Regeling vervallen per 31-12-2011

Afstemmingsverordening Wet werk en bijstand

Geldend van 16-07-2009 t/m 30-12-2011 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2009

Intitulé

Afstemmingsverordening Wet werk en bijstand

De raad van de gemeente Vlagtwedde;

gezien het voorstel van Burgemeester en Wethouders d.d. 21-10-2008, no. 200801728, afdeling Samenleving;

en het voorstel van Burgemeester en Wethouders d.d. 19 mei 2009, no. ZA.10-5581/D.09-18

afdeling Samenleving (wijziging CWI in UWV werkbedrijf);

gelet op de Algemene wet bestuursrecht, de Gemeentewet, de Wet werk en bijstand, de Wet inkomensvoorziening voor oudere- en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en de Wet inkomensvoorziening voor oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen,

besluit :

vast te stellen de “Afstemmingsverordening Wet Werk en Bijstand ”.

Artikel 1 Definities

  • 1.

    Voor de betekenis van de in deze verordening genoemde begrippen wordt verwezen naar de begripsomschrijvingen in hoofdstuk 1, § 1.1 van de Wet werk en bijstand dan wel de Algemene wet bestuursrecht (Awb) met uitzondering van de in lid 2 van dit artikel genoemde begrippen.

  • 2.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      de wet:

    • de Wet werk en bijstand;

    • b.

      bijstand:

    • de bijstandsnorm bedoeld in hoofdstuk 3, paragraaf 2 en 3, van de wet; dan wel bijzondere bijstand, indien dit is verstrekt voor levensonderhoud.

    • c.

      belanghebbende:

    • degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken;

    • d.

      college:

    • het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Vlagtwedde;

    • e.

      inlichtingenplicht:

    • De verplichting bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de Wwb

    • f.

      medewerkingsplicht:

    • De verplichting bedoeld in artikel 17, tweede lid, van de Wwb

    • g.

      re-integratie-instrumenten/voorziening:

    • instrumenten die het college ter beschikking heeft voor het bieden van ondersteuning als bedoeld in artikel 7 van de wet;

    • h.

      re-integratietraject:

    • een plan, bestaande uit een geheel van re-integratie-instrumenten, dat tot doel heeft om binnen een bepaald tijdsbestek te komen tot arbeidsinschakeling of zelfstandige maatschappelijke participatie.

    • i.

      algemeen geaccepteerde arbeid:

    • Iedere vorm van betaalde arbeid, niet zijnde werk in de Wet sociale werkvoorziening (Wsw) en dat niet in strijd is met de wet of de goede zeden.

    • j.

      Registratie als werkzoekende:

    • dit dient te gebeuren bij de organisatie als genoemd in artikel 9, lid 1, sub a Wwb (op dit moment is de werknaam UWV werkbedrijf, en UWV werkplein).

Artikel 2 Besluit afstemming

  • 1.

    Het college stemt met toepassing van artikel 18 van de Wwb de bijstand overeenkomstig deze verordening af in geval van de in deze verordening genoemde gedragingen.

  • 2.

    In het besluit tot afstemming van de bijstand wordt in ieder geval vermeld:

    • a.

      de reden van de afstemming;

    • b.

      de duur van de afstemming;

    • c.

      het percentage en of het bedrag waarmee de bijstand wordt verlaagd uitgaande van de uitkeringsnorm en, indien van toepassing;

    • d.

      de reden om af te wijken van een standaardverlaging.

Artikel 3 Gedragingen

De gedragingen bedoeld in artikel 18, tweede lid, van de wet worden onderscheiden in de volgende categorieën:

  • 1.

    eerste categorie:

    • a.

      het niet, onvoldoende of niet binnen een door het college gestelde termijn nakomen van inlichtingen- en medewerkingspicht bedoeld in artikel 17 van de wet, voor zover dit niet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag ontvangen van bijstand;

    • b.

      het niet als werkzoekende geregistreerd zijn of blijven bij het UWV werkplein (of de organisatie bedoeld in artikel 9, lid 1, sub a Wwb);

    • c.

      te laat komen voor een afspraak met het doel het recht op bijstand vast te stellen of een onderzoek naar de arbeidsverplichtingen;

    • d.

      het niet nakomen van onze verzuimprotocol, onze huisregels, en computer- en internetgebruik, al dan niet tijdens de training.

  • 2.

    tweede categorie:

    • a.

      het niet ondertekenen van het opgestelde re-integratieplan;

    • b.

      het niet tonen van een identiteitsbewijs;

  • 3.

    derde categorie:

    • a.

      het blijk geven van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan;

    • b.

      het niet naar vermogen trachten algemeen geaccepteerde arbeid in dienstbetrekking te verkrijgen;

    • c.

      het niet of onvoldoende nakomen van een verplichting als bedoeld in hoofdstuk 6, paragraaf 3, van de wet;

    • d.

      het onvoldoende nakomen van de verplichting tot gebruik maken van geboden reïntegratie-instrumenten, waaronder begrepen het onvoldoende meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling, scholing of zelfstandige maatschappelijke participatie waaronder begrepen sociale activering en vrijwilligerswerk;

    • e.

      het onvoldoende inzet tonen ten aanzien van reïntegratie;

    • f.

      een dusdanige houding en gedrag vertonen dat dit de reïntegratie belemmert.

  • 4.

    vierde categorie:

    • a.

      het door eigen toedoen niet behouden van arbeid in dienstbetrekking;

    • b.

      het niet aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid;

    • c.

      het zich zodanig gedragen tijdens een gesprek met een werkgever dat een baan die beschikbaar was niet meer wordt aangeboden.

    • d.

      het niet nakomen van de verplichting tot gebruik maken van geboden reïntegratievoorzieningen, waaronder begrepen het niet meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling, scholing of zelfstandige maatschappelijke participatie waaronder begrepen sociale activering en vrijwilligerswerk, het te laat terugkomen van de toegestane vakantieduur.

  • 5.

    vijfde categorie: het niet, onvoldoende of niet binnen een door het college gestelde termijn nakomen van inlichtingen- en medewerkingspicht bedoeld in artikel 17 van de wet, als dit heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag ontvangen van bijstand, waarbij het benadelingsbedrag lager dient te liggen dan de aangiftegrens van het Openbaar Ministerie, tenzij het Openbaar Ministerie afziet van vervolging.

Artikel 4 Verlaging en samenloop

  • 1.

    Het college stelt de verlaging van de bijstand bedoeld in artikel 18, tweede lid, van de wet vast op:

    • a.

      vijf procent van de bijstand bij gedragingen van de eerste categorie;

    • b.

      vijftien procent van de bijstand bij gedragingen van de tweede categorie;

    • c.

      dertig procent van de bijstand bij gedragingen van de derde categorie;

    • d.

      honderd procent van de bijstand bij gedragingen van de vierde categorie.

    • e.

      10% van het benadelingsbedrag, met dien verstande dat deze ten minste op € 50,00 wordt vastgesteld en wordt afgerond op een veelvoud van € 10,00, met een maximum van 100% van de bijstand gedurende 1 maand bij gedragingen van de vijfde categorie.

  • 2.

    Het college kan, in afwijking van het eerste lid, sub a tot en met d, het percentage van de verlaging hoger of lager vaststellen een maximum van honderd procent, rekening houdend met de ernst van de gedraging, de mate van verwijtbaarheid en de individuele omstandigheden van de belanghebbende.

  • 3.

    Indien sprake is van meerdere verwijtbare gedragingen, zoals bedoeld in artikel 3 van deze verordening, die zich tegelijk voordoen, worden de percentages bij elkaar opgeteld, tenzij er bijzondere individuele omstandigheden zijn om hier van af te wijken.

Artikel 5 Zeer ernstige misdragingen

Indien de belanghebbende een uit de wet voortvloeiende verplichting niet of onvoldoende is nagekomen en deze zich daarnaast zich zeer ernstig heeft misdragen tegenover het college en de in zijn opdracht werkende ambtenaren en medewerkers, wordt het gedrag onderscheiden in de volgende categorieën:

  • 1.

    Eerste categorie:

    • a.

      verbaal geweld (schreeuwen, schelden)

    • b.

      discriminatie;

  • 2.

    Tweede categorie:

    • c.

      intimidatie (uitoefenen van psychische druk);

    • d.

      zaakgericht fysiek geweld (vernielingen);

  • 3.

    Derde categorie:

    • e.

      mensgericht fysiek geweld;

    • f.

      combinatie van agressievormen.

  • 4.

    Onverminderd artikel 3 en 4 worden de verlagingen verhoogd met:

    • a.

      20% van de bijstandsnorm gedurende een maand bij gedragingen van de eerste categorie

    • b.

      50% van de bijstandsnorm gedurende een maand bij gedragingen van de tweede categorie;

    • c.

      dusdanig dat de optelsom van de afstemmingen 100% zijn van de bijstandsnorm gedurende een maand bij gedragingen van de derde categorie.

Artikel 6 Berekeningsgrondslag

  • 1.

    Als grondslag voor de berekening van de afstemming geldt de maandelijkse uitkeringsnorm inclusief de toeslag als bedoeld in de verordening verhoging en verlaging algemene bijstand gemeente Vlagtwedde dan wel de hoogte van het benadelingsbedrag.

  • 2.

    Bij een belanghebbende jonger dan 21 jaar wordt de afstemming die wordt opgelegd op de bijstandsnorm ook opgelegd over de aanvullende bijzondere bijstand in de kosten van levensonderhoud.

Artikel 7 Periode van de verlaging en recidive

  • 1.

    Een verlaging van de bijstand bedoeld in artikel 18, tweede lid, van de wet vindt plaats:

    • a.

      voor de duur van één kalendermaand, wanneer sprake is van een eerste verwijtbare gedraging;

    • b.

      voor de duur van twee kalendermaanden, wanneer sprake is van een tweede verwijtbare gedraging van dezelfde of een hogere categorie binnen twaalf maanden na de eerste als verwijtbaar aangemerkte gedraging inclusief de in artikel 5 genoemde gedragingen en categorieën.

  • 2.

    Het college kan bij een derde en volgende verwijtbare gedraging van dezelfde of een hogere categorie binnen twaalf maanden na de laatste als verwijtbaar aangemerkte gedraging de bijstand voor de duur van 3 maanden of meer verlagen, rekening houdend met de ernst van de gedraging, de mate van verwijtbaarheid en de individuele omstandigheden van de belanghebbende.

  • 3.

    In afwijking van het eerste lid kan het college in bijzondere gevallen de bijstand verlagen voor een langere duur, als de ernst van de gedraging, de mate van verwijtbaarheid en de omstandigheden van de belanghebbende daartoe aanleiding geven.

  • 4.

    Indien de uitkering tijdens de afstemming wordt beëindigd, dan kan deze weer aanvangen indien de belanghebbende binnen 6 maanden na stopzetting van de uitkering weer een beroep doet op de Wwb.

Artikel 8 Heroverweging

  • 1.

    Het college heroverweegt de in artikel 7, tweede en derde lid, bedoelde verlaging, of de verlaging die na een eerdere heroverweging voor een periode langer dan drie maanden is voortgezet, binnen een termijn van ten hoogste drie maanden na de datum van het besluit tot verlaging of voortzetting van de verlaging.

  • 2.

    In het kader van de in het eerste lid bedoelde heroverweging beoordeelt het college of en in hoeverre de omstandigheden en het gedrag van belanghebbende aanleiding geven te besluiten tot herziening, beëindiging of voortzetting van de verlaging.

  • 3.

    Het college kan bij een besluit tot voortzetting van de verlaging het percentage van de verlaging verhogen dan wel verlagen, rekening houdend met de ernst van de gedraging, de mate van verwijtbaarheid en de individuele omstandigheden van de belanghebbende.

Artikel 9 Waarschuwing en dringende redenen

Het college kan afzien van het verlagen van de bijstand en volstaan met een schriftelijke waarschuwing, als de verwijtbare gedraging bedoeld in artikel 3 niet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand en de gedraging niet plaatsvindt binnen een periode van twee jaar na de datum waarop eerder aan de belanghebbende een schriftelijke waarschuwing is gegeven. Het college kan besluiten af te zien van de tenuitvoerlegging van een verlaging van de bijstand als er sprake is van zeer dringende redenen. Omstandigheden die het rechtstreekse gevolg zijn van een als verwijtbaar aan te merken gedraging, zijn geen zeer dringende redenen.

Artikel 10 Afzien van het opleggen van een afstemming

Het college ziet af van het opleggen van een afstemming indien:

  • 1.

    elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt; of

  • 2.

    de gedraging meer dan zes maanden vóór constatering van die gedraging door het college heeft plaatsgevonden, tenzij de gedraging een schending van de inlichtingenplicht inhoudt en als gevolg van die gedraging ten onrechte bijstand is verleend;

  • 3.

    In afwijking van het tweede lid wordt een afstemming wegens schending van de inlichtingenplicht niet opgelegd na verloop van vijf jaar, nadat de betreffende gedraging heeft plaatsgevonden;

Artikel 11 Horen van belanghebbende

  • 1.

    Voordat een afstemming wordt opgelegd, wordt de belanghebbende in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen.

  • 2.

    Het horen van belanghebbende kan achterwege worden gelaten indien:

    • a.

      de vereiste spoed zich daartegen verzet;

    • b.

      de belanghebbende reeds eerder in de gelegenheid is gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen en zich sindsdien geen nieuwe feiten of omstandigheden hebben voorgedaan;

    • c.

      de belanghebbende niet heeft voldaan aan een verzoek van het college om binnen een gestelde termijn inlichtingen te verstrekken als bedoeld in artikel 17 van de wet;

    • d.

      het college het horen niet nodig acht voor het vaststellen van de ernst van de gedraging of de mate van verwijtbaarheid.

Artikel 12 Beleid

Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van de uitvoering van deze verordening nadere beleidsregels vaststellen. Deze beleidsregels worden voor de inwerkingtreding ter inzage gelegd bij de Raad.

Artikel 13 Indexering

Burgemeester en wethouders kunnen jaarlijks de minimumhoogte en de maximumhoogte van de afstemming, zoals beschreven in deze verordening, opnieuw vaststellen.

Artikel 14 Onvoorziene omstandigheden en hardheidsclausule

  • 1.

    In alle gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

  • 2.

    Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze verordening, als toepassing daarvan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 15 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2009.

  • 2.

    Gelijktijdig met de inwerkingtreding van de deze verordening, vervalt de "afstemmingsverordening Wet werk en bijstand 2009".

Artikel 16 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: De “Afstemmingsverordening Wet Werk en Bijstand”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 30 juni 2009
De raad voornoemd,
G. Oosting, mevr. F. Wilts,
voorzitter griffier