Regeling vervallen per 21-04-2011

Reïntegratieverordening

Geldend van 10-12-2009 t/m 20-04-2011 met terugwerkende kracht vanaf 01-04-2009

Intitulé

Reïntegratieverordening

De raad van de gemeente Vlagtwedde;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 29 november 2007, no. 200701831, Afdeling Samenleving;

besluit:

gelet op de Algemene wet bestuursrecht , de Gemeentewet , de Wet werk en bijstand , de Wet inkomensvoorziening voor oudere- en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en de Wet inkomensvoorziening voor oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen ,

besluit :

vast te stellen de volgende “Re-integratieverordening”.

Artikel 1 Begripsbepalingen

Artikel 2 Doelgroep

Artikel 3 Taak gemeente

  • 1.

    Het college draagt zorg voor het aanbieden van voorzieningen aan cliënten in het kader van ondersteuning bij arbeidsinschakeling gericht op de kortste weg naar duurzame arbeid. Het college stelt vast welke voorziening voor een cliënt het meest geschikt is om het beoogde doel te behalen.

  • 2.

    Ter uitvoering van de in het eerste lid genoemde zorgplicht, stelt het college jaarlijks beleidsregels vast waarin op basis van het beschikbare budget wordt aangegeven op welke wijze het komende jaar wordt voorzien in de ondersteuning bij arbeidsinschakeling en welke voorzieningen in welke mate in het kader van arbeidsinschakeling zullen worden ingezet voor de doelgroepen van de Wwb.

  • 3.

    Het college bevordert de beschikbaarheid van flankerende voorzieningen die belemmeringen voor toetreding tot de arbeidsmarkt kunnen opheffen.

  • 4.

    De voorzieningen die de gemeente in het kader van ondersteuning bij arbeidsinschakeling voor een cliënt inzet, worden in principe vastgelegd in een uitstroom gericht re-integratieplan, dat onderdeel uitmaakt van een beschikking. Het re-integratieplan wordt door de cliënt en door een vertegenwoordiger namens het college (of een door het college aangewezen derde) ondertekend.

Artikel 4 Rechten en plichten cliënt

  • 1.

    Een cliënt is verplicht naar vermogen algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen, deze te aanvaarden, te behouden en alles in het werk te stellen om belemmeringen ten aanzien van algemeen geaccepteerde arbeid op te heffen.

  • 2.

    Een cliënt kan aanspraak maken op ondersteuning bij arbeidsinschakeling ten behoeve van het realiseren van de, naar het oordeel van het college, kortste weg naar duurzame arbeid. Het college bepaalt hoe deze aanspraak wordt ingevuld.

  • 3.

    Een cliënt aan wie een voorziening zoals bedoeld in artikel 7 van deze verordening wordt aangeboden, is verplicht gebruik te maken van deze voorziening.

  • 4.

    Onverminderd andere verplichtingen, voortvloeiend uit wet- of regelgeving, geldt voor een cliënt die deelneemt aan of deelgenomen heeft aan een voorziening de verplichting:

    • a.

      alle inlichtingen te verstrekken aan het college over de passendheid en de voortgang van de voorziening en wijzigingen in zijn persoonlijke situatie die van belang kunnen zijn voor de beoordeling van de aanspraak op ondersteuning en de noodzaak van voortzetting van een voorziening, daaronder in ieder geval begrepen wijzigingen in woonplaats, wijzigingen met betrekking tot gezondheidssituatie of arbeidshandicaps en wijzigingen met betrekking tot nevenwerkzaamheden of neveninkomsten;

    • b.

      zijn medewerking te verlenen aan onderzoeken over de inhoud, passendheid, voortgang en uitvoering van de voorziening;

    • c.

      naar vermogen uitvoering te geven dan wel mee te werken aan de onderdelen van de voorziening;

    • d.

      na te laten alles dat de realisatie van het doel van de voorziening belemmert.

  • 5.

    Als een cliënt zijn verplichtingen krachtens het derde, vierde of vijfde lid van dit artikel niet nakomt, kan het college beslissen dat zijn aanspraak op iedere voorziening vervalt.

  • 6.

    De rechten en plichten van een cliënt worden vastgelegd in het in artikel 3 lid 4 van deze overeenkomst genoemde re-integratieplan.

Artikel 5 Niet-uitkeringsgerechtigden en ANW-ers

  • 1.

    Niet-uitkeringsgerechtigde cliënten van 18 jaar en ouder en cliënten met een uitkering op grond van de Anw van 18 jaar en ouder kunnen aanspraak maken op ondersteuning bij arbeidsinschakeling ten behoeve van het realiseren van de, naar het oordeel van het college, kortste weg naar duurzame arbeid.

  • 2.

    Het college kan in beleidsregels de aanspraken en de voorzieningen vaststellen, die beschikbaar zijn voor cliënten bedoeld in het eerste lid.

Artikel 6 Criteria ontheffing arbeidsplicht

  • 1.

    Het college kan met inachtneming van artikel 9 tweede lid van de Wwb, onderscheidenlijk artikel 37a van de IOAW en de IOAZ bepalen dat aan een cliënt tijdelijk, geheel of gedeeltelijk, ontheffing wordt verleend van de in artikel 4 eerste lid en artikel 4 derde lid van deze verordening genoemde verplichtingen, op basis van in beleidsregels vast te leggen criteria, onder meer:

    • a.

      indien de combinatie van zorg en arbeid of de combinatie van zorg en voorziening niet mogelijk is voor alleenstaande ouders;

    • b.

      indien belanghebbende om psychische dan wel medische redenen niet in staat is om te werken.

  • 2.

    Ontheffing van de arbeidsplicht wordt slechts voor een door het college in beleidsregels vast te stellen periode verleend.

  • 3.

    Op basis van een herbeoordeling kan het college besluiten een ontheffing na afloop van de vastgestelde periode te verlengen. De termijn waarbinnen herbeoordeling plaatsvindt, kan door het college in beleidsregels worden vastgesteld.

Artikel 7 Voorzieningen

  • 1.

    Het college kan een persoon behorende tot de doelgroep (laten) begeleiden bij het zoeken naar en verwerven van arbeid, alsmede bij het wegnemen van belemmeringen voor de arbeidsinschakeling. In beleidsregels kan het college verdere uitwerking geven aan deze voorzieningen. Bij deze uitwerking worden in elk geval de doelgroep, de duur van de voorziening, het doel van de voorziening en de verplichtingen van de deelnemer betrokken.

  • 2.

    Het college kan ter uitvoering van dit artikel gebruik maken gebruik maken van door derden uitgevoerde subsidiebanen. In dat geval wordt door deze derden met een cliënt een arbeidsovereenkomst aangaan als bedoeld in artikel 610, eerste lid van Boek 7 van het burgerlijk wetboek . Op deze arbeidsovereenkomst zijn de bepalingen van titel 10 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek van toepassing . Het college kan in beleidsregels vaststellen op welke wijze en onder welke voorwaarden deze subsidiebanen worden uitgevoerd.

  • 3.

    Het college kan ter uitvoering van dit artikel gebruik maken van een loonkostensubsidie aan een werkgever, die een cliënt in dienst neemt op basis van de CAO die voor de werkgever van toepassing is. Het college kan in beleidsregels vaststellen onder welke voorwaarden werkgevers op (loonkosten)subsidie aanspraak kunnen maken.

  • 4.

    Onverminderd het elders in dit artikel bepaalde is bij de inzet van subsidiebanen als bedoeld in lid 3 van dit artikel en (loonkosten)subsidie als bedoeld in lid 4 van dit artikel de beleidsaanbeveling “Subsidiëring arbeidsplaatsen in het kader van reïntegratiewerkzaamheden”, zoals vermeld op pagina 14 e.v. van de circulaire van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 7 april 2004, kenmerk Intercom 2004/24233 , van toepassing.

  • 5.

    Het college kan ter uitvoering van dit artikel een cliënt in staat stellen zich te oriënteren en voorbereiden op de start van een eigen bedrijf of beroep. Het college kan in beleidsregels vaststellen onder welke voorwaarden deze voorziening aan een cliënt kan worden aangeboden.

  • 6.

    Het doel van de inzet van voorzieningen is het bevorderen van arbeidsinschakeling van cliënten onder andere door het opdoen van dag- en werkritme en werkervaring, het aanleren van vaardigheden en kennis, maatschappelijke participatie en/of het bevorderen van sociale – en zelfredzaamheid.

  • 7.

    Scholing kan onderdeel uitmaken van de voorzieningen in tweede lid. Daarnaast kan het college ook scholing als zelfstandige voorziening aanbieden.

  • 8.

    Het college kan voor de uitvoering van voorzieningen afspraken maken met derden, waaronder werkgevers en reïntegratiebedrijven.

  • 9.

    Het college kan jaarlijks een budgetplafond vaststellen voor voorzieningen die door de gemeente bekostigd worden. Voorzieningen kunnen door het college worden geweigerd indien door het totaal van toezeggingen in dat jaar het budgetplafond is bereikt.

Artikel 8 WIW en ID

  • 1.

    Het college draagt zorg voor de uitvoering van de dienstbetrekkingen als bedoeld in artikel 4 van de WIW , zoals dit luidde op 31 december 2003, en stimuleert de uitstroom.

  • 2.

    Het college draagt zorg voor de subsidiëring van de dienstbetrekkingen als bedoeld in artikel 6 van het Besluit in- en doorstroombanen , zoals dit besluit luidde op 31 december 2003, en voor de subsidiëring van de arbeidsovereenkomsten zoals bedoeld in artikel 5 eerste lid van de WIW , zoals dit luidde op 31 december 2003, en stimuleert de uitstroom. De hoogte van de subsidie wordt door het college vastgesteld.

  • 3.

    De dienstbetrekkingen en arbeidsovereenkomsten genoemd in eerste en tweede lid zijn, vanaf het moment van inwerkingtreding van de Wwb, voorzieningen in de zin van de Wwb. Het college kan in beleidsregels nadere voorwaarden stellen aan de uitvoering van deze voorzieningen. De verwijzing in artikel 7 vijfde lid van deze verordening is op dit artikel van overeenkomstige toepassing.

Artikel 9 Beperkingen

  • 1.

    Geen recht op een voorziening bestaat indien sprake is van een voorliggende voorziening die naar mening van het college in voldoende mate bijdraagt aan de arbeidsinschakeling van de cliënt.

  • 2.

    Evenmin bestaat recht op een voorziening indien het netto- inkomen van het gezin of de alleenstaande of alleenstaande ouder, boven de inkomens- en vermogengrens ligt zoals deze gehanteerd wordt in de richtlijnen bijzondere bijstand gemeente Vlagtwedde.

  • 3.

    Het college kan van een cliënt met een Anw-uitkering en van een Niet-uitkeringsgerechtigde cliënt een in beleidsregels uitgewerkt bijdrage in de kosten van de voorziening verlangen.

Artikel 10 Afweging

  • 1.

    Bij de afweging welke voorziening het meest geschikt is voor een cliënt, worden de mogelijkheden en belemmeringen van de cliënt en het belang van de gemeente tegen elkaar afgewogen. Daarbij houdt het college rekening met de zorgtaken van alleenstaande ouders voor hun kinderen. Hiernaast spelen de actuele en de door het college verwachte toekomstige situatie op de arbeidsmarkt een rol.

  • 2.

    De alleenstaande ouder kan pas deelnemen aan een voorziening zoals bedoeld in artikel 7 van deze verordening indien een kinderopvangvoorziening beschikbaar is.

Artikel 11 Handhaving

  • 1.

    Als een cliënt die deelneemt aan of heeft deelgenomen aan een voorziening, zijn verplichtingen als bedoeld in artikel 4 van deze verordening niet nakomt of niet is nagekomen, kan het college de door hem in het kader van die voorziening ten behoeve van deze cliënt gemaakte kosten terugvorderen.

  • 2.

    Als een uitkeringsgerechtigde met een uitkering krachtens de Wwb zijn verplichtingen als bedoeld in artikel 4 van deze verordening niet is nagekomen of niet nakomt, kan het college de uitkering afstemmen, conform hetgeen hierover is bepaald in de Afstemmingsverordening Wwb.

  • 3.

    Als een uitkeringsgerechtigde met een uitkering krachtens de IOAW of IOAZ zijn verplichtingen als bedoeld in artikel 4 van deze verordening niet nakomt, kan het college de uitkering verlagen, conform hetgeen hierover is bepaald in artikel 20 van de IOAW en deIOAZ.

Artikel 12 Beëindiging

  • 1.

    Het college kan de voorziening beëindigen:

    • a.

      als een cliënt die deelneemt aan een voorziening, zijn verplichtingen als bedoeld in artikel 4 van deze verordening, dan wel zijn verplichtingen als bedoeld in artikel 9 van de Wwb , niet nakomt;

    • b.

      als een cliënt die deelneemt aan een voorziening niet meer tot de doelgroep bedoeld in artikel 2 van deze verordening behoort;

    • c.

      indien het college een andere voorziening aanbiedt;

    • d.

      als een cliënt die deelneemt aan een voorziening neveninkomsten heeft, die naar oordeel van het college betekenen dat hij in staat is zonder voorziening een plaats te vinden of te behouden op de arbeidsmarkt.

  • 2.

    Beëindiging van de voorziening als bedoeld in lid 1 van dit artikel kan tevens inhouden: het opzeggen van de dienstbetrekking, bedoeld in artikel 8 eerste lid of het beëindigen van de subsidie, bedoeld in artikel 8 tweede lid van deze verordening.

  • 3.

    Wanneer een voorziening beëindigd is en niet het beoogde doel heeft gehad, kan het college besluiten, gedurende een in beleidsregels vastgelegde periode, geen nieuwe voorziening aan de betrokken cliënt aan te bieden.

Artikel 13 Premies en onkostenvergoeding

  • 1.

    Het college kan premies verlenen die tot doel hebben de arbeidsinschakeling te bevorderen

  • 2.

    Het college kan ten aanzien van de verstrekking van premies nadere regels vaststellen met betrekking tot:

    • a.

      de activiteiten waarvoor premie kan worden verstrekt en wie daarvoor in aanmerking komt;

    • b.

      het bedrag van de premie dan wel de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald;

    • c.

      de aanvraag van een premie en de besluitvorming daarover;

    • d.

      de voorwaarden waaronder een premie wordt verstrekt;

    • e.

      de weigeringsgronden voor een premie;

    • f.

      de verplichtingen voor de premieontvanger;

    • g.

      de vaststelling van de premie;

    • h.

      andere mogelijke uitvoeringsaspecten van deze premies.

  • 3.

    Het college kan nadere regels vaststellen ten aanzien van de verstrekking van onkostenvergoedingen in verband met de deelname aan een voorziening.

Artikel 13A

  • 1.

    Het college verstrekt aan uitkeringsgerechtigden die onbeloonde additionele werkzaamheden verrichten conform artikel 10a, zesde lid van de Wwb en artikel 35 Ioaw /Ioaz een premie van telkens maximaal € 520,00.

  • 2.

    De hoogte van de premie is afhankelijk van het gemiddeld aantal gewerkte uren per week in de voorafgaande 6 maanden en bedraagt € 1,00 per gewerkt uur met een maximum van 20 uur per week.

  • 3.

    Het recht op een premie als bedoeld in het eerste lid wordt elke zes maanden beoordeeld en ineens betaald (niet per maand).

  • 4.

    De premie wordt geweigerd indien bij de beoordeling blijkt dat de belanghebbende de aan de onbeloonde additionele werkzaamheden verbonden verplichtingen in de voorafgaande zes maanden heeft geschonden, of er andere aantoonbare feiten zijn waaruit vastgesteld kan worden dat de belanghebbende onvoldoende heeft meegewerkt aan het vergroten van zijn kans op inschakeling in het arbeidsproces.

  • 5.

    Onverminderd het eerste lid komen ook personen als bedoeld in artikel 7, derde lid van de wet voor een premie in aanmerking indien zij aan alle voorwaarden voldoen.

  • 6.

    Voor zover de belanghebbende niet beschikt over een startkwalificatie wordt binnen 6 maanden na aanvang van de onbeloonde additionele werkzaamheden door het college bekeken in hoeverre scholing of opleiding kan bijdragen aan vergroting van de kans op inschakeling in het arbeidsproces. Het college betrekt bij deze beoordeling:

    • a.

      het oordeel van degene in wiens opdracht de belanghebbende de additionele werkzaamheden uitvoert;

    • b.

      de scholingswens van de belanghebbende;

    • c.

      het oordeel van de werkcoach

  • 7.

    Het college kan ten behoeve van de uitvoering van deze verordening nadere beleidsregels vaststellen.

Artikel 14 Onvoorziene omstandigheden en hardheidsclausule

  • 1.

    In alle gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

  • 2.

    Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze verordening, als toepassing daarvan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 15 Evaluatie

Het college zendt op verzoek van de raad een verslag over de wijze waarop deze verordening is toegepast.

Artikel 16 Slotbepalingen

  • 1.

    Deze verordening wordt aangehaald als: "Re-integratieverordening gemeente Vlagtwedde 2008”.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2008.

  • 3.

    Gelijktijdig met de inwerkingtreding van de deze verordening, vervalt de "reïntegratieverordening gemeente Vlagtwedde 2004

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare
vergadering van 11 december 2007.
De raad voornoemd,
J. Broertjes mevr. J. van den Berg
voorzitter griffier