Erfgoedverordening Voerendaal 2012

Geldend van 01-03-2012 t/m heden

Intitulé

Erfgoedverordening Voerendaal 2012

Erfgoedverordening Voerendaal 2012

De raad van de gemeente Voerendaal,

gelet op het voorstel van het college van 13 december 2011;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet, de artikelen 12, 15 en 38 van de Monumentenwet 1988 en de artikelen 2.1 en 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

besluit vast te stellen de volgende Erfgoedverordening Voerendaal 2012.

Hoofdstuk 1. Algemeen

Artikel 1. Begripsbepalingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    beschermd rijksmonument: beschermd monument als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

  • b.

    monumentencommissie: de op basis van art.15 Monumentenwet 1988 ingestelde commissie met als taak het college op verzoek of uit eigen beweging te adviseren over de toepassing van de Monumentenwet 1988, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de verordening;

  • c.

    gemeentelijke archeologische verwachtings- en cultuurhistorische advieskaart: topografische kaart van het gemeentelijke grondgebied of delen van het grondgebied, waarop archeologische monumenten en archeologische verwachtingsgebieden zijn aangegeven, waarbij onderscheid wordt gemaakt in hoge, middelhoge en lage trefkans (verwachtingswaarde);

  • d.

    landelijke Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden: landelijke kaart met een schaal van 1:50.000, die op basis van geomorfologische gegevens, de kans weergeeft op de aanwezigheid van archeologische vindplaatsen, waarbij onderscheid wordt gemaakt in hoge, middelhoge en (zeer) lage trefkans (verwachtingswaarde);

  • e.

    provinciale Archeologische Monumentenkaart: topografische kaart van (delen van) het provinciale grondgebied, waarop archeologische monumenten en archeologische gebieden zijn aangegeven;

  • f.

    archeologisch verwachtingsgebied: gebied, aangegeven op de archeologische waardenkaart, waarvan is aangegeven dat in bepaalde mate archeologische vondsten of sporen te verwachten zijn;

  • g.

    hoge verwachtingswaarde: grote kans op archeologische vondsten of informatie;

  • h.

    middelhoge verwachtingswaarde: gemiddelde kans op archeologische vondsten of informatie;

  • i.

    lage verwachtingswaarde: kleine kans op archeologische vondsten of informatie;

  • j.

    plan van aanpak: plan dat weergeeft hoe een archeologische uitvoerder de vragen zoals omschreven in het programma van eisen denkt te gaan beantwoorden;

  • k.

    programma van eisen: programma dat door het college wordt vastgesteld en waarmee kaders worden gesteld voor het ontwerp en de uitvoering van archeologisch onderzoek.

  • l.

    gemeentelijke beleidsadvieskaart: kaart behorende bij de archeologische paragraaf van het bestemmingsplan.

  • m.

    bevoegd gezag: bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

  • n.

    het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Voerendaal.

  • o.

    vergunning: een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, of 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

  • p.

    Wabo: Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

Hoofdstuk 2. BESCHERMDE monumenten

Artikel 2. Vergunning voor beschermd monument

  • 1. Het bevoegd gezag zendt onmiddellijk een afschrift van de ontvankelijke aanvraag om vergunning voor een beschermd rijksmonument aan de monumentencommissie.

  • 2. De monumentencommissie adviseert schriftelijk over de aanvraag binnen uiterlijk acht weken na de datum van verzending van het afschrift.

Hoofdstuk 3. Instandhouding van archeologische terreinen

Artikel 3. Instandhoudingsbepaling

  • 1. Het is verboden om in een archeologisch monument, zijnde een monument dat als zodanig is aangegeven op de gemeentelijke archeologische verwachtings- en cultuurhistorische advieskaart, of een archeologisch verwachtingsgebied, bedoeld in artikel 1, onder h, de bodem dieper dan 40 cm onder de oppervlakte te verstoren.

  • 2. Het verbod in lid 1 is niet van toepassing indien;

    • a.

      het een verstoring betreft van een archeologisch verwachtingsgebied als aangegeven op de gemeentelijke archeologische verwachtings- en cultuurhistorische advieskaart, op de provinciale Archeologische Monumentenkaart of de landelijke Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden, en waarbij die verstoring plaatsvindt:

      • ·

        in een gebied met lage archeologische verwachtingswaarde en binnen een straal van 50 mtr geen vindplaatsen zijn, of;

      • ·

        in een gebied met een middelhoge of hoge archeologische verwachtingswaarde en het te verstoren gebied kleiner is dan 2500 m2, en binnen eenstraal van 50 mtr geen vindplaatsen zijn, of;

      • ·

        in een gebied met hoge archeologische verwachtingswaarde in een historische dorpskern en het te verstoren gebied kleiner is dan 250 m2, en binnen een straal van 50 mtr geen vindplaatsen zijn.

    • b.

      in het geldend bestemmingsplan bepalingen zijn opgenomen omtrent archeologische monumentenzorg.

    • c.

      sprake is van een activiteit als bedoeld in artikel 2.12, eerste en tweede lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en hierin voorschriften zijn opgenomen omtrent archeologische monumentenzorg.

    • d.

      het college nadere regels stelt met betrekking tot de uitvoering van werkzaamheden die leiden tot een verstoring van een archeologisch monument of archeologisch verwachtingsgebied als aangegeven op gemeentelijke archeologische verwachtings- en cultuurhistorische advieskaart.

    • e.

      een rapport is overgelegd waarin de archeologische waarde van het te verstoren terrein naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld en waaruit blijkt dat:

      • ·

        het behoud van de archeologische waarden in voldoende mate kan worden geborgd; of

      • ·

        de archeologische waarden door de verstoring niet onevenredig worden geschaad; of

      • ·

        in het geheel geen archeologische waarden aanwezig zijn.

Artikel 4. Opgravingen en begeleiding

  • 1. Indien binnen het grondgebied van de gemeente Voerendaal onderzoek wordt uitgevoerd in het kader van het doen van opgravingen in de zin van artikel 1 sub h Monumentenwet 1988, dient, onverminderd de overige bepalingen van deze wet:

    • a.

      het college een programma van eisen vast te stellen als bedoeld in artikel 1 onder k, waarbij nadere regels worden gesteld ten aanzien van het onderzoek.

    • b.

      de verstoorder, voorafgaande aan het onderzoek, een plan van aanpak als bedoeld in artikel 1 onder j van deze verordening ter goedkeuring aan het college te overleggen.

  • 2. In de nadere regels neemt het college bepalingen op met betrekking tot het toezicht op de feitelijke uitvoering van het plan van aanpak. Tijdens het onderzoek dienen aanwijzingen van het college in acht te worden genomen.

  • 3. Om te kunnen beoordelen of het plan van aanpak aan het programma van eisen en eventuele nadere regels voldoet, vraagt het bevoegd gezag advies aan een deskundige, zoals omschreven in de Wet op de Archeologische monumentenzorg.

Hoofdstuk 4 Overige bepalingen

Artikel 5. Tegemoetkoming in schade

Indien en voor zover blijkt dat een belanghebbende schade lijdt of zal lijden, die redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven, kent het bevoegd gezag hem op zijn aanvraag een naar billijkheid te bepalen tegemoetkoming toe, indien de schade in relatie staat tot:

  • a.

    de door het college nader te stellen regels als bedoeld in artikel 3, tweede lid, onder d;

  • b.

    een aanwijzing als bedoeld in artikel 4, tweede lid, tweede volzin.

Artikel 6. Strafbepaling

Degene, die handelt in strijd met artikel 3 met uitzondering van het bepaalde in het tweede lid, onder e, van deze verordening, wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie of een hechtenis van ten hoogste drie maanden.

Artikel 7. Toezichthouders

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de bij besluit van het college dan wel de burgemeester aan te wijzen personen.

Hoofdstuk 5. Slotbepalingen

Artikel 8. Intrekken oude regeling

De Monumentenverordening Voerendaal 2004, vastgesteld op 5 juli 2004, wordt ingetrokken.

Artikel 9. Overgangsrecht

Aanvragen om vergunning die zijn ingediend vóór de inwerkingtreding van deze verordening worden afgehandeld met inachtneming van de in artikel 8 ingetrokken verordening.

Artikel 10. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking.

Artikel 11. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Erfgoedverordening Voerendaal 2012.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 9 februari 2012
De voorzitter, De griffier,
drs. E.A.J. Sprokkel, B.W.E. van der Wijst