Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Voorschoten houdende beleidsregels omtrent bijzondere bijstand en minimabeleid (Beleidsregels bijzondere bijstand en minimabeleid Voorschoten 2020-1)

Geldend van 01-01-2020 t/m heden

Intitulé

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Voorschoten houdende beleidsregels omtrent bijzondere bijstand en minimabeleid (Beleidsregels bijzondere bijstand en minimabeleid Voorschoten 2020-1)

Het college van de gemeente Voorschoten;

gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht

Besluit:

Vast te stellen de navolgende Beleidsregels bijzondere bijstand en minimabeleid Voorschoten 2020-1

ALGEMEEN

1. Begripsbepalingen

  • 1.

    In deze beleidsregels verstaat het college onder:

    • a.

      de wet: de Participatiewet;

    • b.

      ZVW; Zorgverzekeringswet

    • c.

      WSF; Wet studiefinanciering 2000

    • d.

      WTOS; Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

    • e.

      BOPZ: de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen;

    • f.

      WvSr: Wetboek van Strafrecht

    • g.

      Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet, de Algemene wet bestuursrecht, de WMO en het Burgerlijk Wetboek;

    • h.

      Waar in deze beleidsregels de begrippen ‘alleenstaande’, ‘alleenstaande ouder’ en ‘gezin’ worden gebruikt, hebben deze dezelfde betekenis als in artikel 4 van de wet.

    • i.

      Alleenstaande ouder kop (ALO-kop) op het kindgebonden budget: verhoging van het kindgebonden budget voor alleenstaande ouders in de vorm van een ALO-kop. Dit bedrag wordt via de Belastingdienst/Toeslagen (B/T) betaalbaar gesteld.

    • j.

      IOAW: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers

    • k.

      IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen

    • l.

      Wmo: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015

    • m.

      Wlz: Wet langdurige zorg

2. Algemeen

  • 1. Bijstand ter voorziening in de bijzondere noodzakelijke kosten van het bestaan wordt verleend, indien de individuele omstandigheden van de persoon of het gezin leiden tot noodzakelijke kosten van het bestaan die door de belanghebbende niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm en de individuele inkomenstoeslag of het daarmee wat betreft hoogte vergelijkbare inkomen.

  • 2. Bij de vaststelling van het inkomen om het recht op bijzondere bijstand te beoordelen wordt de in aanmerking te nemen vakantietoeslag berekend op basis van de artikelen 11, 12, 13 en 14 van de Regeling Participatiewet, IOAW en IOAZ.

  • 3. Bijstand ter voorziening in de bijzondere noodzakelijke kosten van het bestaan vindt plaats met inachtneming van het bepaalde in de wet, de daarop gebaseerde regelingen en deze beleidsregels.

  • 4. Bijstand ter voorziening in de (individuele) bijzondere noodzakelijke kosten van het bestaan wordt niet verleend aan belanghebbenden van wie het inkomen hoger is dan 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm.

  • 5. a In uitzondering op lid 4 is de inkomensgrens voor de categoriale bijzondere bijstand in de vorm van de collectieve ziektekostenverzekering voor minima 130% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm.

    b. In uitzondering op lid 4 is de inkomensgrens van gezinnen met ten laste komende kinderen voor de bijzondere bijstand voor de aanschaf van een computer (beleidsregels 40), tablet (beleidsregel 40a), internet (beleidsregel 40b) en schoolkosten (beleidsregel 41) 130% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm. Bij de bijzondere bijstand voor schoolkosten is bij een inkomen tussen 110% en 130% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm een tegemoetkoming van 50% van de vastgestelde bedragen van toepassing.

    c. In uitzondering op lid 4 komen kinderen (tot 18 jaar) in gezinnen met een inkomen vanaf 110% tot 130% van de bijstandsnorm in aanmerking voor een tegemoetkoming van 50% van de vastgestelde bedragen van de regeling maatschappelijke participatie (beleidsregel 45).

  • 6. Bijzondere bijstand die betrekking heeft op periodieke kosten wordt voor een periode van maximaal twaalf maanden achtereen toegekend.

  • 7. Indien de omstandigheden en mogelijkheden van de persoon of zijn gezin daartoe aanleiding geven kan de bijzondere bijstand verleend worden in afwijking van één of meer bepalingen van deze beleidsregels.

  • 8. Bijzondere bijstand wordt toegekend op de datum van aanvraag met een terugwerkende kracht tot maximaal 30 dagen, tenzij dit anders in de beleidsregels is aangegeven.

VOORLIGGENDE VOORZIENINGEN

3. Voorliggende voorzieningen

Op deze beleidsregel is artikel 15 van de wet van toepassing.

4. Eigen bijdragen bij voorliggende voorzieningen

Artikel 15 van de wet geldt ook indien de voorliggende voorziening:

  • a.

    bepaalde kosten uitdrukkelijk buiten de werkingssfeer van de voorziening zijn gelaten

  • b.

    afwijzend is beslist op een verzoek om een financiële bijdrage.

5. Voorliggende voorziening en bijzondere bijstand voor medische kosten

  • 1. Ten aanzien van medische kosten is het uitgangspunt, dat de Wmo, de ZVW, de Jeugdwet en de Wlz voorliggende voorzieningen zijn, die passend en toereikend geacht worden (artikel 15, eerste lid, van de wet). Indien de voorliggende voorziening de kosten niet vergoedt, zijn deze niet noodzakelijk en kan daarvoor geen bijzondere bijstand verleend worden (artikel 35 van de wet).

  • 2. Een reguliere/collectieve aanvullende zorgverzekering bij een zorgverzekeraar kan niet als voorliggende voorziening aangemerkt worden, omdat het om vrijwillig te maken kosten gaat. Voor de premie voor de reguliere/collectieve aanvullende ziektekostenverzekering kan daarom geen bijzondere bijstand verleend worden.

6. Uitzonderingen

In de volgende gevallen kan van het bepaalde in beleidsregel 4 afgeweken worden:

  • a.

    ten aanzien van samenloop van inkomensafhankelijke bijdragen;

  • b.

    indien en zolang, gelet op alle omstandigheden, daartoe zeer dringende redenen aanwezig zijn op grond van artikel 16 van de wet.

COLLECTIEVE AANVULLENDE ZORGVERZEKERING

7. Voorwaarden collectieve aanvullende zorgverzekering

  • 1. De gemeente sluit overeenkomsten met één of meerdere zorgverzekeraars, zodat voor inwoners van de gemeente Voorschoten met een minimum inkomen de financiële drempel om gebruik te maken van gezondheidsvoorzieningen wordt verlaagd;

  • 2. Recht op deelname aan de collectieve zorgverzekering voor minima van de betreffende zorgverzekeraars met wie de gemeente een overeenkomst heeft en op een voorziening van het college hierbij bestaat voor alle inwoners van de gemeente Voorschoten die:

    • a.

      een uitkering ontvangen op grond van de wet, de IOAW of de IOAZ, of

    • b.

      een netto inkomen hebben uit een andere bron, dat niet hoger is dan 130% van de voor de belanghebbende van toepassing zijnde bijstandsnorm;

    • c.

      partners en kinderen tot 18 jaar van personen, die hiervoor onder a en b genoemd zijn.

  • 3. De betalingen van betrokkene en van de gemeente Voorschoten aangaande de collectieve zorgverzekering geschieden conform de afspraken die de gemeente Voorschoten hierover heeft gemaakt met betreffende zorgverzekeraars.

  • 4. De Beleidsregels vaststellen vermogen en vaststellen vermogen in eigen woning Participatiewet Voorschoten 2015 zijn van overeenkomstige toepassing.

WEIGERINGSGRONDEN

8. Weigeringsgronden

Op deze beleidsregel is artikel 13 lid 1 van de wet van toepassing.

BIJZONDERE BIJSTAND AAN BELANGHEBBENDEN VAN 18, 19 OF 20 JAAR

9. Beperkingen

Een persoon van 18, 19 of 20 jaar heeft slechts recht op bijzondere bijstand voor zover zijn noodzakelijke kosten van het bestaan uitgaan boven de op hem van toepassing zijnde norm en hij voor deze kosten geen beroep kan doen op zijn ouders, omdat:

  • a.

    de middelen van de ouders daartoe niet toereikend zijn, of

  • b.

    hij redelijkerwijs zijn onderhoudsplicht tegenover zijn ouders niet te gelde kan maken.

10. Bijzondere bijstand aan thuisinwonenden jonger dan 21 jaar

De persoon jonger dan 21 jaar die thuisinwonend is bij zijn ouder(s) heeft geen recht op bijzondere bijstand, ongeacht zijn leefvorm – alleenstaande, alleenstaande ouder of gehuwde / samenwonende. De norm als bedoeld in artikel 20 van de wet, aangevuld met de wettelijke onderhoudsplicht van de ouder(s) wordt in alle gevallen beschouwd als een toereikende en passende voorliggende voorziening.

11. Bijzondere bijstand aan uitwonende alleenstaanden jonger dan 21 jaar

  • 1. Een alleenstaande jonger dan 21 jaar wordt geacht thuiswonend te zijn bij zijn ouder(s), tenzij hij voldoet aan de criteria die gelden om uitwonen toe te staan. Deze criteria zijn:

    • a.

      beide ouders zijn overleden;

    • b.

      beide ouders hebben hun hoofdverblijf in het buitenland;

    • c.

      een ouder is overleden, de andere ouder heeft zijn hoofdverblijf in het buitenland;

    • d.

      de alleenstaande is buiten het gezinsverband geplaatst op grond van de Wet op de jeugdhulpverlening;

    • e.

      de alleenstaande woont op de ingangsdatum van de bijstandsverlening reeds langer dan twaalf maanden niet meer op het adres van de ouder(s).

  • 2. De alleenstaande, die voldoet aan ten minste één van de criteria als boven bedoeld en voor wie de norm voor een alleenstaande jonger dan 21 jaar niet toereikend is om te voorzien in de noodzakelijke kosten van het bestaan, heeft recht op aanvullende bijzondere bijstand ter bestrijding van die kosten.

  • 3. De aanvullende bijzondere bijstand bedraagt het verschil tussen 50% van de norm voor gehuwden waarvan beide echtgenoten 21 jaar of ouder zijn doch jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd en de norm voor een alleenstaande van 18,19 of 20 jaar per maand. Telkens wanneer de landelijke normen gewijzigd en aangepast worden, passen wij dit bedrag dienovereenkomstig aan.

12. Bijzondere bijstand aan alleenstaande ouders jonger dan 21 jaar

  • 1. De alleenstaande ouder voor wie de norm voor een alleenstaande ouder jonger dan 21 jaar niet toereikend is om in de noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien heeft recht op aanvullende bijzondere bijstand ter bestrijding van die kosten. De bepalingen als bedoeld in beleidsregel 11, lid 1, onder a tot en met e, zijn niet van toepassing.

  • 2. De aanvullende bijzondere bijstand bedraagt het verschil tussen 50% van de norm voor gehuwden waarvan beide echtgenoten 21 jaar of ouder zijn doch jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd en de norm voor een alleenstaande ouder van 18, 19 of 20 jaar per maand.

  • 3. Indien het noodzakelijk is dat met toepassing van het gestelde in artikel 18, eerste lid en twaalfde lid van de wet algemene bijstand wordt verleend ten behoeve van het kind van een alleenstaande ouder die minderjarig is, wordt die bijstand vastgesteld op 20% van de norm voor gehuwden waarvan beide echtgenoten 21 jaar of ouder zijn doch jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd. Deze algemene bijstand wordt beëindigd uiterlijk op het moment dat de minderjarige alleenstaande ouder meerderjarig wordt. Deze regeling is specifiek bedoeld voor de babies van tienermoeders.

  • 4. Telkens wanneer de landelijke normen gewijzigd en aangepast worden, passen wij de in onderdeel 2 en 3 genoemde bedragen dienovereenkomstig aan.

13. Bijzondere bijstand aan gehuwden, beiden jonger dan 21 jaar

  • 1. De gehuwden, van wie beide partners jonger zijn dan 21 jaar en voor wie de norm voor gehuwden jonger dan 21 jaar niet voldoende is om in de noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien, hebben recht op aanvullende bijzondere bijstand ter bestrijding van die kosten.

  • 2. De aanvullende bijzondere bijstand voor gehuwden, van wie beide partners jonger zijn dan 21 jaar en die geen tot hun last komende kinderen hebben, bedraagt het verschil tussen de norm gehuwden beiden jonger dan 21 jaar met kinderen en de norm gehuwden beiden jonger dan 21 jaar zonder kinderen per maand.

  • 3. De aanvullende bijzondere bijstand voor gehuwden, van wie beide partners jonger zijn dan 21 jaar en die wel één of meer tot hun last komende kinderen hebben, bedraagt het verschil tussen de norm gehuwden waarvan één partner 21 jaar of ouder is met kinderen en de norm gehuwden waarvan één partner 21 jaar of ouder is zonder kinderen per maand.

  • 4. Telkens wanneer de landelijke normen gewijzigd en aangepast worden, passen wij de in onderdeel 2 en 3 genoemde bedragen dienovereenkomstig aan.

14. Bijzondere bijstand aan gehuwden, van wie een partner jonger is dan 21 jaar en de andere partner 21 jaar of ouder

  • 1. De gehuwden, van wie een partner jonger dan 21 jaar is en de andere partner 21 jaar of ouder en voor wie de op hen van toepassing zijnde norm niet voldoende is om in de noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien, hebben recht op aanvullende bijzondere bijstand ter bestrijding van die kosten.

  • 2. De aanvullende bijzondere bijstand voor gehuwden, van wie een partner jonger is dan 21 jaar en de andere partner 21 jaar of ouder en die geen tot hun last komende kinderen hebben, bedraagt het verschil tussen de norm gehuwden waarvan beide partners 21 jaar of ouder zijn en de norm gehuwden waarvan één partner 21 jaar of ouder is zonder kinderen per maand.

  • 3. De aanvullende bijzondere bijstand voor gehuwden, van wie een partner jonger is dan 21 jaar en de andere partner 21 jaar of ouder en die wel één of meer tot hun last komende kinderen hebben, bedraagt het verschil tussen de norm gehuwden waarvan beide partner 21 jaar of ouder zijn en de norm gehuwden waarvan één partner 21 jaar of ouder is met kinderen per maand.

  • 4. Telkens wanneer de landelijke normen gewijzigd en aangepast worden, passen wij de in onderdeel 2 en 3 genoemde bedragen dienovereenkomstig aan.

15. Verhaal van bijzondere bijstand aan personen jonger dan 21 jaar

  • 1. Ten aanzien van de verlening van bijzondere bijstand in de noodzakelijke kosten van het bestaan aan personen jonger dan 21 jaar is het bepaalde in artikel 12 van de wet onverkort van toepassing.

  • 2. De kosten van de bijzondere bijstand in de noodzakelijke kosten van het bestaan van een alleenstaande ouder jonger dan 21 jaar worden op de onderhoudsplichtige ouder(s) verhaald voor zover de bijstand zich uitstrekt tot dat gedeelte van de bijzondere bijstand dat betrekking heeft op de alleenstaande ouder zelf.

  • 3. De kosten van de bijzondere bijstand in de noodzakelijke kosten van het bestaan van gehuwden van wie beide partners jonger dan 21 jaar zijn worden verhaald op de onderhoudsplichtige ouder(s) van beide partners. Ten aanzien van de hoogte van het te verhalen bedrag wordt de helft van de te verhalen bijstand toegerekend aan de ouder(s) van elk van de partners.

  • 4. De kosten van de bijzondere bijstand in de noodzakelijke kosten van het bestaan van gehuwden van wie een partner jonger is dan 21 jaar en de andere partner 21 jaar of ouder worden verhaald op de onderhoudsplichtige ouder(s) van de partner die jonger is dan 21 jaar. Ten aanzien van de hoogte van het te verhalen bedrag wordt de helft van de bijzondere bijstand toegerekend aan de ouder(s) van de echtgenoot die jonger is dan 21 jaar.

16. Bijzondere bijstand aan personen jonger dan 21 jaar bij verblijf in een inrichting

  • 1. Ten aanzien van de verlening van bijstand aan personen jonger dan 21 jaar bij verblijf in een inrichting is het bepaalde in artikel 13, tweede lid, onderdeel a, van de wet onverkort van toepassing.

  • 2. Belanghebbenden in de leeftijd van 18, 19 of 20 jaar die in een inrichting verblijven als bedoeld in artikel 1, onderdeel g, van de wet hebben, gelet op alle omstandigheden van de persoon of het gezin, recht op bijzondere bijstand in de noodzakelijke kosten van het bestaan.

  • 3. De bijzondere bijstand in de noodzakelijke kosten van het bestaan wordt voor wat betreft de hoogte van de maandelijkse bijstand vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in artikel 23 van de wet.

VERMOGEN

17. Vaststelling vermogen

Wanneer bij de beoordeling van het recht op bijzondere bijstand moet worden vastgesteld in hoeverre het vermogen in aanmerking moet worden genomen, zijn de bepalingen van de Beleidsregels vaststellen vermogen en vaststellen vermogen in eigen woning Participatiewet Voorschoten 2015 van overeenkomstige toepassing.

BIJZONDERE BIJSTAND VOOR DUURZAME GEBRUIKSGOEDEREN

18. Kosten van aanschaf van duurzame gebruiksgoederen

De aanschafkosten van duurzame gebruiksgoederen worden geacht bestreden te kunnen worden uit het normaal ter beschikking staande inkomen. De bijstandsuitkering dan wel een inkomen, dat wat betreft de hoogte ervan niet hoger is dan 110% van de op de belanghebbende van toepassing zijnde bijstandsnorm, wordt in elk geval geacht toereikend te zijn. In het inkomen wordt voldoende ruimte aanwezig geacht om voor deze kosten te reserveren dan wel deze achteraf gespreid te betalen.

19. Leenbijstand

Indien bijzondere bijstand wordt verleend voor duurzame gebruiksgoederen, gebeurt dat in de vorm van een renteloze geldlening.

20. Bijstand om niet

  • 1. In afwijking van het gestelde in beleidsregel 19 kan bijstand voor duurzame gebruiksgoederen op grond van individuele omstandigheden van de persoon of het gezin om niet (als gift) verleend worden.

  • 2. In afwijking van beleidsregels 18 en 19 wordt bijzondere bijstand voor de kosten van duurzame gebruiksgoederen aan personen met de pensioengerechtigde leeftijd verleend om niet. De hoogte van de te verstrekken bedragen worden gebaseerd op het Prijzenboek Voorschoten. Deze vorm van bijstand is gemaximeerd op € 760,00 per drie jaar per huishouden.

21. Reserveringscapaciteit

  • 1. De belanghebbende wordt geacht 5% van het netto ter beschikking staande inkomen te gebruiken voor reservering voor de aanschaf en vervanging van duurzame gebruiksgoederen. De reserveringsruimte van 5% is ook van toepassing op inkomsten van belanghebbenden die in een inrichting verblijven.

  • 2. Het bepaalde in onderdeel 1 van deze beleidsregel is niet van toepassing ten aanzien van personen die gedurende een periode van drie jaar of langer onafgebroken een inkomen hebben (ontvangen) dat de grens van 110% van de voor belanghebbende van toepassing zijnde bijstandsnorm niet overtreft cq heeft overtroffen.

22. Aflossingsbedragen leenbijstand

  • 1. Het aflossingsbedrag voor geldleningen wordt bepaald op 5% van de toepasselijke maandelijkse bijstandsnorm.

  • 2. Wanneer er na de beëindiging van de uitkering alleen dient te worden afgelost op geldleningen, blijft de aflossing gehandhaafd op 5% van de toepasselijke maandelijkse bijstandsnorm.

  • 3. De bedragen die gehanteerd worden voor aflossing van leenbijstand voor duurzame gebruiksgoederen, alsmede die voor terugbetaling van andere vormen van bijzondere bijstand worden vastgelegd in aflossingstabellen.

  • 4. In afwijking van het eerste lid wordt het aflossingsbedrag voor geldleningen bepaald op 5% van 90% van de norm voor gehuwden waarvan beide echtgenoten 21 jaar of ouder zijn doch jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd indien het een alleenstaande ouder betreft die recht heeft op de ALO-kop.

23. Aflossingsbedragen voor belanghebbenden die in een inrichting verblijven

Bij belanghebbenden die in een inrichting verblijven wordt de aflossing vastgesteld op 5% van de norm alleenstaande.

24. Overige bijzondere bijstand in de vorm van een geldlening

  • 1. Bijzondere bijstand wordt verleend in de vorm van een renteloze geldlening indien:

    • a.

      redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de belanghebbende op korte termijn over de betreffende periode of ten aanzien van de kosten waarvoor bijstand wordt verleend over voldoende middelen zal beschikken om in de kosten van het bestaan te voorzien;

    • b.

      de noodzaak tot bijstandsverlening het gevolg is van een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid;

    • c.

      de aanvraag een door de belanghebbende te betalen waarborgsom betreft;

    • d.

      het bijstand ter gedeeltelijke of volledige aflossing van een schuldenlast betreft.

  • 2. Ten aanzien van de geldlening als bedoeld in het eerste lid is beleidsregel 22 van overeenkomstige toepassing.

25. Kwijtschelding van leenbijstand

Indien de belanghebbende gedurende in totaal 36 maanden de vastgestelde aflossingsbedragen volledig en feitelijk heeft voldaan, wordt het dan resterende bedrag van de vordering kwijtgescholden, tenzij er leenbijstand is verstrekt op grond van artikel 48 lid 2 van de wet.

BIJZONDERE BIJSTAND VOOR WOONKOSTEN

26. Definitie begrip woonkosten

Wanneer in deze beleidsregels gesproken wordt over woonkosten, worden daaronder devolgende kosten verstaan:

  • a.

    voor een huurwoning: de op de aanvangsdatum van het lopende tijdvak geldende huurprijs als bedoeld in de Wet op de huurtoeslag;

  • b.

    voor een eigen woning: de tot een bedrag per maand omgerekende som van de ten behoeve van de financiering van de woning netto verschuldigde hypotheekrente en de in verband met het in eigendom hebben van de woning te betalen zakelijke lasten;

  • c.

    voor een woonwagen in huur dan wel in eigendom: de tot een bedrag per maand herleide woonkosten;

  • d.

    voor een woonschip: de tot een bedrag per maand herleide geldende prijs die betaald moet worden voor een legale ligplaats voor het woonschip, vermeerderd met de door de eigenaar van het woonschip te betalen zakelijke lasten.

27. Voorliggende voorzieningen

  • 1. Het recht op een tegemoetkoming van de Belastingdienst in de vorm van een huurtoeslag op grond van de Wet op de huurtoeslag is in relatie tot bijstandsverlening voor woonkosten een voorliggende voorziening, die passend en toereikend wordt geacht.

  • 2. Bijzondere bijstand wordt niet verleend, indien het gaat om woonkosten die voor rekening van de belanghebbende blijven, waarin niet voorzien wordt door middel van de huurtoeslag als bedoeld in het eerste lid.

28. Weigeringsgronden

Bijzondere bijstand kan niet worden verleend aan de Nederlander of de daarmee gelijkgestelde die geen recht op een huurtoeslag heeft, omdat hij medebewoning heeft van een niet rechthebbende vreemdeling met wie hij geen huwelijksrelatie of anderszins een nauwe (familie)relatie heeft. Het is de verantwoordelijkheid van de belanghebbende ervoor te zorgen dat hij zijn recht op een huurtoeslag te gelde kan maken. Het gemis aan een huurtoeslag ten gevolge van de keuze voor een illegale huisgenoot kan niet op de bijstand afgewenteld worden. De hogere woonkosten zijn vermijdbaar en derhalve niet noodzakelijk

29. Bijzondere bijstand in afwachting van aanspraak op een huurtoeslag

  • 1. De belanghebbende die een huurwoning bewoont waarvan de woonkosten niet hoger zijn dan de aftoppingsgrens als bedoeld in de Wet op de huurtoeslag en die nog geen aanspraak kan maken op een huurtoeslag, heeft recht op een toeslag in de woonkosten. De hoogte van de toeslag wordt vastgesteld aan de hand van de Wet op de huurtoeslag-systematiek.

  • 2. De toeslag als bedoeld in onderdeel 1 wordt uiterlijk verleend tot het einde van de periode waarover de belanghebbende nog geen aanspraak op een huurtoeslag heeft en wordt daarna beëindigd. Wanneer een tussentijdse wijziging in de omstandigheden van de belanghebbende daartoe aanleiding geeft, wordt verlening van de toeslag op dat moment gewijzigd dan wel beëindigd.

  • 3. De belanghebbende die Nederlander is of daarmee gelijkgesteld is en die medebewoning heeft van een illegale vreemdeling met wie hij een huwelijksrelatie of anderszins een nauwe (familie)relatie heeft, heeft geen recht op een huurtoeslag. Hij kan geen aanspraak maken op een voorliggende voorziening. Op basis van een afweging van alle omstandigheden in het individuele geval heeft hij recht op bijzondere bijstand in de vorm van een woonkostentoeslag. De hoogte van de toeslag wordt vastgesteld op basis van het inkomen als bedoeld in de Wet op de huurtoeslag. De toeslag wordt verleend tot het einde van de lopende periode, waarover de belanghebbende geen aanspraak heeft op een huurtoeslag.

30. Bijzondere bijstand voor woonkosten bij bewoning van een eigen woning

De belanghebbende die een eigen woning bewoont, waarvan de woonkosten niet hoger zijn dan de maximale huurgrens als bedoeld in de Wet op de huurtoeslag, heeft recht op een toeslag in de woonkosten. De hoogte van de toeslag wordt vastgesteld aan de hand van de Wet op de huurtoeslag-systematiek.

31. Bijzondere bijstand voor woonkosten van een woning waarvan de woonkosten hoger zijn dan de maximale huurgrens

  • 1. De belanghebbende die een huurwoning of een eigen woning bewoont, waarvan de woonkosten hoger zijn dan het grensbedrag voor de berekening van de individuele huurtoeslag als bedoeld in de Wet op de huurtoeslag, heeft recht op bijzondere bijstand in de woonkosten indien er sprake is van een uit bijzondere omstandigheden voortkomende noodzaak om de dure woning te bewonen.

  • 2. De hoogte van de in lid 1 bedoelde toeslag wordt vastgesteld aan de hand van de Wet op de huurtoeslag-systematiek. Het meerdere boven de grens zoals genoemd in lid 1 wordt volledig in aanmerking genomen bij de bepaling van de hoogte van de bijstandsverlening.

    De grens zoals in lid 1. genoemd, wordt per kalenderjaar vastgesteld en wordt telkens op 1 juli van een kalenderjaar aangepast aan de ontwikkelingen betreffende de Wet op de huurtoeslag.

  • 3. Aan de verlening van de toeslag als bedoeld in lid 1 worden de volgende voorwaarden verbonden:

    • a.

      belanghebbende dient zich onverwijld als woningzoekende te laten inschrijven voor woonruimte, waarvoor hij op grond van zijn inkomen in aanmerking kan komen voor een huurtoeslag;

    • b.

      belanghebbende dient elke woning als bedoeld in onderdeel a te accepteren, voor zover dat in redelijkheid van hem verlangd kan worden;

    • c.

      belanghebbende dient zelf ook pogingen te ondernemen om woonruimte te verwerven, waarvan de woonkosten in zodanige overeenstemming met zijn inkomen zijn, dat hij voor die kosten aanspraak kan maken op een huurtoeslag. Hieronder wordt ten minste verstaan het aanvragen van een urgentieverklaring voor bij de woningbouwvereniging om in aanmerking te komen voor een andere woning.

  • 4. Indien de belanghebbende niet aan één of meer van de in lid 3 genoemde voorwaarden voldoet, kan de toeslag in de woonkosten verlaagd dan wel beëindigd worden.

  • 5. Indien de belanghebbende behalve de woonkosten aan de verhuurder ook kosten van dienstverlening, die voor de belanghebbende noodzakelijk is, verschuldigd is, kan van het bepaalde in deze beleidsregel afgeweken worden.

BIJZONDERE BIJSTAND IN DE KOSTEN VAN VERZEKERING TEGEN ARBEIDSONGESCHIKTHEID

32. Bijzondere bijstand in de kosten van verzekering tegen arbeidsongeschiktheid

  • 1. De belanghebbende die zelfstandige is als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van het Besluit Bijstandsverlening zelfstandigen 2004 (Staatsblad 2003, nummer 390) en die aanspraak heeft op algemene bijstand op grond van dat Besluit, heeft recht op bijzondere bijstand in de kosten van een verzekering tegen arbeidsongeschiktheid.

  • 2. De hoogte van de bijzondere bijstand wordt vastgesteld op het bedrag van de ten laste van de zelfstandige komende premie van verzekering tegen arbeidsongeschiktheid, voor zover deze premie uit een oogpunt van bijstandsverlening aanvaardbaar is.

BIJZONDERE BIJSTAND IN KOSTEN VAN LIJKBEZORGING

33. Kosten van lijkbezorging

  • 1. De belanghebbende op wie overeenkomstig de bepalingen in het huwelijksgoederenrecht en het erfrecht de plicht rust de kosten van lijkbezorging van bloedverwanten te voldoen heeft, voor zover het zijn aandeel in de kosten betreft, recht op bijzondere bijstand.

  • 2. De hoogte van de bijzondere bijstand wordt – indien een belanghebbende (of meer dan één belanghebbende) voor zijn (hun) deel aanspraak maakt (maken) op bijzondere bijstand – vastgesteld aan de hand van richtprijzen, zoals die in beleidsregel 51 zijn opgenomen.

  • 3. Op de bijzondere bijstand als bedoeld in het tweede lid worden uitkeringen uit verzekeringen, slottermijnen of dergelijke, volledig in mindering gebracht.

BIJZONDERE BIJSTAND OP BASIS VAN GROEPSKENMERKEN

34. Doelgroep chronisch zieken en gehandicapten

  • 1. De belanghebbende vanaf 18 jaar die aantoonbare meerkosten heeft vanwege het feit dat belanghebbende chronisch ziek of gehandicapt is of de belanghebbende die de zorg heeft voor een tot zijn last komend chronisch ziek of gehandicapt kind , die een inkomen ontvangt dat niet hoger is dan maximaal 110% van de voor hem van toepassing zijnde bijstandsnorm en die niet in een inrichting verblijft, komt in aanmerking voor bijzondere bijstand voor deze kosten.

  • 2. Onder chronisch zieken en gehandicapten worden verstaan: personen die 1 jaar of langer onafgebroken gebruikmaken van thuiszorg of voorafgaand een indicatie ontvangen voor ten minste 1 jaar of; gebruik maken van een persoonsgebonden budget (PGB) voor zorg op grond van de Jeugdwet / Wlz / ZVW of; gebruik maken van een periodiek verstrekte WMO-voorziening (zoals taxivergoeding, rolstoel, hulpmiddelen in woning, dagbesteding) of; een uitkering ontvangen op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering / Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen / Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten of; beschikken over een invalidenparkeerkaart met de duur van ten minste 1 jaar.

  • 3. Onder ‘bijzondere noodzakelijke kosten van het bestaan’ worden onder meer de volgende kosten verstaan, nader omschreven als ‘verborgen kosten’:

    • a.

      kosten van bloemen, extra telefoonkosten, aankopen gericht op geven van waardering, bijdrage in extra reiskosten, contributie patiëntenvereniging. Deze opsomming is niet limitatief;

    • b.

      de bijzondere bijstand wordt per persoon toegekend tot een maximumbedrag per kalenderjaar, mits aangevraagd in dat kalenderjaar.

35. Doelgroep personen met de pensioengerechtigde leeftijd

  • 1. De belanghebbende die aantoonbare meerkosten heeft vanwege het feit dat belanghebbende de pensioengerechtigde leeftijd heeft of de belanghebbende die de pensioengerechtigde leeftijd heeft en de kosten voor sportieve, culturele of maatschappelijke activiteiten niet kan voldoen uit het inkomen van belanghebbende, die een inkomen ontvangt dat niet hoger is dan maximaal 110% van de voor hem van toepassing zijnde bijstandsnorm en die niet in aanmerking komt voor de bijzondere bijstand chronisch zieken en gehandicapten zoals bedoel in beleidsregel 34 heeft recht op een tegemoetkoming door middel van bijzondere bijstand.

  • 2. De bijzondere bijstand als bedoeld in lid 1 is onder meer bedoeld ter dekking van de navolgende kosten:

    • a.

      de kosten van abonnementen, zoals het abonnement op een krant of een tijdschrift;

    • b.

      de kosten ten behoeve van sport en/of culturele activiteiten;

  • 3. De bijzondere bijstand wordt maximaal eenmaal per kalenderjaar per huishouden als een combinatie van de kosten bedoeld onder a en b in een bedrag ineens toegekend, mits aangevraagd in dat kalenderjaar.

36. Aanvraag en betaling van de bijzondere bijstand op basis van groepskenmerken

De bijzondere bijstand op basis van groepskenmerken als bedoeld in de beleidsregels 34 en 35 wordt op basis van een aanvraag van de belanghebbende verstrekt. De bijzondere bijstand wordt verstrekt in de vorm van een tegemoetkoming om niet (als gift) en wordt als een bedrag ineens uitbetaald. De belanghebbende dient zich op verzoek van het college achteraf te verantwoorden ten aanzien van de bestemming van het ontvangen bedrag.

BIJZONDERE BIJSTAND VOOR SPECIFIEKE KOSTENSOORTEN

37. Bijzondere bijstand in legeskosten bij verblijfsvergunningen

  • 1. Bijzondere bijstand in de legeskosten bij verblijfsvergunningen is slechts mogelijk, indien de legeskosten verband houden met de eerste vestiging van kinderen tot 18 jaar die bij hun vestiging in Nederland tot het gezin gaan behoren van een reeds rechtmatig in Nederland gevestigde ouder en die tot zijn last komen. Deze kosten komen ten laste van de reeds rechtmatig gevestigde ouder en vinden hun oorsprong derhalve in Nederland.

  • 2. Indien de legeskosten bij verblijfsvergunningen verband houden met de eerste vestiging van de echtgenoot/echtgenote met een machtiging tot voorlopig verblijf, kan daarvoor geen bijzondere bijstand verleend worden. Deze belanghebbende is op het moment van het ontstaan van de kosten NIET een met een Nederlander gelijkgesteld persoon (artikel 11, lid 2 en 3 van de wet). De kosten komen ten laste van de belanghebbende zelf en vinden hun oorsprong buiten Nederland.

  • 3. Indien de legeskosten bij verblijfsvergunningen verband houden met de verlenging van de verblijfsvergunning kan daarvoor geen bijzondere bijstand verleend worden. De kosten zijn voorzienbaar en dienen uit het normale ter beschikking staande inkomen bestreden te worden. Er is geen sprake van kosten die door bijzondere individuele omstandigheden bepaald kunnen worden.

37A. Bijzondere bijstand in de kosten van verblijf in een hospice

  • 1. Een hospice is een thuisvervangende omgeving voor mensen die in de laatste fase van hun leven verkeren en niet meer thuis kunnen blijven.

  • 2. Voorwaarde voor opname in een hospice is dat daartoe een medische of sociale indicatie is afgegeven.

  • 3. Een hospice richt zich op het bieden van verpleging of verzorging van hulpbehoevenden en het bieden van slaapgelegenheid, waarbij gedurende meer dan de helft van een etmaal de mogelijkheid van hulpverlening of begeleiding aanwezig is. Een hospice is derhalve aan te merken als een inrichting als bedoeld in artikel 1, onderdeel f, van de wet.

  • 4. Bijzondere bijstand in de kosten van het verblijf in een hospice is mogelijk voor zover die kosten niet op grond van een voorliggende voorziening (aanvullende zorgverzekering) vergoed worden en de belanghebbende daarop aanspraak kan maken.

  • 5. De bijzondere bijstand wordt verleend tot het maximale bedrag voor de eigen bijdrage per dag gelijk aan de vergoeding uit de collectieve aanvullende zorgverzekering.

38. Bijzondere bijstand in de kosten van financieel beheer

  • 1. Salariskosten voor bewindvoering in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP): voor deze kosten wordt geen bijzondere bijstand verleend.

  • 2. Geheel of gedeeltelijk beschermingsbewind, mentorschap en curatele: als de rechter geheel of gedeeltelijk beschermingsbewind, mentorschap of curatele heeft ingesteld, dan komen de kosten hiervan in aanmerking voor bijzondere bijstand waarbij voor de hoogte van deze kosten wordt uitgegaan van de tarieven als vermeld in Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren.

  • 3. In afwijking van het tweede lid: indien de rechter in een individueel geval de vergoeding van beschermingsbewind, mentorschap of curatele afwijkend vaststelt van de in lid 2 genoemde tarieven dan komen deze kosten voor bijzondere bijstand in aanmerking.

  • 4. Kosten van financieel beheer op vrijwillige basis en zaakwaarneming: deze vormen van financieel beheer komen niet voor bijzondere bijstand in aanmerking.

  • 5. De kosten, indien achteraf gevraagd, kunnen met terugwerkende kracht worden verstrekt voor een periode van maximaal 12 maanden vanaf de aanvraagdatum.

39. Bijzondere bijstand voor de kosten van rechtsbijstand

Voor de eigen bijdrage in de kosten van rechtsbijstand wordt bijzondere bijstand verstrekt voor zover de kosten noodzakelijk zijn en dat door de Raad voor Rechtsbijstand is vastgesteld.

40. Bijzondere bijstand in de kosten van aanschaf van een computer

  • 1. Een computer wordt beschouwd als een duurzaam gebruiksgoed. De aanschaf en vervanging van duurzame gebruiksgoederen dienen – met inachtneming van artikel 35 van de wet – uit het eigen, normaal ter beschikking staande inkomen gefinancierd te worden, hetzij door reservering vooraf dan wel door het treffen van een betalingsregeling of lening achteraf. Duurzame gebruiksgoederen (computers) behoren daarmee tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan, waarvoor in het algemeen geen bijzondere bijstand verleend kan worden.

  • 2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid kan, na toetsing van de noodzaak van de aanschaf of vervanging, wel bijzondere bijstand verleend worden in de aanschafkosten van een computer met toebehoren in de navolgende gevallen:

    • a.

      de bijstand kan door de verzorgende ouder(s) aangevraagd worden ten behoeve van de tot zijn last komende kind(eren), vanaf het moment dat hij/zij in groep 7 of 8 van het basisonderwijs zit(ten) of het voortgezet of middelbaar beroepsonderwijs (gaan) bezoeken, tot het moment dat het laatste tot zijn last komende kind de leeftijd van 18 jaar bereikt.

    • b.

      de belanghebbende overlegt bij de aanvraag een pro forma nota van de aan te schaffen computer.

    • c.

      de bijzondere bijstand voor aanschaf van de computer wordt verleend om niet (als gift) voor de werkelijke kosten van aanschaf of vervanging tot maximaal het normbedrag zoals in de bijlage vermeld;

    • d.

      per huishouden kan bijzondere bijstand voor maximaal één computer verstrekt worden;

    • e.

      de belanghebbende kan ten behoeve van tot zijn last komende kind(eren) eenmaal in een periode van vijf jaar bijzondere bijstand aanvragen in de kosten van aanschaf of vervanging van een computer, te rekenen vanaf de eerste dag van de maand, waarin de bijzondere bijstand voor een computer voor het eerst is aangevraagd. Bij de beoordeling van het recht op bijzondere bijstand speelt het eventueel al in een gezin aanwezig zijn van een computer geen rol;

    • f.

      de kosten die verband houden met het gebruik en het onderhoud (papier, inkt, en dergelijke) komen niet voor bijstandsverlening in aanmerking.

40A. Bijzondere bijstand in de kosten van aanschaf van een tablet

  • 1. Een tablet wordt beschouwd als een duurzaam gebruiksgoed. De aanschaf en vervanging van duurzame gebruiksgoederen dienen – met inachtneming van artikel 35 van de wet – uit het eigen, normaal ter beschikking staande inkomen gefinancierd te worden, hetzij door reservering vooraf dan wel door het treffen van een betalingsregeling of lening achteraf. Duurzame gebruiksgoederen behoren daarmee tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan, waarvoor in het algemeen geen bijzondere bijstand verleend kan worden.

  • 2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid kan, na toetsing van de noodzaak van de aanschaf, wel bijzondere bijstand verleend worden in de aanschafkosten van een tablet met toebehoren in het de navolgende geval:

    • a.

      de bijstand kan door de verzorgende ouder(s) aangevraagd worden ten behoeve van elk tot zijn last komend€ kind(eren), eens in de vijf jaar, vanaf het moment dat hij/zij het voortgezet of middelbaar beroepsonderwijs (gaan) bezoeken, tot het moment dat het laatste tot zijn last komende kind de leeftijd van 18 jaar bereikt.

    • b.

      de belanghebbende overlegt bij de aanvraag een proforma nota van de aan te schaffen tablet.

    • c.

      de bijzondere bijstand voor aanschaf van de tablet wordt verleend om niet (als gift) voor de werkelijke kosten van aanschaf tot maximaal het normbedrag zoals in de bijlage vermeld;

    • d.

      de kosten die verband houden met het gebruik komen niet voor bijstandsverlening in aanmerking (hoesjes, snoertjes, etc).

40B. Bijzondere bijstand als tegemoetkoming in de kosten van internet

  • 1. Voor gezinnen met kinderen tot 18 jaar is het mogelijk, na toetsing van de noodzaak van een internetaansluiting, bijzondere bijstand te verlenen als tegemoetkoming in de kosten van een internetaansluiting tot een gemaximeerd normbedrag zoals in de bijlage vermeld, per huishouden per maand.

  • 2. Ouders met kinderen kunnen voor bijzondere bijstand in aanmerking komen, indien zij voldoen aan het volgende criterium:

    één of meer kinderen tot 18 jaar hebben die op zijn minst groep 7 of 8 van het basis onderwijs of het voortgezet of middelbaar beroepsonderwijs volgen; Belanghebbenden dienen op verzoek van het college de kosten van de internetaansluiting aan te tonen.

41. Bijzondere bijstand in school-, sport en cultuurkosten

  • 1. Gezinnen met schoolgaande kinderen bekleden als gevolg van het feit dat zij kosten moeten maken in verband met het naar school gaan van kinderen een ongunstige financiële positie. Zij hebben in het algemeen niet de ruimte om te reserveren voor uitgaven ter vrije besteding. Het is mogelijk aan hen bijzondere bijstand te verlenen per kind als tegemoetkoming in de kosten tot een gemaximeerd normbedrag zoals in de bijlage vermeld.

  • 2. Onder schoolkosten worden onder meer de volgende kosten verstaan: studieboeken, schoolgeld, een fiets, sportkleding, overblijfkosten, schoolreisje, ouderbijdrage. Deze opsomming is niet limitatief.

  • 3. Ouders met kinderen kunnen voor bijzondere bijstand in schoolkosten in aanmerking komen, indien zij voldoen aan de volgende criteria:

    • a.

      één of meer kinderen hebben die het basisonderwijs volgen, en/of

    • b.

      één of meer kinderen hebben die het voortgezet of middelbaar beroepsonderwijs volgen;

    • c.

      van wie het kind / de kinderen op 1 augustus van een kalenderjaar nog niet de 18-jarige leeftijd bereikt heeft / hebben;

  • 4. De bijzondere bijstand kan eenmaal per schooljaar na 1 augustus van dat jaar aangevraagd worden. Een schooljaar begint op 1 augustus en eindigt op 31 juli van het daaropvolgende kalenderjaar.

  • 5. Belanghebbende dient op verzoek van het college de kosten als bedoeld in het tweede lid aan te tonen.

42. Bijzondere bijstand voor reiskosten voor het bezoeken van een inwonend gezinslid in ziekenhuis of andere inrichting of een inwonend gezinslid in detentie

  • 1. Als inwonende gezinsleden in een ziekenhuis of een andere inrichting buiten de gemeente worden verpleegd, is er bijzondere bijstand mogelijk voor de reiskosten voor het op bezoek gaan. Er wordt hierbij rekening gehouden met een mogelijke vergoeding vanuit de zorgverzekering als voorliggende voorziening.

  • 2. Als inwonende gezinsleden buiten de gemeente in detentie zitten, is er bijzondere bijstand mogelijk voor de reiskosten voor het op bezoek gaan.

  • 3. De hoogte voor de in lid 1 en lid 2 genoemde kosten is één keer per maand goedkoopste vorm van vervoer.

  • 4. Wegens sociale en/of medische redenen kan van lid 3 worden afgeweken.

43. -Vervallen -

44. Bijzondere bijstand voor stookkosten

  • 1. Stookkosten behoren tot de algemeen voorkomende noodzakelijke kosten van het bestaan. Aangezien de algemene bijstand voorziet in deze kosten kan er in beginsel geen bijstand worden verleend voor deze kosten.

  • 2. In afwijking van het eerste lid komen personen die als gevolg van ouderdom, ziekte of handicap geconfronteerd worden met extra stookkosten in aanmerking voor bijzondere bijstand voor deze kosten indien het een medische noodzakelijkheid is, aangetoond door brief huisarts, GGD of andere plausibele wijze.

REGELING MAATSCHAPPELIJKE PARTICIPATIE

45. Regeling maatschappelijke participatie

  • 1. Personen met een inkomen tot 110% van de bijstandsnorm komen in aanmerking voor een tegemoetkoming in de kosten van maatschappelijke participatie. Kinderen(tot 18 jaar) uit gezinnen met een inkomen vanaf 110% tot 130% van de bijstandsnorm komen in aanmerking voor een tegemoetkoming van 50% van de vastgestelde bedragen van de regeling maatschappelijke participatie.

  • 2. Deze tegemoetkoming kan ingezet worden voor sociale, culturele en sportieve activiteiten die de participatie aan de samenleving bevorderen c.q. die dienen om een sociaal isolement te voorkomen of te doorbreken.

  • 3. De tegemoetkoming bestaat uit een vast bedrag per persoon per jaar.

  • 4. De aanvrager krijgt bij een aanvraag een beschikking voor het maximale bedrag waarop diens huishouden een beroep kan doen. Dit bedrag wordt ook uitbetaald. In de beschikking en in de communicatie over deze regeling wordt opgenomen dat bewijsstukken bewaard moeten worden ten bate van een mogelijke steekproefsgewijze controle achteraf.

BIJZONDERE BIJSTAND AAN PERSONEN DIE RECHTENS GEDWONGEN ZIJN OPGENOMEN IN PSYCHIATRISCHE ZIEKENHUIZEN

46. Doelgroepen

Deze beleidsregels zijn van toepassing in geval het aanvragen om bijzondere bijstand betreft ten aanzien van de volgende doelgroepen:

  • 1.

    Mensen die gedwongen opgenomen worden in psychiatrische ziekenhuizen op grond van de BOPZ;

  • 2.

    Mensen die gedwongen opgenomen worden in psychiatrische ziekenhuizen op grond van artikel 37, eerste lid, WvSr;

  • 3.

    Mensen die op grond van artikel 37b WvSr in een Tbs-kliniek opgenomen worden na ontslag van alle rechtsvervolging.

47. Beperkingen

Bijzondere bijstand voor de kostensoorten als bedoeld in deze beleidsregels kan slechts worden verleend, voor zover de belanghebbende daarin niet kan voorzien vanuit het inkomen en het aanwezige vermogen.

48. Huisvestingskosten

  • 1. Een belanghebbende die behoort tot een van de doelgroepen als bedoeld in beleidsregel 46 en op wie de beperkingen als bedoeld in beleidsregel 47 niet van toepassing zijn, maakt aanspraak op bijzondere bijstand in de huisvestingskosten;

  • 2. Onder huisvestingskosten worden verstaan: de voor rekening van de belanghebbende blijvende huurlasten – na aftrek van de door de belanghebbende ontvangen huurtoeslag – voor de door hem bewoonde woning, zo nodig verhoogd met de door hem verschuldigde energielasten (vastrecht);

  • 3. Wanneer de belanghebbende een door hemzelf bewoonde koopwoning bewoont, worden onder huisvestingskosten verstaan: de rentelasten die aan de door belanghebbende afgesloten hypotheek verbonden zijn, zo nodig verhoogd met de door hem verschuldigde energielasten (vastrecht).

49. Persoonlijke uitgaven

  • 1. Een belanghebbende die behoort tot een van de doelgroepen als bedoeld in beleidsregel 46 en op wie de beperkingen als bedoeld in beleidsregel 47 niet van toepassing zijn, maakt aanspraak op bijzondere bijstand in de persoonlijke uitgaven;

  • 2. Onder persoonlijke uitgaven worden verstaan: het normbedrag als bedoeld in artikel 23, eerste lid, onderdeel a, van de wet, voor een alleenstaande die in een inrichting verblijft;

  • 3. Het in lid 2 bedoelde bedrag wordt in verband met de invoering van de ZVW verhoogd met het bedrag als bedoeld in artikel 23, tweede lid, onderdeel a, van de wet.

50. Periode waarover de bijzondere bijstand verstrekt wordt

  • 1. De bijzondere bijstand als bedoeld in beleidsregel 48 wordt verstrekt gedurende maximaal zes maanden na de datum waarop de belanghebbende rechtens gedwongen is opgenomen;

  • 2. De in lid 1 genoemde periode kan – na een daartoe separaat ingesteld onderzoek – éénmalig met maximaal zes maanden verlengd worden.

OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

51. Richtprijzen

Het college stelt een lijst met richtprijzen voor de verlening van de bijzondere bijstand vast. Als zodanig gebruikt het college de meest recente uitgave van het Prijzenboek Voorschoten: Richtprijzen voor de verlening van bijstand. De bedragen worden naar boven afgerond op hele euro’s.

52. Vaststelling en herziening van beleidsregels

Indien de vaststelling van deze beleidsregels dan wel toekomstige herzieningen daarvan leiden tot vermindering van lopende uitkeringsrechten, treedt die vermindering pas in op de eerste dag van de volgende periode van twaalf maanden.

53. Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als: ‘Beleidsregels bijzondere bijstand en minimabeleid Voorschoten 2020-1’.

54. Datum van inwerkingtreding

  • 1. Deze beleidsregels treden in werking met ingang van 1 januari 2020.

  • 2. Op dat moment worden de ‘Beleidsregels bijzondere bijstand en minimabeleid Voorschoten 2019-2’ ingetrokken.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van 10 september 2019,

het college van burgemeester en wethouders,

A.R. de Graaf

gemeentesecretaris,

P.J. Bouvy-Koene,

burgemeester

TOELICHTING OP DE BELEIDSREGELS BIJZONDERE BIJSTAND EN MINIMABELEIDVOORSCHOTEN 2019

ALGEMEEN

Beleidsregel 1.

Deze beleidsregel bevat de omschrijving van een aantal begripsbepalingen die van belang zijn voor de uitvoering van deze beleidsregels. Voor zover mogelijk zijn zij rechtstreeks uit de wet afgeleid en behoeven zij geen nadere toelichting. Het begrip ‘rechtens zijn vrijheid ontnomen’ gaat verder dan alleen een gevangenisstraf. Voor mensen die gedwongen worden opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis geldt ook, dat ‘rechtens hun vrijheid is ontnomen’. Voor deze groepen mensen kan het gevolg van de gedwongen opname zijn, dat hun inkomen wegvalt. Een aantal sociale zekerheidswetten kent de bepaling, net als de wet, dat men geen recht op uitkering heeft als men rechtens van zijn vrijheid is beroofd. Deze beleidsregels hebben betrekking op de verlening van bijzondere bijstand voor de huisvestingskosten en eventuele persoonlijke uitgaven.

VOORLIGGENDE VOORZIENINGEN

Beleidsregel 5.

Uitgangspunt is dat de wetgever heeft bepaald dat alle vergoedingen krachtens de Wmo, de ZVW, de Jeugdwet en de Wlz, voldoende zijn en dat kennelijk een uitgebreidere vergoeding niet noodzakelijk is. Dit betekent dan ook dat alle extra kosten, die dus niet gedekt worden door de WMO, de ZVW, de Jeugdwet of de Wlz, ook niet in aanmerking komen voor bijzondere bijstand. Immers, de wetgever heeft bepaald dat die kosten niet noodzakelijk zijn, anders waren ze wel ondergebracht in het standaardpakket en dus vergoed.

Logisch gevolg daarvan is lid 2, waarin staat dat het iemand natuurlijk vrij staat om een aanvullende verzekering af te sluiten, maar dat wederom de wetgever heeft bepaald dat het standaardpakket voldoende is en een uitbreiding dus niet noodzakelijk. De premie voor die aanvullende verzekering komt dus niet in aanmerking om vergoed te worden vanuit de bijzondere bijstand.

BIJZONDERE BIJSTAND AAN BELANGHEBBENDEN VAN 18, 19 OF 20 JAAR.

Beleidsregel 9.

Jongeren vallen onder het regime van de (algemene) bijstand. Als hij zelf geen recht heeft op een periodieke bijstandsuitkering, heeft hij ook geen recht op aanvullende bijzondere bijstand in de kosten van levensonderhoud.

Beleidsregel 11.

Deze beleidsregel bepaalt op welke wijze zo nodig bijzondere bijstand in de kosten van levensonderhoud verstrekt dient te worden aan uitwonende alleenstaanden jonger dan 21 jaar. Het uitgangspunt is dat personen jonger dan 21 jaar geacht wonen bij hun ouders thuisinwonend te zijn, tenzij er aanleiding is op grond van een aantal criteria uitwonend zijn toe te staan. De criteria voor het uitwonend zijn worden in onderdeel 1 van deze beleidsregel uitgewerkt.

Wanneer de alleenstaande jonger dan 21 jaar aan ten minste één van de criteria voldoet, kan hij aanspraak maken op aanvullende bijzondere bijstand. De hoogte van de bijzondere bijstand wordt gerelateerd aan de normen voor personen jonger dan 21 jaar in relatie tot 50% van de gehuwdennorm zoals vermeld in deze beleidsregel.

Beleidsregel 12.

Deze beleidsregel bepaalt op welke wijze zo nodig bijzondere bijstand in de kosten van levensonderhoud verstrekt dient te worden aan alleenstaande ouders jonger dan 21 jaar. Het uitgangspunt dat alleenstaande ouders geacht worden bij hun ouders in te wonen is hier niet van toepassing. Alleenstaande ouders worden geacht uitwonend te zijn.

De alleenstaande ouder in de leeftijd van 18, 19 of 20 jaar kan zo nodig voor aanvullende bijzondere bijstand in aanmerking komen. De hoogte van de bijzondere bijstand wordt gerelateerd aan 50% van de gehuwdennorm zoals vermeld in deze beleidsregel in relatie tot de normen voor alleenstaande ouders jonger dan 21 jaar.

Indien het noodzakelijk is dat algemene bijstand wordt verleend ten behoeve van het kind van een alleenstaande ouder die minderjarig is (tienermoeder) wordt die bijstand bepaald op 20% van de gehuwdennorm zoals vermeld in deze beleidsregel.

Beleidsregel 13.

Deze beleidsregel bepaalt op welke wijze zo nodig bijzondere bijstand in de kosten van levensonderhoud verstrekt dient te worden aan gehuwden of samenwonenden die beiden jonger zijn dan 21 jaar. Het uitgangspunt dat gehuwden of samenwonenden jonger dan 21 jaar geacht worden bij hun ouders in te wonen, is hier niet van toepassing. Gehuwden of samenwonenden worden geacht uitwonend te zijn.

De gehuwden of samenwonenden die beiden jonger dan 21 jaar zijn kunnen zo nodig voor aanvullende bijzondere bijstand in aanmerking komen. De hoogte van de bijzondere bijstand wordt gerelateerd aan de norm voor gehuwden / samenwonenden van 21 jaar of ouder in relatie tot de normen voor gehuwden / samenwonenden van 18, 19 of 20 jaar.

Beleidsregel 14.

Deze beleidsregel bepaalt op welke wijze zo nodig bijzondere bijstand in de kosten van levensonderhoud verstrekt dient te worden aan gehuwden of samenwonenden waarvan één partner 21 jaar of ouder is. Het uitgangspunt dat gehuwden jonger dan 21 jaar geacht worden bij hun ouders in te wonen is hier niet van toepassing. Gehuwden of samenwonenden worden geacht uitwonend te zijn.

Gehuwden of samenwonenden van wie één partner ouder is dan 21 jaar kunnen zo nodig voor aanvullende bijzondere bijstand in aanmerking komen. De hoogte van de bijzondere bijstand wordt gerelateerd aan de norm voor gehuwden / samenwonenden van 21 jaar of ouder in relatie tot de norm voor gehuwden / samenwonenden met één partner van 21 jaar of ouder.

BIJZONDERE BIJSTAND OP BASIS VAN GROEPSKENMERKEN

Beleidsregel 34.

De bijzondere bijstand voor aantoonbare, verborgen meerkosten bij chronische ziekte en handicap

bedraagt per kalenderjaar maximaal:

  • -

    per persoon (2019)

150,00

Bij de aanvraag dient betrokkene duidelijk te maken voor welke specifieke kosten de bijzondere bijstand aangevraagd wordt. Tevens dient aannemelijk te zijn dat deze kosten vallen onder de reikwijdte van dit artikel. Het eigen risico van de ZVW en eigen bijdragen voor zorgkosten vallen hier in elk geval niet onder.

Beleidsregel 35.

De bijzondere bijstand voor aantoonbare meerkosten voor personen met de pensioengerechtigde leeftijd en ouder bedraagt per kalenderjaar voor:

abonnementen en/of kosten voor sport en cultuur.

  • -

    per persoon (2019)

87,00

Bij de aanvraag dient betrokkene duidelijk te maken voor welke specifieke kosten de bijzondere bijstand aangevraagd wordt.

BIJZONDERE BIJSTAND VOOR SPECIFIEKE KOSTENSOORTEN

Beleidsregel 38.

lid 1

Salariskosten voor bewindvoering i.h.k.v . de WSNP

De bewindvoering in het kader van de WSNP komt voort uit de faillissementswet (Fw). De bewindvoerder/curator ontvangt een vergoeding op grond van het Besluit subsidie bewindvoerder schuldsanering en het Besluit salaris bewindvoerder schuldsanering. Het salaris wordt uit de boedel (het meerdere boven de beslagvrije voet) betaald. Als de boedel niet toereikend is, vervalt het salaris van de bewindvoerder. Bijzondere bijstand is niet aan de orde.

lid 2

Geheel of gedeeltelijk beschermingsbewind, mentorschap of curatele

De wettelijke bepalingen liggen vast in het Burgerlijk Wetboek.

De rechter kan dit uitspreken als de belanghebbende niet (volledig) in staat is zijn vermogensrechtelijke belangen zelf te behartigen. Als de rechter geheel of gedeeltelijk beschermingsbewind, mentorschap of curatele heeft ingesteld, dan komen de kosten hiervan in aanmerking voor bijzondere bijstand waarbij voor de hoogte van deze kosten wordt uitgegaan van de tarieven als vermeld in de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren. Als er sprake is van een rechterlijke uitspraak waarin de hoogte van de vergoeding voor de bewindvoerder afwijkend van deze tarieven is vastgesteld, komen deze kosten in aanmerking voor bijzondere bijstand.

Indien de kantonrechter beschermingsbewind heeft ingesteld en de kosten daarvan heeft vastgesteld, moet het college de noodzaak van de kosten in beginsel aannemen. Het college kan bij twijfel wel een onderzoek instellen om te verifiëren of de met de bewindvoering betrokken werkzaamheden daadwerkelijk zijn verricht en of de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt aangevraagd daadwerkelijk zijn gemaakt

lid 3

Financieel beheer op vrijwillige basis en zaakwaarneming

Zaakwaarneming houdt het behartigen van de belangen van een ander in, zonder dat diegene daar uitdrukkelijk om heeft gevraagd. Dit komt neer op het oplossen van een probleem als de verantwoordelijke daar zelf niet toe in staat is, omdat hij afwezig is. Zaakwaarneming en financieel beheer op vrijwillige basis en komen in het algemeen niet voor bijzondere bijstand in aanmerking. In Voorschoten werd dit voorheen wel vergoed vanuit bijzondere bijstand. Personen die op 1 januari 2014 reeds vrijwillig budgetbeheer volgen dat ook al is betaald kunnen hun contractperiode afmaken. Om de doelgroep die voorheen gebruik maakte van vrijwillig budgetbeheer op weg te helpen wordt hen een cursus omgaan met geld aangeboden vanuit het preventie-beleid zoals opgenomen in het beleidsplan schuldhulpverlening van de gemeente.

Beleidsregel 39

De Raad voor Rechtsbijstand besluit of iemand in aanmerking komt voor gesubsidieerde rechtsbijstand. Indien dit niet het geval is, dan volgt de gemeente dit oordeel dat een gang naar de rechter niet noodzakelijk is.

Beleidsregel 40.

De tegemoetkoming in de werkelijke kosten voor de aanschaf van een computer met toebehoren bedraagt maximaal 540,00

Beleidsregels 40A

De tegemoetkoming in de werkelijke kosten voor de aanschaf van een tablet met toebehoren

bedraagt maximaal 310,00

Beleidsregel 40B

De tegemoetkoming voor kosten van internet voor gezinnen met kinderen tot 18 jaar in groep 7 en groep 8 van het basisonderwijs, het voortgezet onderwijs of op het middelbaarberoepsonderwijs bedraagt maximaal per maand 20,00

Bij de aanvraag dient betrokkene duidelijk te maken voor welke specifieke kosten de bijzondere bijstand aangevraagd wordt.

Beleidsregel 41.

Vanaf 1 januari 2019 bedraagt de werkelijke kosten voor school- cultuur- en sportkosten per schooljaar:

  • -

    voor kinderen in het basisonderwijs

238,00*

  • -

    voor kinderen in het voortgezet onderwijs

500,00*

* Voor gezinnen met een inkomen tussen 110% en 130% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm en schoolgaande kinderen is een tegemoetkoming van 50% van toepassing op de vastgestelde bedragen voor het basisonderwijs en het voortgezet onderwijs.

Bij de aanvraag dient betrokkene duidelijk te maken voor welke specifieke kosten de bijzondere bijstand aangevraagd wordt.

Beleidsregel 42.

In lid 4 wordt gesteld dat wegens sociale en/of medische redenen van lid 3 kan worden afgeweken. Hiermee wordt bedoeld dat de noodzakelijke bezoekfrequentie afhankelijk is van diverse factoren, zoals de familierelatie, de leeftijd van de zieke en/of de ernst van de ziekte. Deze factoren dienen meegenomen te worden in de beoordeling of van lid 3 wordt afgeweken.

Beleidsregel 44.

Voor de bijzondere bijstand voor stookkosten gelden de volgende bedragen:

  • 1.

    Gedurende koude maanden maximaal per maand:

    • a.

      127,06 bij alleen het woonvertrek

    • b.

      285,88 bij het woon- en slaapvertrek

  • 2.

    Gedurende het hele jaar maximaal per jaar:

    • a.

      217,81 bij alleen het woonvertrek

    • b.

      490,08 bij het woon- en slaapvertrek

Beleidsregel 45.

In deze beleidsregels zijn de criteria opgenomen voor toekenning van de Regeling maatschappelijke Participatie. Men kan voor deze regeling in aanmerking komen als het inkomen niet hoger is dan 110% van de toepasselijke bijstandsnorm. De regeling kan aan alle gezinsleden toegekend worden. De tegemoetkoming per persoon per jaar bedraagt:

  • -

    voor kinderen tot 18 jaar (2018)

216,00*

  • -

    voor volwassenen (2018)

141,00

* Kinderen uit gezinnen met een inkomen vanaf 110% tot 130% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm komen in aanmerking voor een tegemoetkoming van 50% van het vastgestelde bedrag. De tegemoetkoming voor deze kinderen bedraagt per jaar:

  • -

    voor kinderen tot 18 jaar (2018)

108,00

Zonder uitputtend te zijn, worden hier enkele voorbeelden van sociaal culturele, educatieve en sportieve activiteiten genoemd:

Sport en recreatie:

Zwembadabonnement, meerbadenkaart en lesgeld voor zwemlessen

Contributie voor een sportvereniging/sportschool

Aan het abonnement of lidmaatschap verbonden sportkleding

Seizoen-entreekaarten van een sportvereniging

Contributie van een volkstuinvereniging

Lidmaatschap hobbyclub

Culturele activiteiten

Lidmaatschap bibliotheek

Lidmaatschap amateuristische kunst of culturele vereniging

Cursuskosten van dans- of muziekschool

Theaterabonnementen

Abonnement op krant of tijdschrift

Kortingspassen

Museumjaarkaart

Cultureel Jongeren Paspoort

NS voordeelurenkaart, i.v.m. bezoek van activiteiten buiten de gemeente

Kosten cursussen:

Inschrijfkosten en lesgeld cursussen Volksuniversiteit

Inschrijfkosten en lesgeld cursussen B+C

Etc.

BIJZONDERE BIJSTAND AAN PERSONEN DIE RECHTENS GEDWONGEN ZIJN OPGENOMEN IN PSYCHIATRISCHE ZIEKENHUIZEN

Beleidsregel 46.

Degene aan wie rechtens zijn vrijheid is ontnomen, heeft op grond van artikel 13, eerste lid, onderdeel a, van de wet geen recht op bijstand. Het begrip ‘rechtens zijn vrijheid ontnomen’ omvat zowel gevangenisstraf als andere vormen van vrijheidsontneming, zoals dwangopname in een psychiatrisch ziekenhuis op grond van de BOPZ of op grond van artikel 37 WvSr dan wel in een Tbs-kliniek op grond van artikel 37b WvSr na ontslag van alle rechtsvervolging. Als gevolg van het wegvallen van de uitkering kan de persoon die rechtens gedwongen is opgenomen niet langer zijn ziektekostenpremie en andere (vaste) lasten voldoen.

Om aan deze maatschappelijk ongewenste situatie tegemoet te komen heeft de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) de gemeenten de bevoegdheid gegeven om door middel van bijzondere bijstand voor deze groepen cliënten een financiële oplossing te bieden. De gemeente kan daarmee voorzien in onder meer de kosten van de premie voor een ziektekostenverzekering, de doorbetaling van vaste lasten die verbonden zijn aan de woning (huur, energielasten) en eventuele persoonlijke uitgaven. De beoordeling van de uiteenlopende situaties van de doelgroep met de daaruit voortvloeiende verschillen in noodzakelijke bestaanskosten is afhankelijk van een combinatie van factoren, die van geval tot geval moet worden gewogen. De staatssecretaris is van mening, dat de bijzondere bijstand vanuit het maatwerkprincipe het aangewezen kader voor deze vorm van bijstandsverlening vormt. Het is de uitdrukkelijke verantwoordelijkheid van de gemeente om uitvoering te geven aan dit maatwerkprincipe en de bijstand adequaat af te stemmen op de individuele situatie waar het betreft de ziektekostenpremie, huisvestingskosten en persoonlijke uitgaven.

Deze beleidsregels hebben betrekking op drie doelgroepen:

  • -

    Mensen die gedwongen opgenomen worden in een psychiatrisch ziekenhuis op grond van de BOPZ. Dit betreft mensen die na een daartoe door de burgemeester afgegeven verklaring gedwongen worden opgenomen, omdat zij een gevaar zijn voor zichzelf, voor anderen, of voor de algemene veiligheid van personen of goederen;

  • -

    Mensen die gedwongen worden opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis op grond van artikel 37, eerste lid, WvSr. Het betreft hier mensen die een strafbaar feit hebben begaan maar aan wie dat wegens de gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens niet kan worden toegerekend. De rechter kan dan gelasten dat deze mensen voor de termijn van een jaar in een psychiatrisch ziekenhuis geplaatst worden. Dat kan echter alleen als de personen gevaarlijk zijn voor zichzelf, voor anderen of voor de algemene veiligheid van personen of goederen;

  • -

    Mensen die op grond van artikel 37b WvSr in een Tbs-kliniek worden opgenomen na ontslag van alle rechtsvervolging, Het betreft hier mensen van wie de rechter heeft bevolen dat de ter beschikking gestelde van overheidswege wordt verpleegd, indien de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de verpleging eist. Daaraan is in beginsel geen termijn verbonden.

Beleidsregel 50.

Deze beleidsregel voorziet erin, dat de bijzondere bijstand als bedoeld in de beleidsregel 51, slechts voor een beperkte periode wordt verleend. Die periode wordt gesteld op maximaal zes maanden. Het zal in het algemeen zo zijn, dat de gedwongen opname in een psychiatrisch ziekenhuis een vooropgezet tijdelijk karakter zal hebben. Wanneer de redenen die tot de gedwongen opname hebben geleid niet meer aanwezig zijn, is de grond onder de gedwongen opname vervallen en zal de cliënt in het algemeen terugkeren in zijn normale woon- en leefsituatie. Het college gaat ervan uit dat daarover binnen een termijn van zes maanden in het algemeen duidelijkheid zal ontstaan. Het kan echter voorkomen dat de gedwongen opname in een enkel geval ook na de periode van zes maanden nog zal voortduren. Het is dan mogelijk om de termijn van zes maanden eenmaal met zes maanden te verlengen. In totaal kan de bijzondere bijstand dus gedurende maximaal een jaar verleend worden. Het college sluit daarbij aan bij de termijn die genoemd wordt in artikel 37 WvSr. De rechter kan gelasten dat een persoon gedurende een jaar in een psychiatrisch ziekenhuis geplaatst wordt. Het college is van mening, dat als het verblijf in het psychiatrisch ziekenhuis na twaalf maanden nog voortgezet wordt, er niet meer sprake is van een tijdelijk karakter.