Regeling vervallen per 01-01-2015

Re-integratieverordening Wet werk en bijstand gemeente Voerendaal 2014

Geldend van 05-06-2014 t/m 31-12-2014 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2014

Intitulé

Re-integratieverordeningWet werk en bijstand gemeente Voerendaal 2014

De raad van de gemeente Voerendaal;

Gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van Voerendaal met overneming van de daarin vermelde motieven;

gelet op de artikelen 7 en 8 en 10 lid 2 Wet werk en bijstand, de artikelen 34, 35 en 36 Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers en de artikelen 34, 35 en 36 Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk Arbeidsongeschikte gewezen werknemers,

B E S L U I T :

In te trekken:

de Re-integratieverordening Wet werk en bijstand gemeente Voerendaal 2011

EN

Vast te stellen de:

Re-integratieverordening WWB, IOAW en IOAZ gemeente Voerendaal 2014

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

  • 1.

    Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand (WWB), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers en de artikelen (IOAW), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen werknemers (IOAZ), de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Gemeentewet.

  • 2.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      de wet: de Wet werk en bijstand;

    • b.

      het dagelijks bestuur: het dagelijks bestuur van het Intergemeentelijk Collectief voor Werk, Zorg en Inkomen Kompas;

    • c.

      de doelgroep: de belanghebbende met een WWB-, IOAW-, IOAZ- of Anw-uitkering, niet-uitkeringsgerechtigden dan wel personen zoals bedoeld in artikel 10 lid 2 van de wet;

    • d.

      de benadeelde werknemer: de persoon die:

I) een uitkering op grond van de wet, IOAW of IOAZ ontvangt;

II) een geldige indicatie op grond van de Wet Sociale Werkvoorziening (WSW) heeft;

III) op de wachtlijst WSW staat én;

IV) géén dienstverband heeft op grond van de WSW.

  • e.

    loonkosten: het brutoloon, vóór afdracht van de loonbelasting, en de verplichte sociale zekerheidsbijdragen.

  • f.

    SW-werkgever: de natuurlijke persoon of de rechtspersoon die door het Werkvoorzieningschap Oostelijk Zuid-Limburg is aangewezen door middel van een daartoe strekkend aanwijzingsbesluit om een benadeelde werknemer een dienstbetrekking krachtens arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht aan te bieden voor het verrichten van arbeid onder aangepaste omstandigheden, zoals bedoeld in artikel 2 lid 3 van de Wet sociale werkvoorziening.

  • g.

    SW-dienstverband: dienstverband met een SW-werkgever.

  • h.

    loonwaarde: het deel van het minimumloon dat kan worden verdiend door een benadeelde werknemer.

  • i.

    volledig gesubsidieerde arbeid: arbeid waarbij de loonkosten volledig worden gecompenseerd.

Hoofdstuk 2 Voorzieningen

Paragraaf 1. Algemene bepalingen over voorzieningen

Artikel 2. Weigeren en beëindigen van voorzieningen

  • 1. Het dagelijks bestuur weigert een voorziening in het kader van deze verordening in ieder geval indien:

    • a.

      het gezinsinkomen van de personen die behoren tot de doelgroep hoger of gelijk is aan 150% van het wettelijk minimumloon;

    • b.

      een persoon met een uitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet of een niet- uitkeringsgerechtigde een eerdere voorziening verwijtbaar heeft onderbroken.

  • 2. Het dagelijks bestuur kan een voorziening beëindigen:

    • a.

      indien de persoon die aan de voorziening deelneemt zijn verplichting als bedoeld in de artikelen 9, 17 en 55 WWB, 13 en 37 IOAW, 13 en 37 IOAZ niet nakomt;

    • b.

      indien de persoon die deelneemt niet meer behoort tot de doelgroep van deze verordening;

    • c.

      indien de persoon algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van deze voorziening;

    • d.

      indien naar het oordeel van het dagelijks bestuur de voorziening onvoldoende bijdraagt aan een snelle arbeidsinschakeling;

    • e.

      indien de persoon niet naar behoren gebruik maakt van de aangeboden voorziening.

Paragraaf 2. Voorzieningen

Artikel 3. Werkstages

  • 1. Het dagelijks bestuur kan personen die behoren tot de doelgroep een werkstage gericht op arbeidsinschakeling aanbieden.

  • 2. Het doel van de werkstage is het leren functioneren in een arbeidsrelatie.

  • 3. Deze werkstage duurt maximaal zes maanden.

  • 4. Het dagelijks bestuur plaatst de persoon alleen indien door zijn plaatsing de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en indien door zijn plaatsing geen verdringing plaatsvindt.

  • 5. In een plan wordt tenminste vastgelegd het doel van de werkstage, alsmede de wijze waarop de begeleiding plaatsvindt.

  • 6. In een stage-overeenkomst tussen de werkgever en de persoon zoals bedoeld in het eerste lid wordt minimaal vastgelegd dat de werkgever ten behoeve van deze persoon de noodzakelijke verzekeringen afsluit.

Artikel 4. Sociale activering

  • 1. Het dagelijks bestuur kan aan personen die behoren tot de doelgroep activiteiten aanbieden in het kader van sociale activering.

  • 2. Onder sociale activering wordt verstaan het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten of vrijwilligerswerk ter voorbereiding op de start van een traject gericht op arbeidsinschakeling of gericht op het voorkomen van een sociaal isolement.

Artikel 5. Scholing

  • 1. Aan een persoon die behoort tot de doelgroep kan scholing worden aangeboden. Geen scholing of opleiding wordt aangeboden als dit naar het oordeel van het dagelijks bestuur de krachten of bekwaamheden van belanghebbende te boven gaat of niet bijdraagt aan vergroting van de kans op inschakeling in het arbeidsproces.

  • 2. Als een persoon additionele werkzaamheden verricht als bedoeld in artikel 10a van de wet en niet beschikt over een startkwalificatie, bekijkt het dagelijks bestuur na een periode van zes maanden na aanvang van die werkzaamheden in hoeverre scholing of opleiding de toegang tot de arbeidsmarkt kan bevorderen. Geen scholing of opleiding wordt aangeboden als dit naar het oordeel van het dagelijks bestuur de krachten of bekwaamheden van belanghebbende te boven gaat of niet bijdraagt aan vergroting van de kans op inschakeling in het arbeidsproces.

Artikel 6. Participatieplaats

  • 1. Het dagelijks bestuur kan aan personen van 27 jaar of ouder met recht op algemene bijstand een participatieplaats aanbieden zoals bedoeld in artikel 10a van de wet.

  • 2. Het doel van een participatieplaats is personen die vooralsnog niet bemiddelbaar zijn middels het aanbieden van additioneel werk een stap richting arbeidsinschakeling te laten zetten.

  • 3. Ter uitvoering van het bepaalde in het eerste lid dient een belanghebbende onder verantwoordelijkheid van de gemeente additionele werkzaamheden te verrichten.

  • 4. Het dagelijks bestuur plaatst de persoon alleen indien door zijn plaatsing de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en indien door zijn plaatsing geen verdringing plaatsvindt.

  • 5. Het dagelijks bestuur draagt er zorg voor dat de participatieplaats wordt vastgelegd in een schriftelijke overeenkomst die zowel door het dagelijks bestuur, de werkgever als een belanghebbende wordt getekend. In deze overeenkomst wordt minimaal vastgelegd dat de werkgever ten behoeve van deze persoon de noodzakelijke verzekeringen afsluit.

  • 6. Er kan door het dagelijks bestuur na een periode van drie maanden een vergoeding in rekening worden gebracht.

  • 7. Er wordt geen vergoeding van premie en reiskosten verstrekt als de werkgever een vergoeding geeft voor deze kosten.

  • 8. Het dagelijks bestuur verstrekt aan personen die additionele werkzaamheden verrichten als bedoeld in dit artikel een premie van € 1,00 per uur met een maximum van € 120,00 per maand.

  • 9. De premie kan tweemaal per jaar worden aangevraagd, te weten over de tijdvakken van 1 januari tot en met 30 juni en 1 juli tot en met 31 december.

Artikel 7. Werken met behoud van uitkering

  • 1. Het dagelijks bestuur kan een persoon met een WWB-, IOAW-, IOAZ- of Anw- uitkering, laten werken met behoud van uitkering.

  • 2. Het doel van deze voorziening is het opdoen van werkervaring gericht op uitstroom naar regulier werk.

  • 3. De werkzaamheden duren in beginsel maximaal drie maanden. Eenmalige verlenging voor de duur van maximaal drie maanden behoort tot de mogelijkheden.

  • 4. Het dagelijks bestuur plaatst de persoon alleen indien door zijn plaatsing de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en indien door zijn plaatsing geen verdringing plaatsvindt.

  • 5. In een plan wordt tenminste vastgelegd het doel van werkzaamheden, alsmede de wijze waarop de begeleiding plaatsvindt.

  • 6. In een overeenkomst tussen de werkgever en de persoon zoals bedoeld in het eerste lid wordt minimaal vastgelegd dat de werkgever ten behoeve van deze persoon de noodzakelijke verzekeringen afsluit.

Artikel 8. Bijzondere kosten

  • 1. Het dagelijks bestuur kan in het kader van de arbeidsinschakeling kosten vergoeden die verband houden met deelname aan een door het dagelijks bestuur aangeboden voorziening in het kader van deze verordening en die buiten het bereik van de andere voorzieningen liggen. Er dient daarbij sprake te zijn van kosten die naar het oordeel van het dagelijks bestuur in redelijkheid niet voor rekening van betrokkene kunnen komen.

  • 2. Geen aanspraak op de in het eerste lid genoemde vergoedingen bestaat indien een beroep gedaan kan worden op een voorliggende voorziening die gezien haar aard en doel wordt geacht voor belanghebbende toereikend en passend te zijn.

Paragraaf 3. premies

Artikel 9. Uitstroompremies regulier

  • 1. Het dagelijks bestuur kan aan personen die eerder een WWB-, IOAW- of IOAZ-uitkering hebben ontvangen en die zijn uitgestroomd nadat de leeftijd van 27 jaar is bereikt door het aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid met uitzondering van volledig gesubsidieerde arbeid, dan wel het zich vestigen als zelfstandig ondernemer, twee maal een uitstroompremie toekennen.

  • 2. De eerste premie ter hoogte van € 750,00 wordt verstrekt indien de persoon zoals bedoeld in het eerste lid:

    • a.

      voorafgaande aan de uitstroom minimaal drie maanden een uitkering zoals bedoeld in lid 1 heeft ontvangen; en

    • b.

      ten minste zes aaneengesloten maanden volledig uitkeringsonafhankelijk is als gevolg van de uitstroom zoals bedoeld in lid 1.

  • 3. De tweede premie ter hoogte van € 750,00 wordt verstrekt indien de persoon zoals bedoeld in het eerste lid:

    • a.

      voorafgaande aan de uitstroom minimaal drie maanden een uitkering zoals bedoeld in lid 1 heeft ontvangen; en

    • b.

      ten minste 12 aaneengesloten maanden volledig uitkeringsonafhankelijk is als gevolg van de uitstroom zoals bedoeld in lid 1.

  • 4. De aanvraag dient uiterlijk door het dagelijks bestuur te zijn ontvangen:

    • a.

      binnen 12 maanden na beëindiging van de uitkering voor de premie zoals bedoeld in lid 2;

    • b.

      binnen 18 maanden na beëindiging van de uitkering voor de premie zoals bedoeld in lid 3.

Artikel 10. Uitstroompremies gesubsidieerd

  • 1. Het dagelijks bestuur kan aan personen van 27 jaar en ouder die eerder een WWB-, IOAW- of IOAZ-uitkering hebben ontvangen en die zijn uitgestroomd, waarbij de uitstroom is gerealiseerd door middel van volledige compensatie van de loonkosten een uitstroompremie toekennen.

  • 2. De premie ter hoogte van € 400,00 wordt verstrekt indien de persoon zoals bedoeld in het eerste lid:

    • a.

      voorafgaande aan de uitstroom minimaal drie maanden een uitkering zoals bedoeld in lid 1 heeft ontvangen en

    • b.

      ten minste zes aaneengesloten maanden volledig uitkeringsonafhankelijk is als gevolg van de uitstroom zoals bedoeld in lid 1.

  • 3. De aanvraag dient uiterlijk door het dagelijks bestuur te zijn ontvangen binnen 12 maanden na beëindiging van de uitkering.

Artikel 11. Premie maatschappelijke participatie

  • 1. Het dagelijks bestuur kan aan personen van 27 jaar en ouder die een WWB-, IOAW- of IOAZ-uitkering ontvangen en die werkzaamheden verrichten die ten goede komen aan de maatschappij een premie maatschappelijke participatie toekennen indien het verrichten van de werkzaamheden voor de persoon aangemerkt kan worden als het op het moment van het indienen van de aanvraag maximaal haalbare, qua aard en omvang van de werkzaamheden.

  • 2. De premie bedraagt € 1,00 per uur met een maximum van € 120,00 per maand.

  • 3. De premie kan tweemaal per jaar worden aangevraagd, te weten over de tijdvakken van 1 januari tot en met 30 juni en 1 juli tot en met 31 december.

  • 4. De aanvraag dient uiterlijk door het dagelijks bestuur te zijn ontvangen binnen zes maanden na afloop van een tijdvak zoals bedoeld in lid 3.

Artikel 12. Premie deeltijdwerk

  • 1. Het dagelijks bestuur kan aan personen van 27 jaar en ouder die een WWB-, IOAW- of IOAZ-uitkering ontvangen en die regulier betaald deeltijdwerk verrichten een premie deeltijdwerk toekennen indien het verrichten van het deeltijdwerk voor de persoon aangemerkt kan worden als het op het moment van het indienen van de aanvraag maximaal haalbare, qua aard en omvang van de werkzaamheden.

  • 2. De premie bedraagt € 1,00 per uur met een maximum van € 120,00 per maand.

  • 3. Bij samenloop van dit artikel met het bepaalde in artikel 31, lid 2, sub n en r van de wet respectievelijk artikel 8 lid 2 IOAW prevaleert het bepaalde in de wet respectievelijk de IOAW.

  • 4. De premie kan tweemaal per jaar worden aangevraagd, te weten over de tijdvakken van 1 januari tot en met 30 juni en 1 juli tot en met 31 december.

  • 5. De aanvraag dient uiterlijk door het dagelijks bestuur te zijn ontvangen binnen zes maanden na afloop van een tijdvak zoals bedoeld in lid 4.

Artikel 13. Premie voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling

  • 1. Het dagelijks bestuur kan aan personen van 27 jaar en ouder die een WWB-, IOAW- of IOAZ-uitkering ontvangen en die een voorziening gericht op arbeidsinschakeling met goed gevolg hebben afgesloten een premie ter hoogte van € 100,00 toekennen, indien:

    • a.

      het afsluiten van de voorziening zoals bedoeld in lid 1 niet heeft geleid tot aanvaarding van algemeen geaccepteerde arbeid voor de duur van ten minste zes maanden met volledige uitkeringsonafhankelijkheid;

    • b.

      de voorziening een activiteit van enige omvang is geweest en dit naar het oordeel van het dagelijks bestuur heeft bijgedragen aan de kans op arbeidsinschakeling en dit geen loonkostensubsidie betreft;

    • c.

      de duur van de voorziening ten minste 3 maanden was.

  • 2. De aanvraag dient uiterlijk door het dagelijks bestuur te zijn ontvangen binnen 6 maanden na beëindiging van het trajectonderdeel.

Paragraaf 4. Subsidies werkgever

Artikel 14. Loonkostensubsidie

  • 1. Het dagelijks bestuur kan een loonkostensubsidie verstrekken aan een werkgever die een arbeidsovereenkomst sluit met een persoon die een uitkering op grond van de wet, IOAW of IOAZ ontvangt, en die ten minste drie maanden werkloos is.

  • 2. De loonkostensubsidie wordt slechts toegekend indien een arbeidsovereenkomst wordt aangegaan voor ten minste 6 maanden met een minimum van 10 arbeidsuren per week.

  • 3. De subsidie wordt alleen verstrekt indien hierdoor de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en er geen verdringing plaatsvindt.

  • 4. De loonkostensubsidie zoals bedoeld in het eerste lid wordt niet verstrekt indien de werkgever op grond van een andere regeling aanspraak kan maken op een financiële tegemoetkoming in verband met de indiensttreding van de werknemer.

  • 5. De hoogte van de loonkostensubsidie wordt bepaald op de wijze zoals weergegeven in de/het bij deze verordening opgenomen bijlage/schema.

  • 6. Voor klanten die met deze loonkostensubsidie bij een werkgever worden geplaatst geldt dat de periode van maximaal één jaar gerekend vanaf de start van het dienstverband niet wordt aangemerkt als onderbreking van de uitkeringsduur. Hierbij geldt wel de restrictie dat eenzelfde klant vanaf het moment van onderbreking niet binnen een jaar opnieuw bij dezelfde werkgever geplaatst kan worden met subsidie. Doet een klant na één jaar gerekend vanaf de datum dienstverband een beroep op uitkering dan geldt dat wél als onderbreking van de uitkeringsduur.

  • 7. Werkgever die voor een klant gebruik gemaakt heeft van de voorziening 'Werken met behoud van uitkering', heeft aansluitend hierop geen recht op een loonkostensubsidie voor diezelfde werknemer.

Artikel 15. Aanvraag loonkostensubsidie

  • 1. de aanvraag voor een loonkostensubsidie zoals bedoeld in artikel 14 dient binnen zes maanden nadat aan de voorwaarden voor de loonkostensubsidie is voldaan door het dagelijks bestuur ontvangen te zijn;

  • 2. de aanvraag gaat vergezeld van tenminste: een kopie van de arbeidsovereenkomst en bijbehorende loonspecificaties.

Artikel 16. Subsidie voor scholing door werkgever

  • 1. Indien door het dagelijks bestuur een loonkostensubsidie zoals bedoeld in de artikel 15 van deze verordening wordt verstrekt, kan het dagelijks bestuur aan de werkgever eenmalig een subsidie voor scholingskosten verstrekken.

  • 2. De subsidie zoals bedoeld in het eerste lid bedraagt maximaal € 2.500,00 per werknemer.

  • 3. Een aanvraag voor een subsidie voor de scholingskosten dient uiterlijk twee maanden nadat het recht op de loonkostensubsidie zoals bedoeld in deze verordening is beëindigd door het dagelijks bestuur te zijn ontvangen.

Artikel 17. Budgetplafond

1.Het College stelt jaarlijks in de begroting een budgetplafond vast voor de financiering van de in deze

verordening geregelde voorzieningen.

2.Een verzoek voor of handhaving van een concrete voorziening kan worden geweigerd bij het bereiken van

het budgetplafond.

3.Het College kan nadere regels vaststellen over de hoogte en de verdeling van de beschikbare middelen.

Hoofdstuk 3 Slotbepalingen

Artikel 18. Hardheidsclausule

Dit artikel voorziet in de mogelijkheid om af te wijken van hetgeen in deze verordening is bepaald indien er sprake is van klaarblijkelijke hardheid of onbillijkheid. Het dagelijks bestuur neemt hier op individuele basis een afzonderlijk gemotiveerd besluit.

Artikel 19. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 5 juni 2014 en werkt terug tot en met 1 januari 2014

Artikel 20. Overgangsbepalingen

Alle voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling waarvan de aanvang ligt vóór 1 januari 2014 blijven voor de duur van deze voorziening onder toepassing van de desbetreffende beleidsregels en/of verordening zoals deze van toepassing waren vóór inwerkingtreding van onderhavige verordening met dien verstande dat:

  • -

    het moment van starten van de voorziening bepalend is en niet de datum waarop de aanvraag (voor de premie) wordt ingediend;

  • -

    bij de uitstroompremies bepalend is dat de persoon naar regulier werk is uitgestroomd vóór 1 januari 2014.

Artikel 21. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Re-integratieverordening WWB, IOAW en IOAZ gemeente Voerendaal

Ondertekening

De raad voornoemd.
De griffier, De voorzitter,

Artikelsgewijze toelichting Re-integratieverordening Wet werk en bijstand gemeente Voerendaal 2014