Binnenhavenverordening Vlaardingen 2010

Geldend van 16-09-2010 t/m heden

Intitulé

Binnenhavenverordening Vlaardingen 2010

De gemeenteraad van Vlaardingen,

 

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van10 augustus 2010, R.nr.       ;

 

Gelet op artikel 147, eerste lid, alsmede artikel 149 van de Gemeentewet;

 

Overwegende dat het wenselijk is regels te stellen voor vaartuigen ten aanzien van het gebruik van het openbaar water uit een oogpunt van veiligheid, openbare orde en ordening en het aanzien van de gemeente.

 

Besluit:

 

Vast te stellen de Binnenhavenverordening Vlaardingen 2010 en de daarbij behorende toelichting.

Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a. vaartuig: elk vervoermiddel op het water, drijvende objecten, drijvende werktuigen, vlotten en pontons daaronder begrepen, hoe dan ook genaamd, van welke grootte, inhoud en inrichting dan ook en door welke kracht zij dan ook in beweging worden gebracht of worden voortbewogen;

b. pleziervaartuig: een vaartuig dat hoofdzakelijk is bestemd of wordt gebruikt voor de recreatie of pleziervaart;

c. recreatief toeristisch (bedrijfs)vaartuig: een vaartuig met een publieksfunctie dat hoofdzakelijk gebruikt wordt of bestemd is voor het uitoefenen van activiteiten in het kader van recreatieve en/of toeristische doeleinden met het oog op het verhogen van de levendigheid en de aantrekkelijkheid van het binnenhavengebied;

d. historisch schip: een vaartuig dat naar het oordeel van het college voldoet aan de in artikel 24, derde lid gestelde algemene en specifieke criteria;

e. vaartuigen verloopbeleid: vaartuigen, die niet als historisch schip zijn aangemerkt en langer zijn dan 15 meter en die reeds voor 1990 in de Oude Haven ligplaats hadden;

f. woninggebonden pleziervaartuigen: een vaartuig dat hoofdzakelijk is bestemd of wordt gebruikt voor de recreatie of pleziervaart en dat een vaste ligplaats heeft direct bij de woning of het bijbehorende perceel;

g. ligplaats: een gedeelte van het openbaar water, bestemd of geschikt om door een vaartuig te worden ingenomen;

h. havenmeester: degene die door het college als zodanig is aangesteld;

i. bijboot: een klein open vaartuig met een maximale lengte van 5 meter dat behoort bij een groter vaartuig;

j. dag: een aaneengesloten tijdvak van 24 uren beginnende te 0.00 uur;

k. jaar: kalenderjaar;

l. rietkraag: de met riet, biezen, lisdodden of soortgelijke planten begroeide oppervlakte en elk land water of moeras binnen de afstand van 1 meter van deze begroeide oppervlakte boven de waterspiegel;

m. openbaar water: alle wateren die – al dan niet met enige beperking – voor het publiek bevaarbaar of anderszins toegankelijk zijn;

n. openbare steigers voor dagrecreatie: steigers waar ligplaats ingenomen kan worden tussen zonsopkomst en zonsondergang;

o. college: het college van burgemeester en wethouders van Vlaardingen

Artikel 2 Toepassingsgebied - binnenhavengebied

1. Deze verordening is van toepassing op alle vaartuigen die ligplaats hebben of die zich bevinden in het binnenhavengebied, zoals is aangegeven op de Binnenhavenkaart, die als bijlage bij deze verordening is opgenomen.

2. Deze verordening is niet van toepassing op woonschepen.

Artikel 3 Aanwijzen ligplaatsen binnenhavengebied

1. De gedeelten van het binnenhavengebied waar vaartuigen ligplaats mogen hebben worden door het college aangewezen.

2. Het college kan gedeelten aanwijzen van het binnenhavengebied waar bepaalde categorieën vaartuigen ligplaats mogen hebben.

3. Het college kan openbare steigers voor dagrecreatie aanwijzen.

Artikel 4 Voorschriften en beperkingen

1. Aan een krachtens deze verordening verleende vergunning of verleende ontheffing kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden. Deze voorschriften en beperkingen mogen slechts strekken ter bescherming van de belangen van ordening van het gebruik van het openbaar water, openbare orde, veiligheid en het aanzien van de gemeente.

2. Degene aan wie krachtens deze verordening een vergunning of een ontheffing is verleend, is verplicht de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen na te komen.

Artikel 5 Ontheffingen

1. Het college kan in bijzondere omstandigheden schriftelijk ontheffing verlenen van de verboden vervat in deze verordening of van het verbod vervat in het bij of krachtens deze verordening gestelde, met dien verstande dat de ontheffing voor maximaal zes maanden wordt verleend.

2. Het college beslist omtrent een aanvraag om ontheffing binnen drie maanden na de dag, waarop de aanvraag is ontvangen.

3. Het college kan in bijzondere omstandigheden mondeling ontheffing verlenen van de verboden vervat in deze verordening of van het verbod vervat in het bij of krachtens deze verordening gestelde indien de ontheffing betrekking heeft op een spoedeisend geval, een eenmalige gedraging of een handeling van korte duur. In dat geval wordt de ontheffing zo spoedig mogelijk op schrift gesteld en bekendgemaakt.

4. Het college kan een ontheffing wijzigen of intrekken:

a. indien ter verkrijging daarvan onjuiste dan wel onvolledige gegevens zijn verstrekt;

b. indien op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten opgetreden na het verlenen van de ontheffing, moet worden aangenomen dat intrekking of wijziging wordt gevorderd door het belang of de belangen ter bescherming waarvan de ontheffing is vereist;

c. indien de aan de ontheffing verbonden voorschriften en beperkingen niet zijn of worden nagekomen;

d. indien van de ontheffing geen gebruik wordt gemaakt binnen een daarin gestelde termijn dan wel, bij gebreke van een dergelijke termijn, binnen een naar het oordeel van het college redelijke termijn;

e. indien de houder dit verzoekt.

Artikel 6 Nadere regels

Het college is bevoegd nadere regels te stellen betreffende het bepaalde in deze verordening.

Artikel 7 Aanwezigheid vergunning of ontheffing

1. Een houder van een vergunning of ontheffing is verplicht deze of een kopie hiervan aan boord van het desbetreffende vaartuig aanwezig te hebben.

2. De vergunning of ontheffing dient op eerste vordering van hen, die ingevolge deze verordening belast zijn met de zorg voor het toezicht en de handhaving van deze verordening, aan dezen ter inzage te worden gegeven.

Paragraaf 2 Openbare orde, ordening, veiligheid en gebruik water in binnenhavengebied

Artikel 8 Tekens

1. Het college kan in het belang van de ordening, openbare orde of veiligheid tekens plaatsen en die tekens voorzien van nadere aanduidingen.

2. Het is verboden te handelen in strijd met het teken of de daarbij behorende nadere aanduidingen.

Artikel 9 Verbodsbepaling - ligplaats

1. Het is verboden om zonder vergunning van het college met een pleziervaartuig, een recreatief toeristisch (bedrijfs)vaartuig, een historisch schip of een woninggebonden pleziervaartuig een ligplaats in te nemen in het in artikel 3 aangewezen gedeelte van het binnenhavengebied.

2. Het is verboden met een vaartuig ligplaats in te nemen of te hebben of een ligplaats beschikbaar te stellen buiten de in artikel 3 aangewezen gedeelten van het binnenhavengebied.

3. Het in het tweede lid gestelde verbod is niet van toepassing op:

4. vaartuigen die bij een (watersport)vereniging liggen;

5. vaartuigen, die tussen zonsopgang en zonsondergang ligplaats innemen aan openbare steigers voor dagrecreatie;

6. vaartuigen die wegens de verkeerssituatie ter plaatse tijdelijk ligplaats hebben;

7. vaartuigen die op aanwijzing van het college een tijdelijke ligplaats toegewezen krijgen;

8. Het is verboden een vaartuig als vast verblijf of in hoofdzaak als woning te gebruiken of te doen gebruiken.

Artikel 10 Vaarsnelheid

Het is verboden in het gebied sneller te varen dan 6 km per uur.

Artikel 11 Verbod ankeren

1. Het is verboden in het binnenhavengebied te ankeren.

2. Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op open roei- en visboten indien het betreft het ligplaats innemen of houden binnen de afstand van 1 meter van de rietkraag.

3. Het is verboden in het binnenhavengebied vaartuigen vast te leggen aan bomen, struiken en/of straatmeubilair anders dan bolders.

Artikel 12 Verbod gebruik voortstuwers

Het is in het binnenhavengebied verboden van vaartuigen de voortstuwer(s) in werking te stellen of te hebben op een zodanige wijze, dat dit leidt tot overlast, beschadiging van eigendommen, natuur, oevervoorzieningen, steigers of andere werken.

Artikel 13 Bijbootjes

1. Het is verboden een bijbootje langszij een vaartuig te meren, anders dan voor het direct in- of uitladen van personen en/of goederen.

2. Indien een vaartuig in een aangewezen gebied, zoals bedoeld in artikel 3, ligt is de eigenaar of houder van het vaartuig verplicht zijn bijboot uit het aangewezen gebied te verwijderen, indien het vaartuig het aangewezen gebied verlaat.

Artikel 14 Andere verboden binnenhavengebied

1. Het is in het binnenhavengebied verboden:

a. op een zodanige wijze een vaartuig af te meren dat hinder kan ontstaan voor personen die over een steiger of een kade lopen;

b. goederen op een steiger of kade te plaatsen of geplaatst te hebben;

c. zich met een vaartuig te bevinden dat in een dusdanige staat verkeert, al dan niet door constructie of ouderdom, waardoor er onmiddellijk gevaar voor zinken ontstaat of de veiligheid in gevaar kan worden gebracht;

d. aggregaten te gebruiken voor het opwekken van energie;

e. in de kade, steigers of palen veranderingen aan te brengen;

f. vuilnisbakken, -zakken dan wel los vuilnis op de kade of steiger te plaatsen of geplaatst te hebben.

2. Het is verboden vaartuigen te verbouwen of onderhoud aan de buitenzijde van het vaartuig te verrichten anders dan geringe herstel- of onderhoudswerkzaamheden zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van het college.

Artikel 15 Nakomen aanwijzingen – verhalen van vaartuigen

1. De door het college gegeven bevelen en aanwijzingen in het belang van de openbare orde, ordening van het gebruik van het openbaar water of van de veiligheid in het binnenhavengebied dienen stipt en onmiddellijk te worden opgevolgd.

2. Onder de in het eerste lid bedoelde aanwijzingen valt in ieder geval de schriftelijke opdracht van het college het vaartuig te verhalen of doen verhalen naar een andere ligplaats indien dit noodzakelijk is.

3. Indien geen gevolg wordt gegeven aan de opdracht, bedoeld in het tweede lid, kan het college voor rekening en risico van de eigenaar, beheerder of ieder ander die zeggenschap heeft over het gebruik van het vaartuig het betreffende vaartuig verhalen of doen verhalen.

4. In spoedeisende gevallen of indien de eigenaar, beheerder danwel ieder ander die zeggenschap heeft over het gebruik van het vaartuig onbekend is, kan het college het vaartuig voor rekening en risico van de eigenaar, beheerder dan wel ieder ander die zeggenschap heeft over het gebruik van het vaartuig direct verhalen of doen verhalen.

Paragraaf 3 Pleziervaartuigen

Artikel 16 Ligplaatsvergunning pleziervaartuigen

1. Het college beslist op een aanvraag ligplaatsvergunning pleziervaartuigen binnen zes weken na de dag waarop de aanvraag is ontvangen;

2. Een ligplaatsvergunning kan worden geweigerd:

a. indien de aanvrager - naar het oordeel van het college - niet beschikt over een pleziervaartuig zoals is omschreven in artikel 1, onder b;

b. in verband met een veilige ordening van vaartuigen binnen het binnenhavengebied;

c. indien het pleziervaartuig belemmeringen kan veroorzaken aan het verkeer te water of te land of voor het beheer van de oever;

d. in verband met de veiligheid van het pleziervaartuig of van de omgeving;

e. indien het uiterlijk van het pleziervaartuig – naar het oordeel van het college – afbreuk doet aan het aanzien van de gemeente;

f. indien het aannemelijk is dat het pleziervaartuig zal worden gebruikt voor een ander doel dan voor recreatieve doeleinden;

g. indien de aanvraag niet in overeenstemming is met de door het college vastgestelde nadere regels.

3. De ligplaatsvergunning wordt gesteld op naam van de aanvrager en vermeldt in ieder geval de naam en/of de kenmerken van het vaartuig.

4. Van de ligplaatsvergunning mag geen gebruik worden gemaakt met een ander vaartuig dan waarvoor vergunning is verleend.

5. De ligplaatsvergunning is niet overdraagbaar.

Artikel 17 Duur ligplaatsvergunning pleziervaartuigen

1. Een ligplaatsvergunning voor een pleziervaartuig wordt verleend voor de duur van:

a. een periode van 3 maanden vanaf 1 oktober tot 1 januari of:

b. een periode van 3 maanden vanaf 1 januari tot 1 april of;

c. een periode van 6 maanden vanaf 1 oktober tot 1 april of;

d. één dag met een maximum van 28 dagen per kalenderjaar.

2. Een ligplaatsvergunning voor een vaartuig verloopbeleid wordt verleend voor de duur van 1 jaar met stilzwijgende verlening van telkens een jaar.

Artikel 18 Verandering, verbouwing

1. Indien de vergunninghouder voornemens is het pleziervaartuig te veranderen of te verbouwen dient vooraf bij het college een aanvraag tot wijziging van de ligplaatsvergunning te worden ingediend.

2. Op een aanvraag tot wijziging van een ligplaatsvergunning pleziervaartuig is het bepaalde in artikel 16, tweede lid tot en met vijfde lid van toepassing.

3. De vergunninghouder is verplicht op eerste aanzegging door het college, de veranderingen, die zonder of in strijd met de ligplaatsvergunning zijn aangebracht te verwijderen en het pleziervaartuig in oorspronkelijke staat te herstellen.

Artikel 19 Intrekken of wijzigen ligplaatsvergunning pleziervaartuigen

Het college kan de ligplaatsvergunning pleziervaartuigen wijzigen of intrekken:

a. indien ter verkrijging daarvan onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt;

b. indien op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten opgetreden na het verlenen van de vergunning, moet worden aangenomen dat intrekking of wijziging wordt gevorderd door het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning is vereist;

c. indien de aan de ligplaatsvergunning verbonden voorschriften of beperkingen niet zijn of worden nageleefd;

d. indien van de vergunning geen gebruik wordt gemaakt binnen een daarin gestelde termijn dan wel, bij gebreke van een dergelijke termijn, binnen een naar het oordeel van het college gestelde redelijke termijn;

e. indien het pleziervaartuig wordt gebruikt voor een ander doel dan in hoofdzaak voor de recreatie;

f. indien het bepaalde bij of krachtens deze verordening niet wordt nageleefd;

g. indien de vergunninghouder dit verzoekt.

Paragraaf 4 Recreatieve toeristische (bedrijfs)vaartuigen

Artikel 20 Ligplaatsvergunning recreatieve toeristische (bedrijfs)vaartuigen

1. Het college beslist op een aanvraag ligplaatsvergunning recreatief toeristisch (bedrijfs)vaartuig binnen drie maanden na de dag waarop de aanvraag is ontvangen.

2. Het college kan zijn beslissing voor ten hoogste drie maanden verdagen.

3. Een ligplaatsvergunning kan worden geweigerd:

a. indien de aanvrager – naar het oordeel van het college - niet beschikt over een recreatief toeristisch (bedrijfs)vaartuig zoals is omschreven in artikel 1, onder c;

b. indien het ter plaatse geldende bestemmingsplan een ligplaatsvergunning voor de in de aanvraag omschreven activiteiten niet toestaat;

c. indien de aanvrager niet beschikt over de wettelijke vereiste vergunningen of toestemmingen die nodig zijn voor de in de aanvraag omschreven activiteiten;

d. indien aannemelijk is dat de activiteiten met het oog waarop de ligplaatsvergunning wordt aangevraagd niet binnen twee maanden na verlening plaatsvinden of starten;

e. in verband met een veilige ordening van vaartuigen binnen het binnenhavengebied;

f. indien het recreatief toeristisch (bedrijfs)vaartuig belemmeringen kan veroorzaken aan het verkeer te water of te land of voor het beheer van de oever;

g. in verband met de veiligheid van het recreatief toeristisch (bedrijfs)vaartuig of van de omgeving;

h. indien het uiterlijk van het (bedrijfs)vaartuig – naar het oordeel van het college – afbreuk doet aan het aanzien van de gemeente;

i. indien de aanvraag niet in overeenstemming is met de door het college vastgestelde voorschriften.

4. De ligplaatsvergunning wordt gesteld op naam van de eigenaar van het recreatief toeristisch (bedrijfs)vaartuig en vermeldt in ieder geval de naam en/of de kenmerken van het recreatief toeristisch (bedrijfs)vaartuig.

5. Van de ligplaatsvergunning mag geen gebruik worden gemaakt met een ander vaartuig dan waarvoor vergunning is verleend.

6. De ligplaatsvergunning recreatief toeristisch (bedrijfs)vaartuig is niet overdraagbaar.

Artikel 21 Duur ligplaatsvergunning recreatief toeristisch (bedrijfs)vaartuig

Een ligplaatsvergunning voor een recreatief toeristisch (bedrijfs)vaartuig wordt verleend voor de duur van ten hoogste vijf jaar.

Artikel 22 Verandering, verbouwing

1. Indien de vergunninghouder voornemens is het recreatief toeristisch (bedrijfs)vaartuig te veranderen of te verbouwen dient vooraf bij het college een aanvraag tot wijziging van de ligplaatsvergunning recreatief toeristisch (bedrijfs)vaartuig te worden ingediend.

2. Op een aanvraag tot wijziging van een ligplaatsvergunning recreatief toeristisch (bedrijfs)vaartuig is het bepaalde in artikel 20, tweede lid tot en met zesde lid van toepassing.

3. De vergunninghouder is verplicht op eerste aanzegging door het college, de veranderingen, die zonder of in strijd met de ligplaatsvergunning zijn aangebracht te verwijderen en het recreatief toeristisch (bedrijfs)vaartuig in oorspronkelijke staat te herstellen.

Artikel 23 Intrekken of wijzigen ligplaatsvergunning recreatief toeristisch (bedrijfs)vaartuig

Het college kan de ligplaatsvergunning recreatief toeristisch (bedrijfs)vaartuig wijzigen of intrekken:

a. indien ter verkrijging daarvan onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt;

b. indien op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten opgetreden na het verlenen van de vergunning, moet worden aangenomen dat intrekking of wijziging wordt gevorderd door het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning is vereist;

c. indien de aan de ligplaatsvergunning verbonden voorschriften of beperkingen niet zijn of worden nageleefd;

d. indien de activiteiten met het oog waarop de ligplaatsvergunning is verleend niet plaatsvinden of zijn gestart binnen twee maanden nadat de ligplaatsvergunning is verleend;

e. indien het recreatief toeristisch (bedrijfs)vaartuig wordt gebruikt voor een ander doel dan waarvoor de vergunning is verleend;

f. indien het bepaalde bij of krachtens deze verordening niet wordt nageleefd;

g. indien de vergunninghouder dit verzoekt.

Paragraaf 5 Historische schepen

Artikel 24 Ligplaatsvergunning historische schepen

1. Het college beslist op een aanvraag ligplaatsvergunning historisch schip binnen drie maanden na de dag waarop de aanvraag is ontvangen.

2. Het college kan zijn beslissing voor ten hoogste drie maanden verdagen.

3. Een ligplaatsvergunning historisch schip wordt geweigerd indien het vaartuig - naar het oordeel van het college - niet voldoet aan de hieronder genoemde algemene en specifieke criteria:

Algemene criteria:

a. het schip is ouder dan 50 jaar;

b. het schip heeft een ligplaats in Nederland of vaart onder Nederlandse vlag;

c. het scheepstype was meer dan 50 jaar geleden beeldbepalend op de Nederlandse wateren of was typerend binnen de ontwikkeling van de Nederlandse scheepsbouw;

Specifieke criteria:

d. het schip dient voldoende historische uitstraling te hebben, waarbij wordt gelet op het uiterlijk van het schip, de relatie met het vroegere gebruik, het authentieke karakter, de kwaliteit en de grootte;

e. het schip voldoet aan de eis van voldoende variatie in scheepstypen.

4. Een ligplaatsvergunning kan worden geweigerd:

a. indien geen ligplaatsen meer beschikbaar zijn;

b. in verband met een veilige ordening van vaartuigen binnen het binnenhavengebied;

c. indien het historisch schip belemmeringen kan veroorzaken aan het verkeer te water of te land of voor het beheer van de oever;

d. in verband met de veiligheid van het historisch schip of van de omgeving;

e. indien de aanvraag niet in overeenstemming is met de door het college vastgestelde voorschriften.

5. De ligplaatsvergunning wordt gesteld op naam van de eigenaar van het historisch schip en vermeldt in ieder geval de naam en/of de kenmerken van het schip.

6. Van de ligplaatsvergunning mag geen gebruik worden gemaakt met een ander vaartuig dan waarvoor vergunning is verleend.

Artikel 25 Wachtlijst historische schepen

1. Indien een aanvraag ligplaatsvergunning historisch schip wordt afgewezen op grond van het in artikel 24, derde lid, onder e geformuleerde variatiecriterium, maar het schip voldoet aan de overige gestelde criteria en indien de weigeringgronden van artikel 24, vierde lid, niet van toepassing zijn, kan de aanvrager een verzoek indienen om op de wachtlijst geplaatst te worden.

2. Indien een aanvraag ligplaatsvergunning historisch schip is afgewezen op grond van artikel 24, vierde lid, onder a, en het schip voldoet aan de gestelde criteria van artikel 24, derde lid en indien de weigeringgronden van artikel 24, vierde lid niet van toepassing zijn, kan de aanvrager een verzoek indienen om op de wachtlijst te worden geplaatst.

3. Een vrijgekomen ligplaats voor een historisch schip wordt toegewezen op basis van een efficiënte ordening en op basis van het toepassen van het variatiecriterium en niet naar chronologische volgorde van de wachtlijst.

4. Het college kan regels stellen voor de wachtlijst historische schepen.

Artikel 26 Duur ligplaatsvergunning historische schepen

Een ligplaatsvergunning voor een historisch schip wordt verleend voor de duur van vijf jaar.

Artikel 27 Overdragen ligplaatsvergunning historische schepen

1. De vergunninghouder kan de ligplaatsvergunning van het betreffende schip overdragen aan een rechtverkrijgende.

2. Op aanvraag van de vergunninghouder en van de rechtverkrijgende schrijft het college de ligplaatsvergunning van het betreffende schip over op de naam van de rechtverkrijgende van het schip inclusief de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen.

Artikel 28 Verandering, verbouwing, restauratie

1. Indien de vergunninghouder voornemens is het historische schip te veranderen, te verbouwen of te restaureren, dient vooraf bij het college een aanvraag tot wijziging van de ligplaatsvergunning historisch schip te worden ingediend.

2. Op een aanvraag tot wijziging van een ligplaatsvergunning historisch schip is het bepaalde in artikel 24, tweede tot en met zesde lid van toepassing.

3. De vergunninghouder is verplicht op eerste aanzegging door het college, de veranderingen die zonder of in strijd met de ligplaatsvergunning zijn aangebracht te verwijderen en het historisch schip in oorspronkelijke staat te herstellen.

Artikel 29 Intrekken of wijzigen ligplaatsvergunning historisch schip

Het college kan de ligplaatsvergunning historisch schip wijzigen of intrekken:

a. indien ter verkrijging daarvan onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt;

b. indien op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten opgetreden na het verlenen van de vergunning, moet worden aangenomen dat intrekking of wijziging wordt gevorderd door het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning is vereist;

c. indien de aan de ligplaatsvergunning verbonden voorschriften of beperkingen niet zijn of worden nageleefd;

d. indien van de vergunning meer dan zes maanden aaneengesloten geen gebruik wordt gemaakt;

e. indien het historisch schip wordt gebruikt voor een ander doel dan waarvoor de ligplaatsvergunning is verleend;

f. indien het bepaalde bij of krachtens deze verordening niet wordt nageleefd;

g. indien de vergunninghouder dit verzoekt.

Paragraaf 6 Woninggebonden pleziervaartuigen

Artikel 30 Vaste ligplaatsvergunning woninggebonden pleziervaartuigen

1. Het college beslist op een aanvraag vaste ligplaatsvergunning woninggebonden pleziervaartuigen binnen zes weken na de dag waarop de aanvraag is ontvangen.

2. Een vaste ligplaatsvergunning kan worden geweigerd:

a. indien voor de ligplaats al vergunning is verleend;

b. indien het pleziervaartuig, waarvoor de vergunning wordt aangevraagd, naar het oordeel van het college, niet hoofdzakelijk is bestemd of wordt gebruikt voor de recreatie;

c. indien de aanvrager niet de bewoner is van het pand behorende bij de steiger waarvoor de vaste ligplaatsvergunning wordt gevraagd;

d. indien het pleziervaartuig langer is dan 7 meter en/of breder dan 3 meter;

e. in verband met een veilige ordening van vaartuigen binnen het binnenhavengebied;

f. indien het pleziervaartuig belemmeringen kan veroorzaken aan het verkeer te water of te land of voor het beheer van de oever;

g. in verband met de veiligheid van het pleziervaartuig of van de omgeving;

h. indien het uiterlijk van het pleziervaartuig – naar het oordeel van het college – afbreuk doet aan het aanzien van de gemeente;

i. indien het aannemelijk is dat het pleziervaartuig zal worden gebruikt voor een ander doel dan voor recreatieve doeleinden;

j. indien de aanvraag niet in overeenstemming is met de door burgemeester en wethouders vastgestelde voorschriften.

3. De vaste ligplaatsvergunning wordt gesteld op naam van de eigenaar van het vaartuig en vermeldt in ieder geval de naam en/of de kenmerken van het vaartuig, de lengte van het pleziervaartuig en het bij de steiger behorende pand.

4. De vaste ligplaatsvergunning geeft recht op gebruik van het openbaar water langs de steiger met een lengte van 7 meter en een breedte van 3 meter.

5. Van de vaste ligplaatsvergunning mag geen gebruik worden gemaakt met een ander pleziervaartuig dan waarvoor vergunning is verleend tenzij:

a. een/de bewoner van het pand eigenaar is van een ander pleziervaartuig en een aanvraag voor medegebruik van de vaste ligplaats heeft ingediend;

b. deze aanvraag niet kan worden geweigerd op grond van de criteria genoemd in lid 2, onder b tot en met j.

6. Het is verboden met meer dan één pleziervaartuig gelijktijdig gebruik te maken van de vaste ligplaatsvergunning.

7. De vaste ligplaatsvergunning is niet overdraagbaar.

Artikel 31 Duur vaste ligplaatsvergunning woninggebonden pleziervaartuigen

Een vaste ligplaatsvergunning voor een woninggebonden pleziervaartuig wordt verleend voor onbepaalde tijd.

Artikel 32 Verandering, verbouwing, vervanging

1. Indien de vergunninghouder voornemens is het pleziervaartuig te vervangen of te veranderen dient vooraf bij het college een aanvraag tot wijziging van de vaste ligplaatsvergunning te worden ingediend.

2. Op een aanvraag tot wijziging van de vaste ligplaatsvergunning is het bepaalde in artikel 30, tweede lid tot en met vijfde lid van toepassing.

3. De vergunninghouder is verplicht op eerste aanzegging door het college, de veranderingen, die zonder of in strijd met de ligplaatsvergunning zijn aangebracht te verwijderen.

Artikel 33 Intrekken of wijzigen vaste ligplaatsvergunning woninggebonden pleziervaartuigen

Het college kan de ligplaatsvergunning wijzigen of intrekken:

a. indien ter verkrijging daarvan onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt;

b. indien op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten opgetreden na het verlenen van de vergunning, moet worden aangenomen dat intrekking of wijziging wordt gevorderd door het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning is vereist de bij de aanvraag verstrekte gegevens niet juist of onvolledig blijken te zijn;

c. indien de aan de ligplaatsvergunning verbonden voorschriften of beperkingen niet zijn of worden nageleefd;

d. indien het pleziervaartuig wordt gebruikt voor een ander doel dan in hoofdzaak voor de recreatie;

e. indien het bepaalde bij of krachtens deze verordening niet wordt nageleefd;

f. indien de vergunninghouder dit verzoekt.

 

Artikel 34 Gebruik van de steiger voor spelevaren

1. De bewoners van het pand kunnen zonder vergunning gebruik maken van de steiger voor spelevaren met ongemotoriseerde vaartuigen, die niet langer zijn dan 3 meter.

2. Het gebruik van het openbaar water langs de steiger voor het aanleggen van op basis van het eerste lid bedoelde vaartuigen eventueel in combinatie met een vergunningplichtig pleziervaartuig mag niet meer bedragen dan 7 meter langs de steiger over een breedte van 3 meter.

 

Paragraaf 7 Overige en strafbepalingen

Artikel 35 Toezicht

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening is belast de havenmeester, alsmede de bij het besluit van het college aan te wijzen personen.

Artikel 36 Strafbepalingen

Overtreding van het bepaalde bij of krachtens deze verordening wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de tweede categorie.

Artikel 37 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na de dag van publicatie in het Gemeenteblad

Artikel 38 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als “Binnenhavenverordening Vlaardingen 2010”.

Artikel 39 Overgangsbepalingen

1. Vergunningen of ontheffingen – hoe ook genaamd – die zijn verleend krachtens de Havenverordening Vlaardingen 2004, die van kracht zijn op het moment van inwerkingtreding van de onderhavige verordening, gelden als een vergunning of ontheffing krachtens deze verordening;

2. Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om een vergunning of ontheffing – hoe ook genaamd – op grond van de Havenverordening Vlaardingen 2004, is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening nog niet op die aanvraag is beslist, is deze verordening van toepassing op deze aanvraag.

3. Op een bezwaar- of beroepschrift dat is ontvangen voor de datum van inwerkingtreding van deze verordening, wordt beslist met toepassing van de Havenverordening Vlaardingen 2004.

Artikel 40 Overgangsbepalingen recht van vaste ligplaats

1. De rechten van vaste ligplaats die zijn verleend krachtens de Havenverordening Vlaardingen 2004, die van kracht zijn op het moment van inwerkingtreding van de onderhavige verordening behouden hun geldigheid na inwerkingtreding van deze verordening onder de destijds geldende voorwaarden en beperkingen.

2. Het college kan na afloop van de geldigheidsduur van de in het vorige lid bedoelde vergunningen een nieuwe vaste ligplaatsvergunning verlenen voor dezelfde ligplaats voor de duur van maximaal 5 jaar.

3. Aan deze vaste ligplaatsvergunningen kunnen voorschriften en beperkingen worden gesteld.

4. Een (verlenging van de) ligplaatsvergunning kan worden geweigerd:

a. indien als gevolg van verandering van wetgeving, gewijzigde omstandigheden of gewijzigde inzichten het algemeen belang zwaarder moet wegen dan het belang van de vergunninghouder bij verlening van de vergunning;

b. in verband met een veilige ordening van vaartuigen binnen het binnenhavengebied;

c. indien het vaartuig belemmeringen kan veroorzaken aan het verkeer te water of te land of voor het beheer van de oever;

d. in verband met de veiligheid van het vaartuig of van de omgeving;

e. indien het uiterlijk van het vaartuig – naar het oordeel van het college – afbreuk doet aan het aanzien van de gemeente.

5. Het college kan de vaste ligplaatsvergunning wijzigen of intrekken:

a. indien ter verkrijging daarvan onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt;

b. indien op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten opgetreden na het verlenen van de vergunning, moet worden aangenomen dat intrekking of wijziging wordt gevorderd door het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning is vereist;

c. indien de aan de ligplaatsvergunning verbonden voorschriften of beperkingen niet zijn of worden nageleefd;

d. indien het bepaalde bij of krachtens deze verordening niet wordt nageleefd;

e. indien de vergunninghouder dit verzoekt.

6. Behoudens voor de in het eerste lid bedoelde gevallen worden geen nieuwe vaste ligplaatsvergunningen verleend.

7. De vaste ligplaatsvergunning is niet overdraagbaar.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de gemeenteraad van Vlaardingen, gehouden op 9 september 2010.
 
De griffier,                                                       De voorzitter,
 
A.J. van der Steen wnd.                                               mr. T.P.J. Bruinsma