Regeling vervallen per 30-06-2011

Algemene Subsidieverordening Vlaardingen 2008

Geldend van 30-06-2011 t/m 29-06-2011 met terugwerkende kracht vanaf 01-06-2011

Intitulé

Algemene Subsidieverordening Vlaardingen 2008

De Raad van de gemeente Vlaardingen,

 

Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 13 november 2007;

 

Gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht;

 

Overwegende dat het wenselijk is de huidige Algemene Subsidieverordening Vlaardingen 2003 te vervangen.

 

Besluit

 

Vast te stellen de volgende verordening:

 

Algemene Subsidieverordening Vlaardingen 2008

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Paragraaf 1 Inleidende bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening en de daarop rustende bepalingen wordt verstaan onder:

a. subsidieontvanger: degene aan wie subsidie wordt of is verstrekt, danwel de aanvrager;

b. structurele subsidie: een subsidie die van jaar tot jaar kan worden verleend voor activiteiten die in beginsel van onbepaalde duur zijn;

c. incidentele subsidie: een subsidie die kan worden verstrekt voor activiteiten die in beginsel van bepaalde duur zijn;

d. subsidie: structurele of incidentele subsidie;

e. Awb: Algemene wet bestuursrecht;

f. nadere regels: nadere regels als bedoeld in artikel 4;

g. het college: het college van burgemeester en wethouders van Vlaardingen.

 

Artikel 2 Subsidiecriteria

Om voor subsidie in aanmerking te komen dan wel te blijven komen, moet de subsidie ontvanger:

a. activiteiten verrichten die zich naar het oordeel van het college in hoofdzaak richten op Vlaardingen en de ingezetenen van Vlaardingen, dan wel ten goede komen aan de Vlaardingse gemeenschap;

b. activiteiten verrichten die passen binnen het beleid van de gemeente;

c. activiteiten verrichten waarin op andere wijze nog niet in belangrijke mate binnen de gemeente is voorzien;

d. ten genoegen van het college aantonen, dat hij voor het verrichten van de activiteiten een subsidie nodig heeft, alsmede dat de verwachting gerechtvaardigd is, dat men met inbegrip van de subsidie de financiële middelen ter beschikking staan om met de activiteiten bij te dragen aan de realisatie van het beoogde beleidsdoel;

e. een zodanige werkwijze toepassen alsmede over een zodanige organisatorische en administratieve opzet of over zodanig gekwalificeerde medewerkers beschikken, dat het college redelijkerwijs mag verwachten dat de activiteiten bijdragen aan verwezenlijking van het beoogd beleidsdoel en;

f. zich onthouden van gedragingen of geen doelen nastreven die in strijd zijn met de wet, het algemeen belang of de openbare orde.

 

Artikel 3 Verstrekken subsidie

1. Subsidie wordt verstrekt aan organisaties met rechtspersoonlijkheid naar burgerlijk recht .

2. In bijzondere gevallen kan een incidentele subsidie worden verstrekt aan:

a. een natuurlijke persoon, of

b. een rechtspersoon in oprichting.

3. In de gevallen bedoeld in het tweede lid is het bepaalde in deze verordening alsmede in de nadere regels, voorzover mogelijk, van overeenkomstige toepassing.

Artikel 4 Nadere regels en beleidsregels

1. Het college kan ter uitvoering van deze verordening nadere regels stellen.

2. Het college kan beleidsregels vaststellen ter uitvoering van:

a. deze verordening, of

b. de nadere regels.

Artikel 5 Winstoogmerk

1. Subsidie wordt verstrekt aan subsidieontvangers die zonder winstoogmerk werkzaam zijn.

2. In bijzondere gevallen kan het college van het in het eerste lid bepaalde afwijken.

Paragraaf 2 Subsidieverlening

Artikel 6 Aanvraag incidentele subsidie

1. Onverminderd het in de Awb bepaalde neemt de subsidieontvanger van een incidentele subsidie het volgende in acht:

a. de aanvraag wordt door middel van een door het college vastgesteld aanvraagformulier ingediend;

b. de aanvraag dient tenminste acht weken voor het tijdstip waarop een aanvang met de activiteiten wordt gemaakt door het college ontvangen te zijn;

c. de aanvraag gaat vergezeld van tenminste: 1e. een beschrijving van de voorgenomen activiteiten;

2e. een financiële begroting met toelichting; d. de statuten of het reglement van de subsidieontvanger worden overgelegd, alsmede een opgave van de bestuurssamenstelling;

e. het bewijs van inschrijving bij de Kamer van Koophandel wordt overgelegd. 2. Het college kan, al dan niet in nadere regels, bepalen dat de subsidieontvanger, naast de in het eerste lid genoemde gegevens, nog andere gegevens en bescheiden verschaft.

Artikel 7 Aanvraag structurele subsidie

1. Onverminderd het in de Awb bepaalde neemt de subsidieontvanger van een structurele subsidie het volgende in acht:

a. de aanvraag wordt door middel van een door het college vastgesteld aanvraagformulier ingediend;

b. in het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de te subsidiëren activiteit gerealiseerd wordt of een aanvang neemt, wordt de aanvraag ingediend vóór: 1e. 1 april in geval van een inhoudelijk gewijzigde aanvraag, of

2e. 1 juli in geval van een inhoudelijk ongewijzigde aanvraag; c. de aanvraag gaat vergezeld van tenminste: 1e. een beschrijving van de voorgenomen activiteiten;

2e. een financiële begroting met toelichting;

3e. een overzicht van de financiële situatie op het moment van de aanvraag, indien mogelijk in de vorm van een jaarrekening over het voorafgaande boekjaar; d. indien voor de eerste keer een structurele subsidie wordt aangevraagd worden de statuten of het reglement van de subsidieontvanger alsmede een opgave van de bestuurssamenstelling overgelegd;

e. indien voor de eerste keer een structurele subsidie wordt aangevraagd wordt tevens het bewijs van inschrijving bij de Kamer van Koophandel overgelegd. 2. Het college kan, al dan niet in nadere regels, bepalen dat de subsidieontvanger, naast de in het eerste lid genoemde gegevens, nog andere gegevens en bescheiden verschaft.

Artikel 8 Meerjarige subsidies

1. Subsidieverlening voor een langere periode dan een jaar geschiedt door de raad.

2. De periode waarvoor subsidie wordt verleend bedraagt maximaal vier jaar.

3. In de beschikking tot subsidieverlening wordt aangegeven op welk bedrag de aanvrager voor ieder jaar recht heeft, dan wel op welke wijze het toegekende bedrag jaarlijks geïndexeerd wordt.

4. Indien sprake is van indexering past het college jaarlijks het subsidiebedrag aan.

Artikel 9 Beslissingsbevoegdheid en beslistermijn

Het college beslist op een aanvraag binnen acht weken; deze termijn kan ten hoogste met tien weken worden verlengd. In gevallen waarin de aanvraag betrekking heeft op het kalenderjaar volgend op dat waarin de aanvraag is ingediend beslist het college vóór 1 januari van dat jaar. Indien niet voor het in het tweede lid genoemde tijdstip kan worden beslist stelt het college na overleg met de subsidieontvanger een ander tijdstip vast.

Artikel 10 Weigeringsgronden

De subsidie kan onverminderd het bepaalde in artikel 24, worden geweigerd indien:

a. één van de weigeringsgronden genoemd in de Awb zich voordoet;

b. niet voldaan wordt aan het in deze verordening bepaalde.

 

Paragraaf 3 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Artikel 11 Informatieplicht

1. De subsidieontvanger verstrekt het college tijdig informatie over feiten en ontwikkelingen die voor de subsidieverlening relevant kunnen zijn.

2. De subsidieontvanger verleent de nodige medewerking indien door het college of na overleg met het college door andere overheden onderzoeken worden ingesteld.

3. De subsidieontvanger richt zich, voor wat betreft de inrichting van de financiële administratie en zijn verslaglegging naar de aanwijzingen van het college.

Artikel 12 Bestuurssamenstelling

1. Het college kan een organisatie die subsidie aanvraagt aanbevelingen doen over de samenstelling van haar bestuur.

2. Worden deze aanbevelingen niet gevolgd dan kan het college deze aanbeveling als verplichting aan de subsidie verbinden.

Artikel 13 Aanvullende verplichtingen

1. Bij de subsidieverlening kan worden bepaald dat de subsidieontvanger:

a. zijn voornemen tot statutenwijziging en de inhoud daarvan ter kennis brengt van het college;

b. zijn voornemen tot opheffing en ontbinding tenminste 13 weken voordat het definitieve besluit te dien aanzien wordt genomen ter kennis brengt van het college

c. verplicht is in de statuten te laten neerleggen dat statutenwijziging, alsmede nader te omschrijven beslissingen van de subsidieontvanger de goedkeuring van het college behoeven.

d. voorafgaande toestemming van het college behoeft bij: 1e. opheffing en ontbinding;

2e. het vervreemden of bezwaren van roerende zaken, niet zijnde registergoederen;

3e. het cederen of in zekerheid overdragen van vorderingen;

4e. het zich borg stellen dan wel als hoofdelijk schuldenaar verbinden;

5e. het zich voor een derde sterk maken;

6e. het zich tot zekerstelling voor een schuld van een derde verbinden, of

7e. het afsluiten van enige overeenkomst inzake het aangaan of verstrekken van geldleningen. 2. De subsidieontvanger heeft voorafgaande toestemming van het college nodig met betrekking tot de bestemming van een eventueel batig liquidatiesaldo bij ontbinding.

3. De subsidie ontvanger brengt zijn voornemen om een rechtspersoon op te richten dan wel in een rechtspersoon deel te nemen vooraf ter kennis aan het college.

Artikel 14 Verzekering

1. De subsidieontvanger is verplicht zijn roerende en onroerende zaken behoorlijk te verzekeren en verzekerd te houden.

2. De subsidieontvanger is verplicht zijn wettelijke aansprakelijkheid ten opzichte van derden te dekken door afsluiting van een verzekering voor de onder zijn verantwoordelijkheid werkende vrijwilligers en het in dienst zijnde personeel.

3. Het college kan in voorkomende gevallen aan de subsidieontvanger de verplichting opleggen zich genoegzaam te verzekeren tegen andere risico’s, een en ander ter beoordeling van het college.

Artikel 15 Invloed en klachtenregeling

1. De subsidieontvanger betrekt de deelnemers, vrijwilligers en werknemers bij het beleid van zijn organisatie.

2. Het college kan de subsidieontvanger verplichten een klachtenregeling in te stellen.

Paragraaf 4 Voorschotten

Artikel 16 Verlenen van voorschot

1. Het college kan in de verleningsbeschikking bepalen dat vooruitlopend op de vaststelling één of meer voorschotten worden verleend.

2. Indien gebruik wordt gemaakt van de in het eerste lid genoemde bevoegdheid bepaalt het college tevens het bevoorschottingschema.

Paragraaf 5 Vermogensvorming

Artikel 17 Vorming reserves en voorzieningen

Het college kan bij de subsidieverlening in de beschikking bepalingen opnemen over de vorming van reserves en voorzieningen.

Artikel 18 Vermogensontwikkeling

1. Het college kan voor de subsidieontvanger maxima vaststellen voor het vrij besteedbaar eigen vermogen.

2. Het college kan bij de subsidieverlening en de subsidievaststelling rekening houden met de omvang van het vrij besteedbaar eigen vermogen bedoeld in het eerste lid.

Artikel 19 Vergoeding vermogensvorming

1. In de gevallen bedoeld in art. 4.41 tweede lid van de Awb is de subsidieontvanger aan het college een vergoeding van de vermogenswaarden verschuldigd voorzover deze vermogenswaarden zijn opgebouwd door middel van gemeentelijke subsidies.

2. De wijze waarop de hoogte van de vergoeding wordt bepaald, wordt vermeld in de beschikking tot verlening, vaststelling of beëindiging van de subsidie.

3. Bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding wordt uitgegaan van de waarde van de goederen op het tijdstip waarop de vergoeding verschuldigd wordt/is met dien verstande dat in geval van ontvangst van schadevergoeding voor verlies of beschadiging van goederen wordt uitgegaan van het bedrag dat als schadevergoeding door de subsidieontvanger wordt ontvangen.

4. Indien het onroerende zaken betreft, geschiedt de waardebepaling door een onafhankelijke deskundige.

Paragraaf 6 Subsidievaststelling en betaling

Artikel 20 Aanvraag vaststellingsbeschikking

1. Onverminderd het in de Awb bepaalde neemt de subsidieontvanger bij de aanvraag voor een vaststellingsbeschikking het volgende in acht: a. De aanvraag wordt door middel van een door het college vastgesteld aanvraagformulier ingediend;

b. De aanvraag dient door het college ontvangen te zijn: 1e. In het geval van een structurele subsidie voor 1 juni na afloop van het kalenderjaar waarin of waarvoor subsidie is verleend, of

2e. In het geval van een incidentele subsidie twaalf weken na afloop van de gesubsidieerde activiteit. 2. De subsidieontvanger voldoet aan de in artikel 4:45, eerste lid Awb bedoelde verplichting door een door het bestuur gewaarmerkt verslag van de activiteiten over te leggen. Dit verslag bevat in ieder geval: a. een beschrijving van de aard en de omvang van de activiteiten;

b. een vergelijking tussen de nagestreefde en gerealiseerde doelstellingen; en

c. een toelichting op de verschillen. 3. De subsidieontvanger voldoet aan de in artikel 4:45, tweede lid Awb bedoelde verplichting door een door het bestuur gewaarmerkte rekening van baten en lasten en een balans met een toelichting daarop te overleggen.

4. Indien zulks naar het oordeel van het college nodig is, legt de subsidieontvanger naast de in het eerste en tweede lid genoemde gegevens tevens een verklaring van een accountant over.

5. Het college kan vrijstelling verlenen van een of meer onderdelen van het eerste en tweede lid indien naleving daarvan redelijkerwijs niet verlangd kan worden of daarmee geen aantoonbaar belang is gediend.

6. Onverminderd het in de Awb bepaalde kan het college bepalen welke andere gegevens en bescheiden worden ingestuurd bij een aanvraag tot het nemen van een vaststellingsbeschikking.

7. Indien de in het eerste lid bedoelde aanvraag niet voor het daarin genoemde tijdstip is ontvangen of de subsidieontvanger de andere gegevens en bescheiden genoemd in dit artikel niet verschaft, gaat het college zes weken na het eenmalig rappel over tot ambtshalve vaststelling.

Artikel 21 Beslistermijn

Het college beslist op een aanvraag voor subsidievaststelling binnen twaalf weken, deze termijn kan eenmalig met zes weken worden verlengd.

Artikel 22 Betaling

Het subsidiebedrag wordt binnen zes weken na de subsidievaststelling betaald.

Paragraaf 7 Terugvordering onverschuldigde betalingen

Artikel 23 Rente

Het college is bevoegd over de onverschuldigd betaalde subsidie wettelijke rente te vorderen.

Paragraaf 8 Intrekking of weigering op grond van de Wet BIBOB

Artikel 24 Aanvullende weigering/intrekking Wet BIBOB

1. Onverminderd het bepaalde in de Awb en deze verordening kan het college voor subsidies voor bepaalde beleidsdoelen of onderdelen van beleidsdoelen, bepalen dat de gevraagde subsidie kan worden geweigerd of de verleende subsidie kan worden ingetrokken in het geval en onder de voorwaarden bedoeld in artikel 3 van de Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.

2. De beleidsdoelen of de onderdelen van beleidsdoelen in het eerste lid worden opgenomen in een door het college vast te stellen bijlage behorende bij deze verordening.

Hoofdstuk 2 Bijzondere bepalingen

Paragraaf 9 Inleidende bepalingen

Artikel 25 Subsidievormen

1. Deze verordening kent de volgende subsidievormen:

a. budgetsubsidie

b. exploitatiesubsidie

c. investeringssubsidie

d. waarderingssubsidie

2. De subsidievormen in het eerste lid onder a, b, c en d sluiten elkaar uit in die zin dat per activiteit de subsidieontvanger slechts op één van deze wijzen subsidie kan ontvangen.

Artikel 26 Subsidieplafond

1. Het college kan in de nadere regels een subsidieplafond vaststellen voor beleidsdoelen of onderdelen van beleidsdoelen.

2. Indien toepassing wordt gegeven aan het eerste lid wordt in de nadere regels tevens opgenomen hoe het beschikbare bedrag wordt verdeeld.

Paragraaf 10 Budgetsubsidie

Artikel 27 Budgetsubsidie

Onder budgetsubsidie wordt verstaan: een subsidie waarbij in de verleningsbeschikking de hoogte van de te verstrekken subsidie wordt bepaald aan de hand van een beschrijving van de voorgenomen activiteiten die tenminste voorzien is van een begroting waarbij de subsidieontvanger, met inachtneming van het bepaalde in deze verordening, vrij is in de wijze waarop de subsidie wordt aangewend waarbij de gemeente inhoudelijk stuurt op prestaties en resultaten.

Artikel 28 Tussentijdse rapportages bij budgetsubsidies

1. Uiterlijk op 1 september van het subsidiejaar doet de ontvanger verslag van de voortgang van de activiteiten in de eerste zes maanden van het jaar en geeft hij een prognose voor de tweede zes maanden. Indien de voortgang van de uitvoering van de activiteiten of de realisatie van de prestaties niet correspondeert met de planning, geeft de ontvanger aan of en op welke wijze realisatie van het activiteitenplan alsnog zal worden bereikt.

2. Het college kan aangeven in welke vorm deze rapportage dient plaats te vinden.

3. Artikel 4:70 van de Awb is van toepassing.

Artikel 29 Subsidievaststelling bij budgetsubsidie

Onverminderd het in deze verordening bepaalde wordt bij de vaststellingsbeschikking van budgetsubsidies het volgende in acht genomen:

a. indien de subsidieontvanger de in de verleningsbeschikking opgenomen activiteiten realiseert tegen een hoger bedrag dan is verleend, dient de subsidieontvanger de extra kosten uit eigen middelen te dekken;

b. indien de subsidieontvanger meer werkzaamheden realiseert dan in de verleningsbeschikking is opgenomen, dient de subsidieontvanger de kosten van deze extra activiteiten uit eigen middelen te dekken

c. indien de subsidieontvanger minder werkzaamheden realiseert dan in de verleningsbeschikking is opgenomen, wordt bij de vaststelling van de subsidie uitgegaan van het niveau dat overeenkomt met het lagere prestatieniveau;

d. indien de subsidieontvanger, naar het oordeel van het college, naar aard en hoedanigheid andere activiteiten realiseert dan in de verleningsbeschikking is opgenomen, wordt bij de subsidievaststelling gehandeld overeenkomstig het bepaalde onder c;

e. de subsidieontvanger kan niet-bestede subsidies naar eigen inzicht aanwenden voor het verrichten van activiteiten ter verwezenlijking van zijn doelstelling of reserveren, zulks onverminderd het bepaalde in paragraaf 5 (Vermogensvorming).

Paragraaf 11 Exploitatiesubsidie

Artikel 30 Exploitatiesubsidie

Onder exploitatiesubsidie wordt verstaan: subsidie waarbij in de verleningsbeschikking de hoogte van de subsidie wordt bepaald aan de hand van een exploitatiebegroting van de subsidiabele activiteit, waarbij geldt dat de exploitatiebegroting in haar geheel en op onderdelen bindend is.

Artikel 31 Subsidievaststelling bij exploitatiesubsidie

Onverminderd het in deze verordening bepaalde, bepaalt het college in de vaststellingsbeschikking van exploitatiesubsidies:

a. welke onderdelen uit de afrekening in relatie tot de exploitatiebegroting zijn goedgekeurd;

b. op welke wijze de subsidievaststelling wordt berekend.

Paragraaf 12 Investeringssubsidie

Artikel 32 Investeringssubsidie

Onder investeringssubsidie wordt verstaan: subsidie waarbij in de verleningsbeschikking de hoogte van de subsidie wordt bepaald aan de hand van een investeringsbegroting van de subsidiabele activiteit, waarbij geldt dat de investeringsbegroting in haar geheel en op onderdelen bindend is.

Artikel 33

Onverminderd het in deze verordening bepaalde, bepaalt het college in de vaststellingsbeschikking van investeringssubsidies:

a. welke onderdelen uit de afrekening in relatie tot de investeringsbegroting zijn goedgekeurd;

b. op welke wijze de subsidievaststelling wordt berekend.

Paragraaf 13 Waarderingssubsidie

Artikel 34 Waarderingssubsidie

Onder waarderingssubsidie wordt verstaan: subsidie die wordt verleend uit waardering voor het louter bestaan  van een subsidieontvanger en zijn activiteiten en dient als een stimuleringsbijdrage in de kosten van een activiteit, ongeacht de feitelijke kosten.

Artikel 35 Subsidievaststelling bij waarderingssubsidie

Aan de vaststelling van waarderingssubsidies gaat geen subsidieverlening vooraf.

Hoofdstuk 3 Overige bepalingen

Paragraaf 14 Hardheidsclausule en evaluatiebepaling

Artikel 36 Hardheidsclausule

Het college handelt overeenkomstig deze verordening, tenzij dat voor één of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de verordening te dienen doelen.

Artikel 37 Evaluatiebepaling

Het college zendt binnen vier jaren na de inwerkingtreding van deze verordening en vervolgens om de vier jaren aan de raad een verslag van de wijze waarop zij is toegepast.

Paragraaf 15 Slot- en overgangsbepalingen

Artikel 38 Overgangsbepaling

1. Deze verordening is niet van toepassing op subsidies die voor de inwerkingtreding van deze verordening zijn verleend of vastgesteld.

2. Vaststelling van vóór inwerkingtreding van deze verordening verleende subsidies vindt plaats overeenkomstig de vóór inwerkingtreding van deze verordening geldende bepalingen.

3. Indien vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een subsidieaanvraag op grond van de Algemene subsidieverordening Vlaardingen 2003 is ingediend waarop ten tijde van de inwerkingtreding nog niet is beslist, wordt daarop deze verordening toegepast.

4. De Algemene Subsidieverordening Vlaardingen 2003 blijft voor loonkostensubsidies van toepassing tot het moment waarop het college op grond van de reïntegratieverordening nadere regels heeft vastgesteld.

Artikel 39 Inwerkingtreding en intrekking oude regeling

Deze verordening wordt gepubliceerd in het Gemeenteblad en treedt in werking op 1 januari 2008 onder gelijktijdige intrekking van de Algemene subsidieverordening Vlaardingen 2003.

Artikel 40 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als:

a. Algemene Subsidieverordening Vlaardingen 2008, of

b. ASV 2008.

 

Ondertekening

 Besloten in de vergadering van 19-12-2007.