Regeling vervallen per 19-12-2013

Verordening op de rekenkamercommissie van de gemeente Vlissingen

Geldend van 07-01-2009 t/m 18-12-2013 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2009

Intitulé

Verordening op de rekenkamercommissie van de gemeente Vlissingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    voorzitter : de voorzitter van de rekenkamercommissie;

  • b.

    college : het college van burgemeester en wethouders;

  • c.

    betrokkenen/ onderzochte partij(en) : degenen wier taakuitvoering (mede) voorwerp van onderzoek is of is geweest en eventueel anderen door de rekenkamercommissie aan te merken;

  • d.

    bestuursorgaan : de gemeenteraad, het college, de burgemeester, alsmede gemeentelijke commissies waaraan bevoegdheden van de gemeenteraad of van het college zijn gedelegeerd;

  • e.

    presidium : de fractievoorzitters van de in de raad vertegenwoordigde politieke partijen;

  • f.

    gemeentebestuur : ieder bevoegd bestuursorgaan van de gemeente;

  • g.

    afdeling : een gemeentelijke afdeling.

Artikel 2 Gemeentelijke rekenkamercommissie

Er is een gemeentelijke rekenkamercommissie.

De gemeentelijke rekenkamercommissie bestaat uit drie leden.

Artikel 3 Taken presidium t.a.v. rekenkamerfunctie

Het presidium heeft de volgende taken ten aanzien van de rekenkamerfunctie:

  • a.

    het voordragen aan de raad van de kandidaten voor het lidmaatschap van de rekenkamercommissie;

  • b.

    het voordragen aan de raad van de leden bij situaties van ontslag of non-activiteit;

  • c.

    de zorg voor werving en selectie in vervangingssituaties (hierbij wordt de voorzitter van de rekenkamercommissie betrokken);

  • d.

    het evalueren van de vormgeving van de rekenkamerfunctie en het daarbij behorende budget met de voorzitter van de rekenkamercommissie.

  • e.

    het vaststellen van een rooster van aftreden op voordracht van de rekenkamercommissie over de volgorde van aftreden van de leden.

(gew. rdbs. 18-12-2008, nr. 8.23)

Artikel 4 Benoeming leden

  • 1. De raad benoemt de leden van de rekenkamercommissie voor de duur van vier jaar. Hiervoor wordt een profiel externe leden vastgesteld.

  • 2. De raad kan de leden van de rekenkamer twee keer een termijn herbenoemen met inachtneming van een rooster van aftreden.

  • 3. De raad benoemt de leden en de voorzitter van de rekenkamercommissie op voordracht van het presidium.

  • 4. Het presidium doet de voordracht vergezeld gaan van een verklaring van elke kandidaat bevattende:

    • a.

      de mededeling dat hij een benoeming als lid zal aanvaarden, en

    • b.

      een overzicht van de openbare betrekkingen die hij bekleedt.

    (gew. rdbs. 18-12-2008, nr. 8.23)

Artikel 5 Ontslag

  • 1. Een lid van de rekenkamercommissie wordt door de raad ontslagen:

    • a.

      op eigen verzoek;

    • b.

      bij de aanvaarding van een functie die onverenigbaar is met het lidmaatschap;

    • c.

      wanneer hij bij onherroepelijk geworden gerechtelijke uitspraak wegens misdrijf is veroordeeld, dan wel hem bij zulk een uitspraak een maatregel is opgelegd die vrijheidsbeneming tot gevolg heeft;

    • d.

      indien hij bij onherroepelijk geworden rechtelijke uitspraak onder curatele is gesteld, in staat van faillissement is verklaard, surséance van betaling heeft gekregen of wegens schulden is gegijzeld;

    • e.

      indien dat lid naar het oordeel van de raad in ernstige mate door handelen of nalaten afbreuk doet aan het functioneren van de commissie.

  • 2. Een lid van de rekenkamercommissie kan door de raad worden ontslagen:

    • a.

      wanneer hij door ziekte of gebreken blijvend ongeschikt is zijn functie te vervullen;

    • b.

      indien hij handelt in strijd met artikel 9 van de verordening.

Artikel 6 Non-activiteit

  • 1. Een lid van de rekenkamercommissie wordt van rechtswege op non-activiteit gesteld indien:

    • a.

      hij zich in voorlopige hechtenis bevindt;

    • b.

      hij bij een nog niet onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak wegens misdrijf is veroordeeld, dan wel hem bij zulk een uitspraak een maatregel is opgelegd die vrijheidsbeneming tot gevolg heeft;

    • c.

      hij onder curatele is gesteld, in staat van faillissement is verklaard, surséance van betaling heeft verkregen of wegens schulden is gegijzeld ingevolge een nog niet onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak.

  • 2. De raad kan een lid van de rekenkamer op non-activiteit stellen, indien tegen hem een gerechtelijk onderzoek ter zake van een misdrijf wordt ingesteld of indien er een ander ernstig vermoeden is van het bestaan van feiten en omstandigheden die tot ontslag, anders dan op gronden vermeld in artikel 5 eerste lid onder a en tweede lid onder a zouden kunnen leiden.

  • 3. De non-activiteit eindigt van rechtswege zodra de grond voor de maatregel is vervallen, met dien verstande dat in een geval als bedoeld in het tweede lid de non-activiteit in ieder geval eindigt na zes maanden. In dat geval kan de raad de maatregel telkens voor ten hoogste drie maanden verlengen.

Artikel 7 Procedure bij ontslag en non-activiteit

  • 1. Een lid van de rekenkamercommissie bericht het direct aan de rekenkamercommissie als een van de ontslaggronden of gronden voor non-activiteit als bedoeld in de artikelen 5 en 6 op hem van toepassing is.

  • 2. De rekenkamercommissie bericht het direct aan het presidium als een van de ontslaggronden of gronden voor non-activiteit zich voordoet als bedoeld in de artikelen 5 en 6.

  • 3. Het presidium maakt een voordracht voor de raad in de gevallen bedoeld in de artikelen 5, tweede lid, en 6, tweede lid, over de vraag of al dan niet moet worden overgegaan tot ontslag, respectievelijk het op non-actief stellen van het betreffende lid.

  • 4. Het presidium maakt een voordracht voor de raad tevens met betrekking tot een beslissing tot verlenging van de non-activiteit.

Artikel 8 Onverenigbare functies

  • 1. Een lid van de rekenkamercommissie is niet tevens:

    • a.

      minister;

    • b.

      staatssecretaris;

    • c.

      lid van de Raad van State;

    • d.

      lid van de Algemene Rekenkamer;

    • e.

      nationale ombudsman;

    • f.

      substituut-ombudsman als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Wet nationale ombudsman;

    • g.

      Commissaris van de Koning;

    • h.

      lid van gedeputeerde staten;

    • i.

      griffier der staten;

    • j.

      lid van de Raad;

    • k.

      burgemeester van de gemeente Vlissingen;

    • l.

      wethouder van de gemeente Vlissingen;

    • m.

      lid van een commissie van de gemeente Vlissingen;

    • n.

      ambtenaar, door of vanwege het gemeentebestuur aangesteld of daaraan ondergeschikt;

    • o.

      ambtenaar, door of vanwege het Rijk of de provincie aangesteld tot wiens taak het behoort het verrichten van werkzaamheden in het kader van het toezicht op de gemeente;

    • p.

      functionaris die krachtens de wet of een algemene maatregel van bestuur het gemeentebestuur van advies dient.

  • 2. In afwijking van het eerste lid, aanhef en onder n, kan een lid van de rekenkamer tevens zijn:

    • a.

      ambtenaar van de burgerlijke stand;

    • b.

      vrijwilliger of ander persoon die uit hoofde van een wettelijke verplichting niet bij wijze van beroep hulpdiensten verricht;

    • c.

      ambtenaar werkzaam voor een school voor openbaar onderwijs.

  • 3. De leden van de rekenkamercommissie maken openbaar welke andere functies dan het lidmaatschap van de rekenkamercommissie zij vervullen.

  • 4. Openbaarmaking van de in lid 3 bedoelde functies geschiedt door terinzagelegging van een opgave van deze functies op het gemeentehuis.

Artikel 9 Onverenigbare relatie leden tot de gemeente

  • 1. Een lid van de rekenkamercommissie mag niet:

    • a.

      als advocaat, procureur of adviseur in geschillen werkzaam zijn ten behoeve van de gemeente of het gemeentebestuur dan wel ten behoeve van de wederpartij van de gemeente of het gemeentebestuur;

    • b.

      als gemachtigde in geschillen werkzaam zijn ten behoeve van de wederpartij van de gemeente of het gemeentebestuur;

    • c.

      als vertegenwoordiger, adviseur of werknemer werkzaam zijn ten behoeve van derden tot het met de gemeente aangaan van:

      -overeenkomsten als bedoeld onder onderdeel d;

      -overeenkomsten tot het leveren van onroerende zaken aan de gemeente;

    • d.

      rechtstreeks of middellijk een overeenkomst aangaan betreffende:

      -het aannemen van (advies)werk ten behoeve van de gemeente;

      -het buiten dienstbetrekking tegen beloning verrichten van werkzaamheden ten behoeve van de gemeente;

      -het leveren van roerende zaken anders dan om niet aan de gemeente;

      -het verhuren van roerende zaken aan de gemeente;

      -het verwerven van betwiste vorderingen ten laste van de gemeente;

      -het van de gemeente onderhands verwerven van onroerende zaken of beperkte rechten waaraan deze zijn onderworpen;

      -het onderhands huren of pachten van de gemeente.

  • 2. Van het eerste lid, aanhef en onder d, kunnen gedeputeerde staten ontheffing verlenen.

  • 3. Een lid van de rekenkamercommissie is niet

    -oud-raadslid, oud-wethouder of oud-burgemeester van de gemeente Vlissingen;

    -bestuurslid van een politieke partij in de gemeente Vlissingen.

Artikel 10 Eed

Alvorens hun functie uit te kunnen oefenen leggen de leden van de rekenkamercommissie in de vergadering van de raad, in handen van de voorzitter, de volgende eed (verklaring en belofte) af:

“Ik zweer (verklaar) dat ik, om tot lid van de rekenkamercommissie benoemd te worden, rechtstreeks noch middellijk, onder welke naam of welk voorwendsel ook, enige gift of gunst heb gegeven of beloofd.

Ik zweer (verklaar en beloof) dat ik, om iets in dit ambt te doen of te laten, rechtstreeks noch middellijk enig geschenk of enige belofte heb aangenomen of zal aannemen. Ik zweer (beloof) dat ik getrouw zal zijn aan de Grondwet, dat ik de wetten zal nakomen en dat ik mijn plichten als lid van de rekenkamercommissie naar eer en geweten zal vervullen. Zo waarlijk helpe mij God almachtig! (Dat verklaar en beloof ik!)”.

Artikel 11 Vergoedingen

  • 1. De voorzitter van de rekenkamercommissie ontvangt per vergadering van de rekenkamercommissie een vergoeding van € 257,76, prijspeil 2005. Deze vergoeding is inclusief voorbereidingstijd.

  • 2. De overige leden van de rekenkamercommissie ontvangen per vergadering van de rekenkamercommissie een vergoeding van € 209,43, prijspeil 2005. Deze vergoeding is inclusief voorbereidingstijd.

  • 3. De voorzitter van de rekenkamercommissie kan voor werkelijk verrichte werkzaamheden naast de vergaderingen uren declareren tegen een vergoeding van € 64,44 per uur, prijspeil 2005, met een maximum van vijftig uren per jaar.

  • 4. De vergoedingen genoemd in dit artikel komen ten laste van het budget van de rekenkamercommissie.

  • 5. De vergoedingen worden jaarlijks geïndexeerd met het door het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in de jaarlijkse circulaire betreffende vergoedingen raads- en commissieleden opgenomen percentage.

Artikel 12 Reglement van orde

De rekenkamercommissie stelt een reglement van orde voor haar vergaderingen en andere werkzaamheden vast en zendt dit reglement na vaststelling ter kennisneming aan de raad. Het reglement wordt voor eenieder ter inzage gelegd in het gemeentehuis.

Artikel 13 De voorzitter

De voorzitter draagt zorg voor het tijdig en periodiek bijeenroepen van de rekenkamercommissie, het leiden van de vergaderingen, het bewaken van de uitgangspunten en werkwijze van de rekenkamercommissie en het bevorderen van een zorgvuldige besluitvorming. De voorzitter voert hiertoe regelmatig overleg met de overige leden van de rekenkamercommissie, de ambtelijke ondersteuning en eventueel extern ingehuurde onderzoekers. De leden kiezen een plaatsvervangende voorzitter uit hun midden.

Artikel 14 Ambtelijke ondersteuning

  • 1. De rekenkamercommissie voorziet eventueel in ambtelijke ondersteuning voor de rekenkamercommissie, binnen de hiervoor aan de rekenkamercommissie beschikbaar gestelde financiële middelen.

  • 2. De ambtelijke ondersteuning staat de rekenkamercommissie bij de uitvoering van haar taken terzijde.

  • 3. De ambtelijke ondersteuning die werkzaamheden verricht voor de rekenkamercommissie, verricht niet tevens werkzaamheden voor een ander orgaan van de gemeente.

  • 4. De ambtelijke ondersteuning verricht onderzoek, draagt zorg voor de agendaplanning, de verslaglegging en de vorming van dossiers.

  • 5. De ambtelijke ondersteuning legt rechtstreeks en uitsluitend verantwoording af aan de rekenkamercommissie over de wijze waarop de ondersteunende taken worden verricht.

Artikel 15 Onderwerpselectie en opdrachtverlening

  • 1. De rekenkamercommissie bepaalt de onderwerpen die zij onderzoekt, formuleert de probleemstelling en stelt de onderzoeksopzet vast.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde onderzoeksopzet wordt door de rekenkamercommissie ter kennisneming aan de raad gestuurd.

  • 3. De rekenkamercommissie werkt met een flexibel meerjarenprogramma. Voor de start van een onderzoek informeert de rekenkamercommissie het presidium daarover, waaronder de aanleiding voor het onderzoek. (gew. rdbs. 18-12-2008, nr. 8.23)

  • 4. In het in het derde lid bedoelde onderzoeksplan wordt naar onderwerp aangegeven:

    • a.

      de afbakening van het onderzoeksterrein;

    • b.

      de formulering van de onderzoeksopdracht;

    • c.

      de eventuele randvoorwaarden;

    • d.

      de planning.

  • 5. De raad, raadsfracties, raadsleden kunnen de rekenkamercommissie een gemotiveerd verzoek doen tot het instellen van een onderzoek. De rekenkamercommissie bericht binnen een maand in hoeverre aan een verzoek wordt voldaan. Indien de rekenkamercommissie niet aan een verzoek voldoet, zal zij daarvoor gegronde redenen moeten aanvoeren.

  • 6. De rekenkamercommissie kan in de loop van het jaar onderwerpen aan het onderzoeksplan toevoegen indien de actualiteit daartoe aanleiding geeft. De raad wordt hiervan in kennis gesteld.

Artikel 16 Taak en werkterrein

  • 1. De rekenkamercommissie onderzoekt de doelmatigheid, de doeltreffendheid en de rechtmatigheid van het door het gemeentebestuur gevoerde bestuur. Een door de rekenkamercommissie ingesteld onderzoek naar de rechtmatigheid van het door het gemeentebestuur gevoerde bestuur bevat geen controle van de jaarrekening als bedoeld in artikel 213, tweede lid, van de Gemeentewet.

  • 2. De rekenkamercommissie is belast met en verantwoordelijk voor de uitvoering, begeleiding en sturing van het onderzoek volgens de door haar vastgestelde onderzoeksopzet.

  • 3. Het werkterrein van de rekenkamercommissie strekt zich uit over alle:

    • a.

      bestuursorganen;

    • b.

      afdelingen;

    • c.

      openbare lichamen en gemeenschappelijke organen ingesteld krachtens de Wet gemeenschappelijke regelingen waaraan de gemeente deelneemt;

    • d.

      naamloze vennootschappen en besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid waarvan de gemeente meer dan vijftig procent van het geplaatste aandelenkapitaal houdt;

    • e.

      andere privaatrechtelijke rechtspersonen waaraan de gemeente of een derde voor rekening en risico van de gemeente rechtstreeks of middellijk een subsidie, lening of garantie heeft verstrekt ten bedrage van ten minste vijftig procent van de baten van deze instelling.

  • 4. (Een vertegenwoordiger van) de rekenkamercommissie stemt af met (vertegenwoordigingen van) het college en de commissie accountantscontrole jaarrekening over de relatie tussen onderzoeken van de rekenkamercommissie, onderzoeken naar doelmatigheid en doeltreffendheid door het college en rechtmatigheidsonderzoek door de accountant.

Artikel 17 Informatievergaring bij gemeentebestuur

  • 1. De rekenkamercommissie is bevoegd alle documenten die berusten bij het gemeentebestuur te onderzoeken voor zover zij dat ter vervulling van haar taken nodig acht en is bevoegd bij alle leden van het gemeentebestuur en bij alle ambtenaren de mondelinge en schriftelijke inlichtingen in te winnen die zij nodig acht voor de uitvoering van de onderzoeken. De leden van het gemeentebestuur en de ambtenaren van de gemeente zijn verplicht de gevraagde inlichtingen binnen de door de rekenkamercommissie gestelde termijn te verstrekken.

  • 2. Indien de zorg voor een administratie aan een derde is uitbesteed, is het eerste lid van degene die de administratie in opdracht van die derde voert.

Artikel 18 Informatievergaring bij instellingen

  • 1. De rekenkamercommissie heeft de in de volgende leden vermelde bevoegdheden ten aanzien van de volgende instellingen en over de volgende periode:

    • a.

      openbare lichamen en gemeenschappelijke organen ingesteld krachtens de Wet gemeenschappelijke regelingen, waaraan de gemeente deelneemt, over de jaren dat de gemeente deelneemt in de regeling;

    • b.

      naamloze vennootschappen en besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid waarvan de gemeente meer dan vijftig procent van het geplaatste aandelenkapitaal houdt, over de jaren dat de gemeente meer dan vijftig procent van het geplaatste aandelenkapitaal houdt;

    • c.

      andere privaatrechtelijke rechtspersonen waaraan de gemeente of een derde voor rekening en risico van de gemeente rechtstreeks of middellijk een subsidie, lening of garantie heeft verstrekt ten bedrage van tenminste vijftig procent van de baten van deze instelling, over de jaren waarop deze subsidie, lening of garantie betrekking heeft.

  • 2. De rekenkamercommissie is bevoegd bij de betrokken instelling nadere inlichtingen in te winnen over de jaarrekeningen, daarop betrekking hebbende rapporten van hen die deze jaarrekeningen hebben gecontroleerd en overige documenten met betrekking tot die instelling die bij het gemeentebestuur berusten. Indien een of meer documenten ontbreken, kan de rekenkamercommissie van de betrokken instelling de overlegging daarvan vorderen.

  • 3. De rekenkamercommissie kan, indien de documenten, bedoeld in het tweede lid, daartoe aanleiding geven, bij de betrokken instelling dan wel bij de derde die de administratie in opdracht van de instelling voert, een onderzoek instellen. De rekenkamercommissie stelt de raad en het college van haar voornemen een dergelijk onderzoek in te stellen in kennis

Artikel 19 Werkwijze

  • 1. De rekenkamercommissie vergadert in beslotenheid, haar rapporten zijn openbaar. Op grond van de belangen genoemd in art 10 van de Wet Openbaarheid van Bestuur kan de commissie gedeelte(n)van rapporten of bijlage(n) die aan de raad worden uitgebracht als vertrouwelijk aanmerken.

  • 2. De leden van de rekenkamercommissie gaan zorgvuldig om met al hetgeen hen bij de uitvoering van hun taak als vertrouwelijk ter kennis is gekomen. Zij maken van deze gegevens alleen gebruik voor zover de invulling van hun taak dat vereist.

  • 3. De rekenkamercommissie kan een of meer van haar bevoegdheden mandateren aan de in artikel 14 bedoelde ambtelijke ondersteuning.

  • 4. De rekenkamercommissie kan ter voorbereiding van rapporten en in het kader van het onderzoek openbare informatieve vergaderingen beleggen.

  • 5. Voor de uitvoering van het onderzoek kan de rekenkamercommissie, met inachtneming van het beschikbare budget, externe personen of bureaus inschakelen met inachtneming van artikel 9, eerste lid.

  • 6. De eventueel in te huren externe deskundigen of bureaus zijn volledig onafhankelijk van de te onderzoeken instantie en hebben niet recent een (advies)opdracht aangenomen van of uitgevoerd voor de te onderzoeken instantie.

  • 7. Externe personen of bureaus als bedoeld in het vijfde lid zijn verplicht tot geheimhouding van hetgeen hen ter zake van hun dienstverlening ter kennis komt.

  • 8. De rekenkamercommissie beoordeelt of het wenselijk is de raad tussentijds over de stand van lopende onderzoeken te informeren19

Artikel 20 Hoor en wederhoor

  • 1. De rekenkamercommissie stelt de onderzochte partij(en) schriftelijk op de hoogte van het nog niet gepubliceerde ontwerponderzoeksrapport met als doel de feitelijke weergave zoals verwoord in het ontwerponderzoeksrapport te verifiëren bij de onderzochte partij(en).

  • 2. De rekenkamercommissie stelt de betrokkenen in de gelegenheid om binnen een door haar te stellen termijn, die tenminste vier weken bedraagt, hun zienswijze op het conceptonderzoeksrapport en, indien van toepassing, de conceptaanbevelingen, schriftelijk aan de rekenkamercommissie kenbaar te maken.

  • 3. Na ontvangst van de zienswijze(n) sluit de rekenkamercommissie haar onderzoek af en stelt een definitief rapport op waarin de bevindingen, conclusies en, indien van toepassing, aanbevelingen, alsmede de reacties van betrokkenen hierop én de reactie van de rekenkamercommissie op de reactie van de betrokkenen zijn opgenomen.

  • 4. Na vaststelling door de rekenkamercommissie wordt het onderzoeksrapport als bedoeld in het derde lid zo spoedig mogelijk, onder toezending van een afschrift aan het college en betrokkenen, aan de raad aangeboden.

Artikel 21 Jaarverslag

De rekenkamercommissie stelt elk jaar voor 1 april een verslag op van haar werkzaamheden over het voorgaande jaar inclusief een financiële paragraaf en zendt een afschrift van dit verslag aan de raad en het college.

Artikel 22 Budget

  • 1. De raad stelt, na overleg van het presidium met de rekenkamercommissie, de rekenkamercommissie de nodige middelen ter beschikking voor een goede uitoefening van haar werkzaamheden.

  • 2. De rekenkamercommissie is bevoegd binnen de aan haar beschikbaar gestelde middelen uitgaven te doen ten behoeve van de uitvoering van haar taken.

  • 3. Ten laste van de in het voorgaande lid bedoelde middelen worden de kosten gebracht van:

    • a.

      vergoedingen aan de leden;

    • b.

      de ambtelijk ondersteuner;

    • c.

      externe deskundigen die eventueel door de rekenkamercommissie zijn ingeschakeld;

    • d.

      eventuele overige uitgaven die de rekenkamercommissie nodig acht voor de uitoefening van haar taak.

  • 4. De rekenkamercommissie is voor de besteding van het budget uitsluitend verantwoording verschuldigd aan de raad en verantwoordt de baten en lasten van het vorig begrotingsjaar in het jaarverslag aan de raad als bedoeld in artikel 21

Artikel 23 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 september 2005

Artikel 24 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als 'Verordening op de rekenkamercommissie van de gemeente Vlissingen'.

Ondertekening

Vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 25 augustus 2005.
De raad voornoemd
de griffier, de voorzitter,
C.M. Sturm A. van Dok- van Weele

Nota-toelichting

Toelichting algemeen

Met de komst van het dualisme en de nieuwe Gemeentewet dient de raad uiterlijk 1 januari 2006 een rekenkamer in te stellen dan wel invulling te geven aan een rekenkamerfunctie.

In artikel 81o van de Gemeentewet is bepaald dat de raad bij verordening regels moet vaststellen voor de uitoefening van de rekenkamerfunctie. De verordening op de rekenkamercommissie van de gemeente Vlissingen is een uitwerking van dit artikel.

Toelichting artikelgewijs

Artikel 3 Het presidium

Het presidium heeft ten aanzien van de rekenkamer een rol bij de benoeming en het ontslag van leden van de rekenkamercommissie. Het huishoudelijk reglement van het presidium zal hiervoor worden aangepast. Benoeming van de leden van de rekenkamercommissie met ingang van 1 januari 2009 geschiedt voor een periode van vier jaar, rekening houdend met het rooster van aftreden. Het rooster van aftreden wordt door het presidium van belang geacht om het historisch besef en de continuïteit in de rekenkamerfunctie te waarborgen. Het rooster van aftreden voorziet in een wisseling van leden op 1 januari 2010 en 1 januari 2012, met een rustjaar zonder een inwerkperiode voor een nieuw lid in 2011. Op 1 januari 2013 eindigt de vierjaren termijn van het laatste lid.

Artikel 4 Benoeming leden

De leden van de rekenkamercommissie worden door de raad, op aanbeveling van het presidium, benoemd. De raad zou voor afloop van de benoemingsperiode een besluit over al dan niet herbenoemen moeten nemen om de continuïteit van de rekenkamercommissie na de periode te waarborgen. Zittende leden van de rekenkamercommissie zullen voor afloop van hun benoemingsperiode willen weten of zij zullen worden herbenoemd. Wanneer niet vroegtijdig een besluit van de raad hierover wordt genomen bestaat het risico dat de zittende leden niet meer voor benoeming beschikbaar zullen zijn.

Na de periode kan op basis van de resultaten van de evaluatie ervoor gekozen worden de aanstellingstermijnen van de voorzitter en de overige leden van elkaar te laten verschillen. Voor de voorzitter zou dan een aanstellingstermijn van vier jaar gehanteerd kunnen worden en drie jaar voor de andere leden. Het hanteren van verschillende aanstellingstermijnen waarborgt continuïteit en een langere aanstellingstermijn vergroot het

onafhankelijke karakter van de rekenkamercommissie. De vraag of iemand al dan niet herbenoemd wordt speelt dan immers niet snel na benoeming. Het verdient aanbeveling na de periode de aanstellingstermijn niet synchroon te laten lopen met de zittingstermijnen van de raad, zodat steeds verschillend samengestelde gemeenteraden oordelen over de benoemingen.

Het presidium heeft een taak bij de benoeming van leden. De raad benoemt leden op voordracht van het presidium.

Voorafgaand aan de benoeming van leden van de rekenkamercommissie pleegt het presidium overleg met de rekenkamercommissie. Reeds zittende leden van de rekenkamercommissie dienen betrokken te worden bij de benoeming van nieuwe leden.

Artikel 11 Vergoedingen

In dit artikel is vastgelegd welke vergoedingen de leden van de rekenkamercommissie ontvangen voor hun werkzaamheden. Bij de evaluatie kan worden vastgesteld of vergoedingen als genoemd in dit artikel volstaan of dat aanpassing nodig is.

De vergoeding per vergadering gaat uit van vier uur werk per vergadering, vergadertijd en voorbereidingstijd inclusief. Voor de voorzitter zal deze tijd niet toereikend zijn. De voorzitter heeft niet alleen meer voorbereidingstijd nodig voor de vergaderingen, maar moet ook de ambtelijke ondersteuning (zie artikel 14) aansturen en zal vermoedelijk meer overleggen voeren. De voorzitter van de rekenkamercommissie kan deze extra uren voor werkelijk verrichte werkzaamheden declareren, maar met een maximum van 50 uren op jaarbasis. Blijkt bij evaluatie dit aantal uren niet voldoende, dan kan bijstelling plaatsvinden.

De vergoedingen aan de leden van de rekenkamercommissie worden jaarlijks geïndexeerd. De in de verordening opgenomen bedragen hebben betrekking op 2005. Indexering geschiedt op basis van het in de jaarlijkse circulaire van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties betreffende vergoedingen raads- en commissieleden genoemde percentage.

Artikel 12 Reglement van orde

In artikel 81i van de Gemeentewet is opgenomen dat voor de rekenkamer een reglement van orde wordt vastgesteld. De Gemeentewet bepaalt niet dat ook voor een rekenkamercommissie een reglement van orde moet worden vastgesteld. Daarom is in deze verordening een artikel opgenomen dat hierin voorziet.

In het reglement van orde kunnen zaken worden vastgelegd als:

- het oproepen tot vergaderingen en de vergaderfrequenties:

- de wijze van besluitvorming;

- de verhouding tussen de ambtelijk ondersteuner en de voorzitter van de rekenkamercommissie;

- de procedure die wordt gevolgd bij onderzoeken;

- de mandatering van bevoegdheden aan de ambtelijk ondersteuner.

Artikel 19 Werkwijze

In de rapportages wordt nooit verwezen naar personen. Namen van de geïnterviewden komen dan ook niet in de rapportages voor. Ook niet in de vertrouwelijke gedeelten of bijlage(n).

Artikel 20 Hoor en wederhoor

Uit oogpunt van zorgvuldigheid is het van groot belang dat de onderzochte partijen de kans krijgen om te reageren op het (nog niet gepubliceerde) ontwerp-onderzoeksrapport. Er vindt dan wederhoor plaats waarbij de feitelijke bevindingen die uit het onderzoek voortvloeien aan de betreffende partijen worden voorgelegd met de vraag eventuele onjuistheden aan te duiden. De onderzochte partijen dienen voldoende tijd te krijgen hun zienswijze aan de rekenkamercommissie kenbaar te maken. Om deze reden is opgenomen dat de reactietermijn die de rekenkamercommissie kan geven ten minste vier weken bedraagt. Na binnenkomst van de zienswijzen maakt de rekenkamercommissie haar definitieve rapport op en neemt daarin ook de reacties op die zijn binnengekomen. De rekenkamercommissie geeft aan wat ze van de reacties van de onderzochte partij op het concept-rapport vindt.

Jurisprudentie

Artikel 15: Gemeenteraad mag niet beslissen welke onderzoeken de rekenkamercommissie mag uitvoeren (ABRS 27 juni 2007, nr. 200608823/1, Gorinchem en ABRS 27 juni 2007, nr. 200608841/1, Oirschot). De gemeente Gorinchem en de gemeente Oirschot gingen ervan uit dat de gemeenteraad mocht beslissen welke onderzoeken de rekenkamercommissie wel en niet zou mogen uitvoeren, omdat de rekenkamercommissie ten dienst staat van de raad en de raad het belangrijkste orgaan van de gemeente is. De Kroon vond dat in strijd met de Gemeentewet. Die gaat uit van onafhankelijkheid van de rekenkamer en rekenkamercommissie. De ABRS geeft de Kroon hierin gelijk.