft opgelegd, in een besloten vergadering met het desbetreffende orgaan overleg gevoerd.

 

Hoofdstuk 8 Toehoorders en pers

Artikel 51 Toehoorders en pers

1. De toehoorders en vertegenwoordigers van de pers kunnen uitsluitend op de voor hen bestemde plaatsen de openbare vergaderingen bijwonen.

2. De voorzitter van de vergadering is bevoegd toehoorders, die op enigerlei wijze de orde van de vergadering verstoren, te doen vertrekken. Toehoorders die bij herhaling de orde in de vergadering verstoren kan hij voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergadering ontzeggen.

Artikel 52 Geluid- en beeldregistraties

Degenen die tijdens de raads- of commissievergadering geluid- dan wel beeldregistraties willen maken doen hiervan mededeling aan de voorzitter van de vergadering en gedragen zich naar zijn aanwijzingen.

Artikel 53 Verbod gebruik mobiele telefoons

In de vergaderzaal, met inbegrip van de publieke tribune, is tijdens de vergadering het gebruik, alsmede het stand-by houden van mobiele telefoons of andere communicatiemiddelen, die inbreuk kunnen maken op de orde van de vergadering, zonder toestemming van de voorzitter van de vergadering, niet toegestaan.

Hoofdstuk 9 Slotbepalingen

Artikel 54 Uitleg van dit reglement

In de gevallen waarin dit reglement niet voorziet, of bij twijfel omtrent de toepassing van dit reglement, beslist de raad op voorstel van de raadsvoorzitter, of beslist de commissievoorzitter.

 

Artikel 55 Inwerkingtreding van dit reglement

Dit reglement treedt in werking op 1 augustus 2007. Met de inwerkingtreding van dit reglement vervalt het “Tijdelijk reglement van orde voor de nieuwe werkwijze van de gemeenteraad en de raadscommissies, juli 2005 t/m december 2006”.

 

Artikel 56 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald onder de titel “reglement van orde voor de  werkwijze van de gemeenteraad en de raadscommissies, 2007”.

 

Ondertekening

Besloten in de vergadering van 07-06-2007.

Nota-toelichting TOELICHTING OP HET REGLEMENT VAN ORDE 2007

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Geen toelichting.

 

Artikel 2 De voorzitters

De burgemeester is voorzitter van de gemeenteraad. Artikel 125, derde lid van de Grondwet en artikel 9 van de Gemeentewet schrijven dit dwingend voor. In artikel 77, eerste lid, van de Gemeentewet is bepaald dat het oudste raadslid in anciënniteit het raadsvoorzitterschap waarneemt bij verhindering of ontstentenis van de burgemeester. Als twee raadsleden even lang zitting hebben in de raad, is de oudste in leeftijdsjaren degene die het raadsvoorzitterschap waarneemt. Daarnaast heeft de raad altijd de mogelijkheid zelf te kiezen voor een andere waarnemer. (Overigens geldt ditzelfde regime in het geval dat alle wethouders afwezig zijn voor de waarneming van het ambt van de burgemeester). De burgemeester heeft het recht op grond van artikel 21 van de Gemeentewet in de raadsvergadering deel te nemen aan de beraadslagingen.

De commissievoorzitters worden benoemd door de raad. Hun commissievoorzitterschap eindigt altijd aan het einde van de zittingsperiode van de raad. Bij het aantreden van de raad in een nieuwe samenstelling benoemt de raad opnieuw de commissievoorzitters.

 

Artikel 3 De raadscommissies

De taak van de raadscommissies is in feite vastgelegd in artikel 82, eerste lid van de Gemeentewet: raadscommissies kunnen de besluitvorming van de raad voorbereiden en met het college of de burgemeester overleggen. Omdat de raadscommissies parallel aan elkaar vergaderen zal de agendacommissie trachten de eindtijd van de commissievergaderingen op elkaar af te stemmen aan de hand van de vast te stellen agenda’s voor de raadscommissies. Flexibiliteit is hierbij een factor van betekenis.

 

Artikel 3a Commissiewoordvoerders

In de raadscommissies zijn geen vaste commissieleden benoemd. Tijdens een commissievergadering treden per onderwerp commissiewoordvoerders namens hun fractie op, één per fractie. Het maximum aantal commissiewoordvoerders per onderwerp is dus gelijk aan het aantal fracties in de raad. Per onderwerp kunnen de fracties van commissiewoordvoerder wisselen. In het verslag over een commissieonderwerp worden de namen vermeld van de aanwezige commissiewoordvoerders. De fungerende commissievoorzitter kan namens zijn fractie niet (politiek-inhoudelijk) het woord voeren over een onderwerp dat tijdens zijn voorzitterschap aan de orde is. In de agendacommissie kunnen de commissievoorzitters (al) aangeven of zij als commissiewoordvoerder wensen op te treden. De agendacommissie zal dan voor het betreffende onderwerp een andere commissievoorzitter aanwijzen.

 

Artikel 4 De raadsgriffier en de commissiegriffiers

De Gemeentewet eist dat de raad de vervanging van de raadsgriffier regelt (artikel 107d, eerste lid). In het tweede lid van artikel 107d Gmw is daarover een bepaling opgenomen. In verband met artikel 22 Gemeentewet (verschoningsrecht) is in het derde lid van artikel 107d Gmw een bepaling opgenomen met betrekking tot het deelnemen van de raadsgriffier aan de beraadslagingen. Rechtspositionele bepalingen ten aanzien van de raadsgriffier zijn niet opgenomen in dit reglement. Dat is geregeld in de ambtsinstructie voor de raadsgriffier, vastgesteld door de raad.

De raadsgriffier en de commissiegriffiers zijn altijd in functie aanwezig als de raad plenair of in commissieverband vergadert of bijeenkomt.

 

Artikel 4a Ambtelijke ondersteuning

De gemeentesecretaris houdt zich voornamelijk bezig met de ondersteuning van het college en het leiden van de ambtelijke organisatie. In het kader van die twee taken kan het tevens wenselijk zijn dat de gemeentesecretaris of een ter zake kundige ambtenaar deelneemt aan de beraadslagingen van de raad c.q. de raadscommissies. De gemeentesecretaris wordt benoemd en ontslagen door het college. Dit houdt in dat de raad de gemeentesecretaris niet kan dwingen om in de raad aanwezig te zijn. De raad zal het college moeten verzoeken of het college de gemeentesecretaris opdraagt in de vergadering aanwezig te zijn om aan de beraadslagingen deel te nemen. Op deze wijze kan de raad onder meer een beroep doen op kennis en informatie, die de gemeentesecretaris bezit of kan de gemeentesecretaris bijvoorbeeld deelnemen aan een discussie over het functioneren van de gemeentelijke organisatie.

 

Artikel 5 De agendacommissie

De agendacommissie bestaat uit vijf leden: de raadsvoorzitter en de vier commissievoorzitters. De agendacommissie vervult een belangrijke procedurele rol bij de voorbereiding van de vergaderingen van de raadscommissies en de raad. Het gaat hier o.a. om het vaststellen van de agenda’s en de plaats, tijdstip en inhoud van niet-reguliere vergaderingen. In dit artikel is een aantal activiteiten van de agendacommissie vastgelegd. Met deze werkwijze krijgt de behandeling in de commissies een directe vertaling naar de agenda van een raadsvergadering. Voor wat betreft de procedure van voorstellen kan de agendacommissie besluiten om een onderwerp rechtstreeks (zonder commissiebehandeling) voor de gemeenteraad te agenderen. Dit gaat dan vooral om onderwerpen waarvan de agendacommissie in schat dat zij zonder beraadslaging, als hamerstuk, door de raad zullen worden geaccordeerd.

De raadsgriffier is bij elke vergadering van de agendacommissie aanwezig, omdat de raadsgriffier voor de ondersteuning van de raad zorgt. Hij moet weten hoe de agenda eruit komt te zien en welke punten besproken gaan worden.

De vergaderingen van de agendacommissie zijn openbaar. Raadsleden kunnen eventueel hun voorstel aan de agendacommissie persoonlijk komen toelichten.

 

Artikel 6 Onderzoek geloofsbrieven

Met de geloofsbrief geeft de voorzitter van het centraal stembureau aan de benoemde kennis van zijn benoeming. Bij deze brief moeten enkele in de Kieswet vereiste stukken worden gevoegd, waaruit blijkt, dat de benoemde voldoet aan de eisen om als lid van de raad toegelaten te kunnen worden.

Het onderzoek van de geloofsbrieven moet in een openbare vergadering gebeuren. Ingevolge artikel V4 van de Kieswet beslist de raad over de toelating van zijn leden. Daarbij is er een verschil in de procedure bij de samenstelling van een nieuwe raad of bij de vervulling van een tussentijdse vacature. De tekst van de eed of de verklaring en belofte die een raadslid bij het aanvaarden van het raadslidmaatschap moet afleggen, is in artikel 14 van de Gemeentewet vastgelegd.

 

Artikel 7 Fracties

In een aantal gevallen blijkt behoefte te bestaan aan een regeling van wat onder een fractie moet worden verstaan. De Gemeentewet kent een dergelijk begrip niet maar gaat onder andere in artikel 33, tweede lid, wel uit van het bestaan van in de raad vertegenwoordigde groeperingen (‘recht op fractieondersteuning’). In de regeling voor vergoedingen aan fracties, faciliteiten voor fracties, fractieassistentie, e.d. is aangesloten bij het in dit reglement opgenomen begrip voor ‘fractie’.

Na het vaststellen van de uitslag van de verkiezingen vindt de eerste zitting van de raad plaats. Bij de aanvang van deze zitting worden de leden die op dezelfde lijst hebben gestaan, als één fractie beschouwd. De fractie gebruikt in de vergadering van de raad de aanduiding die boven de kandidatenlijst staat. Op deze wijze is de relatie tussen de fractie in de raad en de fractie op de kandidatenlijst voor de burger duidelijk. Het kan echter voorkomen dat een fractie geen aanduiding boven de kandidatenlijst heeft staan. In een dergelijk geval deelt de fractie in de eerste vergadering na de verkiezingen de aanduiding mee. In de loop van een zittingsperiode kan het voorkomen dat leden de raad verlaten. In het geval een verandering in de samenstelling van de fractie plaatsvindt, deelt de fractie dit aan de raadsvoorzitter mee.

 

Artikel 8 Steunleden voor kleine fracties

Een fractie die uit minder dan drie leden bestaat, heeft recht op de ondersteunende inzet van één of twee steunleden. Een steunlid wordt door de raad benoemd, op voordracht van zijn fracties. Als gedurende de zittingsperiode van de raad het aantal leden van een fractie wijzigt, wijzigt daarmee tevens en tegelijk het recht op c.q. het aantal steunleden.

Het tweede lid regelt dat een steunlid dient voor te komen op de kandidatenlijst voor de laatstgehouden gemeenteraadsverkiezingen en verder dient te voldoen aan hetgeen is bepaald in de artikelen 10, 12, 13 en 15 van de Gemeentewet. Dit betekent onder andere dat hij de leeftijd van achttien jaar moet hebben bereikt, over een geldige verblijfstitel moet beschikken, zijn nevenfuncties openbaar moet maken, geen functie als bedoeld in artikel 13 Gmw mag vervullen en niet in strijd mag handelen met artikel 15 Gmw.

Een steunlid heeft het recht zijn fractie te vertegenwoordigen in de raadscommissies. Als zodanig kan hij fungeren als commissiewoordvoerder, zoals bedoeld in dit reglement. Als commissiewoordvoerder heeft een steunlid dezelfde rechten als een raadslid.

 

Artikel 9 Vergaderingen

Ingevolge artikel 17 van de Gemeentewet vergadert de raad zo vaak hij daartoe heeft besloten en voorts indien de burgemeester het nodig oordeelt of indien ten minste een vijfde van het aantal leden van de raad schriftelijk met opgave van redenen daarom vraagt. Uitzonderingen op de regel zijn dus altijd mogelijk. De regel is dat de raad om de drie weken vergadert op de donderdagavond. De agendacommissie stelt telkens aan het eind van een kalenderjaar een vergaderoverzicht vast. In dat overzicht zijn de vergaderingen vastgelegd die reeds zijn te voorzien in het nieuwe kalenderjaar.

 

Artikel 10 Schriftelijke oproep en agenda’s

Raadsleden en steunleden behoren tijdig op de hoogte te worden gebracht van dag, tijdstip en plaats van een commissie- of raadsvergadering. In het vergaderoverzicht voor de raad en de raadscommissies zijn de data vastgelegd waarop de griffie de oproep verzendklaar dient te hebben. In dit reglement is een limiet aangegeven voor de ontvangst van de stukken: tenminste vier werkdagen vóór de raadsavond. Tegelijk met de oproep voor de vergadering(en) verzendt de griffie de agenda’s en de voor de vergaderingen benodigde stukken.

De agendacommissie stelt in zijn overleg vast: a) de definitieve agenda’s voor de raadscommissies en b) de voorlopige agenda voor de raadsvergadering. In de dagelijkse praktijk van de gemeente zal het immers niet altijd mogelijk zijn om vóór de vergadering een agenda op te stellen, die ook zicht heeft op de actualiteit. De actualiteit, of een andere reden, kan de agendacommissie c.q. de raadsvoorzitter ertoe nopen om na de verzending van de schriftelijke oproep zo nodig een aanvullende agenda te verzenden. Dit kan echter niet tot op het laatste moment, maar tot uiterlijk twee dagen voor de aanvang van de vergadering.

Het vierde lid heeft tot doel om de raad een actieve rol te geven in de opstelling van de raadsagenda. Individuele raadsleden kunnen via de agendacommissie onderwerpen voor de agenda voordragen. Zij kunnen ook bij aanvang van de raadsvergadering een voorstel doen om één of meer onderwerpen aan de agenda toe te voegen, of van de agenda af te voeren, of de volgorde van behandeling te wijzigen. Daarmee kan het individuele raadslid in ieder geval op twee momenten invloed uitoefenen op de vaststelling van de agenda.

Het vijfde lid vloeit voort uit de verplichting van het college om de raad van voldoende relevante informatie te voorzien. Als de raad niet voldoende op de hoogte is van de inhoud en strekking van een onderwerp, dan is het niet verantwoord dat de raad zich over dit onderwerp uitspreekt. In een dergelijk geval heeft de raad de mogelijkheid, het onderwerp naar een commissie te verwijzen of aan het college nadere inlichtingen of advies te vragen.

 

Artikel 11 De leden van het college

Dit artikel is een nadere uitwerking van artikel 21, tweede lid, van de Gemeentewet. Het voorziet in de mogelijkheid dat de leden van het college door de raad worden uitgenodigd om ter vergadering aanwezig te zijn en deel te nemen aan de beraadslagingen. In de Vlaardingse praktijk (bekrachtigd met een motie uit november 2006) zijn de leden van het college als het ware ‘standaard’ en ‘continu’ uitgenodigd de vergaderingen van de raadscommissies en de raad bij te wonen en deel te nemen aan de beraadslagingen, voorzover die beraadslagingen over een onderwerp gaan dat tot hun portefeuille behoort. In dit artikel is de term ‘leden van het college’ gebruikt in plaats van ‘wethouders’. Dat is gedaan, omdat de burgemeester ook een (politiek-bestuurlijke) portefeuille kan hebben. Als de burgemeester wenst deel te nemen aan de beraadslagingen in zijn functie als portefeuillehouder, draagt hij zijn raadsvoorzitterschap gedurende de behandeling van het betreffende onderwerp uit zijn portefeuille, over aan zijn vervanger.

 

Artikel 12 Ter inzage leggen van stukken

Naast de (voorlopige) agenda’s en de daarbij behorende stukken, worden stukken die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op de agenda’s dienen, op een vaste plaats voor eenieder ter inzage gelegd in het gemeentehuis. In de openbare kennisgeving wordt vermeld waar de stukken liggen. Originele stukken moeten uiteraard bij de gemeente blijven berusten. Stukken ten aanzien waarvan geheimhouding is opgelegd kunnen raadsleden en steunleden (commissiewoordvoerders) bij de raadsgriffier inzien.

 

Artikel 13 Openbare kennisgeving

Met dit artikel is invulling gegeven aan het voorschrift van artikel 19, tweede lid, van de Gemeentewet. Voor wat betreft de wijze van publicatie is aangesloten bij artikel 3:12 van de Algemene wet bestuursrecht. Naast de aankondiging op de Gemeentepagina in een huis-aan-huisblad is de aankondiging op de website van de Gemeente Vlaardingen verankerd in dit artikel.

 

Artikel 14 Raadscommissies hebben oordeelsvormend karakter

De wens van de raad om de drie fasen van het besluitvormingsproces nadrukkelijk te doorlopen komt tot uitdrukking in dit artikel, waarin inhoud is gegeven aan de fase van de oordeelsvorming.

De agenda’s voor de commissievergaderingen worden vastgesteld door de agendacommissie. Omdat de commissies in wisselende samenstelling(en) beraadslagen, ligt het voor de hand dat de agendacommissie de agenda’s definitief vaststelt.

Het is wenselijk dat commissiewoordvoerders inhoudelijke vragen en/of technische vragen aan het college over onderwerpen die op de agenda staan of over andere onderwerpen, zoveel mogelijk voorafgaande aan de commissievergadering schriftelijk dan wel per e-mail stellen, via de raadsgriffie.

Centrale vraag na de commissiebehandeling is of de commissiewoordvoerders alle relevante informatie voor handen hebben om tot oordeelsvorming te kunnen komen. Naast het stellen van vragen aan de portefeuillehouder kan dit ook door middel van een opiniërende discussie tussen de commissiewoordvoerders. In de commissie vindt geen besluitvorming plaats. De commissievoorzitter formuleert na de beraadslagingen een eindconclusie en neemt het gevoelen van alle woordvoerders van de raadscommissie mee naar de agendacommissie. De agendacommissie neemt vervolgens een besluit over het verdere besluitvormingstraject.

 

Artikel 15 Verslag van de commissievergaderingen

Van een commissievergadering wordt geen integraal verslag gemaakt. Per agendapunt wordt een samenvattend verslag opgesteld. Standaard wordt daarin opgetekend de namen van de raadsleden en steunleden die tijdens dat agendapunt aan de vergadertafel zaten als commissiewoordvoerder, alsmede van de aanwezige collegeleden.

De concept-verslagen worden zo spoedig mogelijk na de commissievergadering ter kennis gebracht van de raadsleden, steunleden en collegeleden. Degenen die tijdens de behandeling van een onderwerp het woord hebben gevoerd kunnen een voorstel doen voor een aanpassing van de tekst. Voor het aanbrengen van een wijziging wordt gedurende een korte periode gelegenheid gegeven. Na het verstrijken van die termijn wordt een verslag van een commissieonderwerp geacht te zijn vastgesteld. Van de commissievergaderingen worden geluidsopnamen gemaakt. Deze zijn op verzoek te beluisteren en worden ter archivering bewaard.

 

Artikel 15a Presentielijst

De handtekeningen op de presentielijst zijn bedoeld om formeel vast te stellen, dat het vergaderquorum voor een raadsvergadering aanwezig is. De lijst kan niet dienen om het stemquorum vast te stellen; daarvoor geldt artikel 29 van de Gemeentewet. Voor een commissievergadering geldt geen vergaderquorum (artikel 17, derde lid van dit reglement). Bij binnenkomst in een commissievergadering behoeft daarom geen presentielijst getekend te worden.

 

Artikel 16 Zitplaatsen in de raad

Geen toelichting.

 

Artikel 17 Quorum

De vergadering kan beginnen, indien meer dan de helft van het aantal zitting hebbende raadsleden aanwezig is en de presentielijst heeft getekend. Artikel 20 van de Gemeentewet voorziet in een procedure voor een tweede vergadering indien het vereiste aantal leden niet is verschenen.

 

Artikel 18 Primus bij hoofdelijke stemming in de raad

Praktisch gezien verdient het aanbeveling de volgorde van stemmen te bepalen aan het begin van de vergadering. Deze volgorde geldt dan voor de gehele vergadering, ook na een eventuele schorsing.

 

Artikel 19 Besluitenlijst en samenvattend verslag van de raadsvergadering

Het recht om een aanpassing voor te stellen (tweede lid) komt ook toe aan het raadslid dat, en de wethouder die bij de desbetreffende vergadering niet aanwezig was.

Het is aan de raad om te beslissen of een voorgestelde wijziging of aanvulling geaccepteerd wordt. Een afwijzing van een dergelijk voorstel is niet vatbaar voor beroep.

 

Artikel 20 Ingekomen stukken

Inwoners van de gemeente maar ook anderen, richten zich regelmatig per brief tot de gemeenteraad. Bij veel van die brieven blijken de onderwerpen niet binnen de bevoegdheid van de raad te liggen. Voorheen was dit vaak wel het geval, maar met de invoering van het dualisme is daar verandering in gekomen. Artikel 20 van het Reglement van Orde is meer in overeenstemming gebracht met die dualistische benadering.

Overigens komen niet alle stukken aan de raad op de lijst ingekomen stukken. Stukken, voornamelijk gericht op het informeren van de raadsleden, worden gedeponeerd in de leesportefeuille van de raad. Hierbij moet o.m. worden gedacht aan uitnodigingen, vakbladen en ander (reclameachtig) drukwerk e.d.

De wijze van afdoening van de ingekomen stukken kan op verschillende manieren plaatsvinden:

- voor kennisgeving aannemen

Dit betreft bijv. verslagen en andere informatie aan de raad, zoals kopieën van brieven;

- ter afdoening in handen van b&w

Dit betreft aan de raad gerichte brieven waarvan de afdoening bij b&w thuishoort.

- overige wijzen van afdoening

Hierbij moet worden gedacht aan:

- het schrijven betrekken bij de behandeling van agendapunt …….. van de raadsagenda

- wel/geen gebruik maken van de mogelijkheid tot het indienen van bezwaren

- betrokkene op zijn verzoek eervol ontslag verlenen m.i.v. ……………

- etc. (al naar gelang de inhoud van het ingekomen stuk).

 

Artikel 21 Stemverklaring

Stemverklaringen zullen kort moeten zijn en mogen niet het karakter krijgen van een derde termijn, als laatste reactie op de vorige spreker. De stemverklaringen worden alle gegeven vóór de hoofdelijke oproep van de leden tot de stemming begint.

 

Artikel 22 Beslissing

Deze bepaling beoogt niet meer dan vast te leggen dat ook nog een beslissing over het voorstel (indien een amendement is aangenomen, in zijn geamendeerde vorm) moet worden genomen.

 

Artikel 23 Spreekrecht burgers in de raad

Het spreekrecht van burgers beperkt zich in tijd tot maximaal 5 minuten per inspreker. In een bijzonder geval kan de voorzitter van de vergadering afwijken van de maximumduur van de spreektijd.

In een raadsvergadering kan een spreker uitsluitend het woord voeren over een onderwerp dat op de raadsagenda staat.

 

Artikel 23a Sprekersplein

Het sprekersplein vindt plaats voor de commissievergaderingen. De keuze van de onderwerpen is vrij met uitzondering van de in artikel 23 lid 2 genoemde beperkingen.

 

Artikel 24 Spreekregels

Geen toelichting.

 

Artikel 25 Verlof om te spreken en de volgorde van sprekers

Het eerste lid van dit artikel slaat niet op het plegen van een interruptie. In artikel 27, eerste lid, van dit reglement is overigens geregeld dat de voorzitter van de vergadering kan bepalen dat een spreker zijn betoog kan afronden zonder verdere interrupties.

 

Artikel 26 Spreektermijnen

Het stellen van vragen dient ook als een spreektermijn beschouwd te worden. Een verzoek van een raadslid na afloop van de tweede termijn om nog een korte reactie te geven, dient de voorzitter niet te honoreren.

Indien de raad van mening is, dat na de tweede termijn verdere beraadslaging nodig is, kan hij daartoe uitdrukkelijk besluiten. De beraadslaging over een motie vindt niet plaats in afzonderlijke termijnen, maar gelijktijdig met de beraadslaging over het betreffende, aan de orde zijnde onderwerp.

 

Artikel 26a Spreektijd

Geen toelichting.

 

Artikel 27 Handhaving orde; schorsing

De bevoegdheid die in het tweede lid aan de voorzitter van de vergadering is gegeven om een spreker over een aanhangig onderwerp het woord te ontzeggen, gaat minder ver dan de mogelijkheid die artikel 26, derde lid, van de Gemeentewet biedt om aan dat lid, dat door zijn gedragingen de geregelde gang van zaken belemmert, de toegang tot de vergadering te ontzeggen. De laatstgenoemde bevoegdheid van de voorzitter blijft echter onverlet. Artikel 27 van dit reglement is slechts een aanvulling op de Gemeentewet. Onder interruptie is overigens niet te verstaan het geven van tekenen van goed- of afkeuring; deze uitingen worden beschouwd als verstoringen van de orde.

 

Artikel 28 Beraadslaging

Teneinde de vergaderduur niet te zeer te verlengen wordt over een voorstel dat in onderdelen of artikelen is verdeeld, in principe in zijn geheel beraadslaagd. In het eerste lid van dit artikel is een uitzonderingsmogelijkheid opgenomen.

Indien de schorsing als bedoeld in het tweede lid aan het einde van de tweede termijn plaatsvindt, zijn er vervolgens twee mogelijkheden: er wordt direct tot stemming overgegaan of aan de beraadslagingen wordt een derde termijn toegevoegd (zie artikel 26).

 

Artikel 29 Deelname aan de beraadslaging door andere personen

Deze bepaling is noodzakelijk in verband met het in artikel 22 Gemeentewet geregelde verschoningsrecht. Het is uiteraard ook mogelijk dat de raad bepaalt dat een bepaalde functionaris in bepaalde gevallen altijd aan de beraadslaging mag deelnemen.

 

Artikel 30 Algemene bepalingen over stemmingen in de raad

Indien een raadslid te kennen geeft een hoofdelijke stemming te wensen, moet de stemming plaatsvinden. De raad heeft niet de bevoegdheid om van deze bepaling van artikel 32 van de Gemeentewet af te wijken. Vraagt niemand stemming, dan wordt het voorstel geacht te zijn aangenomen.

De regeling in het tweede lid kan toepassing krijgen, indien de uitkomst van de stemming tevoren duidelijk is en slechts enkele leden zouden tegenstemmen. Bij wie de stemming begint, is geregeld in artikel 18 van dit reglement. Bij staking van stemmen is het bepaalde in artikel 32 van de Gemeentewet van toepassing. Indien de vergadering voltallig is, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen. Is de vergadering niet voltallig, dan wordt het nemen van het besluit tot een volgende vergadering uitgesteld. Als ook dan de stemmen staken, wordt het voorstel geacht niet te zijn aangenomen.

 

Artikel 31 Stemming over amendementen en moties

Voor informatie over een amendement of een motie (betekenis, indiening e.d.) wordt hier eerst verwezen naar de artikelen 1, 37 en 38 van dit reglement c.q. de toelichting daarop. Voor alle duidelijkheid wordt hier een verschil in procedure aangegeven tussen een motie en een amendement. Een amendement komt in stemming voorafgaande aan de stemming over het voorstel van het college. Een motie strekt niet tot wijziging van een voorgesteld besluit; over een motie wordt een apart besluit genomen, nadat de besluitvorming over het aanhangige voorstel is afgerond. Bij een motie over een afzonderlijk onderwerp geldt dit uiteraard niet en is het vierde lid niet van toepassing.

 

Artikel 32 Stemming over personen

De Gemeentewet geeft in artikel 31 aan, dat over benoemingen (niet ontslag) van personen of het opstellen van een voordracht of aanbeveling schriftelijk moet worden gestemd. Een voordracht is voor de raad bindend; de raad heeft slechts keus tussen degenen die op de voordracht zijn vermeld. Een aanbeveling is een voorstel waarvan de raad mag afwijken.

Wanneer er veel benoemingen te doen zijn (bij voorbeeld aan het begin van een nieuwe zittingsperiode) kan een gecombineerd stembiljet worden ontworpen en gebruikt.

In het zesde lid wordt aangesloten bij het bepaalde in artikel 30 van de Gemeentewet. Wat onder een (niet) behoorlijk ingevuld stembriefje moet worden verstaan, is in de wet niet geregeld; uit de toelichting op de wet blijkt dat een blanco stembriefje in ieder geval wordt beschouwd als een niet behoorlijk ingevuld stembriefje. Die visie is opgenomen in dit reglement.

 

Artikel 33 Herstemming over personen

Geen toelichting.

 

Artikel 34 Beslissing door het lot

Geen toelichting.

 

Artikel 35 Verzoek om plaatsing van een onderwerp op de agenda

Geen toelichting

 

Artikel 36 Schriftelijke vragen

Het vragenrecht geeft aan de leden van de raad het recht informatie te vragen over aangelegenheden die tot de bevoegdheid van het college of de burgemeester behoren. Het karakter van deze vragen is primair van informatieve strekking. In de hier aangegeven procedure wordt de vragensteller in de gelegenheid gesteld nadere inlichtingen over het antwoord te vragen aan degene die het antwoord heeft gegeven. Indien de vragensteller van mening is, dat de beantwoording van de vragen tot een besluit van de raad moet leiden, kan hij het recht van initiatief of het interpellatierecht benutten om het onderwerp of het voorstel op de agenda van de raad te krijgen.

 

Artikel 36a Mondelinge vragenronde

Deze bepaling vormt een aanvulling op artikel 155, eerste lid, van de Gemeentewet met betrekking tot het vragenrecht. Het is dan ook een facultatieve bepaling. Bewust is gekozen voor een algemene regeling van de mondelinge vragenronde. Veelal fungeert de rondvraag in de raadsvergadering als een mogelijkheid tot het stellen van vragen. In het dualistisch stelsel is het echter niet meer vanzelfsprekend dat het ter zake kundige collegelid aanwezig is. Om die reden en omdat het de herkenbaarheid van de controlerende taak van de raad ten goede komt, is hiervoor een aparte gelegenheid gecreëerd. Om snel tot de kern en de actualiteit door te dringen is gekozen voor het model van de Tweede Kamer, waarbij in relatief korte tijd vraag en antwoord geformuleerd moeten worden.

 

Artikel 37 Amendementen

Leden van de raad kunnen aan de raad wijzigingen op een voorstel van het college voorstellen, de zogenaamde amendementen. Wanneer een amendement is ingediend, kan dit voor een ander raadslid aanleiding zijn, op dit amendement nog weer een wijziging voor te stellen, het sub-amendement. Een (sub-)amendement kan ingediend worden op een voorgesteld besluit, dat aanhangig is. De beraadslaging over het (sub-)amendement vindt plaats in ten hoogste twee termijnen. Indien (in uitzonderlijke situaties) een ingediend amendement verdere beraadslaging noodzakelijk maakt, kan de raad besluiten tot een derde termijn (zie artikel 26 van dit reglement).

Voor wat betreft de stemming over amendementen wordt verwezen naar artikel 31 van dit reglement. Een voorstel tot splitsing van een voorgestelde beslissing kan - indien aangenomen - meebrengen, dat één onderdeel van een besluit wel en een ander niet wordt aanvaard.

 

Artikel 38 Moties

Een motie is een voorstel tot het doen van een uitspraak. Het kan gaan om het uitspreken van een wens (van inhoudelijke, politieke, procedurele aard) of het uitspreken van instemming dan wel afkeuring over bepaalde ontwikkelingen. Een motie betreft dus niet een concreet besluit dat op rechtsgevolg is gericht; een motie heeft geen juridische, maar een politieke betekenis. Daarom zijn burgemeester en wethouders formeel niet aan een motie gebonden of tot uitvoering ervan verplicht. Wel kan het naast zich neerleggen van een motie door het college leiden tot een vertrouwensbreuk tussen raad en college en hieruit kan het college dan zijn consequentie trekken.

Voor wat betreft de besluitvormingsprocedure omtrent een motie wordt opgemerkt, dat over een motie een apart besluit wordt genomen. Voor de beraadslaging over een motie over een aanhangig onderwerp geldt, dat deze niet plaatsvindt in afzonderlijke termijnen, maar gelijktijdig met de beraadslaging over het onderwerp, waarop de motie betrekking heeft. Een besluit over een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt aan het einde van de raadsvergadering plaats. Een dergelijke motie benadert het in artikel 40 van dit reglement geregelde initiatiefvoorstel. De mogelijkheid een motie in preadvies te nemen is vervallen. Dit past niet in het dualistisch stelsel.

 

Artikel 39 Voorstel van orde

De voorzitter van de vergadering legt aan de raad ter beslissing voor of inderdaad sprake is van een voorstel van orde. Over een voorstel van orde wordt direct, zonder beraadslaging, besloten. Indien het gaat om een niet geagendeerd voorstel, dient de procedure voor een initiatiefvoorstel gevolgd te worden (zie artikel 40 van dit reglement). Bij een voorstel van orde tijdens een commissiebehandeling besluit de commissievoorzitter, na het horen van de commissiewoordvoerders, terstond.

 

Artikel 40 Initiatiefvoorstel

Het is de taak van burgemeester en wethouders aan de raad de nodige voorstellen te doen. Maar raadsleden kunnen ook zelf een voorstel voor een verordening of beslissing doen. Hiervoor is hen het recht van initiatief toegekend.

Een voorstel voor een verordening moet de raad in behandeling nemen. Voor andere initiatiefvoorstellen is geen verplichte behandeling voorgeschreven. Dit betekent dat de raad (aanvullende) voorwaarden kan stellen aan het in behandeling nemen van een ander initiatiefvoorstel. De agendacommissie bepaalt in overleg met de indiener in eerste instantie het besluitvormingstraject.

 

Artikel 41 Voorstel van het college aan de raad

Dit artikel heeft betrekking op het agenderingsrecht van de raad. De raad is de enige die een voorstel voor een verordening of een ander voorstel kan agenderen, dat het college heeft voorbereid. Als het college het voorstel heeft voorbereid, betekent dit niet dat het college het door hen voorbereide voorstel kan intrekken indien het college van oordeel is dat verdere behandeling van het voorstel niet wenselijk is. De raad moet hier toestemming voor geven.

Indien de raad van oordeel is dat een voorstel voor een verordening of een ander voorstel niet voldoende is voorbereid, kan de raad het voorstel voor een verordening of een ander voorstel nogmaals voor advies aan het college zenden. De raad kan het college bijvoorbeeld verzoeken het voorstel voor een verordening of ander voorstel nader te onderbouwen. De raad bepaalt echter wanneer het voorstel voor een verordening of ander voorstel, dat door het college verder voorbereid is, opnieuw behandeld wordt. De raad kan dit in dezelfde raadsvergadering regelen, maar kan dit ook aan de agendacommissie overlaten.

 

Artikel 42 Interpellatie in de raad

Dit artikel stelt nadere regels aan artikel 155 van de Gemeentewet. Het interpellatierecht ligt in het verlengde van het mondelinge vragenrecht. Het gaat om een recht van een volksvertegenwoordiger om tijdens een vergadering over een niet-geagendeerd onderwerp inlichtingen aan het college of de burgemeester te vragen. Daarvoor is verlof van de raad voor nodig.

 

Artikel 43 Inlichtingen

Geen toelichting.

 

Artikel 44 Procedure begroting

De betreffende procedure kan jaarlijks of in zijn algemeenheid voor een langere periode worden bepaald.

 

Artikel 45 Procedure jaarrekening

De betreffende procedure kan jaarlijks of in zijn algemeenheid voor een langere periode worden bepaald.

 

Artikel 46 Verslag; verantwoording

Leden van de raad (of in voorkomende gevallen de burgemeester, een wethouder of de gemeentesecretaris), die lid zijn van een algemeen bestuur van een gemeenschappelijke regeling, verrichten aldaar hun taak zowel als leden van dat bestuur en als vertegenwoordiger van en in naam van de gemeente. Voor de wijze, waarop zij in het bestuur van de gemeenschappelijke regeling functioneren, zijn zij verantwoording verschuldigd aan de raad, die hen heeft aangewezen.

Ook de gemeenschappelijke regeling dient over deze verantwoordingsplicht en over de informatieverstrekking aan de raad bepalingen te bevatten. In het eerste lid van dit artikel is een regeling getroffen voor mondelinge verslaglegging In het tweede lid wordt de mogelijkheid tot het stellen van schriftelijke vragen aangegeven, overeenkomstig de regels, daarvoor gesteld in artikel 36 van dit reglement. Het derde lid bevat de procedure voor de ter verantwoording roeping, die aansluit bij de regels voor inlichtingen.

De bepalingen van dit artikel zijn ook van toepassing op andere organisaties, waarin de raad één of meer van zijn leden heeft benoemd. Hierbij valt te denken aan privaatrechtelijke rechtspersonen en vennootschappen.

 

Artikel 47 Algemeen

Een besloten vergadering van de raad of een commissie is een officiële vergadering, waarbij de vergaderregels van dit reglement van orde in acht genomen dienen te worden, voor zover de bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering. In artikel 23 van de Gemeentewet zijn procedurevoorschriften opgenomen voor ‘het sluiten van de deuren’, de wijze waarop een vergadering een besloten vergadering wordt.

 

Artikel 48 Besluitenlijst

In dit artikel is uitwerking gegeven aan artikel 23, vierde lid, van de Gemeentewet.

 

Artikel 49 Geheimhouding

Hetgeen besproken wordt in een besloten vergadering, valt niet van rechtswege onder de geheimhoudingsplicht. Daarvoor is toepassing van de procedure volgens artikel 25 van de Gemeentewet (raad) of artikel 86 Gmw (commissie) nodig.

 

Artikel 50 Opheffing geheimhouding

In de hiervoor aangehaalde artikelen wordt aan de raad de mogelijkheid geboden de geheimhouding van stukken op te heffen; stukken die niet per se aan hem behoeven te zijn overgelegd. Het kan dus (zie bij voorbeeld artikel 86, tweede lid, van de Gemeentewet) gaan om de situatie dat de burgemeester geheimhouding heeft opgelegd ten aanzien van stukken die hij aan de raadscommissie heeft overgelegd. De raadscommissie kan dan aan de raad verzoeken de geheimhouding op te heffen (indien de burgemeester daar niet toe bereid is). In het onderhavige artikel is nu ter zake een overlegverplichting opgenomen waardoor recht wordt gedaan aan het principe van hoor en wederhoor.

 

Artikel 51 Toehoorders en pers

Geen toelichting.

 

Artikel 52 Geluid- en beeldregistraties

Geen toelichting.

 

Artikel 53 Verbod gebruik mobiele telefoons

Mobiel telefoonverkeer heeft een storende werking tijdens de vergadering. Dit laat onverlet dat indien zwaarwegende redenen dit noodzakelijk maken, de voorzitter van de vergadering toestemming kan geven een mobiele telefoon wel stand-by te laten staan.

 

Artikel 54 Uitleg reglement

Geen toelichting.

 

Artikel 55 Inwerkingtreding

Geen toelichting.

 

Artikel 56 Citeertitel

Geen toelichting.