Regeling vervallen per 01-06-2023

Destructieverordening Vlissingen 2010

Geldend van 25-02-2010 t/m 31-05-2023 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2008

Intitulé

Destructieverordening Vlissingen 2010

DESTRUCTIEVERORDENING VLISSINGEN 2010

GEMEENTEBLAD nr. VII.03

Artikel 1 Begripsbepalingen

Deze verordening verstaat onder:

a.

wet:

de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren;

b.

aangifteplichtige:

degene die als houder of eigenaar van destructiemateriaal ingevolge de wet verplicht is daarvan aangifte te doen;

c.

destructiemateriaal:

categorie 1 materiaal als bedoeld in artikel 4 van de Verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees parlement en de Raad van 3 oktober 2002 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten;

d.

houder:

eigenaar, houder of hoeder;

e.

gezelschapsdieren:

alle dieren van soorten die gewoonlijk door de mens worden gevoed en gehouden, doch niet gegeten, en die niet voor veeteelt worden gehouden;

f.

college:

het college van burgemeester en wethouders van Vlissingen.

Artikel 2 Aanwijzen verzamelplaats

Het college wijst één of meer verzamelplaatsen aan, waar het destructiemateriaal in ontvangst wordt genomen.

Artikel 3 Vervoer

De aangifteplichtige is gehouden uiterlijk op de eerste werkdag, die volgt op de dag waarop het destructiemateriaal is ontstaan, het materiaal te vervoeren naar de verzamelplaats en het daar aan te geven en af te staan.

Artikel 4 Bewaren destructiemateriaal

Tot het tijdstip van afgifte is de aangifteplichtige gehouden het destructiemateriaal zodanig te bewaren dat vermenging met ander materiaal wordt voorkomen.

Artikel 5 Citeertitel en inwerkingtreden

  • 1.

    Deze verordening wordt aangehaald als ‘Destructieverordening Vlissingen 2010’.

  • 2.

    Zij treedt in werking op de dag na bekendmaking met terugwerkende kracht tot 1 januari 2008.

  • 3.

    Per gelijke datum vervalt de Destructieverordening 2005.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Vlissingen, gehouden op 15 februari 2010.
de griffier, de voorzitter,
mr. F. Vermeulen drs. W.J.A. Dijkstra

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

Op grond van artikel 4 ‘Verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees parlement en de Raad van 3 oktober 2002 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten’ wordt onder categorie 1-materiaal het volgende verstaan:

  • 1.

    Onder categorie 1-materiaal wordt verstaan dierlijke bijproducten die aan de onderstaande beschrijving beantwoorden of materiaal dat dergelijke bijproducten bevat:

    • a.

      alle delen, met inbegrip van de huid, van de volgende dieren:

      • i.

        dieren die vermoedelijk met een TSE zijn besmet overeenkomstig Verordening (EG) nr. 999/2001 of waarbij de aanwezigheid van een TSE officieel is bevestigd;

      • ii.

        dieren die in het kader van TSE-uitroeiingsmaatregelen zijn gedood;

      • iii.

        andere dieren dan vee en wilde dieren, met name gezelschapsdieren, dieren in dierentuinen en circusdieren;

      • iv.

        proefdieren als gedefinieerd in artikel 2 van Richtlijn 86/609/EEG van de Raad van 24 november 1986 inzake de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten betreffende de bescherming van dieren die voor experimentele en andere wetenschappelijke doeleinden worden gebruikt (1);

      • v.

        wilde dieren waarvan wordt vermoed dat zij met op mens of dier overdraagbare ziekten zijn besmet;

    • b.

      i. gespecificeerd risicomateriaal, en

    • ii.

      indien op het tijdstip van de verwijdering het gespecificeerd risicomateriaal nog niet is weggenomen, hele kadavers die gespecificeerd risicomateriaal bevatten;

      • c.

        producten afkomstig van dieren die stoffen toegediend hebben gekregen die op grond van Richtlijn 96/22/EG verboden zijn, en producten van dierlijke oorsprong die residuen bevatten van de contaminanten en andere in het milieu aanwezige stoffen zoals bedoeld in groep B, punt 3, van bijlage I van Richtlijn 96/23/EG van de Raad van 29 april 1996 inzake controlemaatregelen ten aanzien van bepaalde stoffen en residuen daarvan in levende dieren en in producten daarvan en tot intrekking van de Richtlijnen 85/358/EEG en 86/469/EEG en de Beschikkingen 89/187/EEG en 91/664/EEG (1), indien dergelijke residuen het in de communautaire wetgeving of, bij gebreke daarvan, in de nationale wetgeving toegestane niveau overschrijden;

      • d.

        al het dierlijke materiaal dat wordt opgevangen bij de behandeling van afvalwater van categorie 1-verwerkingsbedrijven en andere bedrijfsruimten waar gespecificeerd risicomateriaal wordt verwijderd, met inbegrip van zeefresten, materialen afkomstig van ontzanding, mengsels van olie en vet, slib en materialen verwijderd uit de afvoerleidingen van deze bedrijven, tenzij zulk materiaal geen gespecificeerd risicomateriaal of delen daarvan bevat;

      • e.

        keukenafval en etensresten afkomstig van internationaal opererende middelen van vervoer;

      • f.

        mengsels van categorie 1-materiaal met categorie 2-materiaal of met categorie 3-materiaal dan wel met materiaal van beide categorieën, daaronder begrepen materiaal dat bestemd is om in een categorie 1-verwerkingsbedrijf te worden verwerkt.

  • 2.

    Categorie 1-materiaal wordt zo spoedig mogelijk overeenkomstig artikel 7 verzameld, vervoerd en geïdentificeerd en, tenzij in de artikelen 23 en 24 iets anders is voorgeschreven,

    • a.

      wordt rechtstreeks als afval verwijderd door verbranding in een verbrandingsinstallatie die overeenkomstig artikel 12 is erkend;

    • b.

      wordt verwerkt in een overeenkomstig artikel 13 erkend verwerkingsbedrijf volgens een van de verwerkingsmethodes 1 tot en met 5 of, indien de bevoegde autoriteit zulks verlangt, volgens verwerkingsmethode 1, in welk geval het daaruit resulterende materiaal blijvend wordt gemerkt, indien technisch mogelijk met een geur, overeenkomstig bijlage VI, hoofdstuk I, en definitief als afval wordt verwijderd door verbranding of meeverbranding in een verbrandingsof meeverbrandingsinstallatie die overeenkomstig artikel 12 is erkend;

    • c.

      wordt, met uitzondering van materiaal dat wordt bedoeld in lid 1, onder a), punt i) en punt ii), volgens verwerkingsmethode 1 verwerkt in een verwerkingsbedrijf dat overeenkomstig artikel 13 is erkend, in welk geval het daaruit resulterende materiaal blijvend wordt gemerkt, indien technisch mogelijk met een geur, overeenkomstig Bijlage VI, hoofdstuk I en definitief als afval wordt verwijderd door begraving op een stortplaats die overeenkomstig Richtlijn 1999/31/EG van de Raad van 26 april 1999 betreffende het storten van de afvalstoffen (2) is erkend;

    • d.

      wordt, in het geval van keukenafval en etensresten zoals bedoeld in lid 1, punt e), door begraving als afval verwijderd op een stortplaats die overeenkomstig Richtlijn 1999/31/EG erkend is; of

    • e.

      wordt, in het licht van de ontwikkelingen van de wetenschappelijke kennis, verwijderd volgens een andere methode die, na raadpleging van het betrokken wetenschappelijke comité, volgens de in artikel 33, lid 2, bedoelde procedure is goedgekeurd. Die methode kan een aanvulling vormen op, dan wel in de plaats komen van, de in de punten a) tot en met d) bedoelde methodes.

  • 3.

    Tussentijds hanteren of tijdelijk opslaan van categorie 1-materiaal geschiedt uitsluitend in intermediaire categorie 1-bedrijven die overeenkomstig artikel 10 zijn erkend.

  • 4.

    Categorie 1-materiaal mag alleen in overeenstemming met deze verordening of de volgens de procedure van artikel 33, lid 2, vastgestelde voorschriften worden ingevoerd of uitgevoerd. De invoer of uitvoer van gespecificeerd risicomateriaal vindt evenwel uitsluitend plaats in overeenstemming met artikel 8, lid 1, van Verordening (EG) nr. 999/2001.

Artikel 2 en 3

De wet bevat geen bepalingen over het verzamelen van dode honden en dode katten. Het gemeentebestuur kan derhalve een verzamelplaats (of meerdere verzamelplaatsen) aanwijzen. Dit kan zijn een gemeentelijke verzamelplaats, waar zich een ton met koeling bevindt voor het verzamelen van dode honden en dode katten. Het college kan ook de vaak bestaande praktijk handhaven om dierenartsen of dierenambulance-organisaties aan te wijzen als bevoegde personen of instanties voor het inzamelen.

In Vlissingen is gekozen voor de eerste optie. Dode honden en dode katten kunnen worden afgeleverd bij de milieustraat. Op dit moment worden daar alle dode dieren verzameld die door de medewerkers van de afdeling Beheer Leefomgeving op het grondgebied van de gemeente worden aangetroffen. Deze voorziening wordt aangepast aan de wettelijke eisen terwijl voor de afvoer van het destructiemateriaal een overeenkomst is gesloten met een door het rijk erkende destructor.

Jurisprudentie

·LJN: BI9644,Voorzieningenrechter College van Beroep voor het bedrijfsleven , AWB 09/812 AWB 09/813 AWB 09/814

Artikel 4

Met deze bepaling wordt bedoeld dat dode honden en dode katten niet samen met ander materiaal dan van dierlijke herkomst mogen worden bewaard, bijvoorbeeld halsbanden, kleden enz..