Regeling vervallen per 01-01-2015

Besluit Voorzieningen Maatschappelijke Ondersteuning 2014 Gemeente Voerendaal

Geldend van 01-01-2014 t/m 31-12-2014 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2014

Intitulé

BESLUIT VOORZIENINGEN WET MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING 2014 GEMEENTE VOERENDAAL

Het college van de gemeente Voerendaal,

gelet op artikel 4 en 6 van de Wet Maatschappelijke ondersteuning,

gelet op de Verordening voorzieningen wet maatschappelijke ondersteuning 2011,

gehoord de Wmo-adviesraad,

besluit het volgende besluit vast te stellen.

Inhoudsopgave

HOOFDSTUK 1: BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN

HOOFDSTUK 2: VORM VAN TE VERSTREKKEN VOORZIENINGEN

HOOFDSTUK 3: HULP BIJ HET HUISHOUDEN

HOOFDSTUK 4: WOONVOORZIENINGEN

HOOFDSTUK 5: HET ZICH LOKAAL VERPLAATSEN PER VERVOERMIDDEL

HOOFDSTUK 6: ROLSTOELEN

HOOFDSTUK 7: ADVISERING EN SAMENHANGENDE AFSTEMMING

HOOFDSTUK 8: SLOTBEPALINGEN

BIJLAGE 1: Niet-limitatieve lijst van algemeen gebruikelijke voorzieningen

BIJLAGE 2: Vergoeding onderhoud, keuring, reparatie

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Voerendaal 2014

HOOFDSTUK 1. BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

Lid 1. Wet

Wet maatschappelijke ondersteuning

Lid 2. College

Het college van burgemeester en wethouders gemeente Voerendaal.

Lid 3. Compensatieplicht

De plicht van het college aan personen met een beperking, een chronisch psychisch of een psychosociaal probleem voorzieningen te bieden ter compensatie van hun beperkingen op het gebied van zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie teneinde hen in staat te stellen een huishouden te voeren, zich te verplaatsen in en om de woning, zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel en medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan. Daarbij legt artikel 4 van de wet het College de plicht op om een resultaat te bereiken dat als compensatie mag gelden en dat in het individuele geval maatwerk is.

Lid 4. Belanghebbende

Een persoon met een beperking, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem die behoefte heeft aan compensatie ten behoeve van het bevorderen van zijn deelname aan het maatschappelijke verkeer en het zelfstandig functioneren, die voor zichzelf of, met behulp van een machtiging, door een ander een aanmelding doet of laat doen.

Lid 5. Persoon met beperkingen

Een persoon die ten gevolge van ziekte of gebrek, inclusief chronische psychische en psychosociale problemen, aantoonbare beperkingen ondervindt bij het uitvoeren van activiteiten op het gebied van het voeren van het huishouden, bij het normale gebruik van de woning, bij het verplaatsen in en om de woning, bij het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel of bij het ontmoeten van medemensen en het op basis daarvan aangaan van sociale verbanden.

Lid 6. Psychosociaal probleem

Een situatie van verlies van zelfstandigheid en, met name, een gebrek aan mogelijkheden tot deelname aan het maatschappelijk verkeer, veroorzaakt door belemmeringen die iemand ondervindt in zijn relatie met anderen, met zijn sociale omgeving.

Lid 7. Algemene voorziening

Een voorliggende voorziening die weliswaar niet bestemd is voor, noch te gebruiken is door alle personen als bedoeld in artikel 4 lid 1 van de wet, maar die anderzijds door iedereen waarvoor de voorziening wel bedoeld is op eenvoudige wijze te verkrijgen of te gebruiken is, zonder een ingewikkelde aanvraagprocedure.

Lid 8. Algemeen gebruikelijke voorziening

Een voorziening die niet speciaal bedoeld is voor mensen met een beperking, dus ook door anderen gebruikt wordt, algemeen verkrijgbaar is en niet - aanzienlijk- duurder is dan vergelijkbare producten.

Lid 9. Collectieve voorziening

Een voorziening die individueel wordt verstrekt maar die door meerdere personen tegelijk wordt gebruikt, in casu het collectief vraagafhankelijk vervoer.

Lid 10. Voorliggende voorziening

Een voorziening die normaal in de maatschappij aanwezig en beschikbaar is en bedoeld voor iedereen die daar behoefte aan heeft.

Lid 11. Wettelijk voorliggende voorziening

Een voorziening op grond van een wettelijke bepaling anders dan ingevolgde wet, waarmee het resultaat geheel of gedeeltelijk bereikt kan worden.

Lid 12. Individuele voorziening

Een voorziening die door het college ten behoeve van één persoon op basis van artikel 4 Wmo wordt verstrekt.

Lid 13. Gebruikelijke zorg

De zorg die op het gebeid van het voeren van het huishouden voor alle meerderjarige leden van een leefeenheid als algemeen aanvaardbaar wordt beschouwd.

Lid 14. Voorziening in natura

Een voorziening, in te zetten om het resultaat te bereiken, in de vorm van goederen in (bruik)leen of in eigendom, of als persoonlijke dienstverlening.

Lid 15. Persoonsgebonden budget

Een geldbedrag om te gebruiken voor het te bereiken resultaat, als alternatief voor een voorziening in natura.

Lid 16. Financiële tegemoetkoming

Een geldbedrag, al dan niet forfaitair of gemaximeerd, bedoeld om een voorziening mee aan te schaffen voor het te bereiken resultaat.

Lid 17. Mantelzorger

Een persoon die mantelzorg in de zin van artikel 1, lid 1 onder b van de wet biedt.

Lid 18. Hoofdverblijf

De plaats waar een persoon daadwerkelijk de meeste nachten per jaar doorbrengt.

Lid 19. Gemeenschappelijke ruimte

Gedeelten van een woongebouw, niet behorende tot de onderscheiden woningen, bestemd en noodzakelijk om de woning van de persoon met beperkingen vanaf de toegang tot de woning te bereiken.

Lid 20. Eigen bijdrage of eigen aandeel in de kosten

Een door het college van burgemeester en wethouders vast te stellen bijdrage, die bij respectievelijk de verstrekking van een voorziening in natura, een financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget betaald moet worden en waarop de regels van het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Voerendaal 2014 van toepassing zijn.

Lid 21. Meerkosten

Kosten van een mogelijk krachtens de wet te verlenen voorziening, voor zover dit deel van de kosten uitgaat boven de te beschouwen goedkoopst compenserende kosten voor een dergelijke voorziening.

Lid 22. Collectieve vervoersvoorziening

Collectief vraagafhankelijk vervoer is een vorm van openbaar vervoer waarvan iedereen binnen het vervoersgebied gebruik kan maken en dat tevens voorziet in het deur tot deur vervoer van gehandicapten, al dan niet gebruik makend van een rolstoel.

HOOFDSTUK 2. VORM VAN TE VERSTREKKEN VOORZIENINGEN

Artikel 2. Persoonsgebonden budget

1) Verstrekking van een toegekende individuele voorziening, zoals bedoeld in artikel 17 van de Verordening voorzieningen wet maatschappelijke ondersteuning 2011, in de vorm van een persoonsgebonden budget vindt plaats op verzoek van de aanvrager.

2) Het persoonsgebonden budget is inclusief onderhoud en reparatie zoals dat door het college aan de leverancier wordt betaald bij de verstrekking van een voorziening in natura.

3) Verstrekking van het persoonsgebonden budget, zoals bedoeld in artikel 17 van de Verordening voorzieningen wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Voerendaal 2011, vindt niet plaats indien:

a) op grond van aanwijzingen die tijdens het onderzoek duidelijk zijn geworden het ernstig vermoeden bestaat dat de belanghebbende problemen zal hebben bij het omgaan met een persoonsgebonden budget;

b) op grond van aanwijzingen die tijdens het onderzoek duidelijk zijn geworden het ernstig vermoeden bestaat dat de belanghebbende niet kan voldoen aan lopende financiële verplichtingen;

c) op grond van aanwijzingen die tijdens het onderzoek duidelijk zijn geworden het ernstig vermoeden bestaat dat de verstrekking van het persoonsgebonden budget niet bijdraagt aan het leveren van een compenserende voorziening.

d) is gebleken dat de budgethouder in het verleden met het persoonsgebonden budget heeft gefraudeerd.

4) De verstrekking van een persoonsgebonden budget in het kader van hulp bij het huishouden wordt na toekenning eenmaal per 4 weken bij vooruitbetaling uitgekeerd.

5) In alle gevallen vindt de verantwoording van het persoonsgebonden budget door de budgethouder aan het college plaats binnen zes maanden na afloop van elk kalenderjaar waarop het persoonsgebonden budget van toepassing is. De verantwoording van het persoonsgebonden budget door de budgethouder aan het college vindt plaats door verstrekking, voor zover van toepassing, van:

a) de nota/factuur van de aangeschafte voorziening en;

b) een betalingsbewijs van de aangeschafte voorziening en;

c) een overzicht van de salarisadministratie;

d) arbeidsovereenkomst in geval van hulp bij huishouden.

6) Het persoonsgebonden budget ten behoeve van hulp bij het huishouden kent een vrij besteedbaar bedrag, waarover geen verantwoording verschuldigd is. Dit bedraagt € 250,00 op jaarbasis.

7) Het persoonsgebonden budget ten behoeve van een plusindicatie voor hulp bij het huishouden dient ingezet te worden voor levering van zorg door een zorgaanbieder of door een hiervoor gekwalificeerd persoon (minimaal MBO niveau 3). Indien dit door de aanvrager niet kan worden aangetoond, wordt de plusindicatie voor hulp bij het huishouden alleen in natura verstrekt.

8) Een toegekende verstrekking van het persoonsgebonden budget kan achteraf worden teruggevorderd of ingetrokken bij gebleken misbruik of onverantwoord gebruik van het toegekende persoonsgebonden budget.

Artikel 3. Vaststelling persoonsgebonden budget bij individuele voorzieningen

1) Voor het persoonsgebonden budget voor individuele voorzieningen, met uitzondering van de hulp in de huishouding, wordt een bruto bedrag beschikbaar gesteld dat 100% is van het bedrag zoals de kosten van de te verstrekken voorziening in natura bedragen. De kosten in natura zijn de kosten zoals door de gemeente overeengekomen met de dienstverlenende organisatie die deze voorziening biedt, dan wel is vastgesteld op basis van de goedkoopst adequate offerte.

2) Bij de toekenning en vaststelling van een persoonsgebonden budget voor individuele voorzieningen (m.u.v. de rolstoel), wordt een eigen bijdrage of eigen aandeel in rekening gebracht, zoals vermeld in artikel 4 lid 4 onder a t/m d van het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Voerendaal 2014, tenzij anders is bepaald.

Artikel 4. Omvang van eigen bijdragen, eigen aandeel en inkomensgrenzen

1) Voor personen tot 18 jaar aan wie maatschappelijke ondersteuning is verleend, wordt geen eigen bijdrage of eigen aandeel gehanteerd.

2) Aan personen aan wie maatschappelijke ondersteuning is verleend, wordt, voor zover deze ondersteuning bestaat uit het verstrekken van een individuele voorziening of een persoonsgebonden budget een eigen bijdrage gevraagd, tenzij anders is bepaald.

3) Onder gehuwd zijn wordt verstaan: gehuwd zijn voor de burgerlijke stand, een geregistreerd partnerschap of samenwonend met een fiscaal partnerschap.

4) De in een kalenderjaar verschuldigde eigen bijdrage en het eigen aandeel in de kosten van voorzieningen krachtens dit besluit waarvoor een financiële tegemoetkoming wordt verleend, mag tezamen niet meer bedragen dan:

a) Het bedrag dat personen in een eenpersoons huishouden en die niet pensioengerechtigd zijn dienen te betalen bedraagt € 19,00 per vier weken, met dien verstande dat indien zijn inkomen meer bedraagt dan € 23.295,- het bedrag van € 19,00 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen zijn inkomen en € 23.295,-

b) Het bedrag dat personen in een eenpersoons huishouden en die pensioengerechtigd zijn dienen te betalen bedraagt € 19,00 per vier weken, met dien verstande dat indien zijn inkomen meer bedraagt dan € 16.456,- het bedrag van € 19,00 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen zijn inkomen en € 16.456,-

c) Het bedrag dat personen in een meerpersoons huishouden en die niet pensioengerechtigd zijn dienen te betalen bedraagt € 27,20 per vier weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijke inkomen meer bedraagt dan € 29.174,- het bedrag van € 27,20 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen hun gezamenlijke inkomen en € 29.174,-

d) Het bedrag dat personen in een meerpersoons huishouden en die pensioengerechtigd zijn dienen te betalen bedraagt € 27,20 per vier weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijke inkomen meer bedraagt dan € 22.957,- het bedrag van € 27,20 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen hun gezamenlijke inkomen en € 22.957,-

Artikel 5. Negenendertig perioden van vier weken

Indien een voorziening bestaat uit een niet roerende zaak of uit een bouwkundige of woontechnische aanpassing van een woning, wordt gedurende een periode van 39 maal vier weken een eigen bijdrage in rekening gebracht dan wel bij de vaststelling van de hoogte van een financiële tegemoetkoming gedurende die periode een met toepassing van het in artikel 4 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Voerendaal 2014 vastgestelde bedrag in mindering gebracht (de eigen bijdragen mogen de werkelijke kosten niet overschrijden).

HOOFDSTUK 3. HULP BIJ HET HUISHOUDEN

Artikel 6. Vaststelling persoonsgebonden budget hulp bij het huishouden

1) Voor de vaststelling van de hoogte van het Persoonsgebonden Budget ten aanzien van Hulp bij het Huishouden is rekening gehouden met het volgende:

a) Maximaal bruto-uurloon conform CAO VVT (HbHbasis: FWG 10; HbHplus: FWG15);

b) Het bruto-uurloon is vermenigvuldigd met 8% vakantiegeld en 7,69% vakantiedagen;

c) Bij het PGB dat verstrekt wordt voor hulp die geleverd wordt door een zelfstandige (ingeschreven bij KvK) of een zorgaanbieder, wordt een toeslag van 20% van het bruto loon gerekend in verband met afdrachten aan de belastingdienst/werkgeverslasten;

d) Bij de berekening van het PGB is uitgegaan van 100% productiviteit. De hulp heeft geen indirecte werkzaamheden en bij ziekte kan de cliënt gebruik maken van een vergoeding via de Sociale Verzekeringsbank (SVB);

e) De hoogte van de overige kosten is gebaseerd op de gegevens van een zorgaanbieder.

2) Voor het persoonsgebonden budget ten aanzien van hulp in de huishouding wordt een bedrag per uur beschikbaar gesteld ter hoogte van:

a) € 13,58 bij een indicatie HbH basis en de zorg wordt geleverd door familie, bekenden of een alfahulp.

b) € 15,59 bij een indicatie HbH basis en de zorg wordt geleverd door een zorgaanbieder / Kamer van Koophandel geregistreerde zelfstandig ondernemer.

c) € 18,90 bij een indicatie HbH plus. Hierbij dient te allen tijde de zorg te worden geleverd door een zorgaanbieder / Kamer van Koophandel geregistreerde zelfstandig ondernemer (minimaal MBO niveau 3).

3) Het gestelde onder artikel 6 lid 2 sub a) is alleen geldig voor nieuwe aanvragen welke vanaf 1 januari 2011 worden ingediend en waar de zorg door familie, bekenden of een alfahulp wordt uitgevoerd.

4) De vóór 1 januari 2011 toegekende persoonsgebonden budgetten voor HbH basis behouden het recht op een vergoeding van € 14,92 per uur tot het moment van beëindiging van de voorziening. Als bij een herindicatie blijkt dat de zorg door een zorgaanbieder / Kamer van Koophandel geregistreerde zelfstandig ondernemer wordt geleverd, wordt vanaf de datum van de nieuwe indicatie het hierbij behorende tarief verstrekt. Als bij de herindicatie blijkt dat de zorg door familieleden of bekenden wordt geleverd, wordt het tarief ad € 14,92 per uur aangehouden. Dit tarief wordt wordt niet geïndexeerd tot het moment waarop het tarief ad € 14,92 per uur gelijk of hoger is aan het PGB-tarief voor HbH basis welke door familie, bekenden of een alfahulp wordt ingevuld. Vanaf dan geldt voor deze bestaande budgethouders dezelfde tarieven als voor nieuwe indicaties / budgethouders.

HOOFDSTUK 4. WOONVOORZIENINGEN

Artikel 7. Hoogte financiële tegemoetkoming in de kosten van woonvoorzieningen

1) a) De hoogte van de financiële tegemoetkoming, zoals bedoeld in artikel 17 van de Verordening voorzieningen wet maatschappelijke ondersteuning 2011, rekening houdend met de eigen bijdrage voor de woonvoorziening welke achteraf door het CAK wordt berekend, wordt vastgesteld als tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte en/of overeenkomstig de door de gemeente of door een (door het college aangestelde) adviesinstantie opgestelde kostenraming.

b) De hoogte van het persoonsgebonden budget zoals bedoeld in artikel 17 van de Verordening voorzieningen wet maatschappelijke ondersteuning 2011 minus de eigen bijdrage voor de woonvoorziening, wordt vastgesteld als tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte en/of overeenkomstig de door de gemeente of door een (door het college aangestelde) adviesinstantie opgestelde kostenraming.

2) De hoogte van de door het college te verlenen financiële tegemoetkoming voor een woonvoorziening als bedoeld in artikel 10 lid 4 van de Verordening voorzieningen wet maatschappelijke ondersteuning 2011 (verhuis- en herinrichtingskosten) bedraagt € 2.600,00.

3) Een financiële tegemoetkoming in de kosten van onderhoud, keuring en reparatie ten behoeve van een verstrekte voorziening zoals bedoeld in artikel 10 lid 2 van de Verordening voorzieningen wet maatschappelijke ondersteuning 2011 wordt verstrekt indien:

a) de woonvoorziening nog in het kader van de verordening Wet Voorzieningen Gehandicapten is verleend of;

b) de woonvoorziening in het kader van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Voerendaal 2009 is verleend;

c) de woonvoorziening in het kader van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Voerendaal 2011 is verleend;

d) en de woonvoorziening voorkomt op de in bijlage 2 genoemde voorzieningen; e) bij de verlening van de woonvoorziening de aanvrager een onderhoudscontract met de leverancier dan wel een vergelijkbare onderneming heeft afgesloten voor de woonvoorziening zoals opgenomen in bijlage 2;

f) en de gehandicapte ten tijde van het onderhoud, keuring of reparatie de woonruimte als hoofdverblijf heeft en bewoont.

4) Een financiële tegemoetkoming in de kosten van verwijdering van een woonvoorziening zoals bedoeld in artikel 10 lid 2 van de Verordening voorzieningen wet maatschappelijke ondersteuning 2011 wordt bij huurwoningen verstrekt indien ten genoegen van de gemeente kan worden aangetoond dat alle pogingen om de vrijgekomen aangepaste woning opnieuw aan een persoon met beperkingen te verhuren vruchteloos zijn gebleven. In dat geval kunnen de kosten van de sloop en van het terugbrengen in de oude staat van de absoluut noodzakelijk te verwijderen voorzieningen worden vergoed (rekening houdend met de gebruikelijke afschrijvingstermijn van voorzieningen) voor zover dit niet tot de verantwoordelijkheid behoort van de vertrekkende huurder op basis van het vigerende beleid van een woningcorporatie.

5) In het kader van artikel 10 lid 1 Verordening voorzieningen Wet maatschappelijke ondersteuning 2011 en artikel 16 lid 1 Verordening voorzieningen Wet maatschappelijke ondersteuning 2011 wordt voor het bezoekbaar maken van een woonruimte maximaal € 2.270,00 verstrekt. De financiële tegemoetkoming kan worden toegekend voor het bezoekbaar maken van maximaal één woning.

6) a) De eigenaar – bewoner, die krachtens artikel 10 lid 2 van de Verordening voorzieningen Wet maatschappelijke ondersteuning 2011 een woonvoorziening vanaf € 10.000 heeft ontvangen, en die binnen een periode van vijf jaar na realisatie van de voorziening, de woning verkoopt is gehouden om binnen een week na het passeren van de notariële akte van levering, het college van B&W hiervan schriftelijk op de hoogte te stellen. Het verstrekte bedrag dient deels aan de gemeente te worden gerestitueerd.

b) De restitutie wordt als volgt berekend:

·Voor het eerste jaar 100% van het verschil tussen het totale verstrekte bedrag en

€ 10.000,00;

·Voor het tweede jaar 80% van het verschil tussen het totale verstrekte bedrag en

€ 10.000,00;

·Voor het derde jaar 60% van het verschil tussen het totale verstrekte bedrag en

€ 10.000,00;

·Voor het vierde jaar 40% van het verschil tussen het totale verstrekte bedrag en

€ 10.000,00;

·Voor het vijfde jaar 20% van het verschil tussen het totale verstrekte bedrag en

€ 10.000,00.

c) Voor zover het in alle redelijkheid mogelijk is (naar het oordeel van het college), kan de eigenaar - bewoner er ook voor kiezen om de aangebrachte woonvoorziening aan de gemeente te retourneren (voor rekening van de eigenaar - bewoner) zodat geen restitutie van het totale verstrekte bedrag is verschuldigd.

7) a) Rekening houdend met artikel 10 lid 1 Verordening voorzieningen Wet maatschappelijke ondersteuning 2011 kan het college een financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting verlenen aan een persoon (zoals bedoeld in artikel 1 lid 5), die moeten worden gemaakt in verband met het aanpassen van de huidige woonruimte of de nog te betrekken woonruimte, alleen voor de periode dat de woonruimte ten gevolge van het verrichten van de woningaanpassing niet bewoond kan worden, en als gevolg daarvan voor dubbele woonlasten komt te staan. Deze tegemoetkoming wordt alleen verleend als de persoon redelijkerwijs niet had kunnen voorkomen dat hij deze dubbele woonlasten zou hebben.

De hoogte van de financiële tegemoetkoming bedraagt:

  • ·

    de werkelijke kosten met een maximum van € 454,00 per maand ter tegemoetkoming in de kosten van het tijdelijk betrekken van zelfstandige woonruimte en het langer moeten aanhouden van de te verlaten woonruimte.

  • ·

    de werkelijke kosten met een maximum van € 350,00 per maand ter tegemoetkoming in de kosten van het tijdelijk betrekken van een niet-zelfstandige woonruimte.

b) In geval van huurbeëindiging van een aangepaste woonruimte, die voor een bedrag zoals door het college is vastgesteld is aangepast, kan het college, rekening houdend met artikel 10 lid 1 Verordening voorzieningen Wet maatschappelijke ondersteuning 2011 een financiële tegemoetkoming verlenen aan de eigenaar van de woning in verband met derving van huurinkomsten voor de duur van maximaal 6 maanden, waarbij de eerste maand huurderving niet in aanmerking komt voor een financiële tegemoetkoming.

c) De hoogte van de financiële tegemoetkoming zoals bedoeld in artikel 7 lid 7 sub b is afhankelijk van de kale huur van de woonruimte, met een maximum dat gelijk is aan de maximumhuur (kale huur) die van toepassing is voor de berekening van de huurtoeslag. Deze tegemoetkoming kan alleen verleend worden als de kosten gemaakt worden i.v.m. het tijdelijk betrekken van een zelfstandige woonruimte of het tijdelijk betrekken van een niet- zelfstandige woonruimte, of het langer moeten aanhouden van de te verlaten woonruimte.

8) a) Indien de kosten van woningaanpassing € 6.500,- of meer bedragen voor voorzieningen zoals genoemd in artikel 10 lid 2 van de Verordening voorzieningen Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Voerendaal 2011, dient belanghebbende in principe te verhuizen naar een voor hem / haar geschikte aangepaste woning, voor zover deze binnen de medisch aanvaardbare termijn beschikbaar is. Dit wordt het verhuisprimaat genoemd. De tegemoetkoming zoals bedoeld in artikel 7 lid 2 van dit besluit (verhuiskostenvergoeding) wordt alsdan verstrekt.

b) Als blijkt dat er geen geschikte aangepaste woning zoals genoemd in artikel 7 lid 8a van dit besluit binnen de medisch aanvaardbare termijn beschikbaar is, komen de kosten voor de voorzieningen zoals genoemd in artikel 10 lid 2 van de Verordening voorzieningen Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Voerendaal 2011 voor rekening van de gemeente Voerendaal tot een bedrag ad € 20.000 maximaal.

9) a) Na realisatie van de woonvoorziening dient de eigenaar van de woning een gereedmeldingsformulier in te dienen. De beschikking, waarin de financiële tegemoetkoming of het persoonsgebonden budget zoals bedoeld in artikel 17 van de Verordening voorzieningen Wet maatschappelijke ondersteuning 2011 is toegekend, wordt ingetrokken indien het gereedmeldingsformulier niet binnen een termijn van 6 maanden – gerekend vanaf de datum van de beschikking – is ingediend.

b) De eigenaar van de woning kan eenmaal schriftelijk en gemotiveerd om uitstel van deze termijn verzoeken met een maximum van 6 maanden. Dit verzoek moet één maand voorafgaand aan het verstrijken van de termijn zoals bedoeld in artikel 7 lid 9 onder a bij het college van burgemeester en wethouders worden ingediend.

10) a) Conform het gestelde in artikel 24 lid 2 onder a) van de Verordening voorzieningen Wet maatschappelijke ondersteuning 2011 worden de voorzieningen zoals genoemd in de bijlage 3 van dit besluit tenminste als algemeen gebruikelijk aangemerkt.

b) In individuele gevallen kan een voorziening die op zichzelf als algemeen gebruikelijk kan worden beschouwd, vanwege omstandigheden aan de kant van de aanvrager toch voor vergoeding in aanmerking komen.

HOOFDSTUK 5. HET ZICH LOKAAL VERPLAATSEN PER VERVOERMIDDEL

Artikel 8. Vaststelling persoonsgebonden budget

1) Bij de verstrekking of toekenning van een algemene of individuele vervoersvoorziening geniet de voorziening, zoals bedoeld in artikel 15 lid 3 (collectief vervoer of scootermobielpool) van de Verordening voorzieningen Wet maatschappelijke ondersteuning 2011, altijd het primaat boven de verstrekking van een persoonsgebonden budget. Uitzondering hierop zijn de vervoersvoorzieningen die om een medische reden en/of andere zwaarwegende redenen niet ingevuld kunnen worden door de verstrekking van een collectieve vervoersvoorziening en scootermobielen.

2) Het persoonsgebonden budget voor een scootermobiel wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de huurprijs dan wel de koopprijs van de goedkoopst-compenserende voorziening inclusief onderhoud en reparatie zoals dat door het college aan de leverancier wordt betaald.

Artikel 9. Eigen bijdragen en hoogte financiële tegemoetkomingen in de kosten van vervoersvoorzieningen

1) Indien het CVV (artikel 15 lid 3 van de Verordening voorzieningen Wet maatschappelijke ondersteuning 2011) geen adequate voorziening is, kan desgevraagd een financiële tegemoetkoming in de kosten van een autoaanpassing van de eigen auto, in plaats van het tegen gereduceerde tarief (blauwe strippenkaarttarief) gebruik van het CVV, verstrekt worden. Deze financiële tegemoetkoming wordt ten hoogste éénmaal per vijf jaar verstrekt. De hoogte van de vergoeding bedraagt één van de hieronder genoemde opties per 5 jaar. Met de toepassing van dit artikel komen verdere aanspraken op basis van artikel 15 lid 3 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Voerendaal 2011 gedurende een periode van 5 jaren te vervallen. Het forfaitair bedrag dat eenmaal per 5 jaar verstrekt wordt voor het vervoer van een persoon die als gevolg van ziekte of gebrek geen gebruik kan maken van collectieve vervoerssysteem bedraagt:

  • a.

    voor een tegemoetkoming in de kosten van het gebruik van personenvervoer € 2.485,00

  • b.

    voor een tegemoetkoming in de kosten van het gebruik van een rolstoelvervoer € 3.725,00

  • c.

    voor een tegemoetkoming in de kosten van het gebruik van een eigen auto € 1.412,50

Een persoon aan wie vóór 1 januari 2011 een persoonsgebonden budget zoals bedoeld in artikel 27 onder c van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Voerendaal 2009 verstrekt is, is geen verantwoording van dit bedrag aan de gemeente verschuldigd.

Dit reeds vóór 1 januari 2011 toegekende bedrag wordt met ingang van 1 januari 2011 gefixeerd en niet meer geïndexeerd en wordt beëindigd in geval van overlijden, of wanneer een nieuwe beschikking afgegeven wordt of als de auto niet meer op naam van de aanvrager of diens wettelijke partner of ander inwonend gezinslid staat.

2) Indien aan een persoon een combinatie van vervoersvoorzieningen zoals bedoeld in artikel 15 lid 2 en lid 3 van de Verordening voorzieningen Wet maatschappelijke ondersteuning 2011 is verstrekt (b.v. een scootermobiel en een Pgb), dan bedraagt de hoogte van de financiële vergoeding of het Pgb maximaal 75% van de hoogte zoals genoemd in dit besluit.

3) Voor zover de behoeften van echtgenoten niet samenvallen, wordt bij een persoonsgebonden budget voor een vervoersvoorziening zoals bedoeld onder artikel 15 lid 3 van de Verordening voorzieningen Wet maatschappelijke ondersteuning 2011, niet meer dan anderhalf maal een enkele vergoeding toegekend als gebruik wordt gemaakt van de voorzieningen zoals genoemd in dit besluit.

HOOFDSTUK 6 . ROLSTOELEN

Artikel 10. Vormen van rolstoelvoorzieningen en overige hulpmiddelen

1) Rolstoelvoorzieningen en overige hulpmiddelen worden in natura en in bruikleen of in de vorm van een persoonsgebonden budget verstrekt. Indien de rolstoelvoorziening of een hulpmiddel in de vorm van een persoonsgebonden budget verstrekt wordt, wordt de hoogte van de vergoeding bepaald door het gestelde zoals opgenomen in artikel 3 van dit besluit. Het wederom verstrekken van een persoonsgebonden budget voor een reeds eerder verstrekte soortgelijke rolstoelvoorziening of hulpmiddel, kan slechts dan geschieden indien de economische afschrijvingstermijn, zoals deze geldt bij het verstrekken van een voorziening in natura, van de betreffende rolstoelvoorziening of hulpmiddel verstreken is.

2) In uitzondering op het gestelde in artikel 10 lid 1 van dit besluit wordt een sportrolstoel altijd als een financiële tegemoetkoming verstrekt. De hoogte van een door het college te verlenen financiële tegemoetkoming voor een sportrolstoel is een vaste financiële tegemoetkoming en bedraagt € 2.457,00 per 4 jaar.

Deze tegemoetkoming is bedoeld voor de aanschaf, de verzekering, het onderhoud en reparatie van de sportrolstoel.

HOOFDSTUK 7. ADVISERING EN SAMENHANGENDE AFSTEMMING

Artikel 11. Advisering

Ingevolge artikel 25 lid 2 onder c van de Verordening voorzieningen Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Voerendaal 2011, dient boven een bedrag van € 25.000 advisering plaats te vinden door een onafhankelijk extern medisch adviesorgaan.

Artikel 12. Samenhang en afstemming

Om de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend af te stemmen op de situatie van de aanvrager wordt bij het verzoek inzake het advies ex artikel 8 van de Verordening voorzieningen Wet maatschappelijke ondersteuning 2011, tenminste aandacht besteed aan:

  • a.

    de ziektebeelden, stoornissen en ondervonden beperkingen;

  • b.

    het sociale netwerk en de sociale omstandigheden;

  • c.

    voorliggende, algemene en collectieve voorzieningen;

  • d.

    AWBZ-zorg en andere zorgvoorzieningen;

  • e.

    het psychisch en sociaal functioneren;

  • e.

    mate van zelfredzaamheid, participatie en eigen kracht;

  • f.

    aanwezigheid van mantelzorg en informele zorg;

  • g.

    woning en woonomgeving.

Bij de besluitvorming en de motivering van het besluit wordt door het college bij deze bevindingen aangesloten.

HOOFDSTUK 8. SLOTBEPALINGEN

Artikel 13. Citeertitel

Dit besluit kan worden aangehaald als: 'Besluit voorzieningen Wet maatschappelijke ondersteuning 2014 gemeente Voerendaal'.

Artikel 14. Inwerkingtreding en intrekking

Het 'Besluit voorzieningen Wet maatschappelijke ondersteuning 2014 gemeente Voerendaal' treedt met terugwerkende kracht in werking op 1 januari 2014. Het 'Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Voerendaal 2012' wordt met ingang van deze datum ingetrokken.

Aldus vastgesteld door het college van de Gemeente Voerendaal op 25-3-2014

De Burgemeester, De secretaris,

E.A.J. Sprokkel H.H.M. Timmermans

Bijlage 1. Niet-limitatieve lijst van algemeen gebruikelijke voorzieningen

De onderstaande voorzieningen komen in beginsel niet voor vergoeding in aanmerking:

  • ·

    kinderopvang;

  • ·

    boodschappendienst;

  • ·

    maaltijdservice;

  • ·

    hondenuitlaatservice;

  • ·

    centrale verwarming;

  • ·

    douche;

  • ·

    éénhendelkraan;

  • ·

    menghendelkraan;

  • ·

    thermostaatkranen;

  • ·

    keramische kookplaat;

  • ·

    douchekop op glijstang;

  • ·

    hangtoilet;

  • ·

    condensdroger;

  • ·

    aanrechtblad

  • ·

    verhoogde toiletpot

  • ·

    toiletgelegenheid op de eerste etage

  • ·

    kooktoestellen algemeen

  • ·

    zonwering (binnen en buiten)

  • ·

    alle vormen van kranen (eenhendel, mengkranen, thermostaatkranen en glijstangset)

  • ·

    badkamer renovatie (vervangen lavet door douche)

  • ·

    waterbed

  • ·

    aanleg centrale verwarming

  • ·

    douchecabine, douchecel, douchewand

  • ·

    intercom

  • ·

    afzuigkap boven kooktoestel

  • ·

    fiets

  • ·

    spartamet

  • ·

    fiets met lage instap en trapondersteuning

  • ·

    auto

  • ·

    badplank

  • ·

    badzitje

  • ·

    losse douchestoel

  • ·

    losse toiletstoel

  • ·

    douche-toiletstoel

  • ·

    toiletverhoger

  • ·

    alle soorten drempelhulpen

  • ·

    alle wandbeugels en grepen

Bijlage 2. Vergoeding keuring, onderhoud en reparatie

Vergoeding voor kosten van onderhoud, keuring en reparatie ingevolge artikel 7 lid 3. Tarieven per 1 januari 2014

1.

De hieronder genoemde mechanische woonvoorzieningen in woningen en trappenhuizen komen in aanmerking voor een financiële tegemoetkoming in de werkelijk gemaakte kosten van reparatie, keuring en onderhoud:

  • a.

    trap- of stoelliften;

  • b.

    rolstoel- of staplateauliften;

  • c.

    woonhuisliften (lift met kooi);

  • d.

    hefplateauliften;

  • e.

    platformlift (lift met kooi en gesloten schacht);

  • f.

    plafondlift

  • g.

    automatische deuropener

2.

De tegemoetkoming in de kosten voor keuring en onderhoud van de hierboven mechanische woonvoorzieningen in woningen en trappenhuizen bedraagt maximaal:

Soort liften

Kosten periodieke keuring en max. tegemoetkoming in kosten van periodiek onderhoud (excl. 21% BTW en voorrijdkosten)

Frequentie onderhoud

Trap- of stoellift

€ 115,90

1 x per jaar

Rolstoel- of staplateaulift

€ 115,90

1 x per jaar

Woonhuisliften

€ 115,90

1 x per jaar

Hefplateaulift

€ 115,90

1 x per jaar

Platformlift

€ 142,30

1 x per jaar

Plafondlift

€ 142,30

1 x per jaar

Automatische deuropener

€ 69,90

1x per jaar

Elektrisch verstelbare keuken

€ 196,00

1x per jaar

De kosten van reparatie zijn niet expliciet gebonden aan een maximum. Wel wordt nagegaan of de reparatie niet het gevolg is van onzorgvuldig gebruik van de woonvoorziening.

3.

De onder 2. genoemde bedragen worden jaarlijks aangepast, gebaseerd op de tarieven van het Liftinstituut.

4.

Voor periodiek onderhoud gelden de volgende maximale toeslagen op bovengenoemde tarieven:

  • ·

    50% voor installaties die meer dan 1 verdieping overbruggen.

  • ·

    50% voor installaties uitgevoerd met elektrisch aangedreven plateaus en/of afrijdbeveiliging respectievelijk elektrisch wegklapbare raildelen.

5.

De vergoeding voor voorrijdkosten bedraagt per keer maximaal € 66,00.

Besluit voorzieningen Wet maatschappelijke ondersteuning 2014 gemeente Voerendaal 16/16