Regeling vervallen per 01-01-2011

Binnenhavengeldverordening 2010

Geldend van 01-01-2011 t/m 31-12-2010

Intitulé

Binnenhavengeldverordening 2010

De gemeenteraad van Vlaardingen,

 

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van, R.nr. ;

 

Gelet op de artikelen 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, en 229a van de Gemeentewet;

 

Besluit:

 

vast te stellen de hierna volgende

 

Binnenhavengeldverordening 2010

 

 

Artikel 1 Begripsbepalingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

a. vaartuig: een drijvend lichaam dat wegens zijn drijfvermogen wordt gebezigd dan wel bestemd of geschikt is voor het vervoer te water van

personen of goederen of voor het dragen van al dan niet met het drijvende lichaam een geheel uitmakende voorwerpen;

b. meetbrief: het document als bedoeld in artikel 782, vierde lid, van het Wetboek van Koophandel in samenhang met het besluit van 24 oktober

1983 (Besluit binnenschependocumenten, Stb. 548);

c. schip: een binnenschip of een vissersschip;

d. binnenschip: een vaartuig - niet zijnde een pleziervaartuig - dat uitsluitend gebruikt wordt voor de vaart op binnenwateren;

e. vrachtschip: een binnenschip dat hoofdzakelijk gebezigd wordt voor het vervoer van goederen;

f. passagiersschip: een binnenschip dat middel van openbaar vervoer is of ho­of­d­za­ke­li­jk wordt

ge­br­ui­kt voor het bedrijfsmatig vervoeren­ van personen;

g. zeilend bedrijfsvaartuig: een vaartuig, dat overwegend of geheel met be­hu­lp van ze­i­len wordt voortgestuwd en dat hoofdzakelijk wordt gebezigd

voor het bedrijfsmatig vervoer van personen;

h. sleepboot: een binnenschip dat hoofdzakelijk wordt gebruikt voor het slepen of duwen van andere vaartuigen;

i. zeevissersschip: een vaartuig dat hoofdzakelijk gebruikt wordt voor het vangen van vis of andere levende rijkdommen van de zee, doch niet voor de

walvisvaart;

j. laadvermogen: het in tonnen uitgedrukte verschil tussen de zoetwaterverplaatsing van een schip bij de grootst toegelaten diepgang en die van het

ledige schip;

k. ton: een massa van 1.000 kilogram;

l. bruto-ton, BT: de eenheid voor de bruto-inhoud van een zeeschip zoals bedoeld in het Verdrag inzake de meting van schepen, Londen 1969 (Trb.

1979, nr. 122 en 194);

m. tabel: de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabel;

n. termijn: een in de tabel genoemde tijdsduur waarin het gebruik van de haven plaatsvindt;

o. dag: een aaneengesloten tijdvak van 24 uren, aanvangende te 0.00 uur;

p. 7 en 14 dagen: een aaneengesloten tijdvak van 7, onderscheidenlijk 14 dagen;

q. maand: een aaneengesloten tijdvak van 30 dagen;

r. kwartaal: een kalenderkwartaal;

s. jaar: een kalenderjaar;

t. haven: de wateren binnen de gemeente, die voor de scheepvaart op­en­ staan­ en voor de openbare dienst bestemde kaden, aanlegsteigers, meer­

palen, boeien en andere soortgelijke werken of inrichtingen die bij de gemeente in beheer of onderhoud zijn;

u. belangrijke herstelwerkzaamheden: herstellingen en veranderingen aan vitale delen van een vaartuig zodanig dat tijdelijk de normale functie van

het vaartuig niet kan worden vervuld en als gevolg daarvan niet als bedrijfsklaar kan worden beschouwd;

v. sa­men­werkingsre­geling: de samenwer­kingsregeling met de gemeen­te Ro­t­ter­d­am c.q. het Havenbedrijf Rotterdam NV.

Artikel 2 Aard van de heffing; belastbaar feit

Onder de naam binnenhavengeld worden rechten geheven ter zake van het gebruik met een vaartuig overeenkomstig de bestemming van voor de openbare dienst bestemde gemeentewateren of van voor de openbare dienst bestemde werken of inrichtingen die bij de gemeente in beheer of in onderhoud zijn alsmede ter zake van het genot van diensten door het gemeentebe­stuur met betrekking tot een vaartuig verstrekt.

 

Artikel 3 Belastingplicht

Het binnenhavengeld wordt geheven van de kapitein, de schipper, de reder of de eigenaar van het vaartuig, degene die het vaartuig heeft gecharterd dan wel van degene die als vertegenwoordiger van een van dezen optreedt.

 

Artikel 4 Vrijstellingen

Geen binnenhavengeld wordt geheven ter zake van:

a. het gebruik van de haven ter zake waarvan zeehavengeld wordt geheven, waarvan havengeld pleziervaartuigen wordt geheven of waarvoor door de

gemeente bij overeen­komst een vergoeding is bedon­gen;

b. het gebruik van de haven met een vaartuig uitsluitend voor het in de haven dokken, het op of aan een werf herstellen, het voor de eerste maal

vaarklaar maken, het slopen, het wisselen van bemanning, het stellen van kompassen of het ontschepen van zieken of doden, mits:

- het gebruik niet langer duurt dan voor een en ander noodzakelijk is en de duur van twee ma­an­den per jaar niet te boven gaat, en:

- vooraf van het voornemen tot de handelingen of de werkzaamheden aan het college van burgemeester en wethouders wordt kennis

gegeven met vermelding van de vermoedelijke tijdsduur van de handelingen of de werkzaamheden;

- bij belangrijke herstelwerkzaamheden de benodigde bewijsstukken worden overgelegd;

c. het gebruik van de haven met:

- een hospitaalschip;

- een woonschip, bedoeld in de Wet op woonwagens en woonschepen (Stbl. 1918,nr. 492);

- vaartuigen van ondergeschikte betekenis, zoals roeiboten en kano's;

d. vaartuigen waarvan het gebruik van de haven zich uitsluitend beperkt tot een doorvaart tussen de Nieuwe Maas en de Vlaardingse Vaart of

omgekeerd dan wel van of naar een verhuurd wateroppervlak in de haven.

Artikel 5 Heffingsmaatstaf

1. Het binnenhavengeld wordt geheven naar:

a. het laadvermogen van het vaartuig, uitgedrukt in tonnen;

b. de oppervlakte van het vaartuig, uitgedrukt in vierkante

me­te­rs;

c. de bruto-inhoud van het schip uitgedrukt in brutotonnen.

2. In de tabel is per soort van vaartuigen aangegeven welke heffings­

maatstaf van toepassing is.

Artikel 6 Tarief

Het binnenhavengeld wordt berekend aan de hand van de tarieven die zijn opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel met inachtneming van de in deze tabel gegeven aanwij­zingen en van het bepaalde in artikel 7.

 

Artikel 7 Tarieftoepassing

1. Voor de toepassing van de tarieven:

a. geldt als laadvermogen in tonnen van een vaartuig het aantal tonnen;

b. wordt de oppervlakte van een vaartuig gesteld op het produkt van lengte over alles en de grootste breedte;

c. geldt als bruto-inhoud van een vaartuig het aantal bruto-tonnen;

d. wordt een gedeelte van een ton, van een bruto-ton of van een vierkante meter niet in aanmerking genomen;

e. wordt de termijn steeds op de kortste van de in de tabel voor het betreffende soort van vaartuigen genoemde termijnen gesteld tenzij voor

een langere termijn aangifte is gedaan.

2. Voor de toepassing van de tarieven en vrijstellingen wordt een binnen­schip of vissersschip geacht in de haven te verblijven tijdens het direkt

voorafgaand verblijf in een haven van een partij bij de samenwer­kingsregeling.

Artikel 8 Wijze van heffing en tijdvak van betaling

1. Het binnenhavengeld wordt geheven bij wege van voldoening op aangif­te.

2. Het binnenhavengeld wordt verschuldigd op het tijdstip waarop het gebruik van de haven een aanvang neemt.

Artikel 9 Betaling

Het op het in artikel 8 bedoelde tijdstip verschuldigd geworden binnenha­vengeld moet binnen 14 dagen na dit tijdstip worden betaald.­

 

Artikel 10 Herhaald gebruik binnen termijn; verlenging termijn

1. Indien met een vaartuig binnen de termijn meer dan een maal gebruik van de haven wordt gemaakt geldt als tijdstip, bedoeld in artikel 8, uitslui­tend het tijdstip waarop het eerste gebruik van de haven binnen de termijn een aanvang neemt.

2. Indien het gebruik van de haven met een vaartuig wordt voortgezet nadat de termijn is verstreken, vangt een nieuwe termijn aan en neemt met betrekking tot de laatstbedoelde termijn het gebruik van de haven opnieuw een aanvang. Het in de vorige volzin bepaalde vindt geen toepassing ingeval het gebruik van de haven wordt beëindigd voor desmiddags twaalf uur op de dag, volgende op de laatste volle dag van de verstreken termijn.

3. In afwijking in zoverre van het tweede lid kan op verzoek van de belas­tingplichtige een termijn van 7 dagen worden verlengd tot 14 dagen. Alsdan is binnenhavengeld verschuldigd tot het bedrag waarmede het voor een termijn van 14 dagen verschuldigde bedrag het voor de termijn van 7 dagen verschuldigde bedrag overtreft. Het in de eerste volzin bedoelde verzoek moet binnen 14 dagen na de aanvang van het gebruik van de haven bij het college van burgemeester en wethouders worden ingediend. Gelijktijdig met het verzoek moet het in de tweede volzin bedoelde binnenhavengeld overeen­komstig de aangifte worden betaald.

Artikel 11 Restitutie en overschrijving

1. Van het binnenhavengeld dat is betaald naar een termijn van een jaar wordt indien het gebruik van de haven is geëindigd voor het verstrij­ken van die termijn, op verzoek van de belastingplichtige restitutie verleend voor zoveel vierden van het betaalde bedrag als er in dat jaar na de beëindiging van het gebruik van de haven nog volle kwarta­len overblijven.

2. Indien een vaartuig wordt vervangen door een ander vaartuig wordt het voor het vervangen vaartuig over de nog niet verstreken maanden van de lopende termijn betaalde binnenhavengeld op verzoek van de belas­tingplich­tige verrekend met het verschuldigde binnenhavengeld over die maanden voor het vervangende vaartuig met dien verstande dat, indien het laatstgenoemde binnenhavengeld lager is dan het betaalde, teruggaaf van het verschil niet plaatsvindt.

3. Het na toepassing van de in het tweede lid bedoelde verrekening verschul­digde bedrag moet binnen 14 dagen na de vervanging overeen­komstig de aangifte worden voldaan.

Artikel 12 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van het binnenhavengeld.

 

Artikel 13 Kwijtschelding

Van het binnenhavengeld wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 14 Inwerkingtreding, citeertitel

1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de derde dag na die van de bekendmaking.

2. De 'Binnenhavengeldverordening Vlaardingen 2009' van 18 december 2008 (R.nr. 71.11) wordt ingetrok­ken met ingang van de in het derde lid ge­noemde datum van ingang van de heffing, met dien verstan­de dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorge­daan.

3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2010.

4. Deze verordening kan worden aangehaald als ’Binnenhavengeldverorde­ning Vlaardingen 2010’.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de gemeenteraad van Vlaardingen, gehouden op december 2009.
 
 
De griffier,                               De voorzitter,
 
 
 
 
drs. W.G. Amesz                      mr. T.P.J. Bruinsma