Regeling vervallen per 05-05-2013

Minimaregeling Walcheren 2010

Geldend van 18-02-2010 t/m 04-05-2013 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2010

Intitulé

MINIMAREGELING WALCHEREN 2010

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

a.

SDW:

het bestuur van de Sociale Dienst Walcheren;

b.

Het college:

het college van burgemeester en wethouders van Vlissingen;

c.

WWB

de Wet werk en bijstand;

d.

belanghebbende

de persoon die ten behoeve van zichzelf en/ of één of meerdere kinderen een voorziening in het kader van deze regeling verzoekt dan wel ambtshalve aanspraak maakt op een voorziening;

e.

partner

de persoon die al of niet gehuwd met de belanghebbende een gezamenlijke huishouding voert, tenzij het betreft een bloedverwant in de eerste graad;

f.

Gezin

een belanghebbende die met een partner een gezamenlijke huishouding voert;

g.

Gezamenlijke huishouding

bij de beoordeling of er sprake is van een gezamenlijke huishouding wordt aangesloten bij bepalingen die hiervoor in de WWB gelden;

h.

Alleenstaande

de persoon van 18 jaar en ouder die niet gehuwd is of die duurzaam gescheiden leeft van de persoon met wie hij/zij gehuwd is en geen ten laste komende kinderen heeft;

i.

Alleenstaande ouder

de ongehuwde van 18 jaar en ouder die de volledige zorg heeft voor één of meer tot zijn last komende kinderen en geen gezamenlijke huishouding voert met een ander tenzij het betreft een bloedverwant in de eerste graad;

j.

Ten laste komend kind

het kind tot 18 jaar waarvoor aanspraak op kinderbijslag wordt gemaakt door belanghebbende of diens partner; de regeling is ook van toepassing voor kinderen die uit huis zijn geplaatst maar waarvoor de ouder wel kinderbijslag ontvangt;

voorziening: geldelijke bijdrage;

k.

Voorziening

geldelijke bijdrage;

l.

Bijstandsnorm

de op de alleenstaande, alleenstaande ouder of gezin van toepassing zijnde bijstandsnorm, vermeerderd of verminderd met de door de SDW vastgestelde verhoging of verlaging, zoals genoemd in artikel 5 aanhef en onder c van de WWB;

m.

Inkomen

het netto inkomen exclusief vakantietoeslag over de peilmaand, waarbij voor het inkomen wordt aangesloten bij de bepalingen van artikel 32 van de WWB, voor zelfstandigen wordt het inkomen vastgesteld op de laatst vastgestelde jaarrekening met een maximum van drie jaar voor de peildatum;

n.

Chronisch zieke

een belanghebbende of een kind, die op de peildatum:

1.geïndiceerd is voor voorzieningen op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning, gehandicaptenparkeerkaart en of de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten voor wonen, werk en vervoer, of op een ander wijze kunnen aantonen dat er sprake is van een chronische ziekte of handicap of:

2.een arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvangt naar een arbeidsongeschiktheidspercentage van 80 tot 100%;

3.beschikt over een medische rapportage waaruit blijkt dat er sprake is van een arbeidsongeschiktheid van tenminste 80%;

o.

Peildatum

1 januari van het kalenderjaar waarop de voorziening betrekking heeft;

p.

Peilmaand

de maand januari van het kalenderjaar waarop de voorziening betrekking heeft;

q.

Inrichting

1.een instelling die zich blijkens haar doelstelling en feitelijke werkzaamheden richt op het bieden van verpleging of verzorging aan aldaar verblijvende hulpbehoevenden;

2.een instelling die zich blijkens haar doelstelling en feitelijke werkzaamheden richt op het bieden van slaapgelegenheid, waarbij de mogelijkheid van hulpverlening of begeleiding gedurende meer dan de helft van ieder etmaal aanwezig is;

3.bij verblijf in een inrichting wordt het inkomen van belanghebbende of diens partner verminderd met een bedrag dat gelijk is aan de verschuldigde bijdrage in de verzorgingskosten;

4.indien de belanghebbende of diens partner in een inrichting verblijft wordt het sociaal minimum verhoogd met het bedrag genoemd in artikel 23, tweede lid WWB.

Hoofdstuk 2 Doelstelling en doelgroep

Artikel 2. Doelstelling en doelgroep

  • 1. De Minimaregeling Walcheren 2010 heeft tot doel te bevorderen dat belanghebbenden die tot de doelgroep behoren, kunnen deelnemen aan het maatschappelijk verkeer en een voorziening kunnen ontvangen in de kosten van sociaal-culturele en sportieve activiteiten dan wel een voorziening kunnen ontvangen in de verborgen kosten die verband houden met de chronische ziekte of handicap. Voor kinderen wordt verder het toegankelijk houden van het voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs beoogd.

  • 2. Tot de doelgroep behoren:

    • a.

      de alleenstaande met een inkomen dat in de peilmaand gelijk is aan of minder dan 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm;

    • b.

      de alleenstaande ouder met een inkomen dat in de peilmaand gelijk is aan of minder dan 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm;

    • c.

      het gezin met een inkomen dat in de peilmaand gelijk is aan of minder dan 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm;

    • d.

      het ten laste komend kind of kinderen deel uitmakend van het gezin of alleenstaande ouder.

  • 3. De voorziening is als volgt:

    • a.

      sociaal culturele bijdrage voor ten laste komende kinderen;

    • b.

      sociaal culturele bijdrage voor personen van 18 tot 65 jaar;

    • c.

      sociaal culturele bijdrage voor personen van 65 jaar en ouder;

    • d.

      voorziening voor chronisch zieke.

Hoofdstuk 3 Voorwaarden voor het recht op een voorziening

Artikel 3. Voorwaarden

  • 1. Om voor een voorziening in aanmerking te komen di ent de belanghebbende en partner op de peildatum in de gemeentelijke basisadministratie van de gemeente Vlissingen ingeschreven te staan, met uitzondering van de kinderen die uit huis zijn geplaatst als bedoeld in artikel 1 onder j.

  • 2. In het kalenderjaar waarop de voorziening betrekking heeft mag niet eerder eenzelfde voorziening verstrekt zijn volgens deze verordening.

  • 3. Indien er sprake is van een situatie waarbij slechts één van de partners voldoet aan de voorwaarden genoemd in het eerste lid, wordt bij de beoordeling of er aanspraak bestaat op een voorziening en bij de vaststelling van de omvang van de voorziening de partner die niet aan de voorwaarden voldoet buiten beschouwing gelaten.

Artikel 4. Inkomen en vermogen

  • 1. Bij het vaststellen van het inkomen wordt in aanmerking genomen het inkomen zoals vermeld in artikel 31, 32 en 33 van de WWB.

  • 2. Voor het vaststellen van het vermogen zijn de bepalingen als genoemd in artikel 34 van de WWB van toepassing.

  • 3. Indien als gevolg van wisselende of eenmalige inkomsten het inkomen in de peilmaand hoger is dan de norm wordt uitgegaan van een gemiddeld inkomen. Het gemiddeld inkomen wordt berekend door de som van het inkomen dat maximaal 12 maanden voorafgaand aan de peilmaand is ontvangen te delen door het aantal maanden waarover het inkomen is ontvangen.

  • 4. Voor het niet in aanmerking nemen van middelen en inkomen wordt aangesloten bij de bepalingen van artikel 31, 32 en 33 WWB.

Artikel 5. Aanvraag

  • 1. De voorziening wordt voor de belanghebbende van wie de inkomensgegevens over de peilmaand bekend zijn bij de SDW ambtshalve verstrekt. Ambtshalve verstrekking vindt plaats in het jaar waarop de voorziening betrekking heeft. Voor de voorziening sociale culturele bijdrage ten behoeve van doelgroep 18 tot 65 jaar geldt dat zij een afzonderlijke aanvraag moeten indienen en kan niet worden volstaan met een ambtshalve verstrekking.

  • 2. In alle overige gevallen wordt de voorziening op aanvraag verstrekt.

  • 3. De aanvraag voor de voorziening moet bij de SDW worden ingediend binnen het kalenderjaar waarop de voorziening betrekking heeft.

  • 4. Een aanvraag wordt gedaan op een daartoe door de SDW vastgesteld formulier, onder overlegging van de op dat formulier vermelde bescheiden.

Hoofdstuk 4 Voorziening

Artikel 6. Sociaal culturele bijdrage

Een voorziening kan worden verleend aan een belanghebbende die naar het oordeel van het college ten behoeve van sociaal-culturele en sportieve activiteiten kosten maakt, daaronder ook begrepen schoolkosten voor het voortgezet en middelbaar onderwijs.

Artikel 7. Verborgen kosten chronisch zieke

Een voorziening kan worden verleend aan een belanghebbende, die naar het oordeel van het college van het lopende kalenderjaar voor zichzelf dan wel ten behoeve van zijn/haar ten laste komend kind kosten maakt in verband met een chronische ziekte.

Artikel 8. Hoogte van de voorziening

  • 1. De voorziening voor de sociaal-culturele en sportieve activiteiten bedraagt voor:

    • a.

      een ten laste komend kind tot het voortgezet onderwijs € 140 per kalenderjaar;

    • b.

      een ten laste komend kind vanaf het voortgezet onderwijs tot 18 jaar € 200 per kalenderjaar;

    • c.

      een alleenstaande of een alleenstaande ouder € 115 per kalenderjaar;

    • d.

      een gezin zonder kinderen € 115 per kalenderjaar voor de belanghebbende en diens partner ieder afzonderlijk.

  • 2. De voorziening voor de chronisch zieke bedraagt € 250 per kalenderjaar.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 9. Aanpassing bedragen

Het college kan de hoogte van de voorziening per doelgroep wijzigen.

Artikel 10. Hardheidsclausule

De SDW kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen van deze regeling indien zij van mening is dat de belanghebbende in bijzondere omstandigheden verkeert waardoor toepassing van deze verordening niet tot het beoogde of gewenste doel leidt.

Artikel 11. Nadere voorschriften

De SDW kan nadere voorschriften vaststellen voor de uitvoering van de bepalingen van deze regeling.

Artikel 12. Citeerartikel

Deze regeling wordt aangehaald als “Minimaregeling Walcheren 2010”.

Artikel 13. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op de eerste dag na de datum van publicatie en werkt terug tot 1 januari 2010.

Artikel 14. Bekendmaking

Deze regeling wordt bekend gemaakt op de voor de gemeente gebruikelijke weg, alsmede op de website van de gemeenschappelijke regeling Sociale Dienst Walcheren.

Aldus vastgesteld op 26 januari 2010.

Burgemeester en wethouders van de gemeente Vlissingen.

de secretaris, de burgemeester,

dr. ir. J.J. van Houdt drs. W.J.A. Dijkstra

ALGEMENE TOELICHTING

In 2007 heeft voor de Walcherse gemeenteraden een armoedeconferentie plaatsgevonden. In deze conferentie is duidelijk geworden dat het minimabeleid van de Walcherse gemeenten op elkaar afgestemd moet worden en dat onderlinge verschillen opgeheven moeten worden. Geharmoniseerd beleid komt ten goede aan de inwoner op Walcheren en de uitvoeringsorganisatie, Sociale Dienst Walcheren (SDW). Jaarlijks werden in de gemeenten Middelburg, Veere en Vlissingen de regelingen voor sociaal-culturele bijdragen en chronisch zieken en gehandicapten voor het desbetreffende kalenderjaar opnieuw vastgesteld. Nu het minimabeleid geharmoniseerd is, kunnen de afzonderlijke minimaregelingen vastgelegd worden in één specifieke minimaregeling voor sociaal-culturele bijdragen en een bijdrage voor chronisch zieken en gehandicapten. Deze behoeft niet meer jaarlijks vastgesteld te worden. Met deze regeling wordt de overzichtelijkheid bevorderd.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 1. Begripsbepalingen

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting met uitzondering van het bepaalde onder n. Bij een indicatie voor huishoudelijke hulp wordt uitgegaan dat men tot de doelgroep chronisch zieke of gehandicapte behoort. Voor zelfstandigen geldt een afwijkende bepaling over het inkomen.

Artikel 2. Doelstelling en doelgroep

In dit artikel wordt benadrukt dat de kosten voor het kunnen deelnemen aan de samenleving voor een vergoeding in aanmerking komen. Hiertoe behoren ook de verborgen kosten die verband houden met de chronische ziekte of handicap. Inwoners met een laag inkomen, d.w.z. 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm, moeten de kans krijgen om deel te nemen aan verenigingen, de kans krijgen om sociale contacten op te doen en mee kunnen doen aan ontspanning en creatieve activiteiten. Chronisch zieken en gehandicapten hebben met extra kosten te maken. Deze kosten zijn niet altijd direct inzichtelijk. Bij maatschappelijke participatie gaat het er om dat iedereen, ongeacht leeftijd, culturele achtergrond, fysieke of economische situatie moet kunnen deelnemen aan de samenleving. Financiële belemmeringen en beperkingen mogen geen reden zijn voor uitsluiting. Vooral voor kinderen uit gezinnen met een laag inkomen geldt dat zij vanwege financiële belemmeringen of beperkingen niet op achterstand komen in vergelijking met andere kinderen.

Artikel 3. Voorwaarden

Dat de belanghebbende en eventuele partner in de gemeentelijke basisadministratie ingeschreven moet zijn spreekt voor zich. Daarnaast wordt met het tweede lid voorkomen dat in het kalenderjaar tweemaal eenzelfde voorziening wordt verstrekt. Wanneer één van de partners niet aan de voorwaarden voldoet, wordt deze voor de vaststelling van de voorziening buiten beschouwing gelaten.

Artikel 4. Inkomen en vermogen

Uit onderzoek van de Inspectie Werk en Inkomen (IWI) is gebleken dat een groot deel van de doelgroep geen vermogen heeft (Bijstand en Vermogen, augustus 2007). Mede hierdoor en om deze regeling zo laagdrempelig mogelijk te houden dienen de gegevens over het vermogen niet ingeleverd te worden, maar kan volstaan worden met een verklaring van de belanghebbende en diens partner dat de vermogensgrens als bedoeld in de Wet werk en bijstand niet wordt overschreden. Achteraf kunnen gegevens over het vermogen steekproefsgewijs door de SDW opgevraagd worden. Om te voorkomen dat iemand niet voor een voorziening in aanmerking komt, omdat het inkomen in de peilmaand incidenteel hoger is dan 110% van het sociaal minimum, wordt toch een vergoeding mogelijk gemaakt. Er wordt uitgegaan van een gemiddeld inkomen over een bandbreedte van maximaal twaalf maanden voorafgaande aan de peilmaand. Indien een kortere periode dan 12 maanden nodig is om het gemiddelde inkomen vast te stellen, wordt uitgegaan van de kortere periode.

Artikel 5. Aanvraag

De voorziening wordt ambtshalve (zonder aanvraag) verstrekt als de SDW recente inkomensgegevens heeft van de belanghebbende en diens partner dan wel dat het bij de SDW bekend is dat de belanghebbende en diens partner een inkomen heeft tot 110% van de van toepassing zijn de bijstandsnorm.

Hiertoe behoren dus ook inwoners die al eerder een voorziening hebben ontvangen. Van belang is dat de verstrekking zo laagdrempelig mogelijk moet zijn. Niet-gebruik van voorzieningen voor de minima moet worden tegengegaan. Ambtshalve verstrekking is mogelijk omdat het om categoriale voorzieningen gaat, met uitzondering van de sociaal-culturele bijdrage voor de doelgroep van 18 tot 65 jaar. Voor deze groep geldt de procedure van een afzonderlijke aanvraag. De SDW stelt voor deze groep en in alle overige gevallen een aanvraagformulier vast.

Artikel 6. Sociaal-culturele bijdrage

In dit artikel worden voorbeelden gegeven van te vergoeden kosten. Het is geen limitatieve opsomming van de te vergoeden kosten. Het zijn slechts voorbeelden, d.w.z. dat ook andere kosten die verband houden met sociaal-culturele activiteiten in aanmerking komen voor vergoeding. Voorbeelden van kosten zijn o.a : abonnementen, contributiegelden, toegangsbewijzen, internetkosten, bioscoopkaartjes, sportkleding en/of –uitrusting, boeken, treinkaartjes.

Onder schoolkosten wordt verstaan: leermiddelen, boeken t.b.v. school, (vrijwillige) ouderbijdragen, excursiekosten, schoolreisjes, huur kluisje, reiskosten, schoolkleding.

Er kan samenloop van deze vergoeding ontstaan met een bijdrage volgens het Jeugdsportfonds.

Artikel 7. Verborgen kosten

Onder verborgen kosten dient in ieder geval te worden verstaan:

  • ·

    Hogere telefoonkosten die verband houden met de beperking of ziekte

  • ·

    Extra kosten vanwege voedingsmiddelen

  • ·

    Extra energiekosten

  • ·

    Verhoogde risicopremies

  • ·

    Extra kosten door klussen in- en rondom het huis

  • ·

    Lidmaatschapkosten van belangenverenigingen en of patiëntenorganisaties

  • ·

    Bloemen mantelzorg

  • ·

    Extra kledingslijtage

Uit bewijsstukken kan blijken dat ook andere kosten tot de verborgen kosten moeten worden gerekend.

Artikel 8. Hoogte

Het is mogelijk dat naast een sociaal-culturele bijdrage ook een voorziening wegens verborgen kosten kan worden ontvangen. Een combinatie is dus mogelijk.

Artikel 9. Aanpassing

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 10. Hardheidsclausule

Het is van belang om een regeling op te nemen die voorziet in de bevoegdheid van de SDW om eventuele leemtes op te vullen en besluiten te nemen in de geest van deze regeling als onverhoopt blijkt dat daar toch niet expliciet in is voorzien. Bedacht moet daarbij wel worden dat deze bepaling geen grondslag vormt voor het nemen van een belastend besluit. Daarvoor moet een eenduidige en expliciet benoemde concrete grondslag in regelgeving zijn opgenomen. Onder deze hardheidsclausule valt tevens de bevoegdheid om afwijkende besluiten te nemen in geval van onbillijkheden van overwegende aard.

Artikel 11. Nadere voorschriften

Indien de regeling niet voorziet in zaken van praktische aard en voor de uitvoering van de regeling zijn deze noodzakelijk, kan het bestuur van de SDW hierin voorzien. Hieronder vallen geen beleidsmatige zaken.

Artikel 12 t/m 14 Citeertitel, inwerkingtreding en bekendmaking

Deze artikelen behoeven geen toelichting