Regeling vervallen per 01-07-2012

Algemene subsidieverordening gemeente Vlagtwedde 2009

Geldend van 06-08-2009 t/m 30-06-2012 met terugwerkende kracht vanaf 01-05-2009

Intitulé

Algemene subsidieverordening gemeente Vlagtwedde 2009

De raad van de gemeente Vlagtwedde;

op voorstel van Burgemeester en Wethouders d.d. 9 april 2009, no. Z.09-10/D.09-8, afdeling Samenleving;

gelet op de artikelen 147 en 149 van de Gemeentewet en artikel 4:23 van de Algemene wet bestuursrecht;

besluit:

vast te stellen de navolgende “Algemene Subsidieverordening gemeente Vlagtwedde 2009”.

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Activiteit:

  • de activiteit die door de subsidieaanvrager zal worden uitgevoerd en die door het gemeentebestuur kan worden gesubsidieerd.

  • b.

    Activiteitenplan:

  • een overzicht van de activiteiten overeenkomstig artikel 4: 62 van de Wet.

  • c.

    Beleidsterrein:

  • een als zodanig aangemerkt geheel van samenhangende activiteiten.

  • d.

    Beroepskracht:

  • Een persoon waarmee een arbeidsovereenkomst is gesloten;

  • e.

    College:

  • het college van burgemeester en wethouders van Vlagtwedde.

  • f.

    Egalisatiereserve:

  • vermogensbestanddelen die worden gevormd om in de toekomst fluctuaties in de baten en de lasten op te kunnen vangen.

  • g.

    Gemeente:

  • de gemeente Vlagtwedde.

  • h.

    Instelling:

  • aanvrager van subsidie.

  • i.

    Kalenderjaar:

  • het jaar waarop de subsidie betrekking heeft, lopende van 1 januari tot en met 31 december.

  • j.

    Professionele instelling:

  • een instelling waarvan de activiteiten worden uitgevoerd door één of meer beroepskrachten en die als zodanig is aangewezen door het college.

  • k.

    Niet-professionele instelling:

  • een instelling wier taken voornamelijk worden uitgevoerd door één of meer vrijwilligers.

  • l.

    Raad:

  • de gemeenteraad van de gemeente Vlagtwedde.

  • m.

    Subsidieprogramma:

  • het door het college vastgestelde jaarlijks overzicht van de beleidsvoornemens en de te verlenen structurele subsidies en budgetsubsidies, onderverdeeld naar professionele en niet-professionele instellingen, een en ander in samenhang met de ingediende activiteitenplannen en begrotingen en de door de raad en het college beschikbaar gestelde budgetten.

  • n.

    Uitvoeringsovereenkomst:

  • een nadere uitwerking van de beschikking tot subsidieverleningals bedoeld in artikel 4:36 van de Wet

  • o.

    Voorziening:

  • vermogensbestanddelen die worden gevormd door toekomstige kosten die een periode van twee of meer jaren omvatten en die niet binnen de jaarlijkse exploitatie opgevangen kunnen worden, nu reeds te voorzien zijn, onvermijdelijk zijn, hun oorzaak in het verleden hebben en die kwantificeerbaar en / of berekenbaar zijn.

  • p.

    Vrijwilliger:

  • een persoon die niet op grond van een arbeidsovereenkomst en die anders dan beroepsmatig actief is ten behoeve van een instelling.

  • q.

    Wet:

  • de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Artikel 2 Reikwijdte

  • 1.

    Deze verordening is van toepassing op alle subsidieaanvragen aan en subsidiebesluiten van het college die betrekking hebben op professionele en niet-professionele instellingen, werkzaam op de in deze verordening genoemde beleidsterreinen.

  • 2.

    Subsidie wordt slechts verstrekt voor zover de raad de benodigde gelden beschikbaar heeft gesteld. Het begrotingsvoorbehoud als genoemd in artikel 4:34 van de wet is daarbij van toepassing.

  • 3.

    Het college is belast met de uitvoering van deze verordening.

  • 4.

    Subsidie kan worden verstrekt voor de volgende in lid 1 bedoelde beleidsterreinen:

    • a.

      De onder de Wet maatschappelijke ondersteuning ressorterende prestatievelden;

    • b.

      Zorg;

    • c.

      Kunst en cultuur

    • d.

      Sportstimulering

    • e.

      Vormings- en ontwikkelingswerk;

    • f.

      Overige door de raad dan wel het college nader aan te benoemen beleidsterreinen.

  • 5.

    De activiteiten waarvoor een basissubsidie, een structurele activiteitensubsidie of een budgetsubsidie wordt verstrekt zijn opgenomen in het subsidieprogramma.

Artikel 3 Algemene uitgangspunten voor het verstrekken van subsidies

  • 1.

    Subsidie wordt slechts verstrekt indien de activiteiten zijn gericht op dan wel ten goede komen aan de inwoners van de gemeente en die passend zijn binnen de door de raad geformuleerde beleidskaders.

  • 2.

    Subsidie wordt slechts verstrekt voor activiteiten die geen partijpolitieke, godsdienstige of levensbeschouwelijke vorming beogen, behoudens in relatie tot onderwijs.

  • 3.

    Behoudens voor zover er sprake is van een op een specifieke doelgroep gerichte activiteit, wordt alleen subsidie verstrekt voor activiteiten die open staan voor alle groeperingen of personen, zonder onderscheid naar ras, godsdienst, levensovertuiging, sekse of seksuele geaardheid.

  • 4.

    Subsidie wordt niet verstrekt aan instellingen ten behoeve van activiteiten waarbij sprake is van een winstoogmerk.

  • 5.

    Subsidie wordt in beginsel alleen verstrekt aan rechtspersonen met een volledige rechtsbevoegdheid.

  • 6.

    In die gevallen dat het naar het oordeel van het college in het belang is van de uitvoering van het gemeentelijke beleid, kan het college besluiten subsidie te verstrekken aan rechtspersonen zonder een volledige rechtsbevoegdheid of aan (een groep van) natuurlijke personen, in welk geval deze verordening zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing is.

Artikel 4 Algemene verplichtingen

  • 1.

    De instelling dient zich te onthouden van handelingen die in strijd zijn met de wet of beleidsuitgangspunten van de gemeente, tenzij het gaat in de uitoefening van door de Grondwet beschermde rechten.

  • 2.

    Het college kan nadere regels stellen inzake:

    • a.

      Het werken met vrijwilligers.

    • b.

      De toegankelijkheid van gesubsidieerde activiteiten.

    • c.

      Het betrekken van deelnemers en gebruikers, alsmede vrijwilligers en beroepskrachten bij het beleid van de instelling.

    • d.

      Het gebruik van gemeentelijke dan wel door de gemeente gesubsidieerde accommodaties ten behoeve van door de gemeente gesubsidieerde activiteiten.

Artikel 5 Subsidievormen

Bij het verstrekken van subsidies op grond van deze verordening, kunnen de volgende subsidievormen met de hierna aangegeven betekenis worden onderscheiden:

  • 1.

    Basissubsidie:

  • een subsidie waarbij de hoogte geen relatie heeft met de baten en lasten die een relatie hebben met de binnen het gemeentelijke beleid passende activiteiten. De daaraan gekoppelde bedragen worden jaarlijks door het college vastgesteld bij het vaststellen van het subsidieprogramma.

  • 2.

    Incidentele activiteitensubsidie:

  • een subsidie die wordt verstrekt voor het uitvoeren van een activiteit van eenmalige aard, in casu een activiteit die qua doel, aard en omvang niet vaker dan eenmaal in de vijf jaar wordt georganiseerd.

  • 3.

    Structurele activiteitensubsidie:

  • een subsidie die van jaar tot jaar beschikbaar wordt gesteld ten behoeve van activiteiten die een continu karakter dragen.

  • 4.

    Budgetsubsidie:

  • subsidie voor ten hoogste vier jaren waarbij een directe relatie bestaat tussen de subsidie en de met deze subsidie beoogde doelen, uitgedrukt in concrete activiteiten en meetbare prestaties, welke wordt verleend aan professionele instellingen.

Artikel 6 Vaststelling Subsidieplafond

  • 1.

    De raad kan jaarlijks, bij de vaststelling van de gemeentebegroting, voor het verlenen van subsidie met betrekking tot de in artikel 2.4 genoemde beleidsterreinen een of meer subsidieplafonds vaststellen zoals bedoeld in afdeling 4.2.2. van de wet.

  • 2.

    Bij het besluit waarbij de subsidieplafonds worden vastgesteld, wordt tevens aangegeven hoe de beschikbare bedragen wordt verdeeld.

Artikel 7 Beleidsregels

  • 1.

    Op basis van beleidsregels kunnen nadere omschrijvingen van de beleidsterreinen worden gegeven alsmede van de activiteiten waarvoor subsidie kan worden verstrekt.

  • 2.

    Bij een beleidsregel kunnen de activiteiten waarvoor subsidie kan worden verstrekt nader worden bepaald, alsmede andere criteria die voor de verstrekking gelden.

  • 3.

    Beleidsregels worden vastgesteld door het college en zijn van toepassing indien daartoe naar het oordeel van het college aanleiding is, jaarlijks nader door de raad dan wel het college te benoemen beleidsterreinen.

Artikel 8 Subsidiabele kosten

Met betrekking tot de in artikel 5 lid 2 tot en met 4 genoemde subsidievormen, worden de volgende subsidiabele kosten onderscheiden:

  • a.

    Personeelskosten;

  • b.

    Huisvestingskosten;

  • c.

    Bestuurs-, organisatie- en materiële kosten;

  • d.

    Activiteitenkosten;

  • e.

    Afschrijvingskosten;

  • f.

    Gemeentelijke belastingen, heffingen en verzekeringen;

  • g.

    Accountantskosten.

Op de subsidiabele kosten als bedoeld in het eerste lid worden, per activiteit, de volgende baten in mindering gebracht:

  • a.

    Contributiebijdragen van leden;

  • b.

    Eigen bijdragen van deelnemers aan activiteiten;

  • c.

    Ontvangsten van renten van beleggingen;

  • d.

    Ontvangsten van voor derden verrichte diensten;

  • e.

    Uitkeringen van verzekeringen;

  • f.

    Andere inkomsten waaronder sponsoring en donaties van gelieerde organisaties en instellingen;

  • g.

    Niet in mindering gebracht worden de inkomsten, verkregen vanuit door middel van vrijwilligersinzet opgezette acties die zijn gericht op het verkrijgen van inkomsten.

De baten worden in mindering gebracht op de kostensoorten waarop ze betrekking hebben.

HOOFDSTUK 2 DE SUBSIDIEVERLENING

Artikel 9 De aanvraag

  • 1.

    Een aanvraag tot verlening van een incidentele subsidie dient uiterlijk acht weken voor aanvang van de te subsidiëren activiteit te worden ingediend .

  • 2.

    Een aanvraag tot verlening van zowel een basissubsidie, een structurele activiteitensubsidie als een budgetsubsidie wordt ingediend voor 1 mei voorafgaand aan het kalenderjaar waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.

  • 3.

    Het college kan een afwijkende termijn vaststellen of ontheffing verlenen van de verplichting om een aanvraag voor de in lid 1 en lid 2 bedoelde termijn in te dienen, met dien verstande dat de subsidieaanvraag altijd moet worden ingediend voordat de te subsidiëren activiteiten een aanvang nemen.

  • 4.

    Het college kan besluiten een aanvraag die niet tijdig compleet is ingediend niet in behandeling te nemen.

  • 5.

    Wanneer de aanvraag niet voldoet aan de vereisten zoals die opgesteld zijn in deze verordening wordt een hersteltermijn gehanteerd van vier weken na dagtekening van het verzoek om de aanvraag aan te vullen.

  • 6.

    Wanneer niet wordt voldaan aan het bepaalde in de leden 1, 2 en 5, wordt de aanvraag niet in behandeling genomen.

Artikel 10 Vereisten van de aanvraag

  • 1.

    De aanvraag tot subsidieverlening, anders dan voor de basissubsidie, moet voldoen aan artikel 4:62 van de wet.

  • 2.

    Een aanvraag om subsidie bevat naast de in artikel 4:2, eerste lid van de wet en – indien van toepassing – artikel 4:61 van de wet genoemde gegevens, ter uitwerking van artikel 4:2, tweede lid van de wet:

    • a.

      Naam en adres van de instelling;

    • b.

      De samenstelling van het bestuur;

    • c.

      Het activiteitenplan;

    • d.

      De raming van de met de in het activiteitenplan opgenomen activiteiten samenhangende inkomsten en uitgaven;

    • e.

      Het jaarverslag en een door het bestuur van de instelling gewaarmerkte jaarrekening, bestaande uit een balans, een staat van baten en lasten en een toelichting daarop van het kalenderjaar voorafgaand aan het jaar waarin de aanvraag wordt ingediend;

    • f.

      Een opgave van bij andere bestuursorganen of organen van nationale of internationale organisaties gevraagde subsidies voor dezelfde activiteiten, met daarbij de stand van zaken met betrekking tot de beoordeling van die aanvraag of aanvragen.

  • 3.

    Instellingen die een aanvraag tot een basissubsidie indienen kunnen volstaan met een globale omschrijving van de activiteiten en een eenvoudig ingerichte begroting, exploitatierekening en balans.

  • 4.

    Bij de aanvraag om subsidieverlening dient gebruik te worden gemaakt van de daarvoor bestemde aanvraagformulieren.

  • 5.

    Bij een eerste aanvraag tot subsidieverlening legt de instelling tevens over:

    • a.

      Een afschrift van de oprichtingsakte dan wel de statuten;

    • b.

      Een afschrift van de inschrijving bij de Kamer van Koophandel.

Artikel 11 Meerjarige subsidie

  • 1.

    Het college kan voor een periode van meer jaren subsidie verlenen.

  • 2.

    Deze verlening geschiedt met toepassing van het begrotingsvoorbehoud.

  • 3.

    Indien het college gebruik maakt van de in het eerste lid bedoelde vorm van subsidieverstrekking kan, dit ter uitvoering van hetgeen in de subsidiebeschikking is opgenomen, jaarlijks een uitvoeringsovereenkomst worden afgesloten met de subsidieontvanger. Van een uitvoeringsovereenkomst kan slechts sprake zijn bij een budgetsubsidie.

Artikel 12 Weigeringsgronden

  • 1.

    Subsidie wordt slechts verstrekt indien:

    • a.

      De Europese, rijks- en/of provinciale gelden die op het moment van de vaststelling van de gemeentebegroting als bijdrage in de kosten van uitvoering van het beleid verwacht mochten worden, ook daadwerkelijk worden verkregen;

    • b.

      De instelling kan aantonen dat er behoefte is aan door de instelling georganiseerde dan wel voorgenomen activiteiten. Met betrekking tot deze voorwaarden kan door het college ontheffing worden verleend ten aanzien van incidentele subsidies.

  • 2.

    De subsidie kan naast de in artikel 4:25 en 4:35 van de wet en artikel 3 van deze verordening genoemde gevallen worden geweigerd indien gegronde redenen bestaan aan te nemen dat:

    • a.

      De activiteiten van de aanvrager niet gericht zullen zijn op de gemeente of niet aanwijsbaar ten goede komen aan ingezetenen van de gemeente;

    • a.

      De gelden niet of in onvoldoende mate besteed zullen worden voor het doel waarvoor de subsidie beschikbaar wordt gesteld;

    • b.

      De aanvrager ook zonder subsidieverstrekking over voldoende gelden, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden kan beschikken om de kosten van de activiteiten te dekken;

    • c.

      De aanvrager doelstellingen beoogt of activiteiten zal ontplooien die in strijd zijn met de wet, het algemeen belang of de openbare orde;

    • d.

      De te subsidiëren activiteiten niet passend zijn binnen het beleid van de gemeente.

Artikel 13 Beslistermijn

  • 1.

    Het college beslist binnen acht weken na ontvangst van de complete aanvraag voor subsidieverlening betreffende een incidentele activiteitensubsidie.

  • 2.

    Met betrekking tot basissubsidies, structurele activiteitensubsidies en budgetsubsidies beslist het college binnen acht weken na de vaststelling van de begroting door de raad doch in ieder geval voor 1 januari van het jaar waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft.

Artikel 14 Verstrekken van voorschotten

  • 1.

    Vooruitlopend op de vaststelling van de subsidie kan het college een voorschot uitbetalen. Dit voorschot bedraagt maximaal 100% van het verleende bedrag.

  • 2.

    In de beschikking tot subsidieverlening zullen worden vermeld het aantal termijnen, de termijnbedragen en de data waarop deze uitbetaald zullen worden.

HOOFDSTUK 3 VERPLICHTINGEN VAN DE SUBSIDIEONTVANGER

Artikel 15 Van toepassing verklaren van afdeling 4.2.8 van de wet

Artikel 16 Meldingsplicht

Een subsidieontvanger dient het college onverwijld te informeren over:

  • 1.

    Dreigende of al ontstane verschillen van meer dan 10% tussen werkelijke lasten en baten en de begrote lasten en baten;

  • 2.

    Ontwikkelingen die ertoe kunnen leiden dat de activiteiten niet of in onvoldoende mate kunnen worden gerealiseerd;

  • 3.

    Gerealiseerde wijzigingen in de rechtsvorm, de organisatiestructuur alsmede wijzigingen in de bestuurssamenstelling.

Artikel 17 Vergoeding wegens vermogensvorming

Artikel 4:41 van de wet is van toepassing. De hoogte van de vergoeding als bedoeld in artikel 4:41 lid 1 sub b [ wordt bedoeld: van de wet ] wordt met toepassing van de artikelen 3:2 en 3:4 van de wet door het college vastgesteld.

Artikel 18 Egalisatiereserve

  • 1.

    Bij niet professionele instellingen mag de vanuit subsidieoverschotten opgebouwde egalisatiereserve ten hoogste 10% van het laatstelijk ontvangen structurele subsidiebedrag bedragen. Met betrekking tot niet professionele instellingen die alleen een basissubsidie ontvangen is geen maximumpercentage van kracht.

  • 2.

    Bij professionele instellingen mag de vanuit subsidieoverschotten opgebouwde egalisatiereserve ten hoogste 15% van het laatstelijk ontvangen structurele subsidiebedrag bedragen.

  • 3.

    De jaarlijkse toevoeging aan de egalisatiereserve bedraagt niet meer dan 5% van de in dat jaar verstrekte subsidie.

  • 4.

    Indien zich een situatie voordoet als bedoeld in artikel 4:41, lid 2, sub c, d en e van de wet stort de subsidieontvanger de aanwezige egalisatiereserve, voor zover deze is ontstaan door gemeentelijke subsidies, terug in de gemeentekas.

Artikel 19 Vermogensvorming

  • 1.

    Bij de subsidieverlening en de daarbij behorende uitvoeringsovereenkomst kan worden bepaald of en zo ja in welke mate het de subsidieontvanger is toegestaan met gemeentesubsidie reserves als bedoeld in art.373 van boek 2 Burgerlijk Wetboek en voorzieningen als bedoeld in artikel 374 van boek 2 Burgerlijk Wetboek te vormen.

  • 2.

    Reserves die met gemeentesubsidie zijn opgebouwd mogen alleen worden besteed aan kosten die direct verband houden met de uitvoering van door de gemeente gesubsidieerde activiteiten, voor zover deze niet bestreden kunnen worden uit de voor dat jaar verleende subsidie.

  • 3.

    Voorzieningen die met gemeentelijke subsidie zijn opgebouwd mogen uitsluitend worden besteed aan kosten die een directe relatie hebben met de getroffen voorziening. Voor het toevoegen dan wel ontrekken van middelen aan voorzieningen moet voorafgaand schriftelijke toestemming aan het college worden gevraagd. Als deze niet binnen acht weken is verleend kan deze geacht worden te zijn verleend.

  • 4.

    Wanneer de gesubsidieerde activiteiten worden beëindigd, dan wel een voorziening wordt opgeheven, is de subsidieontvanger verplicht het met gemeentesubsidie opgebouwde vermogen dat daarmee verband houdt onmiddellijk aan de gemeente terug te betalen.

HOOFDSTUK 4 DE SUBSIDIEVASTSTELLING

Artikel 20 Indienen van de aanvraag

  • 1.

    Een aanvraag tot vaststelling van een incidentele subsidie dient binnen acht weken na afloop van de activiteit bij het college te worden ingediend. Deze aanvraag gaat vergezeld van in ieder geval een inhoudelijk en financieel verslag met betrekking tot de gesubsidieerde activiteit.

  • 2.

    Een basissubsidie wordt bij verlening vastgesteld.

  • 3.

    Een aanvraag tot vaststelling van een structurele activiteitensubsidie of een budgetsubsidie dient voor 1 mei volgend op het kalenderjaar waarvoor subsidie is verleend, te worden ingediend bij het college. Deze aanvraag gaat vergezeld van:

    • a.

      Een inhoudelijk verslag van de gesubsidieerde activiteiten;

    • b.

      Een financieel verslag bestaande uit exploitatierekening en balans die betrekking hebben op de gehele instelling;

    • c.

      Bij subsidies van meer dan € 40.000 een beoordelingsverklaring door een accountant als bedoeld in art.4:78 van de wet.

  • 4.

    De financiële verslaglegging c.q. de jaarrekening wordt op dezelfde wijze ingericht als de begroting.

  • 5.

    Bij de aanvraag om vaststelling van de subsidie dient gebruik te worden gemaakt van het de daarvoor bestemde subsidieaanvraagformulieren.

Artikel 21 Beslistermijn

  • 1.

    Het college stelt de subsidie vast binnen acht weken na ontvangst van de complete aanvraag tot subsidievaststelling.

  • 2.

    Het college kan de in het eerste lid bedoelde termijn met ten hoogste acht weken verlengen.

  • 3.

    Wanneer de aanvraag tot subsidievaststelling qua verslaglegging niet voldoet aan de vereisten zoals die gesteld in de wet en het hierboven genoemde artikel 20, wordt een hersteltermijn gehanteerd van vier weken na dagtekening van het verzoek om de aanvraag aan te vullen.

  • 4.

    Indien na afloop van de in het voorgaande lid gestelde termijn de aanvraag tot subsidievaststelling nog steeds niet volledig is, stelt het college de subsidie ambtshalve vast.

Artikel 22 Betaling

  • 1.

    Indien feiten om omstandigheden als bedoeld om artikel 4:46 lid 2 van de wet aanleiding geven tot een lagere vaststelling van de subsidie over het betreffende jaar, vindt verrekening zo mogelijk plaats door inhouding op de voorschotbetalingen in het jaar waarin tot subsidievaststelling wordt genomen. In de beschikking tot voorschotbetaling wordt steeds een voorbehoud gemaakt dat een terugvorderingbesluit als bedoeld in dit artikellid kan worden genomen.

  • 2.

    Basissubsidies worden ineens betaald op een nader door het college te bepalen tijdstip.

  • 3.

    Incidentele activiteitensubsidies worden binnen vier weken na de subsidievaststelling betaald, tenzij in de beschikking tot verlening anders is bepaald.

  • 4.

    De subsidie wordt in gedeelten betaald indien dat door het college bij beschikking is bepaald.

  • 5.

    Verleende subsidiebedragen betreffende structurele activiteitensubsidies en budgetsubsidies die de € 10.000 te boven gaan worden in vier termijnen, één termijn in iedere eerste maand van ieder kwartaal, bevoorschot.

HOOFDSTUK 5 INTREKKING, WIJZIGING EN BEËINDIGING

Artikel 23 Intrekking, wijziging en beëindiging

Naast hetgeen is bepaald in de artikelen 4:48, 4:49, 4:50 en 4:51 van de wet kan het college de structurele subsidieverstrekking aan een instelling op grond van algemene financiële en/of beleidsinhoudelijke overwegingen beëindigen of verminderen.

HOOFDSTUK 6 OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 24 Administratie en verzekering

  • 1.

    Als verplichtingen als bedoeld in artikel 4:37 van de wet legt het college de subsidieontvanger de volgende verplichtingen op:

    • a.

      De instelling verleent aan het college of de door hem aangewezen personen desgevraagd inzage in de administratie en verstrekt inlichtingen die van belang kunnen zijn voor de beoordeling van de doelmatigheid en de rechtmatigheid van de besteding van de subsidie en/of voor het naleven van de voorschriften die aan de subsidieverstrekking zijn verbonden;

    • b.

      De instelling volgt de aanwijzingen op die het college in het belang van een doelmatig beheer en goede administratie kunnen geven.

  • 2.

    De administratie van de instelling wordt op een overzichtelijke wijze gevoerd en is zodanig ingericht dat op een eenvoudige wijze inzicht wordt verkregen in de bezittingen, reserves, voorzieningen, vorderingen, schulden en exploitatieresultaten van de instelling.

  • 3.

    De subsidieontvanger kan verplicht worden om:

    • a.

      Een verzekering af te sluiten tegen aansprakelijkheid en ongevallen;

    • b.

      Zijn roerende en onroerende zaken te verzekeren en verzekerd te houden tegen schade door brand en eventuele andere door het college aan te geven risico’s. Dit respectievelijk tegen vervangings- en herbouwwaarde.

Artikel 25 Verslag

Ten aanzien van subsidies die op grond van deze verordening zijn verstrekt is artikel 4:24 van de wet niet van toepassing.

Artikel 26 Overgangsregeling

Op subsidieaanvragen die zijn ingediend voor de inwerkingtreding van deze verordening, is de toentertijd vigerende wet- en regelgeving van toepassing.

Artikel 27 Hardheidsclausule

  • 1.

    Het college is bevoegd om in individuele gevallen ontheffing te verlenen van een of meer bepalingen in deze verordening en krachtens deze verordening gegeven voorschriften dan wel nadere voorschriften te stellen.

  • 2.

    In gevallen waarin deze verordening niet of niet voldoende voorziet beslist het college.

Artikel 28 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 mei 2009.

  • 2.

    Bij het in werking treden van deze verordening vervalt de algemene subsidieverordening gemeente Vlagtwedde 2007.

  • 3.

    De onder de Algemene Subsidie Verordening gemeente Vlagtwedde 2007 ressorterende beleidsregels blijven van kracht onder de Algemene Subsidie Verordening gemeente Vlagtwedde 2009.

Artikel 29 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als “Algemene Subsidieverordening gemeente Vlagtwedde 2009”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 21 april 2009
De raad voornoemd,
G. Oosting, mevr. F. Wilts,
voorzitter griffier