Regeling vervallen per 01-01-2015

Protocol indicatieadvisering hulp bij het huishouden gemeente Voerendaal 2013

Geldend van 12-09-2013 t/m 31-12-2014

Intitulé

Protocol indicatieadvisering hulp bij het huishouden gemeente Voerendaal 2013

VOORWOORD

Bij de start van de Wmo heeft het CIZ in december 2006 een “Wmo richtlijn indicatieadvisering Hulp bij het Huishouden” opgesteld. Deze richtlijn is bij het opstarten van de Wmo per januari 2007 door de gemeente Voerendaal als handreiking opgepakt als afwegingskader voor de indicering van hulp bij het huishouden.

Actuele (beleids)ontwikkelingen in het land, jurisprudentie, nieuwe inzichten en ervaringen uit de praktijk van zowel de medewerkers als ook de zorgaanbieders, hebben ertoe geleid dat de gemeente Voerendaal een herziene richtlijn heeft opgesteld.

Bij het ontwikkelen van deze richtlijn is gebruik gemaakt van de richtlijn “Indicatieadvisering Hulp bij het huishouden ” zoals deze is ontwikkeld door de MO-zaak (tot januari 2011 CIZ MO) in januari 2011, Protocollen/richtlijnen indicatiestelling hulp bij het huishouden van andere (Parkstad)gemeenten en de Verordening Maatschappelijke ondersteuning gemeente Voerendaal 2011 met bijbehorende beleidsregels.

Deze richtlijn maakt deel uit van de Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Voerendaal 2011.

INLEIDING

De gemeente Voerendaal heeft, op basis van artikel 4 lid 1 van de Wet maatschappelijke Ondersteuning (Wmo) de compensatieplicht om burgers met beperkingen in staat te stellen de volgende resultaten te bereiken:

  • a.

    een schoon en leefbaar huis;

  • b.

    wonen in een geschikt huis;

  • c.

    beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften;

  • d.

    beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding;

  • e.

    het (thuis) kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren;

  • f.

    zich verplaatsen in en om de woning;

  • g.

    zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel;

  • h.

    de mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten.

Conform artikel 4 lid 1 onder a moet de gemeente burgers met beperkingen in staat stellen een huishouden te voeren. Dit betreft bovenstaande resultaatgebieden a, c, d en e.

De Verordening voorzieningen Wmo Voerendaal 2011 van de gemeente Voerendaal bepaalt dat de compensatie van beperkingen ten gevolge van ziekte of gebrek inclusief chronische, psychische en psychosociale problemen bij het voeren van een huishouden kan bestaan uit:

  • een algemene of algemeen gebruikelijke voorziening

  • (wettelijke) voorliggende voorziening(en)

  • collectieve voorziening(en)

  • individuele voorziening(en)

Indien de algemene, algemeen gebruikelijke, (wettelijke) voorliggende en collectieve voorziening(en) geen adequate oplossing kunnen bieden voor de ondervonden problemen in het huishouden, kan de individuele voorziening hulp bij het huishouden in een tweetal vormen worden geboden, te weten:

  • 1.

    Hulp bij het huishouden in natura

  • 2.

    Persoonsgebonden budget (PGB) voor hulp bij het huishouden

Ad. 1 Hulp bij het huishouden in natura

Als de burger een indicatie heeft voor hulp bij het huishouden, kan hij kiezen voor hulp bij het huishouden in de vorm van zorg in natura. De gemeente zorgt ervoor dat de zorg wordt geleverd door een van de gecontracteerde zorgaanbieders. De burger kan een vrije keuze maken welke gecontracteerde zorgaanbieder zijn voorkeur heeft.

Ad. 2 Persoonsgebonden budget (PGB) voor hulp bij het huishouden

Als de burger een indicatie heeft voor hulp bij het huishouden, kan hij ook kiezen voorhulp bij het huishouden in de vorm van een PGB. Hierbij ontvangt de burger een budget waarmee hij/zij zelf hulp kan inkopen.

Het grote voordeel hiervan is dat er een rechtstreekse werkgever-werknemer-relatie ontstaat waarbij de werkgever (lees:burger) bepaalt wat, waar en wanneer dit dient te gebeuren.

De burger dient zelf de administratie bij te houden en verantwoording over het budget af te leggen. Het budget dat ten behoeve van hulp bij het huishouden beschikbaar wordt gesteld, is opgenomen in het gemeentelijk besluit.

De beoordeling voor hulp bij het huishouden in de vorm van zorg in natura of in een persoonsgebonden budget is volledig gelijk. Er wordt onderzoek verricht en aan de hand hiervan neemt het college een beslissing over het wel of niet toekennen van hulp bij het huishouden.

Bij toekenning van beide vormen van hulp bij het huishouden, bepaalt de gemeente de aard en de omvang (uitgedrukt in uren i.c.m. minuten) van de hulp. Daarnaast wordt de geldigheidsduur van de indicatie bepaald aan de hand van de specifieke situatie van de burger. De maximale geldigheidsduur bedraagt 3 jaar.

  • 1.

    Uitgangspunten voor hulp bij het huishouden

    1.1 Beperkingen in het voeren van het huishouden

    Als er beperkingen zijn bij het voeren van een huishouden of wanneer er sprake is van een (dreigend) disfunctioneren van het huishouden, kan hulp bij het huishouden als voorziening worden ingezet.

    Dit kan gedeeltelijke of volledige overname zijn van huishoudelijke taken.

    Indien van toepassing, kan dit ook de verzorging van gezonde, jonge gezinsleden bij uitval van ouders en/of verzorgers zijn.

    Oorzaken van het (dreigende) disfunctioneren zijn een somatische, psychogeriatrische of psychiatrische aandoening of beperking, een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap of een psychosociaal probleem.

    Het doel van hulp bij het huishouden kan zijn het schoonhouden van het huis en/of het verrichten van de dagelijks voorkomende huishoudelijke activiteiten, maar ook ondersteunen bij het organiseren van het huishouden.

    Resultaat is dat de burger en zijn eventuele gezinsleden beschikken over een schoon en leefbaar huis.

    Hulp bij het huishouden richt zich op de volgende onderdelen:

    • boodschappenlijst opstellen, boodschappen opbergen en in uitzonderlijke situaties inkopen;

    • broodmaaltijden bereiden;

    • warme maaltijden opwarmen en in uitzonderlijke situaties bereiden;

    • licht huishoudelijk werk;

    • zwaar huishoudelijk werk;

    • wasverzorging;

    • verzorging en/of tijdelijke opvang van kinderen bij uitval van ouders en/of verzorgers;

    • dagelijkse organisatie van het huishouden;

    • advies, instructie (aanleren) en voorlichting gericht op het huishouden.

      1.2 De leefeenheid is primair zelf verantwoordelijk

    Indien tot de leefeenheid, waarvan de burger deel van uitmaakt, één of meer huisgenoten behoren die beschikbaar en in staat zijn het huishoudelijk werk te verrichten/over te nemen, komt men conform artikel 9 lid 4 van de Verordening voorzieningen Wmo Voerendaal 2011 niet in aanmerking voor hulp bij het huishouden. Wij spreken dan van 'gebruikelijke zorg' (voor verdere uitwerking zie hoofdstuk 3).

    Onder huisgenoot wordt verstaan 'een persoon die- ofwel op basis van een familieband, ofwel op basis van een bewuste keuze- één huishouden vormt/samen een gemeenschappelijke woning bewoont met de persoon die beperkingen ondervindt'.

    Onder een leefeenheid wordt verstaan 'alle bewoners die een gemeenschappelijke woning bewonen met als doel een duurzaam huishouden te voeren'.

    Onder duurzaam huishouden wordt verstaan 'alle huisgenoten met een gezamenlijke huisvesting, die samen bijdragen in de kosten van de huishouding danwel het op een andere wijze in elkaars verzorging voorzien'.

    Om vast te stellen of iemand in de gemeente Voerendaal woonachtig is, volstaat doorgaans het raadplegen van de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA).

    Uit onderzoek dient vastgesteld te worden waar de huisgenoot zijn duurzame huishouding voert.

    1.3 Huishoudelijke taken: uitstelbaar en niet-uitstelbaar

    Onder huishoudelijke taken vallen zowel de uitstelbare als de niet-uitstelbare taken. Het verzorgen van kinderen valt ook onder de hulp bij het huishouden.

    Niet-uitstelbare taken:

    • maaltijd opwarmen/verzorgen;

    • licht huishoudelijk werk;

    • de kinderen verzorgen/opvangen;

    • afwassen en opruimen;

    • dagelijkse organisatie van het huishouden voeren.

    Uitstelbare taken:

    • wasverzorging;

    • zwaar huishoudelijk werk: stofzuigen, sanitair en keuken schoonmaken, bedden verschonen;

    • boodschappen doen.

    Indien gebruikelijke zorg van toepassing is, heeft dit betrekking op beide soorten huishoudelijke taken.

    De daadwerkelijke invulling hangt af van de persoonlijke situatie van de burger en zijn omgeving.

    1.4 Aantoonbare beperkingen / revalidatie

    Om in aanmerking te komen voor een voorziening in het kader van de Wmo, dient er sprake te zijn van aantoonbare beperkingen op grond van een aandoening, beperking, handicap of probleem die het noodzakelijk maken de burger te compenseren ten aanzien van onder andere het voeren van het huishouden. Vaststelling van deze beperkingen vindt plaats op objectieve wijze en kan ondersteund worden door een medische beoordeling.

    Wanneer bepaalde aandoeningen die de oorzaak vormen voor de huishoudelijke beperkingen naar de mening van de arts nog behandelmogelijkheden biedt, kan in de regel geen hulp bij het huishouden worden geïndiceerd. Het gaat hierbij dan met name om medisch moeilijk objectiveerbare beperkingen en beperkingen ten gevolge van psychische problematiek. Hulp bij het huishouden kan in een dergelijke situatie antirevaliderend werken. Dit moet worden vastgesteld door een medisch adviseur.

    Echter, hulp bij het huishouden kan wél ingezet worden ter ondersteuning van een behandeling en/of revalidatie. De duur van de indicatie zal afhankelijk zijn van de duur van het behandel- of revalidatietraject.

    1.5 Planbare zorg

    Indien zorg vooraf planbaar is (bijv. wanneer de operatiedatum tijdig bekend is) en de hulp is ≤ 6 weken noodzakelijk, bestaat er geen indicatie voor hulp bij het huishouden. De aanvrager heeft voldoende tijd gehad om zelf tot een oplossing te komen voor de (tijdelijke) beperkingen in het voeren van het huishouden. Indien blijkt dat aanvrager zelf geen hulp heeft kunnen vinden en kan aantonen welke mogelijkheden hij/zij heeft onderzocht, kan alsnog een (tijdelijke) indicatie voor hulp bij het huishouden worden afgegeven.

    Er kan ook een indicatie voor hulp bij het huishouden worden afgegeven wanneer onverwacht hulp noodzakelijk is en de zorg niet te plannen was. Dit kan ook voor een periode van ≤ 6 weken zijn.

  • 2.

    Voorliggende voorzieningen

In eerste instantie zal worden bekeken of de burger eigen oplossingen kan inzetten om zijn/haar beperkingen te compenseren. Indien dit het geval is, is compensatie door middel van een individuele Wmo-voorziening niet noodzakelijk. Voorbeelden van eigen oplossingen zijn:

  • Gebruikelijke zorg: tijdens het huisbezoek wordt beoordeeld of eventuele huisgeno(o)t(en) in staat is/zijn om het huishouden geheel/gedeeltelijk over te nemen (zie hoofdstuk 3).

  • Mantelzorg: de eventuele mogelijkheid van inzet van kinderen, familie, kennissen, vrienden, buurtgenoten wordt tijdens het huisbezoek in kaart gebracht.

  • Voorliggende voorzieningen: tijdens het huisbezoek wordt beoordeeld of er gebruik kan worden gemaakt van voorliggende voorziening(en) (zie paragraaf 2.1).

Voorliggende voorzieningen zijn voorzieningen waar op grond van enige andere regeling aanspraak bestaat. Het gaat hierbij om een grote diversiteit aan algemene, algemeen gebruikelijke en specifieke wettelijke regelingen, waarbij de afbakening ten opzichte van de Wmo niet altijd even scherp is geregeld.

Een voorliggende voorziening is per definitie geen individuele voorziening en de Wmo-regels rond eigen bijdragen/eigen aandeel gelden niet.

Een voorliggende voorziening moet:

  • daadwerkelijk beschikbaar zijn;

  • door belanghebbende financieel gedragen kunnen worden;

  • adequate compensatie bieden

Als dit niet het geval is, dan is er geen sprake van een voorliggende voorziening.

Niet relevant is of men gebruik wilt maken van een voorliggende voorziening. Het is in principe ook niet relevant welke kosten aan de voorliggende voorziening zijn verbonden, tenzij sprake zou kunnen zijn van een zogenaamd extreem laag inkomen dat door kosten (o.a. van voorliggende voorziening(en)) die zijn ontstaan uit ziekte of het probleem onder de bijstandsnorm uitkomt of dreigt uit te komen.

In sommige situaties kan zo nodig verwezen worden naar en/of overleg gepleegd worden met afdeling Sociale zaken (Kompas).

De voorliggende voorzieningen kunnen onderverdeeld worden in diverse categorieën, die in onderstaande paragrafen zijn uitgewerkt.

2.1 Lokale voorliggende voorzieningen

Dergelijke voorzieningen zijn niet speciaal bedoeld voor mensen met een handicap, zodat de voorziening ook op grote schaal door niet-gehandicapten kan worden gebruikt. Te denken valt aan (niet limitatief):

  • sociale alarmering;

  • was- en strijkservice

  • boodschappen bezorgservice;

  • maaltijd bezorgservice;

  • eetcafé in Zorgcentrum 't Brook;

  • klussendienst

  • glazenwasser;

  • hondenuitlaatservice;

  • kinderopvang in al zijn verschijningsvormen (bijv. crèche, kinderdagverblijf, overblijven op school)

  • voor- en naschoolse opvang

  • schoonmaken/onderhouden van algemene ruimtes bij een huurwoning

    2.1.1. Maaltijdservice

    Maaltijdservice is alleen een voorliggende voorziening indien de maaltijdservice daadwerkelijk beschikbaar is, door belanghebbende financieel gedragen kan worden en adequate compensatie biedt.

    Indien belanghebbende gebruik kan maken van maaltijdservice, hoeft er geen hulp bij het huishouden te worden verstrekt voor het bereiden van maaltijden.

    Bij de beoordeling of maaltijdservice compenserend is, moet naast bovenstaande punten rekening worden gehouden met een dieet of speciale voeding die voor belanghebbende noodzakelijk is en niet regulier verkrijgbaar is via de maaltijdservice. Tevens kan ook rekening worden gehouden met de wijze waarop belanghebbende het voedsel tot zich kan nemen (bijv. gepureerd) en of het eten op deze noodzakelijke wijze door de beschikbare maaltijdservice(s) aangeleverd kan worden.

    Naast voorgenoemde redenen kan koken in uitzonderlijke situaties ook geïndiceerd worden wanneer bijvoorbeeld sprake is van jonge gezinnen met kinderen of in geval van terminaliteit.

    Wanneer huisgenoten door onvoldoende kennis en vaardigheden niet in staat zijn om te koken, kan een tijdelijke indicatie worden afgegeven worden voor het aanleren hiervan. De taak wordt dan niet overgenomen maar via instructies gestuurd. De geldigheidsduur hiervoor is afhankelijk van de situatie.

    Wanneer iemand de maaltijdservice niet kan betalen, kan in sommige situaties verwezen worden naar en/of overleg gepleegd worden met afdeling Sociale zaken (Kompas).

    2.1.2. Boodschappendienst

    Boodschappendienst is alleen een voorliggende voorziening indien de boodschappendienst daadwerkelijk beschikbaar is, door belanghebbende financieel gedragen kan worden en adequate compensatie biedt.

    Nagegaan dient te worden of belanghebbende (met hulp) in staat is om een boodschappenlijst op te stellen, telefonisch/ via internet een bestelling voor de noodzakelijke boodschappen te doen en om de boodschappen op te bergen.

2.2 Algemeen gebruikelijke voorzieningen / inzet (technische) hulpmiddelen

Een algemeen gebruikelijke voorziening is een voorziening waarover de aanvrager, gezien zijn individuele situatie, ook zonder zijn handicap of beperking, zou kunnen beschikken.

Een dergelijke voorziening moet voldoen aan de volgende voorwaarden:

  • is niet speciaal bedoeld voor mensen met een handicap, zodat de voorziening ook op grote schaal door niet-gehandicapten wordt gebruikt, en

  • is gewoon in een normale winkel te koop en niet speciaal in revalidatie-vakhandel of soortgelijke winkels, en

  • is qua prijs niet (aanzienlijk) duurder dan vergelijkbare producten met hetzelfde doel.

Wat in een concrete situatie als algemeen gebruikelijk te beschouwen is, hangt af van de geldende maatschappelijke normen van het moment van de aanvraag.

De Centrale Raad heeft aangegeven dat als het gaat om vervanging van een voorziening die (nog lang) niet afgeschreven is én als het gaat om een persoon die een inkomen heeft dat door onvermijdbare kosten op grond van de handicap onder de bijstandsnorm komt, wellicht een uitzondering op dit principe gemaakt moet worden.

Onder algemeen gebruikelijke (technische) hulpmiddelen wordt onder andere gezien:

  • (af)wasmachine;

  • wasdroger;

  • verhoging voor een wasmachine;

  • stofzuiger / kruimelzuiger;

  • swiffer;

  • duster;

  • wringer etc.

Deze hulpmiddelen dienen uit oogpunt van een verantwoorde werkomstandigheden aanwezig te zijn voor de medewerker van de thuiszorgorganisatie.

Er kan geen indicatie voor hulp bij het huishouden afgegeven worden als de belemmeringen die de burger ervaart ten aanzien van zijn huishouden, opgelost kunnen worden met een (tweede) (technisch) hulpmiddel(en).

Daarnaast kunnen ook woonvoorzieningen zoals keukenaanpassingen, de aanschaf en het plaatsen van een verhoging voor een wasmachine of wasdroger of woningsanering voor een oplossing of vermindering van het ervaren problemen in het huishouden zorgen.

Als een (technisch) hulpmiddel niet aanwezig is of gerealiseerd kan worden, maar wel een adequate oplossing biedt of een belangrijke bijdrage aan een oplossing / vermindering van de belemmeringen,

gaat dit voor op het inzetten van hulp bij het huishouden.

Hierbij kan geen rekening gehouden worden met persoonlijke opvattingen over de inzet van hulpmiddelen.

Als een cliënt aangeeft niet over de financiële middelen te beschikken voor aanschaf van (technische) hulpmiddelen, dan kan in sommige situaties zo nodig verwezen worden naar en/of overleg gepleegd worden met afdeling Sociale zaken (Kompas).

Ook kunnen sommige hulpmiddelen gefinancierd zijn/worden uit een andere betalingsregeling gericht op of aangepast aan de handicap van de burger (AWBZ, zorgverzekering of Wmo)

2.3 Wettelijke voorliggende voorzieningen

In artikel 2 van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) is bepaald dat er geen aanspraak op maatschappelijke ondersteuning bestaat, voor zover met betrekking tot de problematiek die in het gegeven geval aanleiding geeft voor de noodzaak tot ondersteuning, een voorziening op grond van een andere wettelijke bepaling bestaat. Te denken valt aan:

  • Wet op primair onderwijs

  • Wet op voortgezet onderwijs

  • AWBZ

  • Zorgverzekeringswet (Zvw)

  • Wet op Jeugdzorg

  • Wet Inkomen en Arbeid (WIA)

  • de Wet op Kinderopvang.

Het gaat hierbij om een grote diversiteit aan algemene en specifieke wettelijke regelingen, waarbij de afbakening ten opzichte van de Wmo niet altijd even scherp is geregeld. In dergelijke gevallen dient de individuele situatie bekeken en beoordeeld te worden.

Wanneer wettelijke voorliggende voorzieningen zijn die een adequate oplossing bieden voor het probleem van de zorgvrager, dient de hulpvrager daar gebruik van te maken en bestaat er geen aanspraak op een individuele voorziening in het kader van de Wmo.

2.4 Particuliere huishoudelijke hulp

In de huidige tijd hebben veel mensen een particuliere huishoudelijke hulp. Dit wordt ingegeven door een veelvoud aan factoren, denk bijvoorbeeld aan tweeverdieners.

Wanneer er in de financiële situatie van de aanvrager een nadrukkelijke verandering is opgetreden - bijvoorbeeld bij verlies van de baan of arbeidsongeschikt raken ten gevolge van beperking(en) – is het soms financieel gezien niet mogelijk om de particuliere hulp voort te zetten.

Alleen als er daadwerkelijk een forse aantoonbare verschuiving is opgetreden in inkomen door het ontstaan van (een) beperking(en), is het mogelijk om (volledig) aanspraak te maken op de voorziening hulp bij het huishouden. Een burger kan zijn particuliere hulp niet om andere dan bovengenoemde reden onder de Wmo schuiven.

Indien een cliënt reeds een particuliere hulp heeft, maar extra hulp wenst (vanuit de Wmo), dan dient de bruto zorgbehoefte van de cliënt worden bepaald in uren en minuten. Daarvan wordt de hoeveelheid uren particuliere hulp afgetrokken. Voor het aantal overblijvende uren kan een positief advies voor hulp bij het huishouden worden afgegeven.

Indien de particuliere hulp stopt om welke reden dan ook en de hulpvraag blijft bestaan, kan er, indien de aanvrager niet zelf een particuliere huishoudelijke hulp kan vinden, alsnog een beroep gedaan worden op de Wmo.

2.5 Individuele voorziening in het kader van de Wmo

Indien tijdens de beoordeling is vastgesteld dat:

  • bij de burger sprake is van aantoonbare beperkingen op grond van een aandoening, beperking, handicap of probleem die het noodzakelijk maken om hem/haar te compenseren ten aanzien van onder andere het voeren van het huishouden en;

  • de burger geen of maar deels eigen oplossingen kan inzetten en;

  • de burger niet of gedeeltelijk gebruik kan maken van aanwezige voorliggende voorzieningen;

zal een individuele voorziening in het kader van de Wmo (in de vorm van hulp bij het huishouden) ingezet worden. De omvang van de hulp bij het huishouden wordt bepaald door de noodzakelijk over te nemen huishoudelijke werkzaamheden en de bijbehorende normtijden welke zijn vastgelegd in hoofdstuk 4.

3.Gebruikelijke Zorg

Gebruikelijke zorg is de normale, dagelijkse zorg die huisgenoten, partners of ouders en inwonende kinderen (> 18 jaar) geacht worden elkaar onderling te bieden, omdat ze als leefeenheid gemeenschappelijk een woning bewonen en op die grond een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben voor het functioneren van het huishouden. Gebruikelijke zorg is ook alleen aan de orde als er een leefeenheid is die gemeenschappelijk een woning bewoont. Uitwonende kinderen vallen hier dus buiten.

Het principe van gebruikelijke zorg heeft een verplichtend karakter en hierbij wordt geen onderscheid

gemaakt op basis van sekse, religie, cultuur, gezinssamenstelling, de wijze van inkomensverwerving, drukke werkzaamheden, lange werkweken of persoonlijke opvattingen over het verrichten van huishoudelijke werkzaamheden. Indien tijdens de beoordeling van de aanvraag blijkt dat een huisgenoot de huishoudelijke taken deels of geheel kan uitvoeren/overnemen, dan komt de burger niet of slechts gedeeltelijk in aanmerking voor hulp bij het huishouden.

Is sprake van een latrelatie, dan zal de gemeente nagaan of en in hoeverre de partner bij kan dragen aan het huishouden

Niet gewend zijn of vaardigheden missen

Redenen als 'niet gewend zijn om' of 'geen huishoudelijk werk willen en/of kunnen verrichten' leiden niet tot een aanspraak op huishoudelijke hulp. In die situaties kan een tijdelijke indicatie worden afgegeven voor het aanleren van huishoudelijke taken. De taak wordt dan niet overgenomen maar via instructies aangeleerd/gestuurd. Ook studie en werkzaamheden vormen in principe geen reden om van gebruikelijke zorg af te zien. Immers, iedereen die werkt zal naast zijn werk het huishouden moeten doen of hier eigen oplossingen voor zoeken (bijv. inhuren particuliere hulp) zonder hiervoor een beroep te doen op de Wmo.

3.1 Uitzonderingen voor gebruikelijke zorg

In een aantal situaties waarbij er sprake is van een duurzaam huishouden mag wel worden afgeweken van het principe van 'gebruikelijke zorg':

Medisch geobjectiveerde aandoening

Als uit objectief onderzoek blijkt dat een huisgenoot aantoonbare beperkingen heeft op grond van een aandoening, beperking, handicap of probleem, waardoor redelijkerwijs de taken niet overgenomen kunnen worden, is 'gebruikelijke zorg' niet van toepassing.

Symptomen die zouden kunnen wijzen op overbelasting

Overbelasting kan worden veroorzaakt door een combinatie van symptomen van lichamelijke en/of psychische aard en wordt bepaald door in- en uitwendige factoren.

Met andere woorden; in exact dezelfde situatie zal de ene huisgenoot wel overbelast kunnen raken, terwijl een andere huisgenoot hier geen of minder last van heeft.

Het is daarom van belang zorgvuldig onderzoek te doen naar de verhouding tussen draagkracht (belastbaarheid) en draaglast (belasting) en symptomen die kunnen wijzen op overbelasting.

Wanneer dreigende overbelasting wordt veroorzaakt door een combinatie van werk, gebruikelijke zorg en andere activiteiten dan werk en huishouden, gaan werk en gebruikelijke zorg voor.

In veel gevallen wordt een medisch adviseur daarbij ingeschakeld ter beoordeling.

In principe zal overname van huishoudelijke taken voor een korte duur zijn, te denken valt aan 3-6 maanden. In deze periode wordt de leefeenheid de gelegenheid gegeven de onderlinge taakverdeling aan de ontstane situatie aan te passen.

(Dreigende) overbelasting door het verlenen van AWBZ-zorg

Uit jurisprudentie blijkt dat in situaties waarin (dreigende) overbelasting is door het verlenen van AWBZ-zorg de aanvraag voor huishoudelijke hulp niet per definitie afgewezen kan worden.

Als een huisgenoot aangeeft dat er sprake is van (dreigende) overbelasting door de combinatie van (huishoudelijk) werk én de verzorging van een zieke huisgenoot, dienen deze klachten te worden geobjectiveerd. Het oordeel van een arts is hierbij noodzakelijk naast het horen van de huisgenoot.

Daarbij dienen onderstaande zaken onderzocht te worden:

  • aard en intensiteit van de verleende zorg, tezamen met de medische problematiek van de burger;

  • is er sprake van onplanbare zorg?

  • worden meer uren AWBZ zorg geleverd dan geïndiceerd (bieden van mantelzorg)?

  • heeft huisgenoot mogelijk een (deel van) betaalbare baan opgezegd om AWBZ zorg te verlenen?

  • verhouding draaglast en draagkracht.

(Dreigende) overbelasting bij korte levensverwachting

In terminale situaties is overleg met de huisgenoten over wat draagbaar is zeer belangrijk. In deze situaties mag er soepeler worden omgegaan met het principe „gebruikelijke zorg‟.

Is de levensverwachting van de burger minder dan 3 maanden, wat door de behandelend arts dient te worden bevestigd, vindt een soepelere beoordeling van gebruikelijke zorg plaats.

(Dreigende) overbelasting na overlijden ouder

Indien een burger aangeeft overbelast te zijn door de combinatie van werk en de verzorging van de inwonende kinderen vanwege het plotseling overlijden van de andere (inwonende) ouder, kan kortdurend huishoudelijke taken worden overgenomen.

Te denken valt aan een periode van 3-6 maanden zodat de leefeenheid de gelegenheid gegeven wordt de taakverdeling aan de ontstane situatie aan te passen of om andere (structurele) oplossingen te zoeken.

Voorkomen van crisis en ontwrichting bij verzorging en opvang van gezonde kinderen

Indien opvang van gezonde kinderen noodzakelijk is, heeft de inzet van voorliggende voorzieningen en/of mantelzorg een verplichtend karakter. Gebruik van voorliggende voorzieningen zoals voor- en naschoolse opvang, gastouderopvang, kinderopvang en crèche etc. is gangbaar tot en met 5 dagen per week.

Als deze niet beschikbaar zijn, niet adequaat zijn, niet financieel gedragen kunnen worden of uitgeput zijn, is inzet van hulp voor oppas en opvang van kinderen voor een korte periode mogelijk (niet structureel).

Te denken valt aan een periode van 3-6 maanden, zodat de ouder(s) de gelegenheid krijgt een eigen (structurele) oplossing te vinden.

Ook hulp bij de verzorging van kinderen kan voor een periode van 3-6 maanden onder de noemer hulp bij het huishouden worden toegekend, zodat de ouder(s) de gelegenheid krijgt om hiervoor een eigen (structurele) oplossing te vinden.

Mate van leerbaarheid

Als van een huisgenoot, ongeacht leeftijd, in redelijkheid niet (meer) kan worden verondersteld dat een

(deel van een) nieuwe huishoudelijke taak nog is te trainen en aan te leren, kan dit leiden tot een indicatie voor (gedeeltelijke) overname van een of meer huishoudelijke taken die anders tot de „gebruikelijke zorg‟ zouden worden gerekend. Taken die wel nog te trainbaar zijn, dienen aangeleerd te worden.

Fysieke afwezigheid in verband met werk

Bij het bepalen van de beschikbaarheid van gebruikelijke zorg, houdt het college geen rekening met drukke werkzaamheden, lange werkweken of veel reistijd.

In het algemeen houdt het college alleen rekening met personen die vanwege hun werkzaamheden langdurig van huis zijn. Dit is bijvoorbeeld bij internationaal vrachtwagenchauffeurs, medewerkers in de

off-shore of mariniers. Het gaat namelijk te ver deze mensen te dwingen een andere baan of functie te zoeken. De afwezigheid dient echter wel te voldoen aan de volgende kenmerken:

  • het is inherent aan het werk;

  • heeft een verplichtend karakter;

  • en is voor een aaneengesloten periode van tenminste 7 etmalen.

Indien iemands situatie voldoet aan bovenstaande kenmerken, is er in de periode van 7 etmalen of meer sprake van een eenpersoonshuishouden en kan geen gebruikelijke zorg worden geleverd.

N.B. Jurisprudentie is genuanceerder en gaat niet per definitie uit van de zeven etmalen. De CRvB noemt dat hierdoor ten onrechte wordt voorbij gegaan aan de vraag of de huisgenoot feitelijk kan voorzien in het verlenen van deze zorg. In de periode van afwezigheid is de huisgenoot niet in staat gebruikelijke zorg te leveren. Hierbij dient altijd de individuele situatie nauwkeurig onderzocht te worden.

In de berekening van de omvang van de hulp dient deze huisgenoot niet te worden meegerekend.

3.2 Zorgplicht voor gezonde kinderen

Ouders hebben een zorgplicht voor hun kinderen. Zij dienen te zorgen voor de opvoeding van hun kinderen, het zorgen voor hun geestelijke en lichamelijke welzijn en het bevorderen van de ontwikkeling van hun persoonlijkheid als ook zorg bij kortdurende ziekte. Gebruikelijke zorg voor kinderen bevat in ieder geval de aanwezigheid van een verantwoordelijke ouder of derde persoon. De hoeveelheid zorg is afhankelijk van de leeftijd en ontwikkeling van het kind (zie de opsomming onder het kopje 'Zorgplicht voor gezonde kinderen').

Uitval van ouder(s) (bij echtscheiding)

Uitval van één ouder

Bij uitval van één van de ouders dient de andere ouder de zorg voor de kinderen over te nemen. Hierbij wordt van hen verwacht dat zij maximaal zoeken naar eigen oplossingen: zorgverlof, mantelzorg en andere voorliggende voorzieningen.

(Gedeeltelijke) uitval van beide ouders

Indien beide ouders (gedeeltelijk) uitvallen dient eerst worden nagegaan wat mantelzorgers of voorliggende en algemeen gebruikelijke voorzieningen (zoals voor- en naschoolse opvang, gastouderopvang, Awbz-zorg, kinderopvang en crèche tot en met 5 dagen) kunnen opvangen. Als deze voorzieningen en/of mantelzorg niet beschikbaar zijn, niet adequaat zijn, niet financieel gedragen kunnen worden of uitgeput zijn, is inzet van hulp voor oppas, opvang en/of verzorging conform leeftijd en ontwikkeling van kinderen voor een korte periode mogelijk (bijv. in geval van overlijden of ernstig ziek worden van één van de ouders). Gedurende deze periode krijgen ouder(s) de gelegenheid om naar een eigen oplossing te zoeken of de taakverdeling aan de ontstane situatie aan te passen. Te denken valt aan een periode van 3-6 maanden.

Hetzelfde geldt voor uitval van de ouder in een één-oudergezin. Wanneer uitval naar verwachting meer dan 3 maanden gaat duren, moet naar een alternatieve oplossing buiten de Wmo worden gezocht.

Echtscheiding

De zorgplicht vervalt niet bij echtscheiding of beëindigen van de relatie.

Bij uitval van de verzorgende ouder moet onderzoek worden gedaan naar de mogelijkheid van opvang van de kinderen door de niet thuiswonende ouder. Hierbij dient rekening gehouden te worden met de eventueel door de rechtbank vastgelegde afspraken. Gedurende deze onderzoeksperiode, wanneer het kind bij de verzorgende -uitgevallen- ouder is, kan er een indicatie zijn voor opvang en/of verzorging.

Zorgplicht voor gezonde kinderen:

Kinderen van 0 tot en met 4 jaar:

  • kunnen niet zonder toezicht van volwassenen;

  • moeten volledig verzorgd worden; aan- en uitkleden, eten en wassen;

  • zijn tot 4 jaar niet zindelijk;

  • hebben begeleiding nodig bij hun sport/spel- en vrijetijdsbesteding, hebben dit niet in verenigingsverband;

  • zijn niet in staat zich zonder begeleiding in het verkeer te begeven.

Kinderen van 5 tot en met 11 jaar:

  • kunnen niet zonder toezicht van volwassenen;

  • hebben toezicht nodig (en nog maar weinig hulp) bij hun persoonlijke verzorging;

  • zijn overdag zindelijk en 's nachts merendeel ook;

  • sport- en hobbyactiviteiten in verenigingsverband, gemiddeld 2x per week;

  • hebben bij hun vrijetijdsbesteding alleen begeleiding nodig in het verkeer wanneer zij van en haar hun activiteiten gaan;

  • hebben vanaf 5 jaar een reguliere dagbesteding op school, oplopend van 22 tot 25 uur per week.

Kinderen van 12 tot en met 17 jaar:

  • hebben geen voortdurend toezicht nodig van volwassenen;

  • kunnen vanaf 12 jaar enkele uren alleen gelaten worden, kunnen vanaf 16 jaar dag en nacht alleen gelaten worden, kunnen vanaf 18 zelfstandig wonen;

  • hebben geen hulp (en maar weinig toezicht) nodig bij hun persoonlijke verzorging;

  • sport- en hobbyactiviteiten in verenigingsverband, onbekend aantal keer per week;

  • hebben bij hun vrijetijdsbesteding geen begeleiding nodig in het verkeer;

  • hebben tot 18 jaar een reguliere dagbesteding op school/opleiding.

3.3 Bijdrage van kinderen aan het huishouden

In geval de leefeenheid van de zorgvrager mede bestaat uit kinderen, dan wordt ervan uitgegaan dat de kinderen, afhankelijk van hun leeftijd/ontwikkelingsfase en psychosociaal functioneren, een bijdrage kunnen leveren aan de huishoudelijke taken.

  • Kinderen tot 5 jaar leveren geen bijdrage aan de huishouding;

  • Kinderen van 5 tot en met 12 jaar worden naar hun eigen mogelijkheden betrokken bij lichte huishoudelijke werkzaamheden als opruimen, tafel dekken/afruimen, afwassen/afdrogen, een boodschap doen, kleding in de wasmand doen;

  • Kinderen van 13 tot en met 17 jaar kunnen opruimen, tafel dekken/afruimen, afwassen/afdrogen, een boodschap doen, kleding in de wasmand doen, eigen kamer op orde houden, d.w.z. rommel opruimen, stofzuigen, bed verschonen;

  • Huisgenoten van 18-23 jarige worden verondersteld een eenpersoonshuishouden te kunnen voeren. Het gaat hierbij om de volgende taken:

    • schoonhouden van sanitaire ruimte;

    • keuken en één kamer;

    • de was doen;

    • boodschappen doen;

    • maaltijd verzorgen;

    • afwassen en opruimen.

Indien nodig kan opvang en/of opvang van jongere gezinsleden tot hun taken horen.

•Huisgenoten vanaf 23 jaar kunnen de huishoudelijke taken volledig overnemen (meerpersoonshuishouden voeren) wanneer de burger uitvalt.

3.4 Uitzonderingen bij bijzondere typen leefsituaties

Bij een aantal type leefsituaties wordt anders omgegaan met het begrip 'duurzaam huishouden', waardoor er mogelijk geen/beperkt sprake zal zijn van 'gebruikelijke zorg'.

Kamer huren bij burger

Als een burger een kamer verhuurt aan derden, wordt de huurder niet tot de leefeenheid gerekend. De huurder wordt in staat geacht de gehuurde ruimte(n) schoon te houden en een evenredige bijdrage te leveren aan de gezamenlijke ruimten.

Mochten er door de verhuurder afspraken zijn gemaakt over het schoonmaken van de gehuurde ruimte, kan de verantwoordelijkheid voor deze afspraken (mogelijk tegen betaling) niet afgewenteld worden op de Wmo op het moment de verhuurder niet meer in staat is deze afspraken zelf na te komen.

In de berekening van de omvang van de hulp bij het huishouden wordt het schoonmaken van de gehuurde ruimte(n) niet meegerekend.

Dit soort type bewoning moet door middel van kamercontract aangetoond kunnen worden. Tevens mag er aantoonbaar geen sprake zijn van het voeren van een gezamenlijke huishouding.

Een burger woont zelfstandig, met meerdere mensen in één huis, zonder hiermee een leefeenheid te vormen

Een burger woont zelfstandig, met meerdere mensen in één huis zonder hiermee een leefeenheid te vormen. Met andere woorden; de burger vormt geen duurzaam huishouden met de huisgenoten.

In dergelijke situaties heeft men in ieder geval wel een eigen woon/slaapkamer en de overige ruimten worden in meer of mindere mate gemeenschappelijk gebruikt.

In de berekening van de omvang van hulp, wordt het schoonmaken van de eigen woonruimte(n) en slechts een evenredig deel van de gemeenschappelijke ruimten meegerekend.

Leef- en woongemeenschappen

Een burger woont zelfstandig met meerdere mensen in één gebouw én vormt hiermee wel een leefeenheid. Met andere woorden; burger vormt een duurzaam huishouden met de huisgenoten. Vrijwel alle leefgemeenschappen kennen een of meer gezamenlijke bindende factoren, meestal met een religieuze of spirituele inhoud.

Een voorbeeld hiervan zijn kloostergemeenschappen waarbij er sprake is van een leefeenheid, maar de taakverdeling zich niet leent voor overname.

In die situaties kan een burger hulp krijgen voor het schoonmaken van de eigen kamer en een evenredig deel van het schoonmaken van de gemeenschappelijke ruimten die vallen binnen het niveau van de sociale woningbouw. Bibliotheken, gebedsruimtes etc. vallen buiten het niveau van de sociale woningbouw en behoren daardoor tot de eigen verantwoordelijkheid van de gemeenschap.

4.Normering huishoudelijke taken

Voor de hulp bij het huishouden zijn normtijden ontwikkeld waarin voor elke huishoudelijke activiteit een bepaald aantal minuten per week is vastgelegd. Van deze normtijden mag worden afgeweken, mits voldoende is gemotiveerd.

Jurisprudentie en normtijden

Uit de jurisprudentie blijkt dat het college, bij bepaling van het aantal uren hulp bij het huishouden in beginsel gebruik mag maken van de in het gemeentelijk beleid vastgelegde normtijden. Wel dient in dit beleid vermeld te worden dat het college op grond van individuele omstandigheden tot een hogere indicatie kan komen.

Het college dient op deze wijze in staat geacht te worden, te voldoen aan de in artikel 4 van de Wmo neergelegde compensatieplicht en zodoende een zorgvuldige afweging te maken waarbij persoonlijke kenmerken ook worden meegenomen.

Algemene uitgangspunten

Gemeente Voerendaal hanteert standaard normtijden waarbij rekening wordt gehouden met de volgende punten:

  • uitgangspunt bij het indiceren vormt de in gebruik zijnde ruimtes. De normtijden zijn vastgesteld voor de volgende elementaire ruimtes:

    • woonkamer

    • keuken

    • badkamer

    • toilet

    • slaapvertrek(ken)

    • hal

  • uitgegaan wordt van de maatstaf 'sociale woningbouw'. Het kunnen beschikken over een zeer grote woning (bijv. buitenhuis, villa, vrijstaande woning etc.) leidt niet tot verhoging van de normering daar het hier een persoonlijke keuze betreft;

  • bij sommige huishoudelijke taken kan er rekening worden gehouden met de aanwezigheid van kinderen en/of overige volwassen personen in de leefeenheid;

  • de burger is zelf verantwoordelijk voor een bij zijn persoonlijke (gezondheids)situatie passende inrichting van de woning. Te denken valt aan: gladde vloeren, karpetten, sanering.

  • alleen in specifieke situaties kan meerzorg geïndiceerd worden. Indien noodzakelijk zal een medisch onderzoek duidelijkheid geven over de noodzaak tot meerzorg.

Boodschappen voor het dagelijks leven doen

Omschrijving

  • boodschappenlijstje opstellen en/of bestellen

  • boodschappen inkopen (in uitzonderlijke situatie)

  • boodschappen opruimen

Normtijd

Boodschappenlijstje opstellen en/of bestellen 15 minuten per week

Boodschappen inkopen (alleen in uitzonderlijke situatie) 30 minuten per week

Boodschappen opruimen 15 minuten per week

Factoren meer hulp

Geen

Bijzonderheden

De boodschappenservice is algemeen gebruikelijk en voorhanden. Daarom wordt het boodschappen inkopen niet geïndiceerd (op uitzonderlijke situaties na, zie paragraaf 2.1.2.).

Indien sprake is van regieproblematiek of dusdanige (fysieke) beperkingen waardoor de burger niet in staat is om zelf een boodschappenlijst op te stellen, eventueel door te bellen/mailen en om de boodschappen op te ruimen, kan dit geïndiceerd worden.

Broodmaaltijd bereiden

Omschrijving

  • tafel dekken / broodmaaltijd klaarzetten

  • koffie/thee zetten

  • broodmaaltijd bereiden (brood smeren/drinken inschenken)

  • tafel afruimen

  • afwassen/vaatwasser inruimen

Normtijd

15 minuten per keer, maximaal 2x per dag

Factoren meer hulp

Kinderen < 12 jaar 20 minuten per maaltijd

Bijzonderheden

Geen

Warme maaltijd bereiden

Omschrijving

  • warme maaltijd opwarmen OF warme maaltijd (voor)bereiden en koken

  • tafel dekken

  • koffie/thee zetten

  • warme maaltijd klaarzetten

  • afruimen

  • afwassen/vaatwasser inruimen

Normtijd

Opwarmen van warme maaltijd 15 minuten per dag

Koken van warme maaltijd (alleen in uitzonderlijke situatie) 30 minuten per dag

Factoren meer hulp

Geen

Bijzonderheden

Maaltijdservice, kant en klaarmaaltijden etc. gelden als voorliggende voorzieningen.

In uitzonderlijke situaties kunnen alsnog maaltijden gekookt worden (zie paragraaf 2.1.1. voor uitgebreide toelichting)

Licht huishoudelijk werk

Omschrijving

  • stof afnemen/raggen

  • bedden opmaken

  • opruimen

  • afwassen/vaatwasser in- en uitruimen

  • hand en spandiensten

Normtijd

≤ 2 slaapkamers in gebruik 45 minuten per week

≥ 3 slaapkamers in gebruik 60 minuten per week

Factoren meer hulp

•allergie of aandoening aan de luchtwegen in een gesaneerde

woning (afhankelijk van de klachten en de mate hiervan) maximaal 30 minuten per week

Bijzonderheden

Indien licht huishoudelijk werk én maaltijdvoorziening worden geïndiceerd, dan tijd in mindering brengen (bij licht huishoudelijk werk) omdat afwassen (handmatig of afwasmachine in- en uitruimen) ook opgenomen is bij maaltijdverzorging.

Te minderen tijd voor handmatig afwassen is 20 minuten per keer en vaatwasser in- en uitruimen 10 minuten per keer.

Indien de cliënt wel in staat is licht huishoudelijk werk te verrichten, maar niet de maaltijdverzorging, dan wordt verwacht dat de cliënt zelf afwas kan voorspoelen.

Zwaar huishoudelijk werk

Omschrijving

  • stofzuigen

  • dweilen

  • schrobben

  • sanitair schoonhouden

  • keuken schoonhouden

  • bed verschonen

  • ramen binnenshuis lappen

  • opruimen huishoudelijk afval

  • verzorging planten

  • verzorging dieren

Normtijd

≤ 2 slaapkamers in gebruik 70 minuten per week

≥ 3 slaapkamers in gebruik 110 minuten per week

Factoren meer hulp

  • aanwezigheid van een extra persoon 30 minuten per week per persoon

    (max. 2 pers.)

  • woning met trappenhuis (dagelijks in gebruik) 20 minuten per week

  • psychogeriatrische, gedragsproblematiek of

hoge vervuilingsgraad t.g.v. de lichamelijke beperkingen 30 minuten per week

•allergie of aandoening aan de luchtwegen in een gesaneerde maximaal 30 minuten per week

woning (afhankelijk van de klachten en de mate hiervan)

Bijzonderheden

Er wordt geen extra tijd ingezet voor het schoonmaken/onderhouden van algemene/gezamenlijke ruimtes bij een huurwoning. Bewoners kunnen dit namelijk via de woningstichting laten uitvoeren (servicekosten). Voor de verzorging van dieren wordt geen extra tijd berekend, dit is al verdisconteerd in de berekening van de normtijd.

Wasverzorging

Omschrijving

  • wasgoed sorteren

  • wasgoed wassen in de wasmachine

  • wasgoed drogen in de droger

  • wasgoed ophangen op waslijn/rekje en afhalen (indien droger niet aanwezig is)

  • wasgoed vouwen

  • strijken van bovenkleding

  • wasgoed opbergen

Normtijd

Eenpersoonshuishouden

  • volledige wasverzorging 45 minuten per week

  • vouwen/strijken en opbergen 25 minuten per week

Meerpersoonshuishouden

  • volledige wasverzorging 60 minuten per week

  • vouwen/strijken en opbergen 40 minuten per week

Alleen verzorging van grote stukken was 15 minuten per week

(wassen-drogen-vouwen-opbergen)

Factoren meer hulp

  • aanwezigheid kind (< 18 jaar) 15 minuten per kind

  • bedlegerigheid 20 minuten per week

  • extra bewassing t.g.v. overmatige transpiratie, incontinentie,

speekselverlies etc. 20 minuten per week

Bijzonderheden

Wat betreft het strijken van kleding worden er geen lakens, theedoeken, zakdoeken en ondergoed

etc. gestreken. Wat betreft de kleding wordt uitgegaan van een eigen verantwoordelijkheid ten

aanzien van de keuze van kleding, die in principe niet hoeft te worden gestreken.

Het plaatsen van de wasmachine op een sokkel wordt als voorliggende voorziening gezien als er beperkingen in het bukken zijn.

Ook een wasdroger wordt als voorliggende voorziening gezien wanneer belemmeringen worden ondervonden in het kunnen drogen van het wasgoed (bijv. ophangen en afhalen van het wasgoed).

Verzorging en/of tijdelijke opvang van kinderen

Omschrijving

Het gaat hierbij om een ouder die ten gevolge van beperkingen tijdelijk niet in staat is de verzorging en/of opvang van gezonde kinderen uit te voeren.

Denk daarbij aan de persoonlijke verzorging, begeleiding en opvoedingsactiviteiten.

Voor uitgebreide toelichting zie paragraaf 3.2

Normtijd

Voor kinderen tot 7 jaar geldt:

  • naar bed brengen 10 minuten per keer per kind

  • uit bed halen 10 minuten per keer per kind

  • wassen en kleden 30 minuten per dag per kind

  • eten en/of drinken geven 20 minuten per broodmaaltijd

    25 minuten per warme maaltijd

  • babyvoeding (flesje geven) 20 minuten per keer per kind

  • luier verschonen 10 minuten per keer per kind

  • naar school/kinderdagverblijf/peuterspeelzaal brengen 15 minuten per keer per gezin

Factoren meer hulp

  • indien opvang noodzakelijk is tot 40 uur per week, max. 3 maanden

  • gedragsproblematiek bij kinderen nader te bepalen

  • gezondheidssituatie / functioneren kinderen / huisgenoten nader te bepalen

Bijzonderheden

Er dient eerst onderzocht te worden of sprake is van specifieke voorliggende voorzieningen voor opvang, zoals: zorgverlof, crèche, kinderopvang, buitenschoolse/tussenschoolse opvang, gastouder etc.

Indien voorliggende voorzieningen/sociaal netwerk/mantelzorger(s) geen oplossing kunnen bieden,

kan het bij eventuele tijdelijke opvang gaan om die tijden dat de partner vanwege werkzaamheden niet thuis is. Dat kan dus gaan om maximaal 40 uur, bij een 40-urige werkweek, plus de noodzakelijke

reistijden.

Dagelijkse organisatie van het huishouden

Omschrijving

  • organisatie van huishoudelijke activiteiten

  • plannen en beheren van middelen m.b.t. het huishouden

Normtijd

  • licht tot matige problematiek 30 minuten per week

  • matig tot ernstige problematiek 45 minuten per week

Factoren meer hulp

Geen

Bijzonderheden

Geen

Advies, instructie en voorlichting

Omschrijving

  • instructie in omgang met (technische) hulpmiddelen

  • instructie in uitvoer van huishoudelijke taken

(boodschappen doen, maaltijden bereiden, licht huishoudelijk werk, zwaar huishoudelijk werk, wasverzorging en dagelijkse organisatie van het huishouden)

Normtijd

30 minuten per activiteit, maximaal 90 minuten per week. Dit komt bovenop de normtijd die geldt voor overname van de activiteit.

Factoren meer hulp

Geen

Bijzonderheden

Maximale duur is 6 weken.

Aldus vastgesteld door het college van de Gemeente Voerendaal op 20-8-2013.

De secretaris, De burgemeester,

H.H.M. Timmermans drs. E.A.J. Sprokkel