Regeling vervallen per 01-03-2017

Verordening burgerinitiatief Vlissingen

Geldend van 01-01-2007 t/m 28-02-2017

Intitulé

Verordening burgerinitiatief Vlissingen

VERORDENING BURGERINITIATIEF VLISSINGEN

GEMEENTEBLAD VLISSINGEN nr. I.24

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a.

een burgerinitiatiefvoorstel:

een voorstel van een initiatiefgerechtigde om een onderwerp op de agenda van de raad te plaatsen;

b.

Initiatiefgerechtigde:

degene die de leeftijd van veertien jaar heeft bereikt en blijkens de gemeentelijke basisadministratie inwoner van de gemeente Vlissingen is;

c.

college:

het college van burgemeester en wethouders van Vlissingen.

Artikel 2 Beoordelen burgerinitiatiefvoorstel

  • 1. De raad plaatst een burgerinitiatiefvoorstel op de agenda van zijn vergadering, indien een initiatiefgerechtigde daartoe een geldig verzoek heeft ingediend.

  • 2. Ongeldig is het verzoek dat:

    • a.

      niet door ten minste honderd initiatiefgerechtigden wordt ondersteund;

    • b.

      een onderwerp als bedoeld in artikel 4 bevat, of

    • c.

      niet voldoet aan de voorwaarden, gesteld in artikel 5.

Artikel 3 Peildatum

Voor de beoordeling of aan de vereisten als initiatiefgerechtigde is voldaan, is de toestand bepalend op de dag van indiening van het verzoek.

Artikel 4 Onderwerpen

Een burgerinitiatiefvoorstel kan betrekking hebben op alle onderwerpen die de gemeente aangaan met uitzondering van:

  • a.

    een onderwerp dat niet behoort tot de bevoegdheid van de raad;

  • b.

    een vraag over het gevoerde gemeentelijk beleid;

  • c.

    een klacht als bedoeld in hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht;

  • d.

    een bezwaar als bedoeld in hoofdstuk 7 van de Algemene wet bestuursrecht;

  • e.

    Een onderwerp waarover in de afgelopen 24 maanden door de raad een besluit is genomen.

Artikel 5 Vorm en inhoud van het verzoek

  • 1. Het verzoek om het plaatsen van een burgerinitiatiefvoorstel op de agenda van de raad wordt schriftelijk ingediend bij de voorzitter van de raad.

  • 2. Het verzoek bevat ten minste:

    • a.

      een nauwkeurige omschrijving van het burgerinitiatiefvoorstel;

    • b.

      een toelichting op het burgerinitiatiefvoorstel;

    • c.

      de achternaam, de voornamen, het adres, de geboortedatum en de handtekening van de verzoeker en zijn plaatsvervanger, en

    • d.

      een lijst met de voornamen, achternamen, adressen, geboortedata en handtekeningen van de initiatiefgerechtigden die het verzoek ondersteunen.

  • 3. Voor het indienen van het verzoek moet gebruik worden gemaakt van een standaard formulier.

Artikel 6 Beslissing gemeenteraad

  • 1. De raad beslist in de eerstvolgende vergadering na de datum van indiening van het verzoek of het burgerinitiatiefvoorstel op de agenda van de vergadering van de raad wordt geplaatst, met dien verstande dat ten minste een periode van twee weken is gelegen tussen de dag van indiening van het verzoek en de dag van de vergadering, waarin de raad over het verzoek beslist.

  • 2. Indien de raad het verzoek afwijst wegens strijd met artikel 4, onder a, zal de raad het voorstel doorzenden aan het college.

  • 3. Indien de raad het verzoek inwilligt, agendeert hij het burgerinitiatiefvoorstel voor zijn eerstvolgende vergadering.

  • 4. De voorzitter van de raad nodigt de verzoeker schriftelijk uit voor de vergadering waarvoor het burgerinitiatiefvoorstel is geagendeerd. De verzoeker of zijn plaatsvervanger heeft tijdens deze vergadering de gelegenheid om zijn burgerinitiatiefvoorstel mondeling nader toe te lichten.

  • 5. Zo spoedig mogelijk nadat de raad over het burgerinitiatiefvoorstel een besluit heeft genomen, wordt dit besluit bekendgemaakt door kennisgeving van het besluit of van de zakelijke inhoud ervan in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad, dan wel op een andere geschikte wijze, zoals bijvoorbeeld de gemeentelijke website.

  • 6. Tegelijkertijd met de bekendmaking wordt het besluit meegedeeld aan de verzoeker.

Artikel 7 Evaluatie

De raad brengt elk jaar verslag uit over de werking van deze verordening en hoort daarbij de initiatiefnemers. De burgemeester geeft aandacht aan het burgerinitiatief in het burgerjaarverslag.

Artikel 8 Slotbepalingen

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2007.

  • 2.

    De verordening wordt aangehaald als 'Verordening burgerinitiatief Vlissingen'.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van de gemeente Vlissingen op 30 november 2006.

de griffier, de voorzitter,

mr. F. Vermeulen A. van Dok- van Weele

Toelichting

Artikel 1

Hier is de keuze gemaakt voor een ruim begrip van het burgerinitiatief. Deze biedt de mogelijkheid om burgers een onderwerp aan de gemeenteraad aan te dragen, zonder dat hierbij een concreet voorstel is gevoegd. Natuurlijk blijft de vrijheid bestaan van burgers om een concreet voorstel in te dienen.

Artikel 2

Uit dit voorstel blijkt dat de gemeenteraad een burgerinitiatiefvoorstel op de agenda van een raadsvergadering moet plaatsen, indien er sprake is van een geldig verzoek, ingediend door een initiatiefgerechtigde. De gemeenteraad zal zich in dat geval uit moeten spreken over het voorstel. Over het vereiste dat het verzoek door ten minste een bepaald aantal initiatiefgerechtigden wordt ondersteund, kan het volgende worden opgemerkt. Het burgerinitiatief biedt burgers de mogelijkheid om invloed uit te oefenen op de agenda van de gemeenteraad. Het is daarom een inbreuk op het uitgangspunt dat de raad zijn eigen agenda vaststelt. Dit is alleen gerechtvaardigd als het burgerinitiatiefvoorstel ook daadwerkelijk door een bepaald gedeelte van de bevolking wordt gedragen. De gemeenten zijn hierbij vrij om hun eigen drempels vast te stellen. De omvang van de drempel moet wel zodanig van aard zijn dat het toch een zekere garantie biedt dat het desbetreffende verzoek door een gedeelte van de bevolking gedragen wordt. Het schept duidelijkheid door te spreken van een absoluut minimum aantal initiatiefgerechtigden in plaats van een bepaald percentage. Artikel 3

Voor de toetsing of aan de vereisten voor het initiatiefgerechtigdheid is voldaan, lijkt het moment van indiening van het verzoek aangewezen. Het verzoek vindt immers formeel op dit moment plaats. Om te kunnen onderzoeken of op dat moment wordt voldaan aan de vereisten, zijn verschillende gegevens nodig.

Artikel 4

De beperkingen die dit artikel stelt aan de inhoud van een burgerinitiatiefvoorstel vloeien vooral voort uit doelmatigheidsoverwegingen. Het is bijvoorbeeld weinig efficiënt om de raad te belasten met een beraadslaging over een onderwerp waarover de raad uiteindelijk geen beslissingsbevoegdheid heeft. Een ander argument voor deze uitzondering is, dat de afstand tussen burger en bestuur alleen maar zou worden vergroot als de burger na het doorlopen van de burgerinitiatiefprocedure te horen krijgt, dat de raad niets met het burgerinitiatiefvoorstel kan doen, omdat de raad er niet over gaat. Een vraag over gemeentelijk beleid kan ook geen onderwerp van een burgerinitiatief zijn. Voor dit soort vragen staan de burger andere wegen open, zoals het spreekrecht in een commissie- of raadsvergadering of een spreekuur van een wethouder. Ook moet voorkomen worden dat het burgerinitiatief andere procedures zoals bezwaar – of klachtenprocedure doorkruist. Hiervoor zijn andere wegen. Het is niet de bedoeling dat zaken waarover de raad minder dan 24 maanden geleden een besluit heeft genomen opnieuw onderwerp van bespreking worden als gevolg van een burgerinitiatief. Dit zou de besluitvorming in de raad te zeer kunnen frustreren. Agendering van een onderwerp door middel van burgerinitiatief waarvan de besluitvorming in de raad aanstaande is ook niet de bedoeling.

Artikel 5

Aan het verzoek zal een aantal minimumvereisten gesteld moeten worden. Het is uit praktische overwegingen zoals uniformiteit, overzichtelijkheid en duidelijkheid raadzaam indiening van een burgerinitiatiefvoorstel plaats te laten vinden door middel van een standaardformulier voor burgerinitiatieven. Op dit formulier zal de verzoeker naast het voorstel plus toelichting, in ieder geval zijn personalia en die van zijn plaatsvervanger moeten aangeven. Ook de initiatiefgerechtigden die het verzoek ondersteunen zullen uiteraard vermeld moeten worden. Om fraude met namen te voorkomen moet naar personalia gevraagd worden als adressen en geboortedata. Met name dat laatste gegeven kan niet aan openbare bronnen als telefoonboeken worden ontleend. Op grond van deze gegevens kan de gemeente onderzoeken of het verzoek de steun van voldoende gerechtigde personen heeft. (zij bijlage …)

Artikel 6

De raad beslist in twee etappes over het burgerinitiatief. Allereerst beslist ze of het initiatief voldoet aan de formele vereisten. Is dat het geval dan kan het voorstel geagendeerd worden voor een inhoudelijke behandeling in een volgende vergadering. De termijn waarop beslist wordt of een voorstel voldoet aan de formele vereisten moet niet te lang zijn, maar ook niet zo kort dat ze onvoldoende is om het voorstel te kunnen controleren. In de leden vier tot en met zes zijn waarborgen opgenomen voor de transparantie bij de afhandeling van een burgerinitiatiefvoorstel door de raad. Op grond van het zesde lid wordt de verzoeker altijd schriftelijk geïnformeerd over de besluitvorming in de raad. Wordt het verzoek tot plaatsing van het burgerinitiatiefvoorstel door de raad afgewezen, dan is er sprake van een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht waartegen bezwaar en beroep op de rechter openstaan. Besluit de raad tot agendering dan is er sprake van een voorbereidingsbeslissing die niet vatbaar is voor bezwaar of beroep (artikel 6:3 Awb). Afhankelijk van de inhoud van de beslissing op het initiatiefvoorstel zal er sprake zijn van een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht die vatbaar is voor bezwaar en beroep.

Artikel 7

Hierbij valt te denken aan getalsmatige gegevens (aantal ingediende, aantal toegewezen en aantal afgewezen burgerinitiatiefvoorstellen, alsmede een beknopt overzicht van de inhoud van de burgerinitiatiefvoorstellen, de besluiten van de raad op de voorstellen.