Regeling vervallen per 12-07-2012

Algemene bevoegdhedenbesluit Vlissingen 2010

Geldend van 24-02-2010 t/m 11-07-2012 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2010

Intitulé

ALGEMENE BEVOEGDHEDENBESLUIT VLISSINGEN 2010

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit besluit en de daarbij behorende bijlagen wordt verstaan onder:

a.

Mandaat:

de bevoegdheid om in naam van een bestuursorgaan besluiten te nemen als bedoeld in artikel 10:1 van de Awb;

b.

Ondermandaat:

de door de mandaatgever aan de gemandateerde verleende bevoegdheid het mandaat door te mandateren aan een derde;

c.

Mandaatgever:

een bestuursorgaan;

d.

Volmacht:

de bevoegdheid om in naam van een bestuursorgaan privaatrechtelijke rechtshandelingen te verrichten;

e.

Machtiging:

de bevoegdheid om in naam van een bestuursorgaan feitelijke handelingen te verrichten;

f.

Bestuursorgaan:

burgemeester en wethouders van Vlissingen of de burgemeester van Vlissingen;

g.

Gemandateerde:

een ambtenaar als bedoeld in artikel 1:1 van de CAR/UWO;

h.

CAR/UWO:

de Collectieve arbeidsvoorwaardenregeling voor de sector

gemeenten (CAR) en de Uitvoeringsovereenkomst (UWO);

i.

Awb:

de Algemene wet bestuursrecht;

j.

Wabo:

de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

k.

APV:

de Algemene plaatselijke verordening Vlissingen 2009 (gemeenteblad I.04);

l.

Organisatiebesluit:

het Organisatiebesluit gemeente Vlissingen 2009 (gemeenteblad I.22);

m.

Algemeen directeur:

de algemeen directeur of zijn plaatsvervanger als bedoeld in artikel 4, derde lid van het Organisatiebesluit;

n.

Afdelingsmanager:

de afdelingsafdelingsmanager als bedoeld in artikel 1, onder j van het Organisatiebesluit;

o.

Operationeel leidinggevende:

de operationeel leidinggevende als bedoeld in artikel 9 van het Organisatiebesluit;

p.

Hoofd concernstaf:

het hoofd concernstaf als bedoeld in artikel 1, onder d, van het Organisatiebesluit;

q.

Budgethouders-regeling:

de Budgethoudersregeling gemeente Vlissingen 2006 (gemeenteblad IX.06);

r.

Opdracht:

een schriftelijke overeenkomst onder bezwarende titel die tussen een of meer ondernemers en de gemeente Vlissingen als aanbestedende dienst is gesloten en betrekking heeft op de uitvoering van werken, de levering van producten of de verlening van diensten of een raamovereenkomst;

s.

Werken:

het product van bouwkundige of civieltechnische werken, in hun geheel ertoe bestemd als zodanig een economische of technische functie te vervullen;

t.

Leveringen:

1.elke schriftelijke overeenkomst met een leverancier voor de aankoop, leasing, huur of het in huurkoop nemen (met of zonder koopoptie) van producten;

2.de levering van producten en die slechts zijdeling betrekking heeft op werkzaamheden voor het aanbrengen en installeren van die levering.

u.

Diensten:

iedere overeenkomst op het gebied van dienstverlening, die niet kan worden beschouwd als opdracht voor leveringen of werken;

v.

Treasurer:

de ambtenaar die is belast met de treasuryfunctie als bedoeld in het Treasurystatuut (gemeenteblad IX.03).

Artikel 2 Opdracht

  • 1. Mandaat, machtiging of volmacht wordt opgedragen aan de ambtenaren en niet-ondergeschikten die zijn vermeld in de bij dit besluit behorende bijlagen.

  • 2. Het mandaat, de machtiging of de volmacht strekt uitsluitend tot het genoemde onderwerp.

  • 3. In afwijking van het bepaalde in het tweede lid wordt bij besluiten waaraan een integraal advies ten grondslag ligt en waarbij meer dan één afdeling betrokken is, het mandaat of de volmacht opgedragen aan de coördinerende afdelingsmanager.

  • 4. Mandaat wordt slechts verleend aan de algemeen directeur, afdelingsafdelingsmanagers, het hoofd Concernstaf en aan budgethouders.

  • 5. De uitoefening van het mandaat wordt beperkt door de grenzen van het voor het onderwerp geldende geformuleerde beleid, richtlijnen en instructies.

  • 6. Bij verhindering of ontstentenis van de gemandateerde oefent zijn schriftelijk aangewezen plaatsvervanger het mandaat uit.

Artikel 3 Ondermandaat, -machtiging en -volmacht

  • 1. Ondermandaat, -machtiging en -volmacht wordt van rechtswege verleend aan de operationele leidinggevenden voor zover het hun afdeling betreft.

  • 2. De afdelingsafdelingsmanager is voorts bevoegd ondermandaat, -machtiging en -volmacht te verlenen in de gevallen waarin dit blijkens de bijlagen expliciet is toegestaan.

  • 3. Ondermandaat, -machtiging en -volmacht wordt alleen verleend indien de aard van de bevoegdheid in verhouding staat tot de functionele positie van de ambtenaar.

Artikel 4 Ondertekening en ondertekeningsmandaat

  • 1. Een in mandaat genomen besluit vermeldt namens welk bestuursorgaan het besluit is genomen.

  • 2. Tenzij in dit besluit of in de daarbij behorende bijlagen anders is bepaald strekken de mandaten mede tot ondertekening van besluiten.

  • 3. Een door de gemandateerde binnen de grenzen van zijn bevoegdheid genomen besluit geldt als een besluit van de mandaatgever.

  • 4. Stukken die van een bestuursorgaan uitgaan inzake niet-gemandateerde bevoegdheden kunnen worden ondertekend door de algemeen directeur, indien het ontwerp van het uitgaande stuk was gevoegd bij het advies aan het bestuursorgaan en het bestuursorgaan overeenkomstig dat advies en dat ontwerp heeft besloten.

  • 5. Bij uitoefening van het mandaat ondertekent de gemandateerde op de volgende wijze:

    • a.

      Burgemeester en wethouders van Vlissingen,

      namens het college,

      de functienaam van de gemandateerde en zijn naam en handtekening.

    • b.

      De burgemeester van Vlissingen,

      namens deze,

      de functienaam van de gemandateerde en zijn naam en handtekening.

  • 6. In geval van uitoefening van ondermandaat ondertekent de ondergemandateerde als volgt:

    • a.

      Burgemeester en wethouders van Vlissingen,

      namens het college,

      de functienaam van de gemandateerde,

      voor deze,

      de naam en de handtekening van de ondergemandateerde.

    • b.

      De burgemeester van Vlissingen,

      namens deze,

      de functienaam van de gemandateerde,

      voor deze,

      de naam en de handtekening van de ondergemandateerde.

Artikel 5 Machtiging tot vertegenwoordiging

  • 1. Ambtenaren en niet-ondergeschikten kunnen worden gemachtigd om de gemeente en haar bestuursorganen in rechte te vertegenwoordigen.

  • 2. In bestuursrechtelijke geschillen kunnen ambtenaren worden aangewezen als procesvertegenwoordiger, waarbij de volgende voorwaarden en beperkingen gelden:

    • a.

      De ambtelijke inbreng ter zitting bij de rechtbank, de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, de Centrale Raad van Beroep of het College van Beroep voor het Bedrijfsleven bestaat uit het toelichten van het standpunt van het bestuursorgaan.

    • b.

      In procedures waarin een verweerschrift is ingediend als bedoeld in artikel 8:42, eerste lid, van de Awb bestaat de ambtelijke inbreng uit het toelichten van dat verweerschrift.

Artikel 6 Uitgesloten van mandatering

  • 1. Geen mandaat wordt verleend van de bevoegdheid tot:

    • a.

      het beslissen op een bezwaar aan degene die het primaire besluit krachtens mandaat heeft genomen;

    • b.

      het geven van een oordeel over klachten;

    • c.

      het vaststellen van beleidsregels en

    • d.

      het nemen van besluiten waaruit financiële gevolgen voortvloeien die niet zijn voorzien in de begroting.

  • 2. Behoudens bijzondere omstandigheden, zulks ter beoordeling van de mandaatgever, wordt geen mandaat verleend aan personen die niet werkzaam zijn onder verantwoordelijkheid van de mandaatgever (niet-ondergeschikten).

Artikel 7 Schakelbepaling volmachten en machtigingen

Dit besluit is van overeenkomstige toepassing als een bestuursorgaan aan een

functionaris, werkzaam onder zijn verantwoordelijkheid, een volmacht of machtiging verleent.

Artikel 8 Overgangsbepaling

Beslissingen die zijn genomen op grond van het Algemene bevoegdhedenbesluit Vlissingen 2009 die golden op 1 januari 2010 en waarvoor Algemene bevoegdhedenbesluit Vlissingen 2010 overeenkomstige beslissingen kent, gelden als beslissingen genomen krachtens het Algemene bevoegdhedenbesluit Vlissingen 2010.

Artikel 9 Slotbepalingen

  • 1.

    Dit besluit wordt aangehaald als het ‘Algemene bevoegdhedenbesluit Vlissingen 2010’ en treedt in werking op 1 januari 2010.

  • 2.

    Op de datum van inwerkingtreding vervalt het ‘Algemene bevoegdhedenbesluit Vlissingen 2009’.

Vlissingen, 16 februari 2010.

Burgemeester en wethouders van Vlissingen,

de secretaris, de burgemeester,

dr. ir. J.J. van Houdt drs. W.J.A. Dijkstra

De burgemeester van Vlissingen,

drs. W.J.A. Dijkstra

Bijlage

  • 1.0

    Algemeen deel

  • 2.0

    Afdeling Beheer Leefomgeving

  • 3.0

    Afdeling Publiekszaken

  • 4.0

    Afdeling Veiligheid, Vergunningen en Handhaving

  • 5.0

    Afdeling Strategie, Beleid en Projecten

  • 6.0

    Afdeling Accommodaties en Subsidies

  • 7.0

    Afdeling Bedrijfsvoering

1.0 ALGEMEEN DEEL

Onderwerp van de bevoegdheid

Gemandateerde / ge(vol)machtigde

Ondermandaat of -volmacht toegestaan

Toelichting, bijzondere voorwaarden of beperkingen

1:01 Het opleggen van de verplichting om in het belang van de dienst tijdelijk ander werk te verrichten / tijdelijke werkzaamheden te verrichten buiten de geldende werktijden / zich ter beschikking houden buiten de vastgestelde werktijden (art.15:1:10 CAR/UWO)

Algemeen directeur

Ja

Geen

1:02 Het treffen van een disciplinaire maatregel: het opleggen van een schriftelijke berisping of het opleggen van arbeid buiten de vastgestelde werktijden (art. 16:1:2 CAR/UWO)

Algemeen directeur

Nee

Geen

1:03 Het aanstellen van ambtenaren (art.2:1 CAR/UWO) en het aangaan van arbeidsovereenkomsten met het overige personeel (art.2:5 CAR/UWO)

Algemeen directeur

Nee

Met inachtneming van het Organisatiebesluit

1:04 Het beslissen op aanvragen om vergoedingen voor:

1:04.01 Vervanging (art. 3:1:2 CAR/UWO)

Algemeen directeur

Ja

Geen

1:04.02 Overwerk (art. 3:2:1 CAR/UWO)

Algemeen directeur

Ja

Geen

1:04.03 Reis- en verblijfkosten (art. 15:1:22 CAR/UWO)

Algemeen directeur

Ja

Geen

1:04.04 Schade aan kleding of uitrusting (art. 15:1:23 CAR/UWO)

Algemeen directeur

Ja

Geen

1:04.05 Verplaatsingskosten (hoofdstuk 18 CAR/UWO)

Algemeen directeur

Ja

Geen

1:05 Het vaststellen van een persoonlijk ontwikkelingsplan (POP)

Algemeen directeur

Ja

Binnen kaders van het personeelsbeleid

1:06 Het beslissen over jubileumgratificatie (art.3:5 CAR/UWO)

Algemeen directeur

Nee

Geen

1:07 Het ontzeggen van de toegang tot het werkterrein aan de ambtenaar (art. 15:1:19 CAR/UWO

Algemeen directeur

Ja

Ondermandaat alleen in spoedeisende gevallen

1:08 Het beslissen over ontslag aan ambtenaren

Algemeen directeur

Nee

Behoudens ontslag op grond van de artikelen 8:4 (wegens reorganisatie), 8:6 (wegens onbekwaamheid of ongeschiktheid) en 8:13 CAR/UWO (als disciplinaire maatregel)

1:09 Het beëindigen van arbeidsovereenkomsten

Algemeen directeur

Nee

Bij ontslag op eigen verzoek

1:10 Het opleggen van arbeid buiten de vastgestelde werktijden

Algemeen directeur

Nee

Geen

1:11 Het vaststellen van functiebeschrijvingen

Algemeen directeur

Nee

Geen

1:12 Het toekennen van de functie- en uitlooprang

Algemeen directeur

Nee

Geen

1:13 Het beslissen op aanvragen om onbetaald verlof

Algemeen directeur

Ja

Geen

1:14 Het vereenvoudigd afdoen van een aanvraag (artikel 4:5 Awb)

Algemeen directeur

Nee

Geen

1:15 Het afwijzen van een aanvraag onder verwijzing naar een eerdere afwijzende beschikking (artikel 4:6, tweede lid Awb)

Afdelingsmanager

Nee

Geen

1:16 Het beslissen over opdrachten inzake werken, diensten en leveringen van financieel geringe omvang (Binnen de Aanbestedingswetgeving wordt bij het vaststellen van de aanbestedingsplicht gerekend met bedragen voor de gehele contractwaarde c.q. contractperiode (concreet, geraamd of verwacht). Is de contractduur vooraf niet vast te stellen, dan rekent men bij het ramen van de contractwaarde met een standaard contractperiode van vier jaar. Met het tekenen van een overeenkomst wordt in principe een verplichting (verbintenis) aangegaan voor een hele contractperiode. De wet- en regelgeving met betrekking tot het onderhands of openbaar aanbesteden verschilt steeds minder met die van het Europees aanbesteden).

Afdelingsmanager

Ja

1.Alleen bij een geraamde waarde van de opdracht tot maximaal € 30.000,- voor werken.

2.Alleen bij een geraamde waarde van de opdracht voor diensten en leveringen tot maximaal € 10.000,-

3.De geraamde waarde van de opdracht dient te worden berekend over de gehele vastgestelde contractduur inclusief optiejaren. Wanneer deze niet is vastgesteld dient te worden gerekend met een contractperiode van vier jaar.

4.Uitsluitend binnen de kaders van

·de Algemene inkoop-voorwaarden d.d. 29-08-2006;

·de Budgethoudersregeling;

·het Inkoop- en aanbestedingsbeleid 2006 en

·artikel 7 Financiële verordening gemeente Vlissingen (artikel 212 Gemeentewet)

1:17 Het doen van betalingen inzake opdrachten inzake werken, diensten en leveringen van financieel geringe omvang

Budgethouder

Subbudgethouder

Uitsluitend binnen de kaders van de Budgethoudersregeling

1:18 Het beslissen over opdrachten inzake werken, diensten of leveringen van financieel gemiddelde omvang (Binnen de Aanbestedingswetgeving wordt bij het vaststellen van de aanbestedingsplicht gerekend met bedragen voor de gehele contractwaarde c.q. contractperiode (concreet, geraamd of verwacht). Is de contractduur vooraf niet vast te stellen, dan rekent men bij het ramen van de contractwaarde met een standaard contractperiode van vier jaar. Met het tekenen van een overeenkomst wordt in principe een verplichting (verbintenis) aangegaan voor een hele contractperiode. De wet- en regelgeving met betrekking tot het onderhands of openbaar aanbesteden verschilt steeds minder met die van het Europees aanbesteden).

Algemeen directeur

Ja

1.Alleen bij een geraamde waarde van de opdracht voor werken tussen € 30.000,- en € 250.000,-

2.Alleen bij een geraamde waarde van de opdracht voor diensten en leveringen tussen € 10.000,- en € 100.000,-

3.De geraamde waarde van de opdracht dient te worden berekend over de gehele vastgestelde contractduur inclusief optiejaren. Wanneer deze niet is vastgesteld dient te worden gerekend met een contractperiode van vier jaar.

4.Uitsluitend binnen de kaders van

·de Algemene inkoop-voorwaarden d.d. 29-08-2006;

·de Budgethoudersregeling;

·het Inkoop- en aanbestedingsbeleid 2006 en

·artikel 7 Financiële verordening gemeente Vlissingen (artikel 212 Gemeentewet)

1:19 Het doen van betalingen inzake opdrachten inzake werken, diensten of leveringen van financieel gemiddelde omvang

Budgethouder

Subbudgethouder

Uitsluitend binnen de kaders van de Budgethoudersregeling

1:20 Het inhuren van externe adviseurs

Algemeen directeur

Ja

Tot een uurtarief van € 150,- excl. BTW

1:21 Het doen van betalingen ten behoeve van door de raad vastgestelde grondexploitatie, exploitatie en kredieten of investeringen

Algemeen directeur

Ja

Binnen de grenzen van:

·de Budgethoudersregeling en

·de Nota Grondbeleid 2005

1:22 Het besluiten om een onvolledige aanvraag niet te behandelen (artikel 4:5 Awb)

Afdelingsmanager

Nee

Alleen na gelegenheid tot aanvulling daarvan overeenkomstig artikel 4:5 Awb

1:23 Het afwijzen van een aanvraag wanneer geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden worden vermeld (artikel 4:6 Awb)

Afdelingsmanager

Nee

Indien na een geheel of gedeeltelijk afwijzende beschikking een nieuwe aanvraag wordt gedaan, is de aanvrager gehouden nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden te vermelden (artikel 4:6, eerste lid, Awb)

1:24 Het horen van aanvragers resp. (derde-) belanghebbenden (artikelen 4:7 en 4:8 Awb)

Afdelingsmanager

Ja

Geen

1:25 Het maken van uitzonderingen op de hoorplicht (artikelen 4:11 en 4:12 Awb)

Afdelingsmanager

Nee

Geen

1:26 Het aanhouden van een verzoek om vergoeding van schade, die het gevolg is van de uitoefening door de gemeente van aan het publiekrecht ontleende bevoegdheid (zelfstandig schadebesluit)

Afdelingsmanager

Ja

Beslissing op prematuur verzoek: het schadeverzoek wordt op voorhand ingediend tegen het schadeveroorzakende besluit en dus hangende de procedure over het schadeveroorzakende besluit

1:27 Het beoordelen van zienswijzen die in het kader van een uniforme openbare voorbereidingsprocedure - als bedoeld in afd. 3.4 Algemene wet bestuursrecht - naar voren zijn gebracht en het nemen van een besluit op de aanvraag

Afdelingsmanager

Nee

Binnen de kaders van het formuleerde beleid

1:28 Het besluiten namens de gemeente, het college of de raad rechtsgedingen, bezwaarprocedures of administratief beroepsprocedures te voeren of handelingen ter voorbereiding daarop te verrichten, tenzij de raad, voor zover het de raad aangaat, in voorkomende gevallen anders beslist (artikel 160, eerste lid, onder f, Gemeentewet), waaronder begrepen het vertegenwoordigen van de gemeente in en buiten rechte als bedoeld in artikel 171 Gemeentewet

Afdelingsmanager

Ja

Actieve informatieplicht van de afdelingsmanager aan de betrokken portefeuillehouder

1:29 Het nemen van besluiten ter uitvoering van APV

Afdelingsmanager

Nee

Binnen de grenzen van het geformuleerde beleid

1:30 Het uitvoeren van het bepaalde bij en krachtens de Wet Arbeidsomstandigheden (Arbo)

Algemeen directeur

Nee

Geen

1:31 Het aanwijzen als procesvertegenwoordiger van ambtelijke vertegenwoordigers in bestuursrechtelijke rechtsgedingen

Afdelingsmanager

Nee

Zie bijlage 2.

1:32 Het vertegenwoordigen van de gemeente Vlissingen bij alle buitengerechtelijke rechtshandelingen waarbij krachtens besluit van het bevoegde bestuursorgaan door de gemeente:

a.goederen in de zin van artikel 1, Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek worden gekocht, verkocht, geruild of bezwaard en

b.borg wordt gestaan voor de nakoming van een verbintenis tot betaling van rente en aflossing van leningen, aangegaan ten behoeve van het in eigendom verkrijgen van een woning.

Afdelingsmanager

Ja

Zie bijlage 3. Bij verhindering van de gemachtigde ambtenaren wordt tevens machtiging verleend aan de aangewezen medewerkers van notariskantoren, zolang zij daar werkzaam zijn.

1:33 Het opleggen van een hersteltermijn bij een aanvraag

Afdelingsmanager

Ja

Binnen het kader van artikel 4:5 Algemene wet bestuursrecht

1:34 Het verdagen van besluiten (verlengen termijn) als bedoeld in artikel 4:14 Awb

Afdelingsmanager

Ja

Geen

1:35 Het aanvragen van subsidies als bedoeld in artikel 4:21 Awb e.v.

Afdelingsmanager

Ja

alleen ten behoeve van (mede) door het college of de raad geïnitieerde activiteiten, portefeuillehouder vooraf informeren.

1:36 Het beheer ten aanzien van de hieronder volgende Regle menten persoonsregistratie:

1:36.01 Gemeentegaranties

Afdelingsmanager Bedrijfsvoering

Nee

Geen

1:36.02 Administratie op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning

Afdelingsmanager Publiekszaken

Ja

Geen

1:36.03 Leerplichtadministratie

Afdelingsmanager Publiekszaken

Ja

Geen

1:36.04 Tegemoetkomingen in de kosten van schoolbezoek

Afdelingsmanager Publiekszaken

Ja

Geen

1:36.05 Verstrekken van identiteitsbewijzen

Afdelingsmanager Publiekszaken

Ja

Geen

1:36.06 Administratie van reisdocumenten

Afdelingsmanager Publiekszaken

ja

Geen

1:36.07 Reisdocumentenadministratie 1996

Afdelingsmanager Publiekszaken

Ja

Geen

1:36.08 Administratie rijbewijzen

Afdelingsmanager Publiekszaken

Ja

Geen

1:36.09 Gemeentelijke bevolkingsadministratie (GBA)

Afdelingsmanager Publiekszaken

Ja

Geen

1:36.10 Uitvoering gemeentelijke belastingverordeningen

Afdelingsmanager Publiekszaken

Ja

Geen

1:36.11 Administratie begraafplaatsen

Afdelingsmanager Beheer Leefomgeving

Ja

Geen

2.0 AFDELING BEHEER LEEFOMGEVING

Onderwerp van de bevoegdheid

Gemandateerde/ ge(vo)lmachtigde

Ondermandaat of - volmacht toegestaan

Toelichting, bijzondere voorwaarden of beperkingen

2:01 Het afdoen van kapmeldingen en verzoeken om schadevergoeding op grond van de Boswet

Afdelingsmanager

Ja

Geen

2:02 Het beslissen op een aanvraag om kapvergunningen en het opleggen herplant- en instandhoudingspicht op grond van de Wabo en APV

Afdelingsmanager

Ja

Geen

2:03 Het aanvragen van subsidies Bosbijdrageregelingen

Afdelingsmanager

Ja

Alleen goedgekeurde beheersplannen

2:04 Het beslissen op een aanvraag om vergunning tot gebruik openbaar groen

Afdelingsmanager

Ja

Geen

2:05 Het afhandelen van leerovereenkomsten

Afdelingsmanager

Ja

Alleen goedgekeurde deelnames

2:06 Het uitgeven van het uitsluitend recht op een graf (particulier graf)

Afdelingsmanager

Ja

Geen

2:07 Het beslissen op aanvragen om aanlegvergunningen voor gedenktekens en beplanting op graven

Afdelingsmanager

Ja

Geen

2:08 Het beslissen op aanvragen tot het in onderhoud nemen van gedenktekens en/of beplanting op graven

Afdelingsmanager

Ja

Geen

2:09 Het aanschrijven van rechthebbenden op graven i.v.m. niet voldoen aan goed onderhoud van gedenktekens of beplanting

Afdelingsmanager

Ja

Geen

2:10 Het beslissen op aanvragen om uitwegvergunningen als bedoeld in de APV

Afdelingsmanager

Ja

Binnen geformuleerde beleidskader d.d. 21-09-2004

2:11 Het beslissen op aanvragen om vergunningen voor het leggen van kabels en leidingen ten behoeve van een openbaar nutsbedrijf

Afdelingsmanager

Ja

Geen

2:12 Het beslissen op aanvragen om aansluiten van de huisriolering op het hoofdriool

Afdelingsmanager

Ja

Geen

2:13 Het beslissen op aanvragen om ontheffingen voor bijzondere transporten

Afdelingsmanager

Ja

Geen

2:14 Het bepalen van het brandpatroon van de openbare verlichting

Afdelingsmanager

Ja

Geen

2:15 Gereserveerd

2:16 Het plaatsen van naam- en nummerborden en vaststellen van uitvoeringsvoorschriften als genoemd in de artikelen 5, 6 en 7 van de Verordening straatnaamgeving en huisnummering

Afdelingsmanager

Ja

Geen

2:17 Het geven van opdrachten tot betaalbaarstelling en inning alsmede alle correspondentie daarover

Budgethouder

Ja

Binnen de kaders van de Budgethoudersregeling

2:18 Het aangaan van overeenkomsten inzake de huur- en verhuur van slaaphuisjes, dagcabines en strandpaviljoens op het strand

Afdelingsmanager

Nee

Geen

2:19 Het opstellen en verzenden van rekeningen voor wat betreft vernielingen en schaden aan gemeentelijke eigendommen, in beheer bij de afdeling Beheer Leefomgeving

Afdelingsmanager

Ja

Geen

2:20 Het plaatsen van verkeerstekens als bedoeld in artikel 2.1 van de Havenverordening Vlissingen 2009

Afdelingsmanager

Ja

Met inachtneming van het Binnenvaartpolitiereglement

2:21 Het verlenen van toestemming als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onder c van de Havenverordening Vlissingen 2009 om met een schip ligplaats te nemen waar dit verboden is

Afdelingsmanager

Ja

Geen

2:22 Het verlenen van toestemming als bedoeld in artikel 2.3, tweede lid, van de Havenverordening Vlissingen 2009 een schip, dat onvoldoende is bemand, op een ligplaats te laten liggen

Afdelingsmanager

Ja

Geen

2:23 Het verlenen van toestemming als bedoeld in artikel 2.5, tweede lid, van de Havenverordening Vlissingen 2009 om voorzieningen of voorwerpen in, onder of boven het water te hebben, aan te brengen of te doen aanbrengen

Afdelingsmanager

Ja

Geen

2:24 De bevoegdheid om een schip te verhalen als bedoeld in artikel 2.6, eerste en tweede lid, van de Havenverordening Vlissingen 2009

Afdelingsmanager

Ja

Geen

2:25 Het verlenen van toestemming als bedoeld in artikel 2.9, eerste lid, van de Havenverordening Vlissingen 2009 inzake het plaatsen van gevaarlijke en/of andere stoffen op openbare kaden, terreinen en wegen

Afdelingsmanager

Ja

Geen

2:26 Het verlenen van toestemming als bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, onder f van de Havenverordening Vlissingen 2009 inzake het gebruik van ankers

Afdelingsmanager

Ja

Geen

2:27 Het verlenen van toestemming als bedoeld in artikel 3.2, tweede lid, van de Havenverordening Vlissingen 2009 inzake het gebruik van voortstuwers en zijstuwers in de haven

Afdelingsmanager

Ja

Geen

2:28 Het verlenen van vergunning als bedoeld in artikel 3.3, tweede lid, onder c van de Havenverordening Vlissingen 2009 inzake duwvaart in de havens

Afdelingsmanager

Ja

Geen

2:29 Het verlenen van toestemming als bedoeld in artikel 3.4, tweede lid, van de Havenverordening Vlissingen 2009 inzake recreatievaart in de havens

Afdelingsmanager

Ja

Geen

2:30 Het verlenen van toestemming als bedoeld in artikel 4.1, vierde lid, van de Havenverordening Vlissingen 2009 inzake het in onverpakte toestand in of uit een schip laden en lossen van aangewezen stoffen

Afdelingsmanager

Ja

Voorwaarden naar analogie van de Wet milieubeheer

2:31 Het verlenen van toestemming als bedoeld in artikel 4.3, tweede lid, onder b van de Havenverordening Vlissingen 2009 inzake het verrichten van werkzaamheden aan boord van een schip

Afdelingsmanager

Ja

In voorkomend gevallen advies inwinnen van de Stadsgewestelijke brandweer of Veiligheidsregio Zeeland

2:32 Het verlenen van toestemming als bedoeld in artikel 4.4 eerste lid, van de Havenverordening Vlissingen 2009 inzake het ontsmetten van schepen

Afdelingsmanager

Ja

Geen

2:33 Het verlenen van toestemming als bedoeld in artikel 4.4, tweede lid, onder b van de Havenverordening Vlissingen 2009 inzake het innemen van ligplaats inzake het ontsmetten van schepen

Afdelingsmanager

Ja

Voorwaarden naar analogie van de Wet gewasbeschermings-middelen en biociden

2:34 De bevoegdheid tot het opleggen van een verbod om met een schip de havens binnen te komen enz. indien het schip ernstige schade of ernstige hinder – hieronder begrepen ordeverstoring met zich meebrengt of met zich mee kan brengen als bedoeld in artikel 4.5, eerste lid van de Havenverordening Vlissingen 2009

Afdelingsmanager

Ja

Burgemeester informeren

2:35 Het verlenen van toestemming als bedoeld in artikel 4.6 van de Havenverordening Vlissingen 2009 inzake het vaarverbod bij slecht zicht

Afdelingsmanager

Ja

Geen

2:36 Het verlenen van toestemming als bedoeld in artikel 4.7, aanhef en onder c, van de Havenverordening Vlissingen 2009 inzake het betreden van terreinen en openbare kaden.

Afdelingsmanager

Ja

Geen

2:37 Het verlenen van vergunning als bedoeld in artikel 5.1, derde lid, van de Havenverordening Vlissingen 2009 inzake meldingen bij komst en vertrek van zeeschepen

Afdelingsmanager

Ja

Geen

2:38 Het opdragen aan de schipper van een binnenschip een registerloods aan te vragen als bedoeld in artikel 5.4, eerste lid, van de Havenverordening Vlissingen 2009

Afdelingsmanager

Ja

Geen

2:39 Het verlenen van toestemming als bedoeld in artikel 6.2, derde lid, onder d, van de Havenverordening Vlissingen 2009 inzake het innemen van ligplaats door tankschepen met gevaarlijke stoffen

Afdelingsmanager

Ja

Geen

2:40 Het verlenen van toestemming als bedoeld in artikel 7.1, eerste lid, van de Havenverordening Vlissingen 2009 inzake het schoonmaken van een schip

Afdelingsmanager

Ja

Geen

2:41 Het verlenen van schoonmaakvergunning als bedoeld in artikel 7.1, tweede lid, van de Havenverordening Vlissingen 2009 inzake ruimten van een schip die gevaarlijke stoffen bevatten of laatstelijk hebben bevat, vanaf een dienstverlenend schip

Afdelingsmanager

Ja

Geen

2:42 Het verlenen van een ophaalvergunning als bedoeld in artikel 7.2 van de Havenverordening Vlissingen 2009

Afdelingsmanager

Ja

Geen

2:43 Het geven van aanwijzingen in het belang van de orde en veiligheid in de havens als bedoeld in artikel 9.1, eerste lid, van de Havenverordening Vlissingen 2009

Afdelingsmanager

Ja

Geen

3.0 AFDELING PUBLIEKSZAKEN

Onderwerp van de bevoegdheid

Gemandateerde / ge(vol)machtigde

Ondermandaat of - volmacht toegestaan

Toelichting, bijzondere voorwaarden of beperkingen

3:01 Het toepassen van artikel 63 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (toepassen van de hardheidsclausule)

Afdelingsmanager

Nee

Binnen kaders geformuleerde beleid

3:02 Het beslissen op aanvragen om ontheffing van gemeentelijke belastingen wegens onjuiste aanslag, vertrek of overlijden

Afdelingsmanager

Nee

Geen

3:03 Het uitvoeren van de Verordening leerlingenvervoer gemeente Vlissingen 2004

Afdelingsmanager

Nee

M.u.v. toepassing hardheidsclausule uit de verordening

3:04 Het zorgdragen voor collectieve preventie op het gebied van volksgezondheid en de uitvoering van de Infectieziektenwet

Afdelingsmanager

Nee

Voor zover de uitvoering niet ligt op het terrein van de GGD-Zeeland

3:05 Het uitvoeren van de Verordening persoonsregistraties Vlissingen

Afdelingsmanager

Ja

Geen

3:06 Het organiseren van de verkiezingen (Kieswet)

Afdelingsmanager

Ja

Plakken van verkiezingsaffiches binnen het kader van het geformu-leerde plakbeleid d.d. 17-12-2003

3:07 Het uitvoeren van aangelegenheden op het gebied van het nationaliteitsrecht

Afdelingsmanager

Nee

Geen

3:08 Het verrichten van statistiekwerkzaamheden t.b.v. het CBS

Afdelingsmanager

Nee

Geen

3:09 Het beslissen op een aanvraag om rij-, reis- en identiteitsdocumenten

Afdelingsmanager

Ja

Geen

3:10 Het uitvoeren van militaire zaken en taken bijzondere omstandigheden

Afdelingsmanager

Nee

Geen

3:11 Het beslissen op aanvragen om verklaringen omtrent het gedrag (Wet justitiële documentatie)

Afdelingsmanager

Ja

Geen

3:12 Het uitvoeren van de Wet Gemeentelijk Basisadministratie (GBA)

Afdelingsmanager

Nee

Geen

3:13 Het treffen van voorzieningen ten behoeve van de taakuitoefening door de ambtenaar van de burgerlijke stand

Afdelingsmanager

Nee

Binnen de kaders van het Reglement burgerlijke stand Vlissingen 2007

3:14 De regie inzake inhoudelijke wijzigingen en aanpassingen m.b.t. inrichting en positionering/profilering loketten dienstverlening betreffende fysieke balie, digitaal burgerloket en telefonisch burgerloket

Afdelingsmanager

Ja

Geen

3:15 Het aanwijzen van de gemeentelijke archiefbewaarplaats als bedoeld in artikel 31 Archiefwet 1995

Afdelingsmanager

Nee

Geen

3:16 Het nemen van beperkingenbesluiten als bedoeld in artikel 2 van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken ((Wkpb)

Afdelingsmanager

Ja

Geen

3:17 De uitvoering van de Wet inburgering (Wi)

Afdelingsmanager

Nee

Geen

3:18 Het bepalen van de waarde van een onroerende zaak als bedoeld in artikel 20, eerste lid Wet Waardering onroerende zaken (Wet WOZ)

Afdelingsmanager

Ja

Mits conform advies taxatierapport

3:19 Het aanwijzen van een WOZ-belanghebbende indien er een keuzesituatie bestaat (artikel 24, vijfde lid, onderdeel a Wet WOZ

Afdelingsmanager

Ja

Geen

3:20 Het vaststellen van de WOZ-beschikkingen (artikelen 22 eerste lid, 25 eerste lid, 26 eerste lid, 27 eerste lid, 28 eerste lid en 29 eerste en tweede lid van de Wet WOZ)

Afdelingsmanager

Nee

Geen

3:21 Het verstrekken van gegevens op verzoek aan belanghebbenden (artikel 40 Wet WOZ

Afdelingsmanager

Ja

Geen

3:22 Het nemen van besluiten op aanvragen in het kader van het bepaalde bij en krachtens de Wet maatschappelijke ondersteuning

Afdelingsmanager

Ja

Binnen de kaders van de beleidsregels als bedoeld in artikel 37 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Vlissingen 2007

3:23 Het aanwijzen van de grenzen van gekochte, verkochte en geruilde percelen grond (landmeting)

Afdelingsmanager

Ja

Geen

3:24 Het nummeren en wijzigen van nummers van wijken, buurten, objecten, bouwwerken e.d. als genoemd in de artikelen 2, 3, 4 en 11 van de Verordening straatnaamgeving en huisnummering

Afdelingsmanager

Ja

Geen

3:25 Het beslissen op aanvragen om afgifte van een gehandicaptenparkeerkaart als bedoeld in hoofdstuk IV van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (BABW)

Afdelingsmanager

Ja

Overeenkomstig medisch advies (indicatie) van de keuringsinstantie

3:26 Wet basisregistraties adressen en gebouwen (Wet Bag)

Afdelingsmanager

Ja

Binnen het kader van het collegebesluit van 23 juni 2009, reg.nr 316310

4.0 AFDELING VEILIGHEID, VERGUNNINGEN EN HANDHAVING

Onderwerp van de bevoegdheid

Gemandateerde / ge(vol)machtigde

Ondermandaat of - volmacht toegestaan

Toelichting, bijzondere voorwaarden of beperkingen

4:01 Het beslissen op aanvragen om een omgevingsvergunning als bedoeld in de Wabo

Afdelingsmanager

Ja

Bij beoogde ambtelijke afwijking van het welstandsadvies aanvraag voorleggen aan het college

4:02 Het beslissen op aanvragen om een gebruiksmelding op basis van het Gebruiksbesluit

Afdelingsmanager

Ja

Geen

4:03 Het beslissen op aanvragen om een gebruiksvergunning op basis van de Brandbeveiligingsverordening Vlissingen 2010

Afdelingsmanager

Ja

Geen

4:04 Het aanhouden en verdagen van de beslissing op aanvragen om een omgevingsvergunning als bedoeld in de Wabo

Afdelingsmanager

Ja

Binnen het kader van de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen

4:05 Het intrekken van een omgevingsvergunning als bedoeld in de Wabo, overeenkomstig het verzoek van de vergunninghouder

Afdelingsmanager

Ja

Geen

4:06 Het overdragen van een omgevingsvergunning als bedoeld in de Wabo

Afdelingsmanager

Ja

Binnen het kader van de Woningwet en de Bouwverordening Vlissingen

4:07 Het beslissen op een aanvraag om toestemming tot afwijking van een omgevingsvergunning als bedoeld in de Wabo

Afdelingsmanager

Ja

·Binnen het kader van de Woningwet en de Bouwverordening Vlissingen

·Bij beoogde ambtelijke afwijking van het welstandsadvies aanvraag voorleggen aan het college

4:08 Het beslissen op aanvragen – waaronder begrepen die om handhaving - inzake het bepaalde bij en krachtens de Drank- en Horecawet, de Wet milieubeheer, de Wet milieugevaarlijke stoffen, de Wet geluidhinder, de Wet op de kansspelen, de Wet vervoer gevaarlijke stoffen, de Meststoffenwet, de Wet bodembescherming, de Woningwet, het Bouwbesluit, de Bouwverordening Vlissingen 2010 (12e herziening), het Vuurwerkbesluit, het Besluit beheer autowrakken, het Besluit gebruik meststoffen, de IJkwet, de Wet verontreiniging oppervlaktewater, de Wet inzake de luchtverontreiniging, de Algemene plaatselijke verordening Vlissingen 2009 1e herziening (APV), de Afvalstoffenverordening gemeente Vlissingen 2005, de Verordening speelautomatenhallen Vlissingen, de Destructieverordening Vlissingen 2010, de Zondagswet, de Geluidmeetdienst Vlissingen, de Marktverordening Vlissingen 2005, de Huisvestingsverordening en de Verordening recreatiewoningen 1994

Afdelingsmanager

Ja

Het mandaat geldt niet voor het opleggen van een herstelsanctie als bedoeld in titel 5.3 van de Awb,

met uitzondering voor de uitvoering van het bepaalde in:

·artikel 2:5 van de APV (het plaatsen van voorwerpen op of aan de weg in strijd met de publieke functie ervan)

·hoofdstuk 5, afdeling 1 van de APV (parkeerexcessen) en

·de Woningwet, het Bouwbesluit en de Bouwverordening Vlissingen bij het ontmantelen van illegale hennepkwekerijen.

4:09 Het heffen en innen van parkeerbelastingen

Afdelingsmanager

Ja

Geen

4:10 Het beslissen op bezwaarschriften tegen naheffing parkeerbelastingen

Algemeen directeur

Ja

Geen

4:11 Het indienen van verzoeken, het inbrengen van gegevens en het verstrekken van adviezen met het oog op de uitvoering van milieuwetgeving door andere bestuursorganen

Afdelingsmanager

Ja

Geen

4:12 Het afgeven van een bewijs van melding van het voornemen asbest te slopen c.q. te verwijderen

Afdelingsmanager

Ja

Alleen aan particulieren en mits niet meer dan 35m²

4:13 Het uitvoeren van de Leerplichtwet 1969

Afdelingsmanager

Ja

Geen

4:14 Het uitvoeren van het beleid inzake gevaarlijke en hinderlijke honden

Afdelingsmanager

Ja

Binnen het kader van de beleidsregel gevaarlijke en hinderlijke honden gemeente Vlissingen d.d. 20 juli 2000

4:15 Het uitvoeren van het besluit inzake het houden van hinderlijke of schadelijke dieren binnen de bebouwde kom

Afdelingsmanager

Ja

Binnen het kader van het Uitvoeringsbesluit inzake het houden van hinderlijke of schadelijke dieren binnen de bebouwde kom d.d. 27 januari 2009

4:16 Het adviseren aan gedeputeerde staten van Zeeland inzake het afgeven van een ontheffing op grond van de Regelgeving burgerluchthavens en militaire luchthavens

Afdelingsmanager

Ja

Geen

4:17 Het indienen en ondertekenen van declaraties op grond van het Bijdragebesluit kosten ruiming explosieven Tweede Wereldoorlog 2006

Afdelingsmanager

Ja

Geen

4:18 Het tijdelijk in gebruik geven van openbare gemeentegrond voor bouw- en sloopwerkzaamheden

Afdelingsmanager

Ja

Met inachtneming van de Precarioverordening

4:19 Het geven van een bevel zich te verwijderen uit een aangewezen drugsoverlastgebied om zich daar gedurende een tijdsbestek van acht uur niet meer begeven, zulks ter uitvoering van de artikelen 2.:1 (samenscholing en ongeregeldheden) en 2:2 APV (verzamelingsverbod en gebiedsontzegging)

Districtschef van politie, regio Walcheren

Politieambtenaren, voor zover dienstdoend in die gebieden en volledig geïnstrueerd over het geven van dergelijke bevelen

Registratie bijhouden van degenen aan wie ondermandaat is verleend.

4:20 Het stilleggen van bouw- en sloopwerkzaamheden indien wordt gebouwd of gesloopt in strijd met de bij of krachtens de Woningwet gegeven voorschriften (artikel 100d Woningwet) en zo nodig onder het gelijktijdig opleggen van een herstelsanctie als bedoeld in titel 5.3 Awb

Afdelingsmanager

Ja

Stilleggen van de werkzaamheden moet worden opgevat als een tijdelijke maatregel in afwachting van nadere besluitvorming omtrent het antwoord op de vraag of hetgeen zonder vergunning is gebouwd kan worden gelegaliseerd, moet worden gedoogd, dan wel moet worden afgebroken.

4:21 Het beslissen op een aanvraag om een woonvergunning en een vergunning tot hergebruik van ontruimde, onbewoonbaar verklaarde woningen of woonwagens

Afdelingsmanager

Ja

Geen

4:22 Het verlenen van een vergunning aan de eigenaar tot het aangaan van overeenkomsten van huur en verhuur van woonruimte als bedoeld in artikel 15 van de Leegstandwet

Afdelingsmanager

Ja

Geen

5.0 AFDELING STRATEGIE, BELEID EN PROJECTEN

Onderwerp van de bevoegdheid

Gemandateerde / ge(vol)machtigde

ondermandaat of - volmacht toegestaan

Bijzondere voorwaarden en/of beperkingen

5:01 Het doen van een aanbieding tot en het verlenen van een voorkeursrecht of optie op de aankoop van bouwgrond voor woningen of bedrijfsdoeleinden

Afdelingsmanager

Nee

·Binnen de grenzen van de Nota Grondbeleid 2005

·Tot een maximumbedrag van € 300.000,-

5:02 De verkoop van grond voor woningbouw

Afdelingsmanager

Nee

·Binnen de grenzen van de Nota Grondbeleid 2005

·Tot een maximumbedrag van € 300.000,-

5:03 De verkoop van grond voor de bouw van bedrijven

Afdelingsmanager

Ja

·Functie conform het bestemmingsplan en grondprijs is gelijk aan of hoger dan prijs zoals opgenomen in grondexploitatie.

·Betrokken portefeuillehouder vooraf informeren.

5:04 Het bedingen van kwalitatieve rechten en verplichtingen, erfdienstbaarheden, kettingbedingen en derdenbedingen, in het kader van transacties als bedoeld onder 5.01, 5.02 en 5.03 alsmede het vestigen van de beperkte zakelijke rechten van erfpacht en opstal

Afdelingsmanager

Nee

Binnen de grenzen van de Nota Grondbeleid 2005

5:05 Het beslissen over medewerking aan de rectificatie van notariële akten, opgemaakt als uitvloeisel van transacties als bedoeld onder 5:01,5:02 en 5.03 alsmede tot het medewerken aan doorhaling van hypotheken en beslagen

Afdelingsmanager

Nee

Geen

5:06 Het toepassen van de Regeling geldelijke steun woonwagens c.a.

Afdelingsmanager

Nee

Mits geen afwijkende adviezen zijn uitgebracht

5:07 Uitvoering Wet op de archeologische monumentenzorg

Regionaal beleidsarcheoloog

Nee

·Binnen de grenzen van de bestuursovereenkomst tussen de gemeenten Vlissingen, Middelburg en Veere op het gebied van archeologische monumentenzorg

·Is bevoegd bij diefstal of beschadiging van archeologische vondsten daarvan aangifte te doen bij de politie

5:08 Het verhuren, verpachten of op enigerlei wijze in gebruik geven van (on)roerende zaken, jacht- en visrechten daaronder begrepen

Afdelingsmanager

Nee

Tot een bedrag van maximaal € 5.000,- per object per jaar

5:09 Het vaststellen hoogte schadevergoeding voor geleden schade als gevolg van weigeren vergunning tot afbreken, wijzigen etc. van een beschermd monument, of als gevolg van de aan de vergunning verbonden voorschriften

Afdelingsmanager

Nee

Geen

5:10 Het verstrekken van de subsidie van de minister van OCW voor het herstel en de instandhouding van beschermde monumenten

Afdelingsmanager

Nee

Geen

5:11 Het nemen van verkeersbesluiten als bedoeld in artikel 18, eerste lid, onder d, van de Wegenverkeerswet 1994

Afdelingsmanager

Nee

Uitvoering op basis richtlijnen CROW

5:12 Het verlenen, vaststellen en uitbetalen van geldelijke steun voor het treffen van voorzieningen aan door de eigenaar bewoonde vooroorlogse woningen of hieraan onlosmakelijk verbonden ruimten als bedoeld in hoofdstuk 2 van de Verordening stadsvernieuwing

Afdelingsmanager

Nee

Binnen het door de raad gestelde kader als bedoeld in hoofdstuk 1 van de Verordening stadsvernieuwing

5:13 Het verlenen, vaststellen en uitbetalen van geldelijke steun aan eigenaren van monumenten en beeldbepalende panden voor het treffen van voorzieningen als bedoeld in hoofdstuk 3 van de Verordening stadsvernieuwing

Afdelingsmanager

Nee

Binnen het door de raad gestelde kader als bedoeld in hoofdstuk 1 van de Verordening stadsvernieuwing

5:14 De bevoegdheid tot het doen van een subsidieaanvraag op grond van de 'Regeling verbetering binnenklimaat huisvesting primair onderwijs 2009’

Afdelingsmanager

Ja

In overeenstemming met het per school uit te brengen Energie en Binnenmilieu Advies

5:15 De besluitvorming na inspectie door de GGD Zeeland in het kader van de Wet kinderopvang en de Verordening kwaliteitsregels peuterspeelzalen Vlissingen

Afdelingsmanager

Nee

Medisch toezicht behoort tot de bevoegdheid van de GGD Zeeland

5:16 Het waarmerken en publiceren van ruimtelijke visies, plannen, besluiten, verordeningen of algemene maatregelen van bestuur, zoals bedoeld in artikel 1.2.1 Besluit ruimtelijke ordening

Afdelingsmanager

Ja

Geen

6.0 AFDELING ACCOMMODATIES EN SUBSIDIES

Onderwerp van de bevoegdheid

Gemandateerde / ge(vol)machtigde

Ondermandaat of -volmacht toegestaan

Toelichting, bijzondere voorwaarden of beperkingen

6:01 Het verlenen, vaststellen en doen van betalingen van subsidies voor activiteiten ten behoeve van maatschappelijke ontwikkeling

Afdelingsmanager

Nee

Binnen de kaders van het geformuleerde beleid, de begroting en de Algemene subsidieverordening Vlissingen

6:02 Het niet in behandeling nemen van een aanvraag tot subsidieverlening die niet tijdig is ingediend (artikel 13 Algemene subsidieverordening Vlissingen 2008 ).

Afdelingsmanager

Nee

Artikel 4:5 Awb bepaalt dat, indien de aanvrager niet heeft voldaan aan enig wettelijk voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag […..] het bestuursorgaan kan besluiten de aanvraag niet te behandelen, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn de aanvraag aan te vullen. Omdat het geven van een redelijke termijn bij een reeds ingediende maar te late aanvraag niet aan de orde is, is artikel 4:5 Awb niet van toepassing op te laat ingediende subsidieaanvragen. Termijnoverschrijdingen zijn dus niet verschoonbaar. Artikel 13, tweede lid, eerste volzin, van de AVS 2008 bevat op dit punt een dwingende bepaling. Zie voor onvolledige (subsidie)aanvragen punt 1.19

6:03 Het uitvoeren van de Verordening subsidiëring godsdienst- en vormingsonderwijs

Afdelingsmanager

Nee

Geen

6:04 Het aangaan van huur- en gebruiksovereenkomsten inzake gemeentelijke accommodaties en terreinen

Afdelingsmanager

Ja

Geen

6:05 Het aanpassen van huursommen voor gemeentelijke accommodaties en terreinen

Afdelingsmanager

Ja

Volgens indexering CBS

6:06 Het opzeggen, ontbinden of anderszins beëindigen van huur- en gebruiksovereenkomsten inzake gemeentelijke accommodaties en terreinen

Afdelingsmanager

Ja

Tegen een maximale schadevergoeding, indien rechtens verschuldigd, van € 5.000,- per geval, mits conform deskundig extern advies;

6:07 Het doen van aanschrijvingen bij schuldaansprakelijkheid als bedoeld in artikel 6:162 Burgerlijk Wetboek wanneer sprake is van schade aan gemeentelijke accommodaties en terreinen

Afdelingsmanager

Nee

College informeren bij bedragen > € 10.000,-

7.0 AFDELING BEDRIJFSVOERING

Onderwerp van de bevoegdheid

Gemandateerde / ge(vol)machtigde

Ondermandaat of –volmacht toegestaan

Toelichting, bijzondere voorwaarden of beperkingen

7:01 Het beoordelen van verzoeken om informatie als bedoeld in de Wet Openbaarheid van Bestuur

Afdelingsmanager

Ja

Geen

7:02 Het doen van aanschrijvingen indien inbreuk wordt gemaakt op het eigendomsrecht van de gemeente Vlissingen door het plegen van een onrechtmatige daad als bedoeld in artikel 6:162, eerste lid, Burgerlijk Wetboek.

Afdelingsmanager

Ja

Geen

7:03 Het afgeven van machtigingen tot het binnentreden van woningen ingevolge Algemene wet op het binnentreden aan gerechtsdeurwaarders

Afdelingsmanager

Ja

Geen

Invordering

7:04 Het beslissen over uitstel tot betaling van belastingen

Invorderings-ambtenaar

Ja

Bij vorderingen van > € 5.000,- college informeren

7:05 Het beslissen over uitstel tot betaling van privaatrechtelijke vorderingen

Afdelingsmanager

Ja

Bij vorderingen van > € 5.000,- college informeren

7:06 Het toepassen van artikel 26 van de Invorderingswet (het kwijtschelden van gemeentelijke belastingen)

Invorderings-ambtenaar

Ja

Tot een maximum van € 2.500,- ondermandaat

7:07 Het treffen van betalingsregelingen voor belastingen

Invorderings-ambtenaar

Ja

Tot een maximum van € 2.500,-

7:08 Het geheel of gedeeltelijk oninbaar verklaren van belastingvorderingen (artikel 255, vijfde lid, van de Gemeentewet)

Afdelingsmanager

Ja

In de 1e en 2e bestuursrapportage alsmede in de jaarrekening geeft de gemandateerde aan het college een overzicht van de gevallen waarin hij zijn bevoegdheden heeft uitgeoefend

7:09 Het geheel of gedeeltelijk oninbaar verklaren van privaatrechtelijke vorderingen < € 5.000,-

Afdelingsmanager

Ja

In de 1e en 2e bestuursrapportage alsmede in de jaarrekening geeft de gemandateerde aan het college een overzicht van de gevallen waarin hij zijn bevoegdheden heeft uitgeoefend

7:10 Het beslissen over last en volmacht om tijdens de verificatievergadering te stemmen over een saneringsplan inzake een wettelijke schuldsaneringsregeling indien een ontwerp akkoord is aangeboden ingevolge artikel 329 van de Faillissementswet (uitvoering Wet schuldsanering natuurlijke personen)

Afdelingsmanager

Ja

In de 1e en 2e bestuursrapportage alsmede in de jaarrekening geeft de gemandateerde aan het college een overzicht van de gevallen waarin hij zijn bevoegdheden heeft uitgeoefend

7:11 Het invorderen van privaatrechtelijke vorderingen indien niet tijdig wordt betaald

Afdelingsmanager

Ja

Geen

7:12 Het verzorgen van de aangifte van schade aan gemeentelijke eigendommen bij verzekeringsmaatschappij(en)

Afdelingsmanager

Ja

College informeren bij een schadebedrag > € 5.000,-

7:13 Het doorgeven van mutaties in verzekerde objecten aan verzekeringsmaatschappijen

Afdelingsmanager

Ja

Geen

7:14 De onderstaande bevoegdheden als bedoeld in artikel 16 van het Treasurystatuut

Uitvoering

Autorisatie

7:14.01 Het uitzetten van geld via callgeld, deposito en spaarrekening

Treasurer

·De bevoegdheden als bedoeld in artikel 16 van het Treasurystatuut worden gemandateerd onder de voorwaarde dat altijd schriftelijke autorisatie vereist is door afdelingsmanager en operationeel leidinggevende cluster administratie afdeling Bedrijfsvoering.

·Uitsluitend voor zover bij alle onderdelen van het toezichts- en bedrijfsproces inzake treasury het zogeheten vier ogen-principe is verankerd, om te voorkomen dat één persoon het Treasurystatuut naar eigen interpretatie kan toepassen. Bij deze controlemethode verifiëren de twee verschillende partijen ieder afzonderlijk en zelfstandig de benodigde gegevens.

7:14.02 Het aantrekken van geld via callgeld of kasgeld

7:14.03 Betalingsopdrachten voorbereiden en versturen

7:14.04 Bankrekeningen openen/ sluiten/ wijzigen

7:14.05 Bankcondities en tarieven afspreken

7:14.06 Het afsluiten van derivatentransacties

7:14.07 Het afsluiten van kredietfaciliteiten

7:14.08 Het aantrekken van gelden via ondershandse leningen en Medium Term Notes (MTN’s) zoals vastgelegd in de treasuryparagraaf

7:14.09 Het uitzetten van gelden via (staat)obligaties, MTN’s, ondershandse geldleningen zoals vastgelegd in de treasuryparagraaf

7:14.10 Het beleggen in garantieproducten

Afdelingsmanager

College

Onderwerp van de bevoegdheid

Gemandateerde / ge(vol)machtigde

Ondermandaat of – volmacht toegestaan

Bijzondere voorwaarden of beperkingen

7:15 Het terugvorderen van onverschuldigd betaalde dwangsommen overeenkomstig artikel 4:20 Awb

Afdelingsmanager

Nee

Geen

7:16 De bevoegdheid tot het vaststellen van de verschuldigdheid en de hoogte van de dwangsom bij niet tijdig beslissen overeenkomstig artikel 4:18 Awb

Afdelingsmanager

Nee

Geen

7:17 Het verstrekken van voorschotten op het salaris

Afdelingsmanager

Nee

· tot 80% tegoed salaris of vakantiegeld;

·voorschot op vakantiegeld alleen na consult van bedrijfsmaatschappelijkwerk IZA

7:18 Het uitvoeren van de Spaarloonverordening

Afdelingsmanager

Nee

Geen

Toelichting behorende bij het Algemene bevoegdhedenbesluit Vlissingen 2010

Artikel 1 Considerans en begripsbepalingen

Mandaat is de publiekrechtelijke vertegenwoordigingsfiguur waarbij de gemandateerde bevoegd is om namens een bestuursorgaan besluiten te nemen (artikel 10:1 van de Awb). Dat de gemandateerde bevoegd is om namens het bestuursorgaan het besluit te nemen, impliceert dat deze ook het besluit moet ondertekenen (tenzij dit expliciet is uitgesloten) en verantwoordelijk is voor de bekendmaking van de in mandaat genomen besluiten. Het hebben van een mandaat om bepaalde beschikkingen te nemen betekent echter niet dat daarmee ook het mandaat is gegeven tot het stellen van beleidsregels terzake de uitoefening van de gemandateerde bevoegdheid (zie artikel 6). De mandaatverlening laat onverlet dat het bestuursorgaan verantwoordelijk blijft voor de uitoefening van de besluitbevoegdheid, dat het bestuursorgaan de besluitbevoegdheid ook zelf kan blijven uitoefenen (artikel 10:7 van de Awb) en dat het bestuursorgaan het mandaat te allen tijde kan intrekken (artikel 10:8 van de Awb). Ook al verbiedt de Awb het tegendeel niet, toch is het verstandig om mandaat niet aan met naam genoemde personen, maar aan functies te mandateren. Dat voorkomt veel mutaties in het mandaatbesluit.

De gemeente Vlissingen kent vanaf 1 januari 2007 generieke functiebeschrijvingen, de zogeheten functiefamilies. Een functiefamilie is een beschrijving van een groep functies met een gemeenschappelijk grondpatroon. Hierbij is de aard van de werkzaamheden kenmerkend voor een groep functies. Elke functiefamilie bestaat uit een aantal niveaus (bandbreedtes). In de bandbreedte wordt onderscheid gemaakt tussen de niveaubepalende werkzaamheden, kennis en vaardigheid en de competenties. Functies die dermate specifiek zijn en derhalve niet ondergebracht kunnen worden in een functiefamilie, zijn apart beschreven in de functiefamilie Overige. Er zijn 9 functiefamilies beschreven in 28 bandbreedtes.

Voor wat betreft de definitie van de begrippen werken, leveringen en diensten is aansluiting gezocht bij de Richtlijn 2004/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten (Publicatieblad EU 30 april 2004, L 134/126).

Artikel 2 Opdracht en begrenzing

Het rechtszekerheidsbeginsel vergt dat het mandaat een exacte begrenzing heeft. Er mag geen twijfel kunnen ontstaan over de vraag of wel beoogd was om mandaat te verlenen. Om die reden moeten subjectieve, vage of voor interpretatie vatbare termen (denk aan termen zoals ‘indien de aard van de zaak of de omstandigheden daartoe aanleiding geven’ of ‘politiek gevoelige besluiten’) in het mandaatbesluit worden vermeden (Vz. ABRS 20 oktober 1995, JB 1995/316). Bij wijze van uitzondering kan de verlening van mandaat voor een incidenteel geval geschieden (artikel 10:5 van de Awb). De mondelinge verlening van een incidenteel mandaat kan overigens wel tot bewijsproblemen leiden (CRvB 7 mei 1992, AB 1992, 689). Een algemeen mandaat moet schriftelijk worden verleend (artikel 10:5, tweede lid, van de Awb).

1.Begrenzing van het mandaat door een wettelijk voorschrift.

Het is als eerste aan de wetgever om te bepalen of de verlening van mandaat voor een bepaalde bevoegdheid moet worden verboden. Zo bepalen de wettelijke voorschriften in het tweede en derde lid van artikel 10:3 Awb dat terzake de daarin genoemde bevoegdheden mandaatverlening niet is toegestaan. Natuurlijk kan ook een bijzondere wetgever (in materiële zin) mandaatverlening van een bepaalde bevoegdheid verbieden. Als beoogd wordt mandaat uit te sluiten, dan dient dat zoveel mogelijk expliciet te gebeuren. Is een exclusieve mandaatverlening beoogd (dus alleen aan ondergeschikten, of aan bepaalde functies of alleen onder bepaalde omstandigheden), dan verdient het aanbeveling dit gepaard te laten gaan met gebruik van het woord ‘uitsluitend’.

2.Begrenzing van het mandaat door de aard van de bevoegdheid.

Het criterium ‘aard van de bevoegdheid’ heeft een nogal casuïstische ontwikkeling in de jurisprudentie opgeleverd. Grofweg zijn er drie lijnen te ontdekken:

  • a.

    Mandaatverlening is geheel uitgesloten. Zo verzet de aard van de bevoegdheid om in bezwaar te beslissen zich tegen mandaatverlening aan een ondergeschikte van de gemandateerde die het primaire besluit in mandaat had genomen (CRvB 21 maart 2002, JB 2002/132).

  • b.

    De positie van de beoogde gemandateerde verzet zich tegen het verlenen van mandaat.

    • ·

      De ambtenaar die als ambtelijk secretaris van de welstandscommissie betrokken was geweest bij het uitbrengen van een welstandsadvies omtrent een bouwaanvraag, mocht niet in mandaat namens het college op de bouwaanvraag beslissen (Vz. ARRS 20 januari 1993, Gst. 1994, 6983)

    • ·

      De heroverweging, bedoeld in artikel 7:11 van de Awb, vergt dat de beslissing op bezwaar binnen de directe invloedssfeer van het bestuursorgaan dient te worden genomen. De functies van de bezwaarprocedure brengen met zich dat mandaat van de bevoegdheid om op bezwaar te beslissen niet mag worden verleend aan een niet-ondergeschikte. Het vorenstaande betekent dat mandaat van de beslissing op bezwaar aan de Algemene Bezwaarschriftencommissie (van de gemeente Rotterdam) niet is toegestaan (ABRS 22 juni 2005, Gemeentestem 2005, 7235, nr. 131).

  • c.

    De positie van de gemandateerde verzet zich niet tegen het verlenen van mandaat:

    • ·

      In ABRS 29 augustus 2000, Gst. 2000, 7132, 11, was de bevoegdheid tot het verlenen van bouwvergunningen aan een gemeenteambtenaar gemandateerd, althans indien het bouwplan niet strijdig was met het bestemmingsplan en overigens aan andere voorwaarden werd voldaan. Ook de bevoegdheid tot het verlenen van een binnenplanse vrijstelling (artikel 15 van de WRO oud) is gemandateerd, onder de voorwaarde dat de betrokken planbepaling reeds veelvuldig was toegepast. De Afdeling concludeert, dat de Woningwet, de WRO noch de aard van de bevoegdheden zich verzetten tegen (zulke) mandaatverlening.

    • ·

      De aard van de bevoegdheid om te beslissen over de goedkeuring van een wijzigingsplan (artikel 11 van de WRO oud) verzet zich niet tegen mandaatverlening. Tegen een wijzigingsplan kunnen, in tegenstelling tot een bestemmingsplan, geen bedenkingen worden ingediend (ABRS 9 februari 2005, Gst. 2005, 7228, 65). Mandatering door de raad aan het college valt hier overigens buiten (ABRS 14 juli 2004, AB 2004, 304; JB 2004, 309).

  • d.

    De omstandigheden van het geval verzetten zich tegen het verlenen van mandaat. Zo is het goedkeuren van een bestemmingsplan, waarbij tevens wordt beslist over tegen het plan ingediende bedenkingen, op één lijn te stellen met het beslissen op een beroepschrift. En daarom is ook mandatering van de goedkeuringsbeslissing van een ambtenaar, als daarbij tevens wordt beslist op ingebrachte bedenkingen, niet toegestaan (ABRS 28 oktober 1997, JB 1998/6; ABRS 2 april1998, JB 1998/143 en ABRS 19 januari 1999, AB1999, 257. Deze regel geldt volgens de Voorzitter van de Afdeling niet voor de bevoegdheid van GS ex artikel 19 van de WRO om een verklaring van geen bezwaar af te geven. Mandatering van deze bevoegdheid aan een ambtenaar is wel toegestaan aangezien tegen de verlening van de vrijstelling niet rechtstreeks bedenkingen kunnen worden ingebracht bij GS, Vz ABRS 1 april 1999, JB 1999/119).

Jurisprudentie

    • ·

      ABRS 15 oktober 2008, nr. 200709005/0, LJN BF8949, AB 2009, 15: Ingevolge artikel 10:3, eerste lid, van de Awb kan een bestuursorgaan mandaat verlenen, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald of de aard van de bevoegdheid zich tegen mandaatverlening verzet. Op grond van artikel 10 van de WRO berust de bevoegdheid om een bestemmingsplan vast te stellen bij de raad. De aard van deze bevoegdheid verzet zich, gelet op het stelsel van de WRO, tegen de bij het besluit van 8 maart 2007 kennelijk beoogde mandatering van die bevoegdheid aan een wethouder. De beslissing tot wijziging van het vaststellingsbesluit , waarbij een bouwvlak is ingetekend op de plankaart, is gelet op het voorgaande op grond van een mandaat dat in strijd met artikel 10:3, eerste lid van de Awb is verleend, genomen. Nu de raad het voorgaande ten onrechte niet heeft onderkend en desondanks tot mandaatverlening aan een wethouder is overgegaan en pas na de vaststelling van het plan een bouwvlak op het perceel is ingetekend, moet worden geoordeeld dat het plan zich in zoverre niet verdraagt met artikel 10:3, eerste lid van de Awb en artikel 10 van de WRO in onderlinge samenhang bezien.

    • ·

      CRvB 6 oktober 2008, LJN BF8137: Vaststaat dat het bestreden besluit in strijd met artikel 10:3, derde lid, van de Awb namens de minister in mandaat is genomen door de ambtenaar die ook het primaire besluit heeft genomen. Hieruit volgt dat de rechtbank het bestreden besluit terecht, zij het op andere gronden, heeft vernietigd.

    • ·

      CRvB 14 augustus 2008, LJN BE8521: In de eerste plaats valt op dat bij het bestreden besluit opnieuw is verzuimd tot uitdrukking te brengen dat dit besluit in (onder)mandaat is genomen namens verweerder. Zoals de Raad in zijn onder 1 vermelde uitspraak heeft gedaan, zal ook de voorzieningenrechter in dit geval met toepassing van artikel 6:22 van de Awb aan de onvolledige ondertekening van het bestreden besluit geen gevolgen verbinden, nu niet is gebleken dat verzoekster hierdoor in haar belangen is geschaad.

    • ·

      ABRS 20 januari 2010, LJN BK9929: Een ambtenaar is niet bevoegd op persoonlijke titel hoger beroep in te stellen. Niet-ontvankelijkverklaring hoger beroep volgt, aangezien niet aannemelijk is geworden dat het dagelijks bestuur van het stadsdeel Osdorp van de gemeente Amsterdam binnen de termijn als bedoeld in artikel 6:7 in samenhang met artikel 6:24 van de Awb heeft besloten tot het instellen van het hoger beroep. Aangezien het besluit tot het instellen van beroep binnen de beroepstermijn moet zijn genomen, kon dit gebrek niet meer worden geheeld.

3. Begrenzing van het mandaat door instructies

Mandaatverlening laat onverlet dat het bestuursorgaan verantwoordelijk is en blijft voor de uitoefening van de gemandateerde bevoegdheid. Om deze verantwoordelijkheid te kunnen waarmaken moet het bestuursorgaan aan de gemandateerde per geval en in het algemeen instructies kunnen geven omtrent de uitoefening van de bevoegdheid (vgl. artikel 10:6, eerste lid, van de Awb). We moeten de instructies nadrukkelijk onderscheiden van de clausulering van het mandaat. Instructies hebben betrekking op de wijze van uitoefening van het verleende mandaat, terwijl de clausulering betrekking heeft op de omvang van het mandaat en maakt daarvan onderdeel uit. Het bestuursorgaan kan zowel mondeling als schriftelijk instructies aan de gemandateerde geven. Ook al bestaat geen verplichting maar een bevoegdheid tot het geven van instructies, toch rust uit een oogpunt van consistent bestuur en de beginselen van rechtszekerheid en gelijkheid een plicht op het bestuur om eenheid van beleid te realiseren. Dat het bestuursorgaan zijn bevoegdheid heeft gemandateerd maakt dit niet anders. De vraag of het in mandaat genomen besluit dan wel het ‘Algemene bevoegdhedenbesluit 2010’ zelf aanvaardbaar is, kan ook afhangen van het feit of al dan niet instructies zijn gegeven of moeten worden gegeven. Zo bleek uit een uitspraak van de rechtbank Den Haag dat het geven van instructies kan voorkomen dat besluiten die in mandaat worden genomen tot rechtsongelijkheid leiden (Rb. ’s-Gravenhage 5 juni 1996, TAR 1996, 147 waarin na mandaatverlening door de minister besluiten met betrekking tot de waardering van gelijke functies bij afzonderlijke departementsonderdelen onderling bleken te verschillen).

In 1991 achtte de Afdeling rechtspraak mandaat aan ondergeschikte ambtenaren van gemeentepolitie van de burgemeestersbevoegdheid tot het opleggen van een straatverbod aanvaardbaar, omdat aan de betreffende politiefunctionarissen voldoende uitsluitsel biedende criteria waren gegeven en hen geen beleidsvrijheid was gelaten (ARRvS 17 december 1991, AB 1992, 550)

4.Bevoegdheidsgebrek

Jurisprudentie

  • ·

    Ook een onbevoegd genomen besluit is een besluit in de zin van art. 1:3, eerste lid, van de Awb, mits sprake is van een gepretendeerde bevoegdheid binnen de invloedssfeer van een bestuursorgaan. Rechtbank Roermond Awb 1:3 eerste lid, Zaaknummer: AWB 09/400 Datum uitspraak: 29-09-2009 LJN: BJ8875

  • ·

    Het besluit van 9 oktober 2008 is, namens burgemeester en wethouders van de gemeente Gennep, genomen en ondertekend door de regisseur handhaving. Deze ambtenaar was hiertoe kennelijk niet gemandateerd, waarop verweerder op 4 februari 2009 het besluit van 9 oktober 2008 heeft ingetrokken en hiermee dit gebrek heeft willen repareren. Inhoudelijk is het besluit van 4 februari 2009 gelijk aan het besluit van 9 oktober 2008. Hieruit volgt dat het niet verweerders bedoeling is geweest om het besluit van 9 oktober 2008 in te trekken, maar dat verweerder dit besluit juist heeft willen bevestigen. Het kennelijk oogmerk van de brief van 4 februari 2009 was – en dat is ook het enige rechtsgevolg van het besluit van 4 februari 2009 – het bevoegdheidsgebrek van het besluit van 9 oktober 2008 te repareren. Daarmee is niet te verenigen dat eiser een nieuwe kans zou krijgen om in beroep te gaan. Ook een onbevoegd genomen besluit, zoals het besluit van 9 oktober 2008, is een besluit in de zin van art. 1:3, eerste lid, Awb, mits sprake is van een gepretendeerde bevoegdheid binnen de invloedssfeer van een bestuursorgaan. Het besluit van 9 oktober 2008 is genomen door de regisseur handhaving van verweerders gemeente, zodat sprake is van een dergelijke gepretendeerde bevoegdheid. Dit betekent dat het besluit van 9 oktober 2008 weliswaar onbevoegd is genomen, maar toch een besluit is dat rechtsgevolgen tot stand heeft gebracht. Beroep niet-ontvankelijk.

Algemeen

  • ·

    Het ontbreken van een mandaatbesluit is voldoende grond voor het vernietigen van een besluit (ABRS 2 juli 2003, JB 2003, 231).

  • ·

    Indien er geen sprake is van een mandaatbesluit is er evenmin sprake van een mandaatverhouding (ABRS 13 juli 2005, JB 2005, 256).

  • ·

    Een gemandateerde mag niet buiten de grenzen van zijn mandaat treden. Daarvan kan sprake zijn ingeval van een onbevoegd in ondermandaat genomen besluit (ABRS 7 juli 2004, Gst. 2005, 66).

  • ·

    Aan de gemandateerde kan niet worden overgelaten om zelf de precieze omvang van het mandaat te bepalen. De duidelijkheid van de bevoegdheidsuitoefening dient uit een schriftelijk stuk te blijken (ABRS 26 juni 2002, JB 2002, 230; ABRS 6 augustus 2003, JB 2003, 309 en ABRS 25 februari 2004, JB 2004, 149; AB 2004, 216).

Artikel 3 Ondermandaat

De figuur van ondermandaat kan in de praktijk verwarring oproepen. De verlening van ondermandaat vereist een aparte bevoegdheid. Het is noodzakelijk dat de gemandateerde expliciet en schriftelijk door het bestuursorgaan bevoegd moet zijn gemaakt om ondermandaat te kunnen verlenen. Deze zijn in de bijlagen opgenomen. Om onbegrensde ondermandatering op voorhand tegen te gaan, is bij de toedeling van de bevoegdheid tot verlening van ondermandaat zoveel mogelijk aangegeven in welke gevallen, voor welke bevoegdheid en aan wie de gemandateerde ondermandaat mag verlenen. Wanneer het bestuursorgaan aan de gemandateerde de bevoegdheid geeft om zelf ondermandaat te verlenen, zou dat kunnen leiden tot de conclusie dat de gemandateerde daardoor bestuursorgaan is geworden en op eigen naam ondermandaat geeft. Dat is echter onjuist. Een algemeen ondermandaat, alsmede de wijziging of intrekking daarvan, moet schriftelijk worden verleend en dient op dezelfde wijze bekend te worden gemaakt en geregistreerd als het algemeen mandaat waarin de verlening van het ondermandaat is toegestaan.

Operationeel leidinggevende

De operationeel leidinggevende heeft onder verantwoordelijkheid van de afdelingsmanager een aantal verantwoordelijkheden die zijn weergegeven in artikel 9 van het Organisatiebesluit gemeente Vlissingen 2009. De operationele leidinggevende is de verticale vervanger van zijn of haar afdelingsmanager en heeft uit dien hoofde van rechtswege ondermandaat, -volmacht en -machtiging en met in achtneming van de gemeentebrede kaders. Dat houdt in dat de afdelingsmanager het ondermandaat dus niet meer expliciet hoeft toe te kennen aan de operationele leidinggevende.

Jurisprudentie:

  • ·

    Het in mandaat nemen van een beslissing op bezwaar door degene die ook het primaire besluit in mandaat heeft genomen is niet in strijd met art. 10:3, derde lid Awb, wanneer beide besluiten krachtens ondermandaat feitelijk door verschillende personen zijn genomen. (vgl. Rb Roermond 6 oktober 2009, zaaknummer: AWB 09/184; LJN: BJ9757; CRvB d.d. 15 december 2005; LJN:AU9132).

  • ·

    In een besluit is verzuimd tot uitdrukking te brengen dat dit besluit in ondermandaat is genomen. Door het niet vermelden van het ondermandaat is er sprake van een mandaatgebrek (artikel 10:9 en 10:10 van de Awb). Door middel van toepassing van artikel 6:22 van de Awb wordt het gebrek gepasseerd. Appellante is door de onvolledige ondertekening niet in haan belangen geschaad (CRvB 30 juni 2008, TAR 2008, 157).

Artikel 4 Ondertekening en ondertekeningsmandaat

Uit het krachtens mandaat genomen besluit moet blijken dat het besluit krachtens mandaat is genomen namens het bestuursorgaan (artikel 10:10 van de Awb). Zou niet zijn vermeld dat het besluit namens het bevoegde bestuursorgaan is genomen, dan ontstaat de indruk dat het besluit door de gemandateerde op eigen naam is genomen, terwijl bedoeld was in mandaat te beslissen. De aanduiding in het onderschrift van het besluit dat is besloten namens het bestuursorgaan voorkomt misverstanden.

Artikel 10:11, eerste lid, van de Awb, biedt de mogelijkheid tot verlenen van ondertekeningsmandaat, tenzij een wettelijk voorschrift of de aard van de bevoegdheid zich daartegen verzet. Het gaat hier dus om de figuur dat het bestuursorgaan zelf beslist, maar de ondertekening van het besluit overlaat aan een ander. Bestuursorganen moeten in hun mandaatbesluiten helderheid bieden of beslissingsmandaat dan wel alleen ondertekeningsmandaat wordt verleend. Bovendien moet uit het besluit, bij voorkeur uit het onderschrift, blijken dat ‘slechts’ sprake is geweest van ondertekeningsmandaat. Een standaardonderschrift zoals “overeenkomstig het door [het bestuursorgaan] genomen besluit” kan hierbij uitkomst bieden.

Artikel 5 Machtiging tot vertegenwoordiging

1.Procesvertegenwoordiging

De in artikel 160, eerste lid, onder f, van de Gemeentewet aan het college toegekende bevoegdheid procesbesluiten te nemen omvat volgens de MvT ook de bevoegdheid rechtsgedingen namens het college en de raad te voeren. Het is dan ook aan het college om (middels een schriftelijke machtiging) te bepalen welke persoon het college of de raad bij een rechtsgeding vertegenwoordigt. De raad hoeft als partij in een geding dus niet zelf een machtiging te verstrekken.

  • ·

    In bestuursrechtelijke geschillen geldt geen verplichte procesvertegenwoordiging door een advocaat of procureur, hetgeen wil zeggen dat tijdens een procedure, bij bijvoorbeeld de rechtbank of de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, gemeentelijke bestuursorganen zich kunnen laten vertegenwoordigen door een bestuurder en/of medewerker.

  • ·

    Op grond van artikel 160, eerste lid, onder f, van de Gemeentewet is het college bevoegd te besluiten om namens de gemeente, het college of de raad rechtsgedingen, bezwaarprocedures of administratief beroepsprocedures te voeren, of handelingen ter voorbereiding daarop te verrichten, tenzij de raad, voor zover het de raad aangaat, in voorkomende gevallen anders beslist (zie ook ABRS 12 november 2008, nr. 200709112/1, LJN BG4071, JB 2009, 10 en CRvB 9 juli 2008, JB 2008/205 inzake bevoegdheid instellen van beroep namens gemeente).

  • ·

    De hier genoemde rechtsgedingen vormen volgens de MvT een ruime categorie. Hieronder vallen o.a. het kort geding, de voeging in strafzaken, het instellen van beroep, het verzoek tot schorsing van een aangevochten beslissing of het verzoek om een voorlopige voorziening te treffen.

  • ·

    Het vierde lid van dit artikel bepaalt dat het college, ook alvorens is besloten tot het voeren van een rechtsgeding, alle conservatoire maatregelen neemt en doet wat nodig is ter voorkoming van verjaring of verlies van recht of bezit. Verder schrijft artikel 169, vierde lid, Gemeentewet voor dat het college over de uitoefening van de in artikel 160, eerste lid, onder f genoemde bevoegdheid de raad vooraf inlichtingen geeft indien de raad daarom verzoekt of indien de uitoefening ingrijpende gevolgen kan hebben voor de gemeente. In het laatste geval neemt het college geen (proces)besluit dan nadat de raad in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen.

  • ·

    De publiekrechtelijke rechtspersoon gemeente Vlissingen en de bestuursorganen college en raad kunnen in rechtsgedingen, bezwaarprocedures of administratief beroepsprocedures zowel eisend als verwerend partij zijn. In al deze gevallen geldt dat het college een procesbesluit moet nemen op basis van artikel 160, eerste lid, onder f, Gemeentewet, tenzij de raad, voor zover het de raad aangaat, in voorkomende gevallen anders beslist. Voor zover nodig omvat dit mandaat tevens een machtiging (aanwijzing) van de burgemeester tot vertegenwoordiging in en buiten rechte van de gemeente als bedoeld in artikel 171, eerste lid, van de Gemeentewet.

  • ·

    Gaat het geschil echter alleen de burgemeester als bestuursorgaan aan, dan is het de burgemeester zelf die als eisende of verwerende partij bevoegd is een procesbesluit te nemen.

  • ·

    Vertegenwoordiging in rechte, bevoegdheid tot het voeren van rechtsgedingen en publiekrechtelijke rechtspersoon: De rechtbank heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat de subsidie is verleend aan de gemeente, zijnde een publiekrechtelijke rechtspersoon die zelfstandig kan optreden in het rechtsverkeer. Weliswaar dient het college van burgemeester en wethouders (hierna: het college), aldus de rechtbank, ingevolge artikel 160, eerste lid, aanhef en onder f, van de Gemeentewet te beslissen omtrent het voeren van een procedure, maar bij het voeren van die procedure moet de gemeente op grond van artikel 171, eerste lid, van de Gemeentewet worden vertegenwoordigd door de burgemeester. De rechtbank heeft vastgesteld dat het college namens de gemeente beroep heeft ingesteld. Volgens de rechtbank is dit onbevoegd gebeurd en is bekrachtiging daarvan met de brief van de burgemeester van 3 juli 2008 niet mogelijk, nu het college geen persoon is als bedoeld in artikel 171, tweede lid, van de Gemeentewet, en de burgemeester derhalve de in het eerste lid bedoelde vertegenwoordiging niet aan het college kan opdragen. De gemeente betoogt met succes dat de rechtbank het ingestelde beroep ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. Ingevolge artikel 160, eerste lid, aanhef en onder f, van de Gemeentewet is het college bevoegd om namens de gemeente rechtsgedingen te voeren. Uit het beroepschrift en het verhandelde ter zitting bij de rechtbank blijkt genoegzaam dat is beoogd om beroep in te stellen namens de gemeente, zodat geen grond bestond om het door het college ingestelde beroep niet-ontvankelijk te verklaren (ABRS 22 juli 2009, nr. 200808221/1H2, LJN BJ3374, JB 2009, 196)

Het kan van belang zijn, dat degene die de gemeente bij de bestuursrechter vertegenwoordigt vooroverleg pleegt met het betrokken (verwerend) bestuursorgaan of met de betrokken portefeuillehouder. Dat zal in het bijzonder spelen bij externe vertegenwoordigers. Hierbij kan worden afgesproken hoe ver de vertegenwoordiger tijdens de zitting kan gaan, dus wat zijn speelruimte is. Ook kan bijvoorbeeld vanwege het bijzondere belang van de zaak besloten worden dat een bestuurder - al dan niet samen met een medewerker - zelf het bestuursorgaan vertegenwoordigt.

Aan de persoon, die de gemeente feitelijk bij de rechter vertegenwoordigt, dienen in het algemeen de volgende eisen te worden gesteld:

  • ·

    een gedegen kennis van het betreffende geschil c.q. dossier

  • ·

    de juiste discipline (intern, extern, algemene en/of specifieke kennis, juridische, technische of financiële kennis). In principe dient de vertegenwoordiger op elke vraag van de rechter een (juist) antwoord te kunnen geven. Indien nodig dient hij vooraf overleg te voeren met andere disciplines of dienen ook andere disciplines voor de zitting te worden gemachtigd.

  • ·

    ervaring en procesvaardigheden.

  • ·

    kennis van het procesrecht (Algemene wet bestuursrecht).

  • ·

    vermogen om afstandelijk en objectief te oordelen.

  • ·

    kennis van het gemeentelijke beleid.

2. Het besluit ter voorbereiding van een privaatrechtelijke rechtshandeling

Artikel 10:12 verklaart de bepalingen over mandaat van Afdeling 10.1 van de Awb van overeenkomstige toepassing op de situatie dat een bestuursorgaan aan een ondergeschikte volmacht verleent tot het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen, of machtiging verleent tot het verrichten van handelingen die noch een besluit, noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn. Het artikel beoogt inhoudelijke afwijkingen binnen dezelfde overheidsorganisatie tussen mandaat, volmacht of een machtiging te voorkomen. Achtergrond hiervan is de gedachte, dat in de praktijk ook vaak geen onderscheid wordt gemaakt tussen mandaat- en volmachtverlening aan ondergeschikten (TK 1993/1994, 23700, nr. 3, p. 177).

Het bestuursrecht gaat ervan uit dat het bij het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen door de overheid steeds gaat om twee afzonderlijke stappen.

  • -

    De eerste stap is de beslissing dat de rechtshandeling moet worden verricht. De systematiek van de Awb gaat er (impliciet) vanuit dat het hier een besluit betreft. Een besluit dat moet worden genomen voordat een bepaalde privaatrechtelijke rechtshandeling zal worden verricht. Dit besluit maakt de burgemeester bevoegd en verplicht de rechtshandeling namens de rechtspersoon ‘gemeente Vlissingen’ te verrichten.

  • -

    De tweede stap betreft de daadwerkelijke verrichting van de privaatrechtelijke rechtshandeling doordat het tot vertegenwoordiging bevoegde orgaan die handeling namens de rechtspersoon ‘gemeente Vlissingen’ verricht.

Het gaat om twee bevoegdheden van twee verschillende organen; het college (artikel 160, eerste lid sub e, van de Gemeentewet) onderscheidenlijk de burgemeester (artikel 171 van de Gemeentewet.

3. De betekenis van de volmacht

Artikel 10:12 Awb beoogt te voorkomen dat binnen dezelfde overheidsorganisatie inhoudelijke afwijkingen bestaan tussen enerzijds mandaatverlening en anderzijds volmachtverlening. De bepalingen van Afdeling 10.1.1 van de Awb derogeren aan de bepalingen ter zake volmacht uit het BW. Zodoende zijn de volmachtbepalingen uit het BW niet onverkort van toepassing op de overheidsorganisatie. Hiermee wordt voorkomen dat privaatrechtelijke vertegenwoordigingsfiguren die zich moeilijk met het uitgangspunt dat het bestuursorgaan verantwoordelijk blijft voor de wijze waarop ondergeschikten de bevoegdheden van het bestuursorgaan uitoefenen, ook zonder meer door de overheid gebruikt kunnen worden. Hierbij valt te denken aan de stilzwijgende volmacht (artikel 3:61 van het BW) en de onherroepelijke volmacht (artikel 3:74 van het BW).

Artikel 10:12 van de Awb heeft wel betekenis voor het verrichten van de privaatrechtelijke rechtshandeling zelf, maar niet voor de besluiten ter voorbereiding van die handelingen: op het nemen van deze besluiten zijn de bepalingen van artikel 10:1 e.v. rechtstreeks van toepassing. Omdat de privaatrechtelijke overeenkomst wordt gesloten door de rechtspersoon en niet door een bestuursorgaan, is artikel 10:10 Awb (ondertekening namens het bestuursorgaan) hier niet relevant. Het ligt dan ook voor de hand om aan te nemen dat Afdeling 10.1.1 van de Awb alleen van overeenkomstige toepassing op de volmacht is voor zover de aard van de handeling zich daartegen niet verzet.

Een meer praktische betekenis van Afdeling 10.1.1 van de Awb voor het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen is dat inzake de vertegenwoordiging door ondergeschikten bij het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen onderscheid moet worden gemaakt tussen de verlening van het mandaat enerzijds en de verlening van de volmacht anderzijds. De ambtenaar die bevoegd is voor de gemeente koopovereenkomsten te sluiten heeft dus enerzijds een daartoe strekkend mandaat van het college nodig en anderzijds een daartoe strekkende volmacht van de gemeente. De burgemeester is – gezien artikel 171 van de Gemeentewet – bevoegd hem deze volmacht namens de gemeente te verstrekken.

De verlening van een volmacht aan een ondergeschikte ambtenaar is een handeling ten aanzien van een ambtenaar als zodanig. In geval van een geschil over de volmachtverlening kan de ambtenaar aan wie volmacht is verleend zich (na de bezwaarschriftprocedure) met een actie tot de bestuursrechter wenden. Artikel 8:2, tweede lid, van de Awb biedt immers ook rechtsbescherming tegen andere handelingen dan besluiten, waarbij de ambtenaar als zodanig belanghebbende is.

4. Volmacht aan niet-ondergeschikten

Artikel 10:12 van de Awb heeft alleen betekenis voor het geval het verrichten van de privaatrechtelijke rechtshandeling geschiedt bij volmacht door een ambtenaar. Voor de verlening van een volmacht aan een makelaar of notaris hebben de bepalingen van Afdeling 10.1.1 van de Awb derhalve geen directe, maar via artikel 3:14 van het BW, wel indirecte betekenis. Artikel 3:14 van het BW luidt: een bevoegdheid die iemand krachtens het burgerlijk recht toekomt, mag niet worden uitgeoefend in strijd met geschreven of ongeschreven regels van publiekrecht.

Dit betekent dat bij de verlening van een volmacht onderzocht moet worden of de bevoegdheid waarvoor de volmacht wordt afgegeven, gezien de aard ervan, zich niet daartegen verzet. Bovendien dienen bestuursorganen er juist bij de verlening van volmachten aan niet-ondergeschikten (zoals notarissen) er voor te zorgen dat deze niet-ondergeschikten bij de uitoefening van de volmacht de regels van publiekrecht in acht nemen. Het geven van daartoe strekkende instructies kan bijvoorbeeld helpen voorkomen dat de gevolmachtigde van de overheid in strijd met het gelijkheidsbeginsel handelt.

Schending van volmachtverlening aan anderen dan ambtenaren kan uitsluitend bij de burgerlijke rechter worden aangevoerd, bijvoorbeeld in het kader van een actie op grond van toerekenbare niet-nakoming van een overeenkomst. Als de gemeente zich wil beroepen op de onbevoegdheid van de gevolmachtigde (schijn van volmachtverlening) dan wordt het juridisch kader geboden door artikel 3:61 van het BW.

5. Bevoegdheidsgebreken inzake privaatrechtelijke rechtshandelingen van de gemeente

De gevolgen van een gebrek in de verlening van een volmacht door de gemeente als publiekrechtelijk rechtspersoon verschillen niet wezenlijk van de gevolgen van een gebrek in de verlening van een volmacht door iedere andere rechtspersoon. Er is wel een essentieel verschil tussen bevoegdheidsgebreken inzake mandaat enerzijds en de verlening van een volmacht of machtiging door de overheid anderzijds: bevoegdheidsgebreken inzake mandaat dienen in beginsel altijd te leiden tot vernietiging van het bestreden besluit, terwijl bij bevoegdheidsgebreken inzake de verlening van een volmacht de rechtshandeling in beginsel vernietigbaar is, maar aan de gemeente moet worden toegerekend. In die zin heeft artikel 10:12 van de Awb dus niet de strekking, dat met bevoegdheidsgebreken ter zake van een volmacht op overeenkomstige wijze moet worden omgegaan als met bevoegdheidsgebreken inzake mandaat. Het privaatrecht heeft hier dus voorrang op het publiekrecht.

6.De betekenis van de machtiging voor andere handelingen

Artikel 10:12 van de Awb ziet zowel op het verlenen van volmacht tot het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen, als op het verlenen van machtiging (aan ondergeschikten) tot het verrichten van handelingen die een besluit noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn. Het gaar daarbij dan om niet-schriftelijke beslissingen en andere handelingen, niet zijnde privaatrechtelijke rechtshandelingen. Als voorbeeld wordt genoemd het in ontvangst nemen van verklaringen als bedoeld in artikel 3:60, tweede lid, van het BW (‘Waar in deze titel van rechtshandeling wordt gesproken, is daaronder het in ontvangst nemen van een verklaring begrepen.’) Ook kan worden gedacht aan het verrichten van feitelijke handelingen ten aanzien van een ambtenaar (artikel 8:1, tweede lid, van de Awb), het uitbrengen van adviezen of het horen van belanghebbenden (S.E. Zijlstra in: Nieuw bestuursrecht, derde tranche Awb, red. A.J. Bok e.a., Nijmegen 1997, p. 249).

Artikel 6 Uitgesloten van mandatering

Artikel 10:3, tweede lid, van de Awb bepaalt samengevat dat mandaat niet wordt verleend indien het betreft de bevoegdheid tot het vaststellen van algemeen verbindende voorschriften, besluiten die met een gekwalificeerde meerderheid moeten worden genomen, beslissen op beroepschriften en het vernietigen van of onthouden van goedkeuring aan een besluit van een ander bestuursorgaan.

1. Beslissen op bezwaarschriften

Naast deze absoluut wettelijke verboden is het onwenselijk dat het mogelijk zou zijn dat de functionaris die de primaire beslissing nam waartegen bezwaar wordt gemaakt, via mandaat ook weer degene zou zijn die op bezwaar zou beslissen ( ABRS 22 mei 1997, AB 1997, 325). Artikel 6, eerste lid, onder a, bevat slechts een relatief verbod: aan anderen dan de gemandateerde die het primaire besluit nam, kan de bevoegdheid om op een bezwaarschrift te beslissen wel worden gemandateerd. Er is voor gekozen in dat geval mandaat te verlenen aan de Algemeen directeur.

Jurisprudentie

  • ·

    Van strijd met artikel 10:3, derde lid, van de Awb is geen sprake indien een besluit op aanvraag steeds door een teammanager wordt genomen, terwijl het besluit op bezwaar wordt genomen door een andere persoon dan degene die het primaire besluit nam (CRvB 15 december 2005, JB 2006, 62).

  • ·

    Artikel 10:3, derde lid van de Awb geldt ook, indien de persoon die op het besluit in primo heeft beslist, inmiddels een andere functie heeft aanvaard en vervolgens op het besluit op bezwaar beslist (CRvB 5 december 2002, TAR 2003, 90).

  • ·

    Indien één en dezelfde ambtenaar het besluit in primo neemt en het besluit op bezwaar, dan is daarbij niet relevant dat het college van burgemeester en wethouders voorafgaand aan de besluitvorming door de ambtenaar het advies van de bezwaarschriftencommissie heeft overgenomen en de bezwaren ongegrond heeft verklaard (Rb. Amsterdam, 13 november 2007, Gst. 2008, 7293, 44).

  • ·

    Met de heroverwegingsplicht van artikel 7:11 van de Awb is niet verenigbaar, dat een ambtenaar een door een bestuursorgaan zelf genomen besluit heroverweegt (omgekeerde hiërarchie) ABRS 30 maart 1999, JB 1999, 109.

2. Oordeel over klachten

Het belang van het interne klachtrecht is dat het bestuursorgaan als eerste de gelegenheid krijgt om zijn gedragingen te beoordelen. Op het behandelen van klachten is Hoofdstuk 9 van de Awb van toepassing en de instructie voor de klachtencoördinator (Gemeenteblad I.12). De mogelijkheid om door middel van het verlenen van mandaat een oordeel over klachten te geven zou in strijd met, althans niet in overeenstemming met de geest van, deze verordening zijn. Deze verordening bevat wel een voorprocedure, waarin op ambtelijk niveau wordt getracht de klacht in der minne te behandelen alvorens een formeel traject bij de klachtencommissie te starten. Dit staat evenwel los van mandatering.

3. Vaststellen van beleidsregels

De Awb of de jurisprudentie verbieden niet de verlening van mandaat inzake een beleidsregelbevoegdheid. Dat een mandaat om beschikkingen te nemen is verleend betekent niet automatisch dat ook de bevoegdheid om beleidsregels te stellen inzake de uitoefening van de beschikkingsbevoegdheid is verleend. Een mandaat voor een beleidsregelbevoegdheid moet expliciet worden verleend. Analoog aan wat de memorie van toelichting stelt omtrent de mandatering van wetgevende bevoegdheid, moet worden aangenomen dat het politiek verantwoordelijke bestuursorgaan zelf de beleidsregels vaststelt (Vgl. TK 1993/1994, 23700, nr. 3, p. 170-171). Het is wezensvreemd aan de figuur van mandaat dat in mandaat beleidsregels worden vastgesteld. Als al beleidsregels in mandaat worden vastgesteld moet worden beperkt tot het stellen van regels over organisatorische of technische onderwerpen.

4. Niet-ondergeschikten

De Awb staat mandaat aan niet-ondergeschikten toe, mits de gemandateerde (dan wel zijn hiërarchisch bovengeschikte) daarmee instemt. Deze instemming doet tussen mandaatgever en gemandateerde een rechtsverhouding ontstaan, zonder welke de mandaatgever de verantwoordelijkheid voor de uitoefening van de bevoegdheid niet zou kunnen dragen. Deze rechtsverhouding verplicht de gemandateerde om de bevoegdheid uit te oefenen en overeenkomstig de aanwijzingen van de mandaatgever te handelen. In de praktijk blijken aan deze figuur echter de nodige risico’s te zijn verbonden. Vooral de verlening van mandaat aan functionarissen van een andere bestuurslaag en aan niet-ondergeschikten buiten de overheidssfeer is problematisch. De conclusie is dat van deze figuur slechts in theorie en met grote terughoudendheid gebruik kan worden gemaakt, waarbij telkens ook moet worden voorzien in waarborgen (instructies, controle) voor een adequate taakuitoefening (ABRS 14 mei 1998, AB 1998, 287 en ABRS 30 juli 1998, Rawb 1999, nr. 45). Zo is mandaat verleend aan de beleidsarcheoloog ten aanzien van de Wet op de archeologische monumentenzorg en aan de districtschef van politie inzake het geven van een bevel zich te verwijderen uit een aangewezen drugsoverlastgebied.

Mandaatverlening aan niet-ondergeschikten buiten de overheidssfeer moet blijkens de jurisprudentie ook in samenhang met de aard van de gemandateerde bevoegdheid worden bezien. Mandaat van de bevoegdheid om een disciplinaire straf op te leggen aan een niet-ondergeschikte juridisch adviseur bleek niet geoorloofd, omdat deze bevoegdheid geheel buiten de sfeer van de normale bevoegdheid van de gemandateerde lag (CRvB 10 november 1994, TAR 1995, 9). Ook een kantonrechter kwam in een zaak waar het ging om een geschil over terugvorderingen verhaal van verleende bijstand, tot een vergelijkbaar oordeel. Aan een onbezoldigd ambtenaar was de beslissings- en ondertekeningsbevoegdheid inzake verhaals- en terugvorderingszaken gemandateerd. De aard van de bevoegdheid om te besluiten tot verhaal en terugvordering van verleende bijstand verzet zich tegen mandaatverlening aan niet-ambtenaren. Uit het oogpunt van zorgvuldigheid is het namelijk niet acceptabel dat aan een bestuursorgaan toekomende bevoegdheden en verantwoordelijkheden die diep kunnen insnijden in het leven van burgers, zoals het geval is bij verhaal en terugvordering, worden gemandateerd aan een niet rechtstreeks onder het gezag van dat bestuursorgaan werkend persoon. De aanstelling als onbezoldigd ambtenaar maakt dat volgens de kantonrechter niet anders (Ktr. Leeuwarden, 11 juni 1998, JB 1998, 167 Rawb 1998, nr. 152). Op grond van deze overwegingen is ervoor gekozen dat geen mandaat wordt verleend aan niet-ondergeschikten.

5.Aard van de bevoegdheid

5. Artikel 10:3, eerste lid, van de Awb bepaalt dat een bestuurorgaan mandaat kan verlenen, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald of de aard van de bevoegdheid zich tegen de mandaatverlening verzet. In het ambtenarenrecht kan worden gedacht aan sanctiebevoegdheden jegens ambtenaren, die bestuursorganen niet kunnen mandateren aan ambtenaren, vanwege de aard van deze bevoegdheid (immers bevoegdheden waarvan de gevolgen voor de betrokken ambtenaar zeer belastend zijn).

De bevoegdheid machtigingen om woningen binnen te treden af te geven, kan niet worden gemandateerd. De machtiging voor het binnentreden in een woning zonder toestemming vormt de basis voor het plegen van een inbreuk op de grondwettelijke vrijheden van de bewoner. Op grond van artikel 10:3, eerste lid, van de Awb is mandaatverlening geoorloofd, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald of de aard van de bevoegdheid zich daartegen verzet. Gezien de zwaarte van deze inbreuk is hier sprake van een bevoegdheid waarvan de aard zich tegen mandaatverlening verzet (zie de parlementaire behandeling van de Awbi).

Jurisprudentie:

  • ·

    ABRS 18 september 2000, Gst. 2000, 7137, 5 inzake verlenen van verklaring van geen bezwaar ex. artikel 19 van de WRO (oud) door een ambtenaar; mandaat is niet aanvaardbaar indien daardoor een ‘ernstige inbreuk op de bestaande planologische situatie’ wordt gemaakt.

  • ·

    ABRS 28 februari 2007, Gst. 2007, 7276, 78 de aarde van de bevoegdheid tot vaststelling van een uitwerkingsplan (artikel 11 van de WRO oud) verzet zich in beginsel tegen mandatering en is strijdig met artikel 10:3, tweede lid, onder a, van de Awb.

  • ·

    De bevoegdheid om een bestemmingsplan vast te stellen berust bij de raad. De aard van de bevoegdheid verzet zich, gelet op het stelsel van de WRO, tegen de mandatering van die bevoegdheid aan een wethouder (ABRS 15 oktober 2008, AB 2009, 15).

Artikel 8 Overgangsbepaling

  • a.

    Op aanvragen, ingediend onder het oude Algemene bevoegdhedenbesluit, wordt volgens de Awb beslist overeenkomstig het nieuwe Algemene bevoegdhedenbesluit (toetsing ex nunc).

  • b.

    Op bezwaarschriften ingediend tegen besluiten genomen onder het oude recht, wordt eveneens besloten krachtens het nieuwe Algemene bevoegdhedenbesluit, met dien verstande dat de bezwaarde niet in een nadeliger positie mag komen dan hij onder het oude recht zou hebben gehad (verbod van reformatio in peius).

Artikel 9 Slotbepalingen

De mandaatverlening is een publiekrechtelijke rechtshandeling; de schriftelijke verlening van mandaat levert dan ook een besluit op. Hetzelfde geldt voor de intrekking van mandaat. Nu de verlening van mandaat in de regel bij (mandaat)besluit geschiedt, betekent dit logischerwijze dat het mandaat pas geldt als het mandaat besluit op de juiste wijze is bekendgemaakt (artikel 3:40 van de Awb). Artikel 3:42 van de Awb regelt de wijze van bekendmaking van het mandaatbesluit. Een bekendmaking aan de gemandateerde alléén volstaat niet, een ieder moet kunnen nagaan of en zo ja aan wie voor een bepaalde besluitbevoegdheid mandaat is verleend.

Jurisprudentie:

·Zoals de Afdeling eerder (uitspraak van 2 november 2000, in zaak nr. E03.99.0375) heeft overwogen, is het voldoende indien een mandaatbesluit overeenkomstig art. 3:41 lid 1 Awb is bekendgemaakt door uitreiking of toezending aan de mandataris, omdat het besluit primair tot hem is gericht. Nu de hulpofficier van justitie in het besluit van 17 januari 2009 van het ondertekeningsmandaat gebruik heeft gemaakt, moet ervan worden uitgegaan dat hij van het mandaatbesluit in kennis is gesteld. Nu het mandaatbesluit niet onrechtmatig is, moet worden geconcludeerd dat het besluit van 17 januari 2009 niet onbevoegd is genomen. (ABRS, 24-03-2010, 200907060/1/H3, LJN BL8720 JB 2010/117)