Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Voorschoten houdende regels omtrent de rekenkamercommissie (Verordening op de Rekenkamercommissie Leidschendam-Voorburg, Oegstgeest, Voorschoten en Wassenaar 2014)

Geldend van 20-03-2019 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2019

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Voorschoten houdende regels omtrent de rekenkamercommissie (Verordening op de Rekenkamercommissie Leidschendam-Voorburg, Oegstgeest, Voorschoten en Wassenaar 2014)

De raad der gemeente Voorschoten;

 

Overwegende:

 

dat ingevolge de Gemeentewet elke gemeente dient te beschikken over een rekenkamer of rekenkamerfunctie;

 

dat de gemeenten Leidschendam-Voorburg heeft verzocht om aansluiting bij de rekenkamercommissie voor Wassenaar, Voorschoten en Oegstgeest;

 

dat het van belang is dat de afspraken over deze aansluiting worden vastgelegd in een  samenwerkingsovereenkomst;

 

gelet op het bepaalde in artikel 81oa van de Gemeentewet;

 

besluit:

 

Een samenwerkingsovereenkomst met de gemeenten Leidschendam-Voorburg, Oegstgeest en Wassenaar aan te gaan, zoals in ontwerp bijgevoegd.

 

Vast te stellen de Verordening op de Rekenkamercommissie Leidschendam-Voorburg, Oegstgeest, Voorschoten en Wassenaar overeenkomstig bijgevoegd ontwerp-besluit inclusief de daarbij behorende toelichting.

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    de rekenkamercommissie: de gezamenlijke rekenkamercommissie van de gemeenten Leidschendam-Voorburg, Oegstgeest, Voorschoten en Wassenaar ten behoeve van de uitoefening van de rekenkamerfunctie als bedoeld in artikel 81oa van de Gemeentewet;

  • b.

    doeltreffendheid: de mate waarin de beoogde maatschappelijke effecten van beleid ook daadwerkelijk worden behaald;

  • c.

    doelmatigheid: het realiseren van bepaalde prestaties met een zo beperkt mogelijke inzet van middelen;

  • d.

    rechtmatigheid: het in overeenstemming zijn met geldende wet- en regelgeving, waaronder gemeentelijke verordeningen, raadsbesluiten en collegebesluiten.

Artikel 2 De rekenkamercommissie

  • 1. Er is een commissie die wordt aangeduid als rekenkamercommissie.

  • 2. De rekenkamercommissie bestaat uit zes leden, te weten een voorzitter, een plaatsvervangend voorzitter en vier gewone leden.

Artikel 3 Bevoegdheid van de rekenkamercommissie

De rekenkamercommissie onderzoekt de doelmatigheid, de doeltreffendheid en de rechtmatigheid van het door het gemeentebestuur gevoerde bestuur. Een door de rekenkamercommissie ingesteld naar de rechtmatigheid van het door het gemeentebestuur gevoerde bestuur bevat geen controle van de jaarrekening als bedoeld in artikel 213, tweede lid, van de Gemeentewet.

Artikel 4 Benoeming leden

  • 1. De raad benoemt de leden van de rekenkamercommissie.

  • 2. De voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter van de commissie worden benoemd uit externen op een gezamenlijke voordracht van de gemeenteraden van Leidschendam-Voorburg, Oegstgeest, Voorschoten en Wassenaar.

  • 3. De vier overige leden worden benoemd op voordracht van de gemeenteraden van Leidschendam-Voorburg, Oegstgeest, Voorschoten en Wassenaar, elk voor één lid.

  • 4. De leden van de commissie worden benoemd voor een periode van maximaal vier kalenderjaren en kunnen maximaal één maal worden herbenoemd.

  • 5. Benoeming in een tussentijds ontstane vacature vindt plaats op voordracht van de gemeenteraad of –raden op wiens/wier voordracht benoeming van het vertrokken lid heeft plaatsgevonden.

  • 6. Op de leden zijn de artikelen 81e en 81h en van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

  • 7. Niet tot lid van de commissie kunnen worden benoemd raadsleden, commissieleden, fractievertegenwoordigers van de vier deelnemende gemeenten en ambtenaren, door het bestuur van één van de gemeenten Leidschendam-Voorburg, Oegstgeest, Voorschoten en Wassenaar of van de Werkorganisatie Duivenvoorde aangesteld.

  • 8. De leden van de commissie nemen niet deel aan een onderzoek indien daarbij hun onpartijdigheid in het geding komt.

  • 9. Over benoemingen vindt vooraf overleg plaats met de rekenkamercommissie.

Artikel 5 Eed of verklaring en belofte

De leden van de commissie leggen, alvorens zij hun functie kunnen uitoefenen, in een vergadering van de raad op wiens voordracht zij zijn benoemd en voor wat betreft de voorzitter en plaatsvervangend voorzitter in een vergadering van de raad van één van de drie gemeenten, in handen van de voorzitter van de raad de volgende eed (verklaring en belofte) af: “Ik zweer (verklaar) dat ik, om tot lid (voorzitter/plaatsvervangend voorzitter) van de rekenkamercommisie benoemd te worden, rechtstreeks noch middellijk, onder welke naam of voorwendsel ook, enige gift of gunst heb gegeven of beloofd.

Ik zweer (verklaar en beloof) dat ik, om iets in dit ambt te doen of te laten, rechtstreeks noch middelijk enig geschenk of enige belofte heb aangenomen of zal aannemen.

Ik zweer (beloof) dat ik getrouw zal zijn aan de Grondwet, dat ik de wetten zal zal nakomen en dat ik mijn plichten als lid van de rekenkamercommissie naar eer en geweten zal vervullen.

Zo waarlijk helpe mij God almachtig! (Dat verklaar en beloof ik!)”

Artikel 6 Einde van het lidmaatschap

  • 1. Het lidmaatschap van een lid van de commissie eindigt:

    • a.

      aan het einde van de periode waarvoor hij is benoemd;

    • b.

      op eigen verzoek;

    • c.

      bij aanvaarding van een functie die onverenigbaar is met het lidmaatschap van de rekenkamercommissie;

    • d.

      wanneer het lid bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak wegens misdrijf is veroordeeld, dan wel bij zulk een uitspraak een maatregel is opgelegd die vrijheidsbeneming tot gevolg heeft;

    • e.

      indien het lid bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak onder curatele is gesteld, in staat van faillissement is verklaard, surseance van betaling heeft verkregen of wegens schulden is gegijzeld.

    • f.

      als de raad besluit een lid met toepassing van artikel 7, lid 1 van deze verordening te ontslaan.

  • 2. De leden van de rekenkamercommissie kunnen door de raad op voordracht van de gemeenteraad of –raden op wiens/wier voordracht de benoeming heeft plaatsgevonden worden ontslagen bij gebleken ongeschiktheid, of wanneer zij door ziekte of gebreken niet meer in staat zijn hun functie naar behoren te vervullen.

Artikel 7 Verboden handelingen en nevenfuncties

  • 1. Het is de leden van de commissie verboden de handelingen te verrichten als bedoeld in het eerste lid van artikel 15 van de Gemeentewet, met dien verstande dat als daar gemeente of gemeentebestuur staat vermeld bedoeld worden (het bestuur van) de gemeenten Leidschendam-Voorburg, Oegstgeest, Voorschotenen Wassenaar. Het tweede lid van genoemd artikel 15 is eveneens van toepassing met dien verstand dat daar voor gedeputeerde staten moet worden gelezen de gemeenteraad. De raad kan op voordracht van de gemeenteraad of -raden op wiens/wier voordracht benoeming heeft plaatsgevonden en gehoord de rekenkamercommissie, een lid van de rekenkamercommissie dat heeft gehandeld in strijd met dit verbod uit zijn functie ontslaan.

  • 2. De leden overleggen jaarlijks per 1 januari aan de raad een lijst met daarin opgenomen de nevenfuncties die zij op dat moment vervullen.

Artikel 8 Vergoeding voor de werkzaamheden van de leden

  • 1. De leden van de rekenkamercommissie die geen lid zijn van de raad van de gemeente Leidschendam-Voorburg, Oegstgeest, Voorschoten en Wassenaar, ontvangen per maand voor de werkzaamheden voor de gezamenlijke rekenkamercommissie de volgende vergoeding (prijspeil 1 januari 2019):

    • -

      € 289,25 per maand voor leden;

    • -

      € 434.88 per maand voor de plaatsvervangend voorzitter

    • -

      € 578,50 per maand voor de voorzitter. Deze bedragen worden jaarlijks per 1 januari geïndexeerd met het percentage dat in tabel IV (vergoeding commissieleden) van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden wordt gehanteerd.

  • 2. Aan de leden wordt een vergoeding in de reis- en verblijfkosten toegekend:

    • a)

      voor reizen met eigen vervoermiddel: het bedrag als bedoeld in artikel 2, lid 1, van de Reisregeling binnenland;

    • b)

      voor reizen met het openbaar vervoer: op basis van de werkelijk gemaakte kosten;

    • c)

      voor verblijfkosten: de noodzakelijk gemaakte kosten voor maaltijden en logies.

  • 3. De in lid 1 en 2 genoemde vergoedingen komen ten laste van het budget van de rekenkamercommissie.

Artikel 9 De voorzitter

  • 1. De voorzitter draagt zorg voor:

    • a.

      het tijdig en periodiek bijeenroepen van de rekenkamercommissie;

    • b.

      het bewaken van de uitvoering van de onderzoeksopzet en de werkwijze;

    • c.

      het bevorderen van een zorgvuldige besluitvorming;

    • d.

      het tot stand komen van een onderzoeksrapport met conclusies en aanbevelingen;

    • e.

      het onderhouden van de contacten met de gemeenteraad, de ambtelijke organisatie, pers en anderen;

    • f.

      de aansturing van de ambtelijk secretaris van de rekenkamercommissie.

    • g.

      de overige arbeidsrechtelijke zaken met betrekking tot de ambtelijk secretaris van de rekenkamercommissie.

Artikel 10 De plaatsvervangend voorzitter

De plaatsvervangend voorzitter vervangt de voorzitter indien deze niet aanwezig kan zijn bij vergaderingen van de rekenkamercommissie en ondersteunt i.c. vervangt devoorzitter bij de overige taken zoals vermeld in artikel 9.

Artikel 11 De ambtelijke ondersteuning

  • 1. De raad wijst een ambtelijk secretaris van de rekenkamercommissie aan. Aanwijzing gebeurt in overleg met de rekenkamercommissie.

  • 2. De ambtelijk secretaris staat de commissie bij de uitvoering van haar taken terzijde en draagt daarbij onder meer zorg voor:

    • a.

      de procescoördinatie van de onderzoeken;

    • b.

      verslaglegging van de vergaderingen en de correspondentie van de commissie;

    • c.

      de vorming van dossiers.

  • 3. De ambtelijk secretaris legt rechtstreeks verantwoording af aan de

    rekenkamercommissie over de wijze waarop de ondersteunende taken worden verricht.

  • 4. De ambtenaren die werkzaamheden verrichten voor de rekenkamer, verrichten niet tevens werkzaamheden voor een ander orgaan van de gemeente.

Artikel 12 Reglement van orde

De rekenkamercommissie stelt een reglement van orde voor haar vergaderingen en andere werkzaamheden vast. Zij zendt het reglement na vaststelling onverwijld ter kennisneming naar de gemeenteraden.

Artikel 13 Besluitvorming

  • 1. Besluiten worden door de rekenkamercommissie genomen bij meerderheid van de stemmen van de leden.

  • 2. Besluiten kunnen alleen worden genomen in een vergadering waarin meer dan de helft van de leden aanwezig is.

  • 3. Bij het staken van de stemmen is de stem van de voorzitter of bij diens afwezigheid de plaatsvervangend voorzitter doorslaggevend.

Artikel 14 Onderwerpselectie en opdrachtverlening

  • 1. De rekenkamercommissie bepaalt de onderwerpen die zij onderzoekt, formuleert de probleemstelling en stelt de onderzoeksopzet vast. Bij de keuze van het onderzoeksontwerp worden de volgende richtinggevende criteria in achtgenomen:

    • a.

      onderwerpen moeten op effectiviteit van beleid en/of efficiency van de uitvoering kunnen worden getoetst;

    • b.

      onderwerpen moeten bestuurlijk relevant zijn, waarbij hetmaatschappelijk effect zwaar weegt;

    • c.

      de onderwerpen moeten bruikbare resultaten kunnen opleveren (aanbevelingen);

    • d.

      de onderwerpen dienen betrekking te hebben op een (deels) afgerond bedrijfsonderdeel, waardoor de relatie met de beleidsdoelen en gewenste resultaten kunnen worden.

  • 2. De rekenkamercommissie kan naast ex post onderzoeken ook ex ante onderzoeken uitvoeren.

  • 3. De rekenkamercommissie kan zogenaamde quick scans uitvoeren die betrekking hebben op een beperkter terrein of gepaard gaan met kleinere acties dan de onderzoeken die normaliter worden uitgevoerd.

  • 4. De rekenkamercommissie kan de gemeenteraden, mede gebaseerd op de uitkomsten van de in het vorige lid genoemde quick scans, gevraagd en ongevraagd te adviseren.

  • 5. De rekenkamercommissie stelt na overleg met (een vertegenwoordiging van) de raad het werkprogramma vast en beslist welke onderwerpen worden onderzocht.

  • 6. De in het eerste lid bedoelde onderzoeksopzet wordt door de

    rekenkamercommissie ter kennisneming aan de raad verstuurd.

  • 7. De raden van de gemeenten Leidschendam-Voorburg, Wassenaar, Voorschoten en Oegstgeest kunnen gezamenlijk of ieder voor zich de commissie een gemotiveerd verzoek doen tot het instellen van een onderzoek. De commissie bericht de raad binnen een maand in hoeverre aan dat verzoek wordt voldaan. Indien de commissie niet aan het verzoek van de raad voldoet, zal zij daarvoorgoede gronden aanvoeren.

  • 8. De rekenkamercommissie kan anderen in de gelegenheid stellen gemotiveerde voorstellen voor onderzoeksonderwerpen aan te dragen.

Artikel 15 Het inwinnen van informatie

  • 1. De commissie is bevoegd bij alle leden van het gemeentebestuur en bij alle ambtenaren de en schriftelijke inlichtingen in te winnen die zij nodig acht voor de uitvoering van de onderzoeken. De leden van het gemeentebestuur en de ambtenaren van de gemeente en de Werkorganisatie Duivenvoorde Duivenvoorde zijn verplicht de gevraagde inlichtingen binnen de door de commissdie gestelde termijn te verstrekken.

  • 2. De rekenkamercommissie is bevoegd bij de besturen en of directies van de hierna genoemde organisaties de mondelinge en schriftelijke inlichtingen in te winnen die zij nodig acht voor de uitvoering van het onderzoek:

    • a.

      openbare lichamen en gemeenschappelijke organen ingesteld krachtens de Wet Gemeenschappelijke regelingen waaraan de gemeente deelneemt;

    • b.

      instellingen die een subsidie, lening of garantie van de gemeente ontvangen;

    • c.

      naamloze vennootschappen en besloten vennootschappen waarin de gemeente aandeelhouder is;

    • d.

      rechtspersonen die een bij of krachtens de wet geregelde taak uitoefenen en daartoe geheel of gedeeltelijk worden bekostigd uit de opbrengst van bij of krachtens de wet ingestelde heffingen.

  • 4. Om de onderzoeken van de rekenkamercommissie naar behoren te kunnen uitvoeren zijn de stukken, die onder oplegging van geheimhouding aan de rekenkamercommissie ter beschikking worden gesteld, ook beschikbaar voor het secretariaat van de rekenkamercommissie en de door de rekenkamercommissie aangewezen deskundigen.

Artikel 16 Uitvoering van het onderzoek en rapportage

  • 1. De commissie is belast met en verantwoordelijk voor de uitvoering, begeleiding en sturing van het onderzoek volgens de door haar vastgestelde onderzoeksopzet.

  • 2. De commissie beoordeelt of het wenselijk is de raad tussentijds te informeren over de stand van zaken van een onderzoek.

  • 3. De commissie vergadert zoveel als zij nodig acht, ter bespreking van procedurele en inhoudelijke aspecten van het onderzoek.

  • 4. De commissie vergadert in beslotenheid, haar rapporten zijn openbaar. Op grond van de belangen genoemd in artikel 10 van de Wet Openbaarheid van Bestuur kan de commissie rapporten die aan de raad worden voorgelegd of gedeelten daarvan als geheim aanmerken.

  • 5. De commissie kan openbare vergaderingen beleggen.

  • 6. Voor de uitvoering van het onderzoek kan de commissie, met inachtneming van het beschikbare budget, externe personen of bureaus inschakelen.

  • 7. De commissie stelt de betrokkenen in de gelegenheid om binnen een door haar te stellen termijn, die ten minste twee weken bedraagt, hun zienswijze op het conceptonderzoeksrapport aan de commissie kenbaar te maken. Betrokkenen zijn degenen wier taakuitvoering (mede) voorwerp van onderzoek is of is geweest. De commissie bepaalt wie verder als betrokkenen worden aangemerkt.

  • 8. Na het verstrijken van de overeenkomstig het zevende lid vastgestelde termijn stelt de Rekenkamercommissie de nota met conclusies en aanbevelingen op (de zogenaamde bestuurlijke brief) en zendt deze samen met het ontwerprapport naar het college van burgemeester en wethouders met het verzoek om binnen een door haar te stellen termijn, die tenminste twee weken en maximaal drie weken bedraagt, een bestuurlijke reactie te geven.

  • 9. De Rekenkamercommissie kan beslissen, indien het onderzoeksonderwerp daartoe aanleiding geeft, de nota met conclusies en aanbevelingen en het ontwerprapport niet aan het college van burgemeester en wethouders voor een bestuurlijk reactie voor te leggen.

  • 10. Na vaststelling door de commissie worden het onderzoeksrapport en de nota met conclusies en aanbevelingen en de zienswijze van betrokkenen op het rapport zo spoedig mogelijk, onder toezending van een afschrift aan het college van burgemeester en wethouders en betrokkenen, aan de raad aangeboden.

Artikel 16a Voortgang implementatie aanbevelingen

De raden informeren de rekenkamercommissie twee keer per jaar over de voortgang van de implementatie van de overgenomen aanbevelingen.

Artikel 16b Klankbordgroep

  • 1. De rekenkamercommissie koppelt tijdens onderzoek regelmatig terug over de voortgang van het onderzoek aan een ‘klankbordgroep’, bestaande uit raadsleden van de gemeenten.

  • 2. Iedere gemeenteraad wijst uit zijn midden twee leden aan voor de klankbordgroep.

Artikel 17 Budget

  • 1. De rekenkamercommissie is bevoegd binnen het aan haar beschikbaar gesteldebudget uitgaven te doen ten behoeve van de uitvoering van haar taken.

  • 2. Ten laste van het in het voorgaande lid bedoelde budget worden de kosten gebracht van:

    • a.

      de vergoedingen die krachtens artikel 7 zijn toegekend aan de leden van de commissie;

    • b.

      de ambtelijk secretaris;

    • c.

      externe deskundigen die door de commissie zijn ingeschakeld;

    • d.

      overige uitgaven die de commissie nodig acht voor de uitoefening van haartaak.

  • 3. De rekenkamercommissie is voor de besteding van het budget uitsluitend verantwoording schuldig aan de raad.

Artikel 18 Jaarverslag

De rekenkamercommissie stelt elk jaar voor 1 april een verslag op van haarwerkzaamheden over het voorgaande jaar en stuurt deze ter kennisname aan de gemeenteraad.

Artikel 19 Overgangsbepalingen

De door de raden van Wassenaar, Voorschoten en Oegstgeest genomen besluiten tot benoeming/aanwijzing van de voorzitter, de plaatsvervangend voorzitter, de leden en de secretaris van de Rekenkamercommissie Wassenaar, Voorschoten en Oegstgeest en alle overige besluiten – ook die van de rekenkamercommissie - die van belang zijn voor het functioneren van de commissie, blijven gelden als zijnde gedaan krachtens deze verordening en worden geacht ook te zijn genomen door de gemeenteraad van Leidschendam-Voorburg.

Artikel 20 Slotbepalingen

  • a)

    In alle gevallen waarin deze verordening niet voorziet beslist de gemeenteraad na overleg met de rekenkamercommissie.

  • b)

    De Verordening op de rekenkamercommissie Wassenaar, Voorschoten en Oegstgeest 2011 vervalt.

  • c)

    Deze verordening kan worden aangehaald als “Verordening op de rekenkamercommissie Leidschendam-Voorburg, Oegstgeest, Voorschoten en Wassenaar 2014”.

  • d)

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2014.

  • e)

    De inwerkingtreding van deze verordening geschiedt op een later moment, indien de gemeenteraden van Leidschendam-Voorburg, Oegstgeest en Wassenaar op 1 januari 2014 nog geen verordening met dezelfde strekking en titel hebben vastgesteld. In dat geval treedt deze verordening in werking na bekendmaking op een tijdstip, nadat deze gemeenteraden wel zo’n zo'n verordening hebben vastgesteld.

Bijlage:

Toelichting op de Verordening op de rekenkamercommissie Leidschendam-Voorburg, Oegstgeest, Voorschoten en Wassenaar 2014.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering
van de raad der gemeente Voorschoten,
gehouden op 21 november 2013.
de griffier, de voorzitter,

TOELICHTING op de Verordening op de rekenkamercommissie Leidschendam-Voorburg, Oegstgeest, Voorschoten en Wassenaar

Algemeen

Ingevolge de Gemeentewet dient elke gemeente per 1 januari 2006 te beschikken over een rekenkamer of een rekenkamerfunctie. De gemeenten Leidschendam-Voorburg, Wassenaar, Voorschoten en Oegstgeest hebben elk gekozen voor een rekenkamerfunctie in de vorm van een rekenkamercommissie en afgesproken voor deze vier gemeenten één gezamenlijke commissie in te stellen en dat door middel van een samenwerkingsovereenkomst te regelen. Deze samenwerking is per 1 januari 2014 ontstaan nadat de gemeente Leidschendam-Voorburg is aangesloten bij de bestaande rekenkamercommissie voor de gemeenten Wassenaar, Voorschoten en Oegstgeest.

De rekenkamercommissie is gebaseerd op artikel 81o van de Gemeentewet, dat luidt als volgt:

“Artikel 81o

  • 1.

    Als geen rekenkamer is ingesteld als bedoeld in hoofdstuk IVa, stelt de raad bij verordening regels vast voor de uitoefening van de rekenkamerfunctie.

  • 2.

    De artikelen 182 en 185 zijn voor de uitoefening van de rekenkamerfunctie van overeenkomstige toepassing.

  • 3.

    Op personen die de rekenkamerfunctie uitoefenen, is artikel 81f, behoudens het eerste lid, onder j (wordt hersteld in k) en o (wordt hersteld in p), van overeenkomstige toepassing.”

Artikel 182 van de Gemeentewet is dus ook van toepassing op de rekenkamercommissie, heeft betrekking op de bevoegdheid van de rekenkamer(commissie) en luidt als volgt:

“Artikel 182

  • 1.

    De rekenkamer onderzoekt de doelmatigheid, de doeltreffendheid en de rechtmatigheid van het door het gemeentebestuur gevoerde bestuur. Een door de rekenkamer ingesteld onderzoek naar de rechtmatigheid van het door het gemeentebestuur gevoerde bestuur bevat geen controle van de jaarrekening als bedoeld in artikel 213, tweede lid.

  • 2.

    Op verzoek van de raad kan de rekenkamer een onderzoek instellen.”

Artikel 185 van de Gemeentewet geldt ook voor de commissie en geeft enkele verplichtingen voor de rekenkamer(commissie). Het artikel luidt als volgt:

“Artikel 185

  • 1.

    De rekenkamer legt haar bevindingen en haar oordeel vast in rapporten, met dien verstande dat hierin niet worden opgenomen gegevens en bevindingen die naar hun aard vertrouwelijk zijn.

  • 2.

    De rekenkamer deelt aan de raad, het college en, indien van toepassing, aan de betrokken instelling, de opmerkingen en bedenkingen mee die zij naar aanleiding van haar bevindingen van belang acht. Aan de raad of het college kan zij ter zake voorstellen doen.

  • 3.

    De rekenkamer stelt elk jaar voor 1 april een verslag op van haar werkzaamheden over het voorgaande jaar.

  • 4.

    De rekenkamer zendt een afschrift van haar rapporten en haar verslag aan de raad en het college. Indien zij met toepassing van artikel 184 een onderzoek heeft ingesteld, zendt de rekenkamer tevens een afschrift van het rapport aan de betrokken instelling.

  • 5.

    De rapporten en de verslagen van de rekenkamer zijn openbaar.”

Artikel 81f van de Gemeentewet noemt een aantal functies die de in de rekenkamer te benoemen personen niet mogen uitoefenen. Deze gelden ook voor de leden van een rekenkamercommissie met uitzondering van het lid zijn van de raad of een commissie van de gemeente waarvoor de rekenkamercommissie is ingesteld.

Hetgeen hiervoor vermeld is, is in principe alles waaraan de gemeente gebonden is bij de instelling en invulling van een rekenkamercommissie. Voor het overige zijn gemeenten vrij, waardoor er vele varianten van een rekenkamercommissie denkbaar zijn. De keuzes voor de invulling van de gezamenlijke commissie voor de gemeenten Leidschendam-Voorburg, Wassenaar, Voorschoten en Oegstgeest komt tot uitdrukking in de hierna volgende artikelsgewijze toelichting.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

Dit artikel bevat enkele definities om te voorkomen dat bepaalde begrippen telkens in hun geheel moeten worden uitgeschreven. Er is voor gekozen om ook de begrippen doelmatigheid, doeltreffendheid en rechtmatigheid hierin op te nemen. De begrippen doelmatigheid en doeltreffendheid komen overeen met dezelfde begrippen in de financiële verordeningen. Het begrip rechtmatigheid is breder gedefinieerd dan in de controle verordening en volgt de juridische definitie van dit begrip.

Artikel 2

Wanneer gemeenten geen rekenkamer instellen, stellen zij op grond van artikel 81o van de Gemeentewet regels vast voor de uitoefening van de rekenkamerfunctie. De wet spreekt van een rekenkamerfunctie. Gekozen is voor een rekenkamercommissie bestaande uit een externe voorzitter, plaatsvervangend voorzitter en externe leden.

Artikel 3

Voor de volledigheid is hier de tekst van het eerste lid van artikel 182 van de Gemeentewet overgenomen om de bevoegdheid van de rekenkamercommissie aan te geven.

Artikel 4

De benoeming van de voorzitter, de plaatsvervangend voorzitter en alle leden dient door elk van de gemeenteraden te gebeuren. Wel is het zo geregeld, dat elke gemeenteraad één lid aanwijst en deze zelf benoemt en voor benoeming voordraagt aan de andere gemeenteraden. De voorzitter en plaatsvervangend voorzitter worden in onderling overleg voorgedragen. Iedere raad bepaalt zelf de termijn van benoeming voor de door hem voorgedragen leden van de rekenkamercommissie.

In het derde lid is een termijn van maximaal vier jaar genoemd, die steeds ongeveer halverwege de reguliere raadsperiode begint.

Lid 4 regelt de benoeming ingeval van een tussentijdse ontstane vacature. Een kandidaat wordt voorgedragen door de raad van de gemeente door wie ook het vorige commissielid is voorgedragen. De voorzitter en plaatsvervangend voorzitter zullen door de gemeenteraden gezamenlijk worden voorgedragen.

Lid 7 bepaalt dat raadsleden, commissieleden en fractievertegenwoordigers geen lid kunnen zijn van de rekenkamercommissie. Uit het oogpunt van onafhankelijkheid is hiertoe besloten.

Ingevolge het hiervoor genoemde artikel 81f van de Gemeentewet kan een gemeenteambtenaar niet benoemd worden in de rekenkamercommissie van de gemeente waar hij werkt. In het zesde lid is dit uitgebreid tot ambtenaren van alle drie de gemeenten waarvoor de commissie werkt alsmede de Werkorganisatie Duivenvoorde.

Artikel 5

In dit artikel is conform de verplichting voor de leden van een rekenkamer geregeld, dat leden van de rekenkamercommissie een eed of verklaring en belofte afleggen voordat zij in de commissie aan het werk gaan. Er is voor gekozen de commissieleden de eed of verklaring en belofte af te leggen in de raad, waardoor zij zijn voorgedragen om te voorkomen dat zij dat in alle drie de gemeenteraden moeten doen. De voorzitter en plv. voorzitter zullen de eed of verklaring en belofte afleggen in de raad van één van de drie gemeenten.

Artikel 6

Dit artikel handelt over het ontslag van de leden en over de mogelijkheid om hen in bepaalde situaties ongevraagd te ontslaan. Het einde van het lidmaatschap van de raad heeft geen gevolgen voor het lidmaatschap van de rekenkamercommissie. Ontslaggrond bij onvrijwillig ontslag is o.a. gebleken ongeschiktheid. Deze ongeschiktheid kan ook zijn gelegen in het verlies van vertrouwen van een van de gemeenteraden.

Artikel 7

Het wordt gewenst geacht om de verboden handelingen, die voor gemeenteraadsleden gelden ook van toepassing te verklaren op de (externe) leden van de rekenkamercommissie. Het betreffende artikel 15 (leden 1 en 2) van de Gemeentewet, deze luidt als volgt:

“Artikel 15

1. Een lid van de raad mag niet:

  • a.

    als advocaat, procureur of adviseur in geschillen werkzaam zijn ten behoeve van de gemeente of het gemeentebestuur dan wel ten behoeve van de wederpartij van de gemeente of het gemeentebestuur;

  • b.

    als gemachtigde in geschillen werkzaam zijn ten behoeve van de wederpartij van de gemeente of het gemeentebestuur;

  • c.

    als vertegenwoordiger of adviseur werkzaam zijn ten behoeve van derden tot het met de gemeente aangaan van:

    1e. overeenkomsten als bedoeld in onderdeel d;

    2e. overeenkomsten tot het leveren van onroerende zaken aan de gemeente;

  • d.

    rechtstreeks of middellijk een overeenkomst aangaan betreffende:

    1e. het aannemen van werk ten behoeve van de gemeente;

    2e. het buiten dienstbetrekking tegen beloning verrichten van werkzaamheden ten behoeve van de gemeente;

    3e. het leveren van roerende zaken anders dan om niet aan de gemeente;

    4e. het verhuren van roerende zaken aan de gemeente;

    5e. het verwerven van betwiste vorderingen ten laste van de gemeente;

    6e. het van de gemeente onderhands verwerven van onroerende zaken of beperkte rechten waaraan deze zijn onderworpen;

    7e. het onderhands huren of pachten van de gemeente.

2. Van het eerste lid, aanhef en onder d, kunnen gedeputeerde staten

ontheffing verlenen.”

In dat kader is het eveneens wenselijk als de leden van de rekenkamercommissie hun nevenfuncties bekend maken. Dat is geregeld in het tweede lid van artikel 6.

Artikel 8

In dit artikel is de vergoeding die voorzitter, plaatsvervangend voorzitter en leden voor hun werkzaamheden ontvangen, vastgelegd.

Artikel 9

Dit artikel regelt de taak van de voorzitter en zijn vervanging.

Artikel 10

Er is sprake van een plaatsvervangend voorzitter als een aparte functie. Op deze wijze is de continuïteit binnen de functie van voorzitter gegarandeerd en optimaal vorm gegeven.

Artikel 11

De rekenkamercommissie wordt bijgestaan door een ambtelijk secretaris. De rekenkamercommissie dient zelfstandig te functioneren en in het derde lid is voorzien in een rechtstreekse verantwoordingsrelatie van de ambtelijk secretaris ten opzichte van de commissie. De kosten van de ambtelijk secretaris komen ten laste van het (gezamenlijke) budget (zie artikel 14).

Artikel 12

In het reglement van orde kunnen zaken als de verhouding ambtelijk secretaris - voorzitter, de procedure die wordt gevolgd bij onderzoeken, hoe wordt omgegaan met verzoeken van derden om onderzoek te verrichten enzovoorts worden geregeld.

Artikel 13

Voor het nemen van besluiten is het van belang te bepalen hoe deze tot stand komt. Dat is in dit artikel geregeld.

Artikel 14

De rekenkamercommissie dient onafhankelijk te zijn en om deze onafhankelijkheid te bevorderen is het van belang dat zij zelfstandig de onderzoeksonderwerpen kan kiezen. De commissie kan op verzoek van de raad een onderzoek instellen, maar is niet verplicht het verzoek van de raad in te willigen.

Dit verzoek van de raad wordt in artikel 182, tweede lid van de Gemeentewet expliciet genoemd. Doordat deze mogelijkheid van uitdrukkelijk in de wet is genoemd, wordt er een bepaald gewicht toegekend aan het verzoek van de raad. Indien de rekenkamercommissie niet voldoet aan een goed gemotiveerd verzoek van de raad zal zij daarvoor goede gronden aanvoeren. Periodiek overlegt de rekenkamercommissie met de raden over de onderwerpselectie.

Artikel 15

Om te waarborgen dat de rekenkamercommissie bij de uitvoering van haar onderzoek over voldoende relevante gegevens kan beschikken is voorzien in de bevoegdheid om inlichtingen in te winnen van alle leden van het gemeentebestuur en van alle ambtenaren. De rapporten van de rekenkamercommissie zijn in beginsel openbaar maar op grond van de belangen genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur kunnen rapporten of gedeelten daarvan als geheim worden aangemerkt.

Uit oogpunt van zorgvuldigheid is het van groot belang dat de onderzochte partij de kans krijgt om te reageren op het (nog niet gepubliceerde) ontwerp-onderzoeksrapport, Er vindt dan wederhoor plaats waarbij de feitelijke bevindingen die uit het onderzoek voortvloeien aan de betrokkenen worden voorgelegd met de vraag eventuele onjuistheden uit te halen en te corrigeren. Indien van toepassing wordt de verantwoordelijke wethouder of het college de gelegenheid geboden om te reageren op de conceptaanbevelingen die de commissie verbindt aan de (gecorrigeerde) bevindingen. Tot slot brengt de commissie een definitief rapport naar buiten met bevindingen, conclusies en eventueel aanbevelingen.

Artikel 16

Uit oogpunt van zorgvuldigheid is het van groot belang dat de onderzochte partij de kans krijgt om te reageren op het (nog niet gepubliceerde) ontwerp-onderzoeksrapport. Er vindt dan wederhoor plaats waarbij de feitelijke bevindingen die uit het onderzoek voortvloeien aan de betrokkenen worden voorgelegd met de vraag eventuele onjuistheden uit te halen en te corrigeren.

Indien van toepassing wordt de verantwoordelijke wethouder of het college de gelegenheid geboden om te reageren op de conceptaanbevelingen die de commissie verbindt aan de (gecorrigeerde) bevindingen. De rekenkamercommissie kan er dus voor kiezen (als het onderzoeksonderwerp daartoe aanleiding geeft) geen bestuurlijk wederhoor toe te passen. Dat kan de doorlooptijd van het rekenkameronderzoek verminderen en de actualiteit van het rekenkameronderzoek vergroten. De politieke discussie over een rekenkameronderzoek vindt dan ook meer plaats tussen college en raad.

Tot slot brengt de commissie een definitief rapport naar buiten met bevindingen, conclusies en eventueel aanbevelingen.

Artikel 16a

Dit artikel regelt dat de gemeenteraden twee keer per jaar aan de rekenkamercommissie doorgeven wat zij met de aanbevelingen hebben gedaan. Ook als een gemeenteraad besluit aanbevelingen niet over te nemen dan geeft hij dat door aan de rekenkamercommissie.

Artikel 16b

Dit artikel regelt de instelling van een klankbordgroep. De rekenkamercommissie koppelt tijdens onderzoek regelmatig terug over de voortgang van het onderzoek aan een ‘klankbordgroep’, bestaande uit raadsleden van de gemeenten.

Artikel 17

De rekenkamercommissie is zelfstandig verantwoordelijk voor de besteding van het budget dat noodzakelijk is voor de uitvoering van haar taak. Ten laste van het budget worden de in het tweede lid genoemde kosten gebracht.

Door elk van de drie gemeenten wordt een budget ingebracht. De uiteindelijke verdeling van de kosten over de gemeenten wordt geregeld in de samenwerkingsovereenkomst.

Artikel 18

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 19

Van belang is te regelen dat de reeds bestaande rekenkamercommissie voor Wassenaar, Voorschoten en Oegstgeest op dezelfde voet en met dezelfde organisatie en samenstelling wordt voortgezet in een uitgebreide rekenkamercommissie, zonder opnieuw allerlei zaken formeel te moeten besluiten. Door deze overgangsbepaling behouden eerder genomen besluiten over en door de rekenkamercommissie Wassenaar, Voorschoten en Oegstgeest hun geldigheid alsof deze besluiten zouden zijn genomen onder het regime van de nieuwe commissie.