Regeling vervallen per 23-12-2010

Verordening op de heffing en de invordering van parkeerbelastingen 2010

Geldend van 23-12-2010 t/m 22-12-2010

Intitulé

Verordening op de heffing en de invordering van parkeerbelastingen 2010

De gemeenteraad van Vlaardingen,

 

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van, R.nr.;

 

Gelet op artikel 225 van de Gemeentewet en de Parkeerverordening 2009;

 

Besluit:

vast te stellen de:

Verordening op de heffing en de invordering van parkeerbelastingen 2010 (Verordening parkeerbelastingen Vlaardingen 2010).

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder: 1. parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een motorvoertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van zaken, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

2. motorvoertuigen: hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990 met inbegrip van brommobielen, zoals bedoeld in artikel 1 onder ia van het RVV 1990;

3. bestelauto: motorvoertuig, bestemd voor het vervoer van goederen, waarvan de toegestane maximum massa niet meer bedraagt 3500 kilogram;

4. houder: degene op wiens naam het voor het motorrijtuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren was ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 aangehouden register van opgegeven kentekens;

5. parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten, met inbegrip van verzamelparkeermeters, [centrale computer], en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan;

6. centrale computer: computer van het bedrijf waarmee de gemeente Vlaardingen een overeenkomst heeft gesloten, bestemd voor de registratie van parkeerbewegingen in het kader van het verlenen van diensten op het gebied van betaald parkeren met gebruik van een telefoon;

7. autodate: het herhaald en opeenvolgend gezamenlijk gebruik van motorvoertuigen op grond van een overeenkomst tussen natuurlijke personen en een aanbieder of tussen natuurlijke personen uit meer dan een huishouden.

Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam 'parkeerbelastingen' worden de volgende belastingen geheven: 1. een belasting ter zake van het parkeren van een motorvoertuig op een bij, dan wel krachtens deze verordening in de daarin aangewezen gevallen door het college van burgemeester en wethouders te bepalen plaats, tijdstip en wijze;

2. een belasting ter zake van een van gemeentewege verleende vergunning voor het parkeren van een motorvoertuig op de in die vergunning aangegeven plaats en wijze.

Artikel 3 Belastingplicht

1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven van degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd.

2. Als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd wordt mede aangemerkt:

a. degene die de belasting voldoet, dan wel te kennen geeft of heeft gegeven de belasting te willen voldoen;

b. zolang geen voldoening van de belasting genoemd in artikel 2, onderdeel a, heeft plaatsgevonden: de houder van het motorvoertuig, met dien verstande dat

1e als ee voor ten hoogste drie maanden aangegane huurovereenkomst wordt overgelegd waaruit blijkt wie ten tijde van het parkeren ingevolge deze overeenkomst de huurder van het motorvoertuig was, niet de houder maar de huurder wordt aangemerkt als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd;

2e als blijkt dat een ander in het kentekenregister had moeten staan ingeschreven, die ander wordt aangemerkt als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd.

3. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt niet geheven van degene die op de voet van het tweede lid, onderdeel b, als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd wordt aangemerkt, als deze aannemelijk maakt dat ten tijde van het parkeren een ander tegen zijn wil van het motorvoertuig heeft gebruik gemaakt en dat hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen.

4. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven van degene die de vergunning heeft aangevraagd.

Artikel 4 Maatstaf van heffing, belastingtarief en belastingtijdvak

De maatstaf van heffing, het belastingtarief en het belastingtijdvak zijn vermeld in de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabel.

 

Artikel 5 Wijze van heffing

1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte. Als voldoening op aangifte wordt aangemerkt het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur op de daartoe bestemde wijze en met inachtneming van de door het college van burgemeester en wethouders gestelde voorschriften.

2. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte.

Artikel 6 Ontstaan van de belastingschuld en de heffing naar tijdsgelang voor de jaarlijks verschuldigde belasting

1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, is verschuldigd bij de aanvang van het parkeren, tenzij het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur geschiedt door het via een telefoon inloggen op de centrale computer.

2. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, is verschuldigd op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend.

3. Indien de vergunning in de loop van het belastingjaar wordt verleend is de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

4. Indien de vergunning in de loop van het belastingjaar wordt ingeleverd, bestaat er aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als bedoeld in artikel 2, onderdeel b, als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

Artikel 7 Termijnen van betaling

1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, moet overeenkomstig de aangifte worden betaald bij de aanvang van het parkeren.

2. In afwijking van het bepaalde in het vorige lid moet de belasting overeenkomstig de aangifte worden betaald binnen een maand na het einde van het parkeren, als het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur geschiedt door het via een telefoon inloggen op de centrale computer.

3. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, moet overeenkomstig de aangifte worden betaald op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend.

4. Een naheffingsaanslag moet terstond worden betaald.

Artikel 8 Bevoegdheid tot aanwijzing parkeerplaatsen

1. De aanwijzing van de plaats waar, het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, mag worden geparkeerd geschiedt in alle gevallen door het college van burgemeester en wethouders bij openbaar te maken besluit.

2. Een besluit als bedoeld in het eerste lid, dat op het moment van het in werking treden van de onderhavige verordening reeds rechtskracht heeft, wordt geacht op die verordening te berusten.

Artikel 9 Kosten

De kosten van de naheffingsaanslag ter zake van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, bedragen € 45,00.

 

Artikel 10 Kwijtschelding

Bij de invordering van de parkeerbelastingen wordt geen kwijtschelding verleend.

 

Artikel 11 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels vaststellen met betrekking tot de heffing en de invordering van de parkeerbelasting.

 

Artikel 12 Inwerkingtreding en citeertitel

1. De 'Verordening parkeerbelastingen Vlaardingen 2009’ van 18 juni 2009 (R.nr. 22), wordt ingetrokken met ingang van de in het vierde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na die van bekendmaking.

3. De bepalingen in de verordening die betrekking hebben op de centrale computer treden op een later, door het college van burgemeester en wethouders bij openbaar besluit bekend te maken besluit, in werking.

4. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2010.

5. Deze verordening wordt aangehaald als 'Verordening parkeerbelastingen Vlaardingen 2010'.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de gemeenteraad van Vlaardingen, gehouden op    december 2009.
De griffier,                               De voorzitter,
drs. W.G. Amesz                      mr. T.P.J. Bruinsma