Tijdelijke opslag mest

Geldend van 17-01-2013 t/m heden

Intitulé

BELEID MESTOPSLAG

INHOUDSOPGAVE

1.         Tijdelijke opslag mest                              1

            1.1 Aanleiding                                         1

            1.2 APV Vlissingen                                   2

            1.3 Afbakening                                        3

            1.4 Aangewezen plaats                             3

            1.5 Nadere regels                                     4

2.         Vereenvoudigd meldingsformulier               5

Bijlage 1: Meldingsformulier                                   6

1. Tijdelijke opslag mest

  • 1.1. Aanleiding

    Het Besluit landbouw milieubeheer en de nadere invulling van het begrip milieu-inrichting heeft tot gevolg dat aan kortdurende of kleinschalige mestopslagen geen regels op grond van de Wet milieubeheer zijn gesteld. Dit betekent dat waar de Wet milieubeheer regels stelt om overlast te voorkomen en op te heffen, er hier geen regels gelden. Dit kan tot milieuhygiënisch ongewenste situaties leiden, zoals geurhinder of ongedierte.

     

    Op basis van artikel 4:17 APV Vlissingen kan het college nadere regels stellen voor de opslag van mest. Er zijn momenteel geen nadere regels gesteld voor de opslag van mest. Hierdoor is het momenteel niet mogelijk overlast op te heffen bij geurhinder of overlast door ongedierte.

     

    Met dit beleid worden nadere regels gesteld om overlast bij kortdurende (< 14 dagen) en kleinschalige (<10 m3) mestopslag op te heffen door regels te stellen voor:

    • de afstand van de mestopslag tot een stankgevoelig object;

    • afdekking van de mestopslag.

    1.2.  APV Vlissingen  

    In de APV Vlissingen is ten aanzien van het verbod mest op te slaan één bepaling opgenomen.

    Artikel 4:17         Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen enz.

    1.   Het is verboden op een door het college aangewezen plaats buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, in de openlucht en buiten de weg gelegen in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast dan wel voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, de volgende voorwerpen of stoffen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben:

    • a.

      onbruikbare of aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voer- of vaartuigen of onderdelen daarvan;

    b.  bromfietsen en motorvoertuigen of onderdelen daarvan;

    • c.

      kampeermiddelen als bedoeld in artikel 4:19 of onderdelen daarvan, indien het plaatsen of aanwezig hebben daarvan geschiedt voor verkoop of verhuur of anderszins voor een commercieel doel;

    • d.

      mestopslag, gierkelder of andere verzamelplaatsen van vuil, een verzameling ingekuild gras, loof of pulp of ingekuilde landbouwproducten, afbraakmaterialen en oude metalen.

    2.   Het is verboden op een door het college aangewezen plaats een bepaald voorwerp of bepaalde stof op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben.

    3.   Het college kan bij de aanwijzing als bedoeld in het eerste en tweede lid nadere regels stellen.

    4.   Het in dit artikel bepaalde geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet ruimtelijke ordening of de Landschapsverordening Zeeland 2001.

     

    In het Algemeen aanwijzingsbesluit is ten aanzien van de aangewezen plaats voor mest één bepaling gereserveerd.

    Artikel 1:9      Opslag voer- en vaartuigen, mest en afvalstoffen

    Ter uitvoering van het bepaalde in artikel 4:17, eerste lid, APV worden de volgende plaatsen aangewezen waar het in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente ter voorkoming of opheffing van overlast dan wel voorkoming van schade aan de openbare gezondheid verboden is één of meer nader aangeduide voorwerpen of stoffen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben:

    (gereserveerd)

     

    1.3.    Afbakening

    De beleidsregel geeft nadere invulling aan het opheffen van overlast door mestopslag. Het college bepaald of sprake is van overlast bij stankgevoelige objecten (zie paragraaf 1.4) door:

    • -waargenomen geur afkomstig van de mestopslag;

    • -waargenomen ongedierte afkomstig van de mestopslag.

     

    Het beleid richt zich op opslag van vaste mest zoals bedoeld in artikel 1 van het Besluit landbouw milieubeheer voor zover dit niet via hogere wetgeving is geregeld. Dit betekent dat het beleid zich richt op:

    • -opslag in de openlucht en buiten de weg gelegen;

    • -opslag buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer;

    • -kortdurende opslag; dit is opslag, te rekenen vanaf de 1e aanvoer, die korter aanwezig is dan 14 dagen;

    • -of kleinschalige opslag; opslag met een omvang van minder dan 10 m3.

     

    Het beleid richt zich niet op opslag van vaste mest op een perceel binnen de bebouwde kom waarvoor een ontheffing is verleend voor het houden van hoefdieren en de opslag van vaste mest daarmee verband houd.

    1.4.       Aangewezen plaats

    Op basis van artikel 4:17 lid 2 APV Vlissingen kan het college plaatsen aanwijzen waar het verboden is mest op te slaan. Bij mestopslag onder de Wet milieubeheer worden regels gesteld in het Besluit landbouw milieubeheer om geurhinder te voorkomen en op te heffen. De afstanden uit het Besluit landbouw milieubeheer zullen voor kortdurende en kleinschalige mestopslag worden toegepast om overlast op te heffen:

     

    • 1.

      Stankgevoelige objecten worden onderverdeeld in 5 categorieën:

    • -         object categorie I: 1. een bebouwde kom met stedelijk karakter; 2. een ziekenhuis, sanatorium en internaat en; 3. objecten voor verblijfsrecreatie.

    • -         object categorie II: 1. de bebouwde kom of aaneengesloten woonbebouwing van beperkte omvang in een overigens agrarische omgeving; 2. objecten voor dagrecreatie.

    • -         object categorie III: verspreid liggende niet-agrarische bebouwing die aan het betreffende buitengebied een overwegende woon- of recreatiefunctie verleent.

    • -         object categorie IV: 1. een woning behorend bij een agrarisch bedrijf, niet zijnde een veehouderij waar 50 of meer mestvarkeneenheden op grond van een vergunning of een algemene maatregel van bestuur aanwezig mogen zijn; 2. verspreid liggende niet-agrarische bebouwing.

    • -         object categorie V: woning, behorend bij een veehouderij waar 50 of meer mestvarkeneenheden op grond van een vergunning of een algemene maatregel van bestuur aanwezig mogen zijn.

    • 2.

      onder objecten categorie I t/m V worden niet verstaan kampeerterreinen als bedoeld in artikel 8, tweede lid, onderdeel a, of derde lid, van de Wet op de openluchtrecreatie. Dit betreft gebouwen of als kamphuis of blokhut aan te merken bouwwerken, voor zover die gebouwen of bouwwerken deel uitmaken van een agrarisch verblijf en bestemd zijn voor het houden van recreatief nachtverblijf.

    • 3.

      De opslag van vaste mest moet plaats vinden:

      • a.

        op ten minste 100 meter van een object categorie I of II, en

      • b.

        op ten minste 50 meter van een object categorie III, IV of V.

    • 4.

      De afstanden worden gemeten vanaf de buitenzijde van het stankgevoelige object tot het dichtstbijzijnde punt van de opslag.

     

    Bij wijzigingen in het Besluit landbouw milieubeheer is hetgeen opgenomen in of overgenomen uit het Besluit landbouw milieubeheer leidend.

    1.5.     Nadere regels

    Op basis van artikel 4:17 lid 3 APV Vlissingen worden nadere regels gesteld om overlast door mestopslag op te heffen:

     

    • 1.

      Pluimvee- en nertsenmest moeten binnen 48 uur na de eerste aanvoer worden voorzien van een 15 cm dikke afdeklaag compost of aarde afkomstig van het desbetreffende perceel;

    • 2.

      Het bevoegde gezag kan wat betreft de omvang en het afdekken van een mestopslag, en de frequentie van afvoer nadere eisen stellen.

     

    Ter voorkoming van geurhinder is voor de opslag van pluimvee- en nertsenmest een afdekplicht opgenomen en een mogelijkheid nadere eisen te stellen. Om agrariërs de mogelijkheid te geven mest uit te rijden over het land is pas na 48 uur bovenafdekking verplicht gesteld.

     

    Er zijn geen regels gesteld voor opslag van andere mestsoorten dan pluimvee- en nertsenmest. Door de aard van de mestsoorten zal dit normaliter niet tot overlast leiden. Indien wel overlast ontstaat kan geëist worden dat de mest verplaatst wordt op grond van paragraaf 1.4.

     

    Opslag langer dan 14 dagen valt niet onder deze beleidsregel. Indien noodzakelijk kunnen er dan nadere eisen worden gesteld aan afdekking voor de opslag van vaste mest op grond van voorschrift 4.7.1 Besluit landbouw milieubeheer.

     

     

     

    2.      Vereenvoudigd meldingsformulier

    Indien tijdelijke mestopslag wel onder het Besluit landbouw milieubeheer valt, stelt Infomil formulieren digitaal ter beschikking. Door de reikwijdte van het Besluit is het formulier van Infomil tamelijk uitgebreid geworden en bevat het, toegespitst op de tijdelijke mestopslagen, een groot aantal niet relevante vragen. Om die reden is een alternatief formulier samengesteld dat door Zeeuwse gemeenten wordt toegepast.

     

    In het kader van het verminderen van administratieve lasten biedt het formulier zoals opgenomen in bijlage 1 de voorkeur voor opslag van mest voor maximaal een half jaar. Bij opslag langer dan een half jaar moet alsnog het formulier dat Infomil digitaal ter beschikking stelt worden gebruikt.

     

    Opslag korter dat 14 dagen valt niet onder het Besluit landbouw milieubeheer, daarbij is het niet verplicht een melding in te dienen.

     

     

     

     

    Bijlage 1: Meldingsformulier

    MELDINGSFORMULIER OPSLAG VASTE DIERLIJKE MESTSTOFFEN

     

    Het formulier moet 4 weken voor de eerste aanvoer van (mest)stoffen ingediend zijn.

     

    U dient het formulier in tweevoud in te vullen. Eén exemplaar is bestemd voor burgemeester en wethouders van Vlissingen, t.a.v. afdeling Veiligheid, Vergunningen en Handhaving, Postbus 3000, 4380 GV Vlissingen. Het tweede exemplaar kunt u voor uw eigen administratie behouden.

     

     

    Naam              ______________________________________________

    Adres              ______________________________________________

    Postcode en plaats____________________________________________

    Telefoon/email  ______________________________________________

     

    Meldt voornemens te zijn vaste dierlijke meststoffen gedurende een aangesloten periode van ten minste twee weken doch korter dan 6 maanden op te slaan op een perceel gelegen aan:

    per perceel een afzonderlijk meldingsformulier indienen

    Adres              ______________________________________________

    Plaats              ­­­­­­­­­______________________________________________

    Kadastrale       ______________________________________________

    aanduiding

     

    Dit formulier gaat vergezeld van een afdruk van een kadastrale kaart 1 waarop het perceel, met daarop de aanduiding van de mestopslag op schaal, nader is aangegeven.

     

    Aard van de meststof 2            ______________________________

    Geschatte hoeveelheid (in m³) ­______________________________ 

    Datum eerste aanvoer             ______________________________

    Materiaal onderafdekking 3         ______________________________

    Materiaal bovenafdekking 4         ______________________________

     

    Naam                    Datum     

                                       

    ______________   __________________                                                     

     

    Handtekening

     

     

    ______________

    Toelichting

     

    • 1.

      de kadastrale afdruk, niet kleiner dan formaat A4, moet ten minste de ligging van het perceel ten opzichte van de aangrenzende percelen en de nabijgelegen weg weergeven. De schaal mag niet groter zijn dan 1 : 2.500.

    • 2.

      hier vult u de aard van de meststof in, zoals kippenmest, rundveemest, ingedikte varkensmest , etc.;

    • 3.

      een 15 cm dikke laag compost voldoet aan het vereiste om de mest op te slaan boven een absorberende laag met ten minste een 25% organische stofgehalte;

    • 4.

      het is verplicht om kippen- en nertsenmest binnen 48 uur na de eerste aanvoer af te dekken met een 15 cm dikke afdeklaag compost of aarde afkomstig van het desbetreffende perceel. Bij overige mestsoorten moet contact met hemelwater zoveel mogelijk worden voorkomen door een overkapping, zeil of een andere vorm van permanente bovenafdekking

     

    Bepalingen en voorschriften uit het Besluit landbouw milieubeheer

    Het niet nakomen van de voorschriften uit het Besluit landbouw milieubeheer is een economisch delict. Dit betekent dat strafrechtelijke vervolging door het Openbaar Ministerie en/of bestuursrechtelijk optreden door de gemeente mogelijk is.

     

    • 1.

      Stankgevoelige objecten worden onderverdeeld in 5 categorieën. (artikel 1, lid 1)

    • -         object categorie I: 1. een bebouwde kom met stedelijk karakter; 2. een ziekenhuis, sanatorium en internaat en; 3. objecten voor verblijfsrecreatie.

    • -         object categorie II: 1. de bebouwde kom of aaneengesloten woonbebouwing van beperkte omvang in een overigens agrarische omgeving; 2. objecten voor dagrecreatie.

    • -         object categorie III: verspreid liggende niet-agrarische bebouwing die aan het betreffende buitengebied een overwegende woon- of recreatiefunctie verleent.

    • -         object categorie IV: 1. een woning behorend bij een agrarisch bedrijf, niet zijnde een veehouderij waar 50 of meer mestvarkeneenheden op grond van een vergunning of een algemene maatregel van bestuur aanwezig mogen zijn; 2. verspreid liggende niet-agrarische bebouwing.

    • -         object categorie V: woning, behorend bij een veehouderij waar 50 of meer mestvarkeneenheden op grond van een vergunning of een algemene maatregel van bestuur aanwezig mogen zijn.

    • 2.

      De hoeveelheid opgeslagen mest mag niet meer bedragen dan 600 m3. (Artikel 3, lid 1 onder m1)

    • 3.

      De tijdelijke opslag van vaste mest dient plaats te vinden boven een absorberende laag met een dikte van ten minste 0,15 m. en een organische stof gehalte van ten minste 25%. (Voorschrift 2.2.2. onder a)

    • 4.

      Contact met hemelwater dient zoveel mogelijk te worden voorkomen. (Voorschrift 2.2.2. onder b)

    • 5.

      De opslag van vaste mest moet plaats vinden:

      • 1.

        op ten minste 100 meter van een object categorie I of II, en

      • 2.

        op ten minste 50 meter van een object categorie III, IV of V.

    • 6.

      De afstanden worden gemeten vanaf de buitenzijde van het stankgevoelige object tot het dichtstbijzijnde punt van de opslag. (Voorschriften 2.3. en 2.3.8.)

    • 7.

      De opslag van vaste mest moet plaatsvinden op ten minste 5 meter vanaf de insteek van het oppervlaktewater. (Voorschrift 2.4.1.)

    • 8.

      Het bevoegde gezag kan wat betreft de omvang en het afdekken van een mestopslag, en de frequentie van afvoer nadere eisen stellen. (Voorschrift 4.7.)

     

    Toelichting op het Besluit

     

    Meststoffen

    Onder vaste dierlijke mest wordt in het Besluit landbouw milieubeheer verstaan: mest die geheel of gedeeltelijk bestaat uit feaces of urine van landbouwhuisdieren en die niet verpompbaar is, met uitzondering van compost.

     

    Tijdelijke opslag

    Onder het Besluit landbouw milieubeheer wordt ook het tijdelijk opslaan van vaste dierlijke mest op landbouwpercelen geregeld. Onder een tijdelijke opslag wordt in dit verband ten minste 14 dagen en maximaal 6 maanden begrepen.

     

    Kleine en kortdurende opslagen vallen in principe buiten het Besluit of de milieuwetgeving en zijn op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) geregeld. Bij kortdurende opslag (minder dan 14 dagen) hoeft geen melding ingediend te worden.

     

    Locatie

    Afhankelijk van de categorie waartoe een stankgevoelig object in de omgeving van de opslag behoort, moet tussen de mestopslag en dat object 100 m. (I en II) of 50 m (III, IV en V) in acht genomen worden.

     

    Onder objecten categorie I t/m V worden niet verstaan kampeerterreinen als bedoeld in artikel 8, tweede lid, onderdeel a, of derde lid, van de Wet op de openluchtrecreatie. Dit betreft gebouwen of als kamphuis of blokhut aan te merken bouwwerken, voor zover die gebouwen of bouwwerken deel uitmaken van een agrarisch verblijf en bestemd zijn voor het houden van recreatief nachtverblijf.

     

    Voorzieningen

    De opslag dient zodanig te worden ingericht dat contact met hemelwater zoveel mogelijk wordt voorkomen. Dat kan worden gerealiseerd door gedurende de hele periode de opslag te laten plaatsvinden onder een vaste constructie (zoals een overkapping, zeil of een andere vorm van permanente bovenafdekking).

     

    De onderafdekking moet bestaan uit een ten minste 15 cm dikke laag met organisch materiaal die onder de mestopslag moet worden aangebracht.

     

    Pluimvee- en nertsenmest moet binnen 48 uur na de eerste aanvoer te worden voorzien van een 15 cm dikke afdeklaag compost of aarde afkomstig van het desbetreffende perceel.

    -         object categorie I: 1. een bebouwde kom met stedelijk karakter; 2. een ziekenhuis, sanatorium en internaat en; 3. objecten voor verblijfsrecreatie.

    -         object categorie II: 1. de bebouwde kom of aaneengesloten woonbebouwing van beperkte omvang in een overigens agrarische omgeving; 2. objecten voor dagrecreatie.

    -         object categorie III: verspreid liggende niet-agrarische bebouwing die aan het betreffende buitengebied een overwegende woon- of recreatiefunctie verleent.

    -         object categorie IV: 1. een woning behorend bij een agrarisch bedrijf, niet zijnde een veehouderij waar 50 of meer mestvarkeneenheden op grond van een vergunning of een algemene maatregel van bestuur aanwezig mogen zijn; 2. verspreid liggende niet-agrarische bebouwing.

    -         object categorie V: woning, behorend bij een veehouderij waar 50 of meer mestvarkeneenheden op grond van een vergunning of een algemene maatregel van bestuur aanwezig mogen zijn.

    De hoeveelheid opgeslagen mest mag niet meer bedragen dan 600 m3. (Artikel 3, lid 1 onder m1)

    De tijdelijke opslag van vaste mest dient plaats te vinden boven een absorberende laag met een dikte van ten minste 0,15 m. en een organische stof gehalte van ten minste 25%. (Voorschrift 2.2.2. onder a)

    Contact met hemelwater dient zoveel mogelijk te worden voorkomen. (Voorschrift 2.2.2. onder b)

    De opslag van vaste mest moet plaats vinden:

    • 1.

      op ten minste 100 meter van een object categorie I of II, en

    • 2.

      op ten minste 50 meter van een object categorie III, IV of V.

    • 3.

      De afstanden worden gemeten vanaf de buitenzijde van het stankgevoelige object tot het dichtstbijzijnde punt van de opslag. (Voorschriften 2.3. en 2.3.8.)

    • 4.

      De opslag van vaste mest moet plaatsvinden op ten minste 5 meter vanaf de insteek van het oppervlaktewater. (Voorschrift 2.4.1.)

    • 5.

      Het bevoegde gezag kan wat betreft de omvang en het afdekken van een mestopslag, en de frequentie van afvoer nadere eisen stellen. (Voorschrift 4.7.)

     

    Toelichting op het Besluit

     

    Meststoffen

    Onder vaste dierlijke mest wordt in het Besluit landbouw milieubeheer verstaan: mest die geheel of gedeeltelijk bestaat uit feaces of urine van landbouwhuisdieren en die niet verpompbaar is, met uitzondering van compost.

     

    Tijdelijke opslag

    Onder het Besluit landbouw milieubeheer wordt ook het tijdelijk opslaan van vaste dierlijke mest op landbouwpercelen geregeld. Onder een tijdelijke opslag wordt in dit verband ten minste 14 dagen en maximaal 6 maanden begrepen.

     

    Kleine en kortdurende opslagen vallen in principe buiten het Besluit of de milieuwetgeving en zijn op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) geregeld. Bij kortdurende opslag (minder dan 14 dagen) hoeft geen melding ingediend te worden.

     

    Locatie

    Afhankelijk van de categorie waartoe een stankgevoelig object in de omgeving van de opslag behoort, moet tussen de mestopslag en dat object 100 m. (I en II) of 50 m (III, IV en V) in acht genomen worden.

     

    Onder objecten categorie I t/m V worden niet verstaan kampeerterreinen als bedoeld in artikel 8, tweede lid, onderdeel a, of derde lid, van de Wet op de openluchtrecreatie. Dit betreft gebouwen of als kamphuis of blokhut aan te merken bouwwerken, voor zover die gebouwen of bouwwerken deel uitmaken van een agrarisch verblijf en bestemd zijn voor het houden van recreatief nachtverblijf.

     

    Voorzieningen

    De opslag dient zodanig te worden ingericht dat contact met hemelwater zoveel mogelijk wordt voorkomen. Dat kan worden gerealiseerd door gedurende de hele periode de opslag te laten plaatsvinden onder een vaste constructie (zoals een overkapping, zeil of een andere vorm van permanente bovenafdekking).

     

    De onderafdekking moet bestaan uit een ten minste 15 cm dikke laag met organisch materiaal die onder de mestopslag moet worden aangebracht.

     

    Pluimvee- en nertsenmest moet binnen 48 uur na de eerste aanvoer te worden voorzien van een 15 cm dikke afdeklaag compost of aarde afkomstig van het desbetreffende perceel.