Algemene Verordening Ondergrondse infrastructuur gemeente Voorst 2015

Geldend van 01-01-2015 t/m heden

Intitulé

Algemene Verordening Ondergrondse Infrastructuur gemeente Voorst 2015 (AVOI 2015)

Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Voorst.

  • b.

    leiding: een buis of kabel waar doorheen of waarlangs het transport van vaste, vloeibare of gasvormige stoffen, van energie of van informatie wordt geleid, met uitzondering van bovengrondse hoogspanningsleidingen.

  • c.

    leidingentunnel: voor de geleiding van een leiding aangebrachte infrastructuur, waarvan door één of meerdere netbeheerders gebruik kan worden gemaakt.

  • d.

    net(werk): een ondergrondse leiding of samenstel van leidingen, daaronder mede begrepen lege buizen, ondersteuningswerken en beschermingswerken, bestemd voor transport van vaste, vloeibare of gasvormige stoffen, van energie of van informatie;

  • e.

    kunstwerk: civieltechnisch werk voor de infrastructuur van wegen, water, spoorbanen, waterkeringen en leidingen.

  • f.

    (net ) beheerder: de natuurlijke persoon handelende in de uitoefening van een beroep of een bedrijf dan wel de rechtspersoon onder wiens verantwoordelijkheid een leiding wordt aangelegd, beheerd of geëxploiteerd, waaronder tevens wordt begrepen degene die een vergunning voor het aanleggen van een leiding heeft aangevraagd.

  • g.

    ondergrondse obstakels: zich in de bodem bevindende verontreinigingen, materialen, objecten en stoffen die nadelige beïnvloeding van de staat van de aan te leggen of gelegde leiding tot gevolg hebben of kunnen hebben.

  • h.

    vergunning: een vergunning zoals bedoeld in artikel 2.1 van deze verordening of een instemmingsbesluit zoals bedoeld in artikel 5.4; eerste lid onder b van de wet.

  • i.

    werkzaamheden: alle stadia van werkzaamheden, die verband houden met de aanleg, het houden, het onderhoud, de exploitatie en het verwijderen van leidingen en het daarbij behorende herstel van de openbare ruimte.

  • j.

    wet: Telecommunicatiewet.

  • k.

    Wion: Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten, ook wel genoemd grondroerdersregeling.

  • l.

    openbaar elektronisch communicatienetwerk: telecommunicatienetwerk als bedoeld in artikel 1.1, onder h, van de wet.

  • m.

    openbare gronden: openbare wegen en wateren als bedoeld in artikel 1.1, onder aa, van de wet.

  • n.

    aanbieder: aanbieder van een openbaar elektronisch communicatienetwerk als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, van de wet.

  • o.

    gedoogplichtige: degene op wie een gedoogplicht rust als bedoeld in artikel 5.2, eerste lid, van de wet.

  • p.

    melding: melding als bedoeld in artikel 5.4, eerste lid, onder a, van de wet;

  • q.

    huisaansluiting: het gedeelte van een kabel van minder dan 25 meter in openbare gronden dat een openbaar elektronisch communicatienetwerk verbindt met een netwerkaansluitpunt als bedoeld onder artikel 1.1, onder k, van de wet.

  • r.

    werkzaamheden van niet ingrijpende aard:

    • -

      het aanbrengen of verwijderen van leidingen in reeds aangebrachte voorzieningen;

    • -

      reparaties aan het openbare elektronische communicatienetwerk met een lengte van minder dan 25 meter en niet vallend onder artikel 7.3 eerste lid van deze verordening;

    • -

      het maken van huisaansluitingen.

Artikel 1.2

Deze verordening is van toepassing op de aanleg, het houden, het onderhoud, de exploitatie, het verleggen/verplaatsen en het verwijderen van leidingen in openbare gronden welke in eigendom zijn van de gemeente Voorst, gronden van de gemeente Voorst met een openbaar karakter en in of op kunstwerken.

Artikel 1.3

Het college stelt ter uitvoering en uitwerking van deze verordening nadere regels vast omtrent onder meer het tijdstip, de plaats en de wijze van uitvoering bij aanleg, onderhoud, verlegging/verplaatsing en opruimen van leidingen.

Deel I Leidingen voor netwerken niet zijnde openbare elektronische communicatiewerken

Hoofdstuk 2 De vergunning en de meldingsplicht

Artikel 2.1 De vergunning

Het is verboden zonder vergunning of in afwijking van een verleende vergunning leidingen in, op of boven de openbare ruimte en in of op kunstwerken:

  • a.

    aan te leggen en of te houden;

  • b.

    te onderhouden of te exploiteren, of

  • c.

    te wijzigen;

  • d.

    te verplaatsen;

  • e.

    een andere functie te geven;

  • f.

    te verwijderen.

Artikel 2.2 De aanvraag

  • 1. Een vergunning wordt door het college op aanvraag aan de netbeheerder verleend, nadat is gebleken dat wordt voldaan aan het bepaalde bij of krachtens deze verordening.

  • 2. De aanvraag voor een vergunning wordt ingediend bij het college door middel van een daartoe vastgesteld formulier.

Artikel 2.3 Gegevensverstrekking

  • 1. Bij de aanvraag verstrekt de aanbieder in ieder geval de volgende gegevens:

    • a.

      N.A.W. gegevens van de eigenaar en beheerder van het net alsmede de aannemer van de uit te voeren werkzaamheden aan het net;

    • b.

      Een bewijs dat de eigenaar van de leiding staat geregistreerd bij het kadaster als netbeheerder;

    • c.

      Welke belanghebbenden en instanties vooraf in kennis worden gesteld van de voorgenomen datum van aanvang, beëindiging en de aard van de werkzaamheden;

    • d.

      Een of meer tekeningen van het gewenste tracé ingetekend op de GBKN voor bestaand gebied:

      • 1.

        De tekening(en) moet(en) zijn voorzien van een tekeninghoofd met een uniek tekeningnummer en een datum waarbij de datum van de laatste wijziging geldt;

      • 2.

        De tekeningen moete zijn voorzien van een noordpijl;

      • 3.

        De maatvoering van het geplande tracé moet eenduidig en volledig zijn aangegeven ten opzichte van vaste punten in de omgeving;

      • 4.

        Het aantal leidingen moet op de tekening(en) zijn aangegeven inclusief de materiaalsoort en nummer van de leiding(en) alsook de diameter van de leiding(en);

    • e.

      Voor gebieden die in ontwikkeling zijn worden de volgende ondergronden gebruikt voor de aanvraag van een vergunning:

    • f.

      De begrenzing van het plangebied;

    • g.

      Matenplan van het ontwikkelde gebied;

    • h.

      Het leidingtracé vastgesteld door de projectontwikkelaar, gemeente of derden voorzien van goedkeuring van de gemeente Voorst (bij derden) voor het over te dragen openbaar gebied;

    • i.

      KLIC informatie van alle netbeheerders. Deze informatie mag niet ouder zijn dan twintig dagen, gerekend vanaf de datum van ontvangst van de aanvraag;

    • j.

      Een verklaring van de overige netbeheerders binnen het te volgen tracé of, en zo ja, binnen welke termijn, in datzelfde tracé werkzaamheden door hen zullen worden uitgevoerd.

  • 2. Het college kan nadere regels stellen ten aanzien van de gegevens die bij de aanvraag moeten worden verstrekt alsook over de wijze waarop deze worden verstrekt.

  • 3. Het college kan nadere regels vaststellen over welke gegevens en documenten noodzakelijk zijn voor de beoordeling van bijzondere constructies.

Artikel 2.4 Beslistermijn

  • 1. Het college beslist op een aanvraag voor een vergunning binnen zes weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 2. Paragraaf 4.1.3.3, van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing op het besluit als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 2.5 Voorschriften en beperkingen

Het college kan aan de vergunning voorschriften en beperkingen verbinden. Deze voorschriften en beperkingen mogen slechts strekken tot bescherming van de belangen waartoe deze verordening strekt.

Artikel 2.6 Weigeren vergunning

Een vergunning zoals bedoeld in artikel 2.1. kan worden geweigerd in het belang van:

  • a.

    de openbare orde;

  • b.

    de openbare veiligheid;

  • c.

    het voorkomen of beperken van overlast;

  • d.

    de bereikbaarheid van gronden en gebouwen;

  • e.

    de ondergrondse ordening.

Artikel 2.7 Wijzigen of Intrekken vergunning

  • 1. Het college kan de vergunning wijzigen of intrekken, indien:

    • a.

      de netbeheerder niet binnen één jaar na het onherroepelijk worden van de vergunning met de werkzaamheden als omschreven in de vergunning is begonnen;

    • b.

      de in de vergunning benoemde werkzaamheden langer dan een aaneengesloten periode van zes maanden stilliggen;

    • c.

      de netbeheerder de leiding definitief buiten gebruik heeft gesteld;

    • d.

      de vergunning is verleend ten gevolge van onjuiste of onvolledige gegevens;

    • e.

      de vergunning in strijd met enig wettelijk voorschrift is afgegeven;

    • f.

      de netbeheerder het bepaalde bij of krachtens deze verordening of de vergunningvoorschriften niet naleeft;

    • g.

      na het verlenen van de vergunning naar het oordeel van het college gegronde aanleiding bestaat te veronderstellen dat het van kracht blijven van de vergunning onaanvaardbare schadelijke gevolgen heeft voor mens, natuur of milieu en hieraan door het stellen van nadere voorschriften en beperkingen aan de verleende vergunning niet kan worden tegemoetgekomen;

    • h.

      dit naar het oordeel van het college redelijkerwijs nodig is vanwege de uitvoering van gemeentelijke werkzaamheden van openbaar belang en algemeen nut;

    • i.

      er sprake is van verkoop van gronden in eigendom van gemeente, behorende tot de openbare ruimte, aan derden.

  • 2. Het college gaat niet over tot intrekking of wijziging van de vergunning dan nadat het college de houder van de vergunning heeft gehoord.

  • 3. Aan het besluit tot wijziging of intrekking van de vergunning kan de verplichting worden verbonden om de betreffende leiding(en) te verleggen/verplaatsen en/of deze te verwijderen.

Artikel 2.8 Intrekken vergunning op verzoek netbeheerder

  • 1. Het college trekt de vergunning in indien de netbeheerder schriftelijk aan het college heeft verklaard van de vergunning geen gebruik (meer) te willen maken.

  • 2. Degene die een schriftelijke verklaring als bedoeld in het eerste lid afgeeft, wordt gedurende de tijd dat de leiding na de verklaring nog in de openbare ruimte aanwezig is, beschouwd als netbeheerder tenzij de leiding is overgedragen of wordt geëxploiteerd of beheerd door een andere persoon, in welk geval laatstgenoemde (rechts)persoon als netbeheerder wordt beschouwd.

Artikel 2.9 De melding

  • 1. In afwijking van het bepaalde in artikel 2.1. is geen vergunning vereist voor:

    • a.

      werkzaamheden met een sleuflengte van maximaal 25 meter in de openbare ruimte of een lasgat met een oppervlakte van maximaal 16 vierkante meter, mits de voorgenomen werkzaamheden minimaal twee dagen voor de aanvang van de werkzaamheden door de netbeheerder zijn gemeld bij het college;

    • b.

      reparaties en werkzaamheden veroorzaakt door een storing, waarvoor uitstel niet mogelijk is, mits deze werkzaamheden door de netbeheerder binnen twee werkdagen na aanvang van de werkzaamheden zijn gemeld.

  • 2. Met een melding zoals bedoeld onder lid 1 onder a kan niet worden volstaan bij werkzaamheden aan hoogspanningsleidingen, zijnde ondergrondse leidingen van meer dan 380 Volt.

  • 3. De melding vindt plaats met behulp van een door het college vastgesteld en beschikbaar gesteld formulier.

  • 4. Het college kan nadere regels vaststellen over welke gegevens en documenten ten behoeve van de beoordeling van de melding benodigd zijn.

  • 5. Het college heeft de mogelijkheid om naar aanleiding van een melding voorschriften en beperkingen te stellen aan de uit te voeren werkzaamheden.

Artikel 2.10 Verplichtingen netbeheerder en overdracht leiding

  • 1. De netbeheerder draagt ervoor zorg dat de voorschriften die aan de vergunning zijn verbonden of zijn gesteld naar aanleiding van een melding, worden nageleefd.

  • 2. Indien de leiding wordt overgedragen aan een nieuwe netbeheerder gaan de rechten en plichten uit hoofde van deze verordening en de op basis daarvan door het college verleende vergunning(en) over op de nieuwe netbeheerder. De netbeheerder stelt het college onverwijld in kennis van de wijziging in eigendom van de leiding of van het feit dat de leiding definitief buiten gebruik is gesteld.

Hoofdstuk 3 Verplichtingen netbeheerder

Artikel 3.1 Start en voltooien werkzaamheden

  • 1. Het college kan de netbeheerder verplichten binnen een door het college vast te stellen termijn na verlening van de vergunning en voor de beoogde aanvang van de feitelijke werkzaamheden zoals bedoeld in artikel 2.1. sub a t/m f, gegevens en documenten in te dienen.

  • 2. De netbeheerder start de werkzaamheden binnen een jaar na vergunningverlening en voltooit de werkzaamheden zo spoedig mogelijk en uiterlijk binnen 6 maanden na aanvang, tenzij in de vergunning anders is bepaald.

Artikel 3.2 Ondergrondse obstakels

  • 1. Indien tijdens de uitvoering van de werkzaamheden ondergrondse

    obstakels worden aangetroffen, meldt de netbeheerder dit onverwijld aan het college.

  • 2. Het college kan bij gebleken ondergrondse obstakels in of nabij het tracé van de leiding aan de netbeheerder maatregelen opdragen ter bescherming van de belangen waartoe deze verordening strekt. De kosten van de te nemen maatregelen komen in beginsel ten laste van de netbeheerder tenzij de redelijkheid en billijkheid aanleiding geven om hiervan af te wijken.

  • 3. Het college kan opschorting van de werkzaamheden gelasten indien is gebleken dat geen uitvoering is gegeven aan de door het college aan de netbeheerder opgedragen maatregelen.

Artikel 3.3 Plicht ten aanzien van ter beschikking stellen tekeningen

De netbeheerder is verplicht na voltooiing van het werk tekeningen, waaruit de feitelijke situatie na de uitvoering van de werkzaamheden blijkt, om niet aan het college ter beschikking te stellen.

Artikel 3.4 Zorgplicht netbeheerder

De netbeheerder is verplicht, met inachtneming van de nadere door het college gestelde regels, zorg te dragen voor een goede staat van onderhoud van de leiding.

Hoofdstuk 4 Informatie-uitwisseling, planning en coördinatie

Artikel 4.1 Informatieplicht gemeente

Het college initieert in de fase van planning van een project overleg met de desbetreffende netbeheerder(s) ten einde de gevolgen van dat project voor de ligging en het onderhoud van leidingen te analyseren.

Artikel 4.2 Informatie-uitwisseling

Op initiatief van het college wisselen alle betrokken partijen, voorafgaand aan de start van een werk dat gevolgen heeft voor de ondergrondse infrastructuur, de noodzakelijke informatie met elkaar uit.

Artikel 4.3 Periodiek plannings- en coördinatieoverleg

De gemeente initieert en faciliteert nader overleg tussen alle betrokken partijen over alle uit te voeren projecten in de openbare ruimte. Dit overleg vindt periodiek, doch ten minste eenmaal per jaar plaats. De gemeente doet per project een voorstel ten aanzien van het aantal overleggen en de periodiciteit daarvan.

Hoofdstuk 5 Nadeelcompensatie en Schaderegeling Ingravingen Voorst

Artikel 5.1 Nadeelcompensatie

Het college stelt beleidsregels vast voor een door het college op aanvraag toe te kennen financiële tegemoetkoming (bij wijze van nadeelcompensatie) in het geval dat een netbeheerder als gevolge van een besluit van het college, inhoudende een intrekking of wijziging van een vergunning op grond van artikel 2.7, eerste lid onderdeel g, h of i, schade lijdt of zal lijden die redelijkerwijs niet of niet geheel tot het normale bedrijfsrisico kan worden gerekend en de vergoeding van deze schade niet op een andere wijze is verzekerd.

Artikel 5.2 Schaderegeling Ingravingen Voorst

Indien door de netbeheerder werkzaamheden aan leidingen in de openbare ruimte worden uitgevoerd, brengt het college de kosten voor herstel, beheer, onderhoud en degeneratie van die openbare ruimte die het rechtstreekse gevolg zijn van de uitgevoerde werkzaamheden bij de netbeheerder in rekening conform de door het college vast te stellen Schaderegeling Ingravingen Voorst.

Hoofdstuk 6 Verontreiniging, gevaar en hinder

Artikel 6.1 Verplichting tijdens uitvoering werkzaamheden

  • 1.

    De netbeheerder is verplicht verontreiniging, gevaar of hinder, dan wel storingen waarbij verontreiniging, gevaar of hinder kunnen optreden, onmiddellijk conform de procedures als bedoeld in de nadere door het college te stellen regels te melden en alle maatregelen te treffen teneinde verdere verontreiniging, schade of hinder te voorkomen.

  • 2.

    Het college kan de netbeheerder opdragen een milieutechnisch onderzoek dan wel een onderzoek naar mogelijk gevaar of hinder uit te voeren, indien een redelijk vermoeden bestaat van verontreiniging, gevaar of hinder, ontstaan bij de exploitatie van de leiding.

  • 3.

    Het college kan bij gebleken of ernstige dreiging van verontreiniging, gevaar of hinder in of nabij het tracé van de leiding opschorting gelasten van de exploitatie van de betreffende leiding.

Deel II Leidingen ten dienste van openbare elektronische communicatienetwerken

Hoofdstuk 7 Melding werkzaamheden

Artikel 7.1 Wijze van melding van voorgenomen werkzaamheden

  • 1. Een aanbieder die werkzaamheden wil verrichten, meldt dit voornemen ten minste acht weken voor de aanvang aan het college met een door het college vastgesteld formulier.

  • 2. Een aanbieder die werkzaamheden wil verrichten, kan hierover vooroverleg voeren met het college teneinde de melding, bedoeld in het eerste lid van dit artikel voor te bereiden.

  • 3. Indien de werkzaamheden mede betrekking hebben op gronden van een andere gedoogplichtige dan de gemeente, wordt het college uiterlijk vier weken na ontvangst van de melding in het eerste lid schriftelijk in kennis gesteld van de resultaten van het overleg tussen de aanbieder en de andere gedoogplichtige.

  • 4. Voor het verrichten van werkzaamheden van niet ingrijpende aard kan de aanbieder volstaan met een melding aan het college minimaal twee dagen voorafgaande aan de werkzaamheden met een daarvoor door het college vastgesteld formulier.

Artikel 7.2 Gegevensverstrekking

  • 1. Bij de melding als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van deze verordening verstrekt de aanbieder in ieder geval de volgende gegevens:

    • a.

      N.A.W. gegevens van de eigenaar en de beheerder van het aan te leggen net, de aannemer van het aan te leggen net;

    • b.

      Een bewijs dat de eigenaar van de leiding staat geregistreerd bij het kadaster als netbeheerder;

    • c.

      Welke belanghebbenden en instanties vooraf in kennis worden gesteld van de voorgenomen datum van aanvang, beëindiging en de aard van de werkzaamheden;

    • d.

      Een of meer tekeningen van het gewenste tracé ingetekend op de GBKN voor bestaand gebied;

      • 1.

        De tekening(en) moet(en) zijn voorzien van een tekeninghoofd met een uniek tekeningnummer en een datum waarbij de datum van de laatste wijziging geldt;

      • 2.

        De tekeningen moeten zijn voorzien van een noordpijl;

      • 3.

        De maatvoering van het geplande tracé moet eenduidig en volledig zijn aangegeven ten opzichte van vaste punten in de omgeving;

      • 4.

        Het aantal leidingen moet op de tekening(en) zijn aangegeven inclusief de materiaalsoort en nummer van de leiding(en) alsook de diameter van de leiding(en);

    • e.

      Voor gebieden die in ontwikkeling zijn worden bij de melding de volgende ondergronden gebruikt:

      • 1.

        De begrenzing van het plangebied;

      • 2.

        Het matenplan van het ontwikkelde gebied;

      • 3.

        Het leidingtracé vastgesteld door de projectontwikkelaar(gemeente of derden) voorzien van goedkeuring van de gemeente Voorst (bij derden) voor het over te dragen openbaar gebied;

    • f.

      KLIC informatie van alle netbeheerders. Deze informatie mag niet ouder zijn dan twintig dagen gerekend vanaf de datum van ontvangst van de melding;

    • g.

      Een verklaring van de overige netbeheerders binnen het te volgen tracé of, en zo ja, binnen welke termijn, in datzelfde tracé werkzaamheden door hen zullen worden uitgevoerd.

  • 2. Het college kan nadere regels stellen ten aanzien van gegevens die bij de melding worden verstrekt alsmede over de wijze waarop deze gegevens worden verstrekt.

  • 3. Het college kan nadere regels vaststellen over welke gegevens en documenten noodzakelijk zijn voor de beoordeling van bijzondere constructies.

Artikel 7.3 Ernstige belemmeringen en storingen

Ingeval van spoedeisende werkzaamheden ten gevolge van ernstige belemmering of storing van de communicatie in de zin van artikel 5.6, tweede lid, van de wet kan de aanbieder volstaan met het doen van een melding, voorafgaand aan de start van de werkzaamheden. De aanbieder doet hiervan achteraf zo spoedig mogelijk schriftelijk melding aan de burgemeester of aan een door het college aangewezen toezichthouder.

Artikel 7.4 Aanvullende verplichtingen

  • 1. De aanbieder is verplicht omwonenden en bedrijven ter plaatse van de uit te voeren werkzaamheden op de hoogte te stellen.

  • 2. Op het moment van de oplevering van de werkzaamheden is de aanbieder op verzoek van het college verplicht gegevens omtrent de ligging van zijn leidingen te verstrekken en een overzicht te geven van de niet in gebruik zijnde leidingen.

Artikel 7.5 Beslistermijn

  • 1. Het college neemt een beslissing op een melding als bedoeld in artikel 7.1 eerste lid in de vorm van een instemmingsbesluit binnen 6 weken na ontvangst van de melding

  • 2. Paragraaf 4.1.3.3, van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing op het besluit bedoeld in het eerste lid.

Artikel 7.6 Voorschriften en beperkingen bij instemming

  • 1. De netbeheerder start de werkzaamheden met betrekking tot de aanleg, wijziging, verlegging/verplaatsing of verwijdering binnen één jaar na de datum van verlening van het instemmingsbesluit en voltooit de werkzaamheden zo spoedig mogelijk en uiterlijk binnen 6 maanden na aanvang, tenzij in het instemmingsbesluit anders is bepaald.

  • 2. Het college kan nadere regels stellen omtrent het tijdstip, de plaats en de wijze van uitvoering bij aanleg, onderhoud, verplaatsing en opruiming van leidingen, het bevorderen van medegebruik van voorzieningen en het afstemmen van de voorgenomen werkzaamheden met beheerders van overige in de grond aanwezige werken, alsook over de afmetingen van kasten, handholes en andere toebehoren, behorende bij een openbaar elektronisch communicatienetwerk.

  • 3. Indien binnen 5 jaar na groot onderhoud of herinrichting van de openbare gronden de aanbieder werkzaamheden wil uitvoeren, kan het college bijzondere voorwaarden stellen aan het herstel. De hiermee gepaard gaande kosten zijn voor rekening van de aanbieder.

  • 4. Aan herstel van bijzondere bestrating kan het college nadere voorwaarden stellen.

Artikel 7.7 (Mede)gebruik van voorzieningen en vooroverleg

  • 1. Een aanbieder is verplicht om bij de aanleg van leidingen in openbare gronden zoveel mogelijk (mede)gebruik te maken van bestaande, hetzij door andere aanbieders dan wel door of in opdracht van het college aangelegde voorzieningen.

  • 2. Het vooroverleg als bedoeld in artikel 7.1., tweede lid, dan wel een door het college geïnitieerd overleg naar aanleiding van een melding als bedoeld in artikel 7.1., eerste lid, is er mede op gericht te bepalen of en zo ja langs welke delen van het tracé gebruik kan worden gemaakt van bestaande voorzieningen als bedoeld in het eerste lid.

  • 3. Indien de aanbieder een redelijk aanbod wordt gedaan om gebruik te maken van de vooraangelegde voorzieningen, zoals mantelbuizen, kabelgoten, of kabel- en leidingentunnels, is de aanbieder verplicht om voor de aanleg of uitbreiding van zijn netwerk van deze voorzieningen gebruik te maken.

  • 4. Indien de openbare gronden geen ruimte bieden voor de aanleg van nieuwe leidingen, dient de aanbieder een alternatief tracé te kiezen, of aan andere aanbieders een billijk verzoek tot medegebruik van leidingen te doen, op grond van artikel 5.12, van de wet.

Artikel 7.8 Melding wijzigingen

De aanbieder stelt het college onverwijld schriftelijk in kennis van het feit dat het eigendom, de exploitatie of het beheer van de leiding verandert of dat de leiding niet langer ten dienste staat van een openbaar elektronisch telecommunicatienetwerk in of op openbare gronden.

Artikel 7.9 Schakelbepaling

Op de werkzaamheden ten aanzien van leidingen voor openbare elektronische netwerken zijn de hoofdstukken 3, 4 en 6 alsmede artikel 5.2. van deze verordening van overeenkomstige toepassing, tenzij hiervan in hoofdstuk 7 wordt afgeweken.

Deel III

Hoofdstuk 8 Toezicht op de naleving

Artikel 8.1 Toezicht op de naleving

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de bij besluit van het college aan te wijzen personen.

Hoofdstuk 9 Straf-. overgangs- en slotbepalingen

Artikel 9.1 Overgangsbepalingen

  • 1. Voor leidingen die op de datum van inwerkingtreding van deze verordening aanwezig en in gebruik zijn geldt de schriftelijke toestemming/instemming dan wel vergunning op grond waarvan zij gelegd zijn als een vergunning respectievelijk instemmingsbesluit krachtens deze verordening.

  • 2. Indien vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een melding is gedaan op grond van de Telecommunicatieverordening gemeente Voorst, maar waarop nog niet is beslist, wordt daarop deze verordening toegepast.

Artikel 9.2 Strafbare feiten

Overtreding van de artikelen 2.1, 2.10, 3.1. tweede lid en artikel 6.1 wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van de tweede categorie.

Artikel 9.3 Slotbepalingen

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de achtste dag na bekendmaking daarvan.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als Algemene Verordening Ondergrondse Infrastructuur 2015 (AVOI 2015)

  • 3.

    De Telecommunicatieverordening gemeente Voorst vervalt op het tijdstip van inwerkingtreding van de Algemene Verordening Ondergrondse Infrastructuur.

Ondertekening

Twello, 16 december 2014
de raad
drs. B.J.M. Jansen,
griffier
drs. J.T.H.M. Penninx,
burgemeester

Toelichting op de Algemene Verordening Ondergrondse Infrastructuur 2015 (AVOI 2015)

Algemeen:

Deze algemene verordening ondergrondse infrastructuur (verder aangeduid als AVOI) is een verordening die regels bevat met betrekking tot de uitvoering van werkzaamheden in verband met de aanleg, instandhouding en opruiming van leidingen. In deze verordening zijn zowel regels gesteld betreffende leidingen voor openbare elektronische netwerken alsmede regels voor de overige leidingen.

De regels voor werkzaamheden betreffende een telecommunicatienetwerk waren voorheen opgenomen in de gemeentelijke Telecommunicatieverordening. Gelijktijdig met de inwerkingtreding van de nieuwe AVOI wordt de bestaande Telecommunicatieverordening, als afzonderlijke verordening, ingetrokken.

Voor de uitvoering van werkzaamheden in verband met de aanleg, instandhouding en opruiming van leidingen ten dienste van een openbaar elektronisch telecommunicatienetwerk bepaalt de Telecommunicatiewet (afgekort Tw), dat de aanbieder van een openbaar elektronisch communicatienetwerk die het voornemen heeft werkzaamheden uit te voeren, slechts overgaat tot het verrichten van deze werkzaamheden indien het voornemen daartoe schriftelijk is gemeld aan het college en de aanbieder van het college instemming heeft verkregen voor de uitvoering van de werkzaamheden (artikel 5.4, lid 1, Tw). De Telecommunicatiewet bepaalt daarbij (onder andere) eveneens dat het college in het instemmingsbesluit bijzondere voorschriften kan opnemen (artikel 5.4, lid 2 en lid 3, Tw) en dat de gemeenteraad met betrekking tot het verrichten van de werkzaamheden bij verordening regels vaststelt (artikel 5.4, lid 4, Tw).

Voor de werkzaamheden in verband met de aanleg, instandhouding en opruiming van de overige leidingen ontbreekt een dergelijke vorm van wetgeving. In de meeste gemeenten, waaronder de gemeente Voorst, wordt de vergunningverlening voor de werkzaamheden verleend op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening (Apv). Een aantal gemeenten kent reeds een afzonderlijke leidingenverordening.

In deze verordening is voor elk regime een apart onderdeel met bepalingen opgenomen. Deel 1 (hoofdstukken 2 tot en met 6) is van toepassing op de werkzaamheden in de categorie overige leidingen. Deel 2 (hoofdstuk 7) is van toepassing op werkzaamheden voor wat betreft leidingen die ten dienste staan of komen van een openbaar elektronisch telecommunicatienetwerk.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen

Artikel 1.1

Algemeen

In dit artikel zijn de begripsomschrijvingen opgenomen. Van belang is op te merken dat in beginsel alle leidingen in de openbare ruimte (waaronder ook rioolbuizen) waarover de bevoegdheid van het gemeentebestuur zich uitstrekt onder de reikwijdte van de verordening vallen. De term "openbare ruimte" dient in dit verband op eenzelfde wijze geïnterpreteerd te worden als het vergelijkbare begrip "openbare weg" in de Algemene Plaatselijke Verordening Voorst.

Het bereik van de verordening is niet beperkt tot de leidingen die in de grond liggen, maar ziet ook op leidingen en bijbehorende voorzieningen die door of over kunstwerken zijn gelegd. Met kunstwerken wordt bedoeld infrastructuur die voor leidingen is aangelegd om bijvoorbeeld een barrière (zoals een snelweg of een waterweg) over te kunnen steken. Hierbij valt te denken aan leidingentunnels en leidingenviaducten. Ook worden voorzieningen in bestaande infrastructuur (zoals bruggen) in deze verordening als kunstwerken beschouwd. In artikel 1.2, eerste lid is de reikwijdte van de verordening expliciet aangegeven. Bovengrondse hoogspanningsleidingen zijn uitgezonderd van de definitie van "leiding" en vallen dus niet onder de vergunningplicht van de verordening.

Met het begrip netbeheerder wordt in eerste instantie bedoeld degene in wiens opdracht de leiding wordt aangelegd. Voor het gemak wordt de aanvrager van een vergunning ook als netbeheerder aangemerkt, hoewel daar feitelijk nog geen sprake van kan zijn (er is immers in geval van nieuwe leidingen nog geen leiding aanwezig). Nadat de leiding is aangelegd, zal de exploitant of beheerder van de leiding worden beschouwd als netbeheerder. Veelal zal dat degene zijn onder wiens verantwoordelijkheid de leiding is aangelegd, maar dat behoeft niet altijd het geval te zijn. In geval van overdracht van de leiding gelden specifieke regels. Zie hiervoor de toelichting bij artikel 2.11.

Artikel 1.1 sub c (leidingtunnel)

Voorbeelden van leidingentunnels zijn:

  • -

    Mantelbuizen;

  • -

    Leidingenviaducten;

  • -

    in kunstwerken (bouwkundige zin) aanwezige voorzieningen t.b.v. de geleiding van leidingen.

Artikel 1.1 sub d. (net)werk

Hieronder worden mede begrepen mantelbuizen, kabelgoten, afsluiters, bovengrondse brandkranen en kasten.

Artikel 1.1. sub m (openbare gronden)

Hieronder dient te worden verstaan openbare wegen met inbegrip van de daartoe behorende stoepen, glooiingen, bermen, sloten, bruggen, viaducten, tunnels, duikers, beschoeiingen en andere werken, maar ook wateren met daartoe behorende bruggen, plantsoenen, pleinen en andere plaatsen die voor een ieder toegankelijk zijn.

Artikel 1.2

In dit artikel wordt het toepassingsbereik van de verordening weergegeven

Artikel 1.3

Dit artikel biedt de grondslag voor het college om ter uitvoering en nadere uitwerking van de verordening nadere regels te stellen. Deze zullen worden opgenomen in het handboek AVOI.

Beoogd is hierin voornamelijk technische voorschriften op te nemen op het gebied van veiligheid van leidingen en de uitvoering van werkzaamheden. Ook zal in het handboek AVOI worden opgenomen welke informatie moet worden aangeleverd bij het indienen van een vergunningaanvraag of aanvraag instemmingsbesluit. Ook is als onderdeel van het handboek AVOI de schaderegeling ingravingen Voorst opgenomen.

Deel I

Artikel 2.1

Dit artikel vormt de kern van het vergunningenstelsel bij het regime voor overige leidingen (niet zijnde openbare telecommunicatienetwerken).

Het is verboden om een leiding aan te leggen, te exploiteren, te onderhouden, te wijzigen, te verplaatsen (waaronder verticale verplaatsingen) of te verwijderen, tenzij de netbeheerder in het bezit is van een vergunning.

Artikel 2.2

Dit bepaalt dat de vergunning wordt verleend indien wordt voldaan aan de voorschriften in deze verordening en de nadere regels, zoals gesteld in het handboek AVOI.

Artikel 2.4

Dit artikel regelt in het eerste lid dat er in beginsel binnen 6 weken moet worden beslist op de vergunningaanvraag. Lukt het niet om binnen deze termijn een besluit te nemen dan geeft het tweede lid de mogelijkheid om de beslistermijn met nog eens zes weken te verlengen. Uiteraard zal er naar worden gestreefd om zo spoedig mogelijk op de aanvragen te beslissen en gelden de genoemde termijnen als maximale beslistermijnen.

Lex silencio positivo

Het derde lid van artikel 2.4. houdt in dat op deze vergunningprocedure de lex silencio positivo niet van toepassing is. Dat betekent dat bij het verstrijken van de beslistermijnen de vergunning niet van rechtswege als verleend wordt geacht.

Gelet op de grote publieke belangen die in het geding kunnen zijn, zoals het waarborgen van bereikbaarheid voor politie, brandweer en ambulance en de veiligheid voor het publiek, is het niet verantwoord dat zonder meer met de graafwerkzaamheden mag worden begonnen als de gemeente verzuimd zou hebben binnen de gestelde termijn te beslissen. Dat laat natuurlijk onverlet dat indien de gemeente in gebreke is, daartegen rechtsmiddelen openstaan. Hetzelfde geldt overigens voor de instemming voor de werkzaamheden in verband met aanleg, instandhouding en opruiming van kabels ten dienste van een openbaar elektronisch telecommunicatienetwerk (de instemming als bedoeld in artikel 5.4, lid 1, sub b, Tw). Het maatschappelijk risico van het stil verlenen van de instemming wordt onwenselijk geacht, afgezet tegen het maatschappelijk voordeel van een tijdige vergunningverlening (zie de opvatting in de brief van de minister van Justitie aan de Tweede Kamer, d.d. 9 juni 2009, TK 29515, nr. 293, in het bijzonder de bijlage 2; laatstelijk herbevestigd door de Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel tot Wijziging van de Telecommunicatiewet ter implementatie van de herziene telecommunicatierichtlijnen, TK 32549, nr. 3, pp.29-31).

Artikel 2.5

Dit artikel biedt de basis om aan de vergunning voorschriften en beperkingen te verbinden. De verordening en de nadere regels zoals opgenomen in het handboek AVOI vormen daarvoor gezamenlijk het kader. Daarbij geldt als uitgangspunt dat de voorschriften en beperkingen slechts mogen strekken tot de bescherming van die belangen welke deze AVOI beoogt te beschermen.

Artikel 2.6 Weigeringsgronden

Meestal kan door het verbinden van voorschriften en beperkingen aan de vergunning, als bedoeld in artikel 2.4, worden bereikt dat aan hetgeen in deze verordening is gesteld kan worden voldaan en de belangen waartoe deze verordening strekt voldoende worden beschermd. Als te beschermen belangen kunnen hier worden genoemd de openbare orde, de openbare veiligheid, het voorkomen of beperken van overlast; de bereikbaarheid van gronden en gebouwen en de ondergrondse ordening. Indien ook door het stellen van voorschriften en beperkingen de genoemde belangen niet kunnen worden beschermd dan moet de vergunning worden geweigerd.

Artikel 2.7

Dit artikel geeft het college de bevoegdheid om een vergunning in te trekken of te wijzigen indien sprake is van één of meer van de in het eerste lid genoemde situaties.

Allereerst kan de vergunning worden ingetrokken indien de netbeheerder niet binnen een jaar is begonnen met het werk en in de situatie waarin de werkzaamheden langer dan een periode van negen maanden stil liggen. Ook in de situatie waarin de betreffende leiding definitief buiten gebruik wordt gesteld, kan de vergunning worden ingetrokken. In gevallen waarin leidingen nog wel worden onderhouden of waarbij sprake is van leidingen die nog in reserve worden gehouden zal er in beginsel geen sprake zijn van het intrekken van een vergunning. De belangrijkste grond betreft het intrekken van de vergunning indien de netbeheerder de voorschriften van de verordening, de nadere regels zoals neergelegd in het handboek AVOI en leidingen of de vergunning(voorschriften) niet naleeft.

Onderdeel g. is een vangnetbepaling, die het college de bevoegdheid geeft om in te grijpen indien er ernstige gevolgen voor gezondheid en milieu dreigen als gevolg van het in stand houden van de vergunning. Deze bevoegdheid kan echter als laatste middel gebruikt worden aangezien eerst moet worden bezien of de dreiging kan worden weggenomen door aanpassing van de vergunning of door het stellen van nadere eisen.

Onderdeel h. betreft het geval indien er werken van openbaar belang en algemeen nut ter plaatse van de vergunde leiding moeten worden uitgevoerd, waardoor deze leiding niet kan blijven liggen of moet worden aangepast. Het betreft hier met name de uitvoering van gemeentelijke werkzaamheden. Gedacht kan worden aan de aanleg van een rotonde of het verplaatsen van een watergang. In de meeste gevallen zal hierbij sprake zijn van een gedeeltelijke verlegging van de bestaande leiding. Hiervoor dient dan een wijzigingsvergunning te worden aangevraagd, waarbij dan een wijziging in de bestaande vergunning voor de betreffende leiding plaatsvindt. Voor leidingen die sinds 1995 zijn gelegd kan er vanuit worden gegaan dat hiervoor een expliciete vergunning is verleend en kan bij een verlegging dus worden volstaan met een wijzigingsvergunning. Voor wijzigingen in leidingen die vóór 1995 zijn gelegd en waarvoor geen expliciete vergunning is verleend zal dan een nieuwe vergunning op grond van deze AVOI worden verleend. De eventuele leges die verbonden zijn aan de vergunning hiervoor kunnen door de netbeheerder worden teruggevraagd met een beroep op de Verlegregeling. Deze regeling voorziet in een financiële tegemoetkoming voor een aantal kostenposten bij de verlegging van leidingen.

Onderdeel i. is beperkt tot de verkoop aan derden van gronden die gemeentelijk eigendom zijn en behoren tot de openbare ruimte. In die gevallen zal er voor het liggen van leidingen in deze gronden een zakelijk recht moeten worden gevestigd ten behoeve van de netbeheerder. De kosten voor het vestigen van een dergelijk zakelijk recht komen voor rekening van de koper van de betreffende gronden. In het geval de betreffende leiding met het oog op voorgenomen bouwplannen op deze gronden verlegd moet worden zal ook hiervoor een wijzigingsvergunning moeten worden aangevraagd door de netbeheerder.

De hoorplicht in lid 2 vloeit voort uit de eisen die de Algemene wet bestuursrecht stelt aan de zorgvuldige voorbereiding van besluiten.

Lid 3 geeft het college de bevoegdheid om aan het besluit tot intrekking of wijziging van de vergunning de verplichting te koppelen om de betreffende leiding te verleggen/verplaatsen of deze zelfs in zijn geheel te verwijderen. Wordt deze verplichting opgelegd dan geeft dit de netbeheerder vervolgens de mogelijkheid om een beroep te doen op de Verlegregeling, waarin de procedure en voorwaarden voor tegemoetkoming in de schade die netbeheerder door de opgelegde verplichting lijdt, is geregeld. Overigens zal per geval ook altijd worden bezien of verwijdering van leidingdelen wel wenselijk is en ook technisch mogelijk is.

Artikel 2.8

In geval dat de netbeheerder niet langer van een vergunning gebruik wenst te maken, doet hij hiervan schriftelijk mededeling aan ons college. Deze zal in reactie hierop de vergunning intrekken met daarbij zo nodig de verplichting om de betreffende leiding ook te verwijderen. Met het intrekken van de vergunning vervallen alle rechten die met de vergunning gepaard gaan.

Om te voorkomen dat een netbeheerder door het afstand doen van een vergunning niet langer aanspreekbaar zou kunnen zijn, is in het tweede lid aangegeven dat hij nog steeds wordt beschouwd als netbeheerder in de zin van deze verordening. De verwijderingplicht rust dan ook op hem. Dit geldt niet indien de leiding is overgedragen aan een andere (rechts)persoon. In dat geval wordt haast vanzelfsprekend de nieuwe eigenaar als leidingexploitant beschouwd. Zie voor deze situatie ook artikel 2.10.

Artikel 2.9

In dit artikel is opgenomen dat voor werkzaamheden met een sleuflengte van maximaal 25 meter in de openbare ruimte of een lasgat met een oppervlakte van maximaal 16 vierkante meter, een vereenvoudigde meldingsprocedure geldt. Aangezien bij de meeste huisaansluitingen sprake is van sleuflengten van minder dan 25 meter zullen de werkzaamheden betreffende huisaansluitingen voor het grootste deel onder de meldingsprocedure van artikel 2.9 kunnen vallen.

Twee werkdagen vóór aanvang van de werkzaamheden dient, door middel van een speciaal formulier, melding gemaakt te worden van het voornemen daartoe, waarna een marginale toetsing plaatsvindt en de netbeheerder wordt medegedeeld dat geen vergunning is vereist. Aan deze mededeling kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden. In geval van storingen waar reparatie geen uitstel kan lijden en in geval van calamiteiten geldt de meldtermijn van twee werkdagen niet. Deze dienen wel binnen twee werkdagen na aanvang van de werkzaamheden gemeld te zijn, waarna alsnog een mededeling van het college zal volgen dat geen vergunning is vereist, dan wel dat er achteraf nog moet worden voldaan aan voorschriften en beperkingen. Op grond van het tweede lid geldt de meldingsprocedure niet voor ondergrondse hoogspanningsleidingen. Vanwege de veiligheidsaspecten is het wenselijk dergelijke werkzaamheden altijd aan een vergunningplicht te onderwerpen.

Artikel 2.10

Deze bepaling brengt tot uitdrukking dat in geval van overdracht (bijvoorbeeld verkoop) van een leiding de vergunning die op die leiding betrekking heeft, inclusief alle rechten en plichten, overgaat op de nieuwe netbeheerder. De vergunning is zaaksgebonden en "volgt" het object. Uiteraard dient de nieuwe netbeheerder zich volledig te houden aan de in de vergunning vermelde voorschriften. Indien wijziging van netbeheerder plaatsvindt (bij overdracht, maar ook ingeval de rechtspersoonlijkheid wijzigt) wordt ervan uitgegaan dat in eerste instantie de bestaande netbeheerder hiervan melding maken aan de gemeente. Zolang het netbeheer nog niet formeel aan de nieuwe netbeheerder is overgedragen blijkt de wet WION nog steeds op de "oude" netbeheerder van toepassing.

Hoofdstuk 3 Verplichtingen netbeheerder

Artikel 3.1

Nadat de vergunning is verleend kunnen de feitelijke werkzaamheden een aanvang nemen. Dit artikel geeft het college de mogelijkheid om te eisen dat bouwtechnische tekeningen en andere documenten worden overgelegd. Waar mogelijk wordt in de nadere regels in het handboek AVOI opgenomen welke documenten in ieder geval dienen te worden overgelegd. Uit oogpunt van veiligheid is de aanleg van een leiding een essentieel element; het toezicht van gemeentewege op de aanleg van de leidingen is dan ook van groot belang.

Om dat toezicht goed te kunnen uitoefenen is het nodig dat de gemeente op de hoogte is van alle geplande werkzaamheden die zich na de verlening van de vergunning zullen plaatsvinden.

Artikel 3.2

Dit artikel heeft betrekking op het aantreffen van bodemverontreiniging en andere ondergrondse obstakels bij de aanleg van een leiding. De term "bodemverontreiniging" is in deze verordening breder dan de terminologie in de Wet bodembescherming. Aan de gemeente moeten alle stoffen en obstakels gemeld worden, die een nadelige invloed kunnen hebben op de staat van de leiding. Hiermee wordt duidelijk wat de kritieke plaatsen in een leidingtracé zijn. Deze verplichting staat los van de plichten die reeds gelden op grond van de Wet bodembescherming, die is opgesteld vanuit milieubeschermingsoptiek. Dit artikel is aanvullend ten opzichte van het in voornoemde wet neergelegde regime. In geval een dergelijke verontreiniging of obstakels worden aangetroffen zodanig dat aanleg van een leiding niet verantwoord is als de verontreiniging of obstakels niet eerst zijn opgeruimd, kan het college de netbeheerder opdragen bepaalde maatregelen te treffen. De kosten voor deze maatregelen komen in beginsel ten laste van de netbeheerder zelf. In situaties waarbij het niet redelijk is om alle kosten bij de netbeheerder te leggen kan worden afgeweken van dit uitgangspunt.

Als sluitstuk kan het college opschorting van de werkzaamheden vorderen. Bij het opleggen van dergelijke maatregelen vormen de belangen die beschermd worden met deze verordening het beoordelingskader.

Artikel 3.3

Dit artikel stelt het college in staat om te allen tijde zonder daarvoor een vergoeding verschuldigd te zijn zogeheten "as built" – en/of revisietekeningen op te vragen. Normaliter zullen deze tekeningen zo spoedig mogelijk na voltooiing van de werkzaamheden opgevraagd worden, maar dit artikel biedt tevens de mogelijkheid om in een later stadium de stand van zaken te verifiëren.

Artikel 3.4

Een belangrijk element van deze verordening is de onderhoudsplicht. De netbeheerder is primair verantwoordelijk voor een goede staat van de leiding. In het handboek AVOI zijn de beoordelingscriteria voor goed onderhoud uitgewerkt.

Hoofdstuk 4 Informatie-uitwisseling

Algemene opmerking:

Deze artikelen benadrukken de regisserende rol die de gemeente kan hebben bij projecten. De gemeente zal als beheerder van de openbare ruimte de belangen van diverse gebruikers van die openbare ruimte trachten te behartigen en voor zover mogelijk ook proberen samen te brengen.

Artikel 4.1

Het college neemt in de fase van planning van een project het initiatief om met de desbetreffende netbeheerder(s) te overleggen over de mogelijke gevolgen van dat project voor de ligging en onderhoud van leidingen.

Artikel 4.2

Het college neemt het initiatief om alle betrokken partijen voorafgaand aan de start van een werk met gevolgen voor de ondergrondse infrastructuur bij elkaar te roepen zodat ze met elkaar informatie hierover kunnen uitwisselen.

Artikel 4.3

De gemeente zal periodiek maar ten minste eenmaal per jaar een overleg bij elkaar roepen tussen alle betrokken partijen over alle uit te voeren projecten in de openbare ruimte.

Hoofdstuk 5 Nadeelcompensatie en schaderegeling ingravingen.

Artikel 5.1

Het college kan besluiten in de openbare ruimte werken te verrichten die van invloed kunnen zijn op de reeds aanwezige leidingen en kan op grond van artikel 2.7., onderdeel h. besluiten een bestaande vergunning te wijzigen of in te trekken zodat een leiding verlegd of aangepast moet worden. Artikel 2.7. onderdeel g. (het van kracht blijven van de vergunning heeft onaanvaardbare gevolgen voor mens en natuur en milieu) geeft ook de mogelijkheid tot intrekking of wijziging vergunning waardoor ook hier een recht op nadeelcompensatie kan ontstaan doordat er leidingen moet worden verlegd dan wel geheel verwijderd. Voor zover de netbeheerder daarbij schade lijdt die niet tot het normale bedrijfsrisico behoort, zal het college hem een redelijke en billijke schadevergoeding toekennen (nadeelcompensatie). De criteria en procedure die wordt gevolgd bij het vaststellen van deze vergoeding zullen worden neergelegd in de zogeheten Verlegregeling Voorst 2015 die door het college als beleidsregel is dan wel wordt vastgesteld.

Artikel 5.2

De kosten voor het herstel, beheer, onderhoud en degeneratie van die openbare ruimte die het rechtstreekse gevolg zijn van de uitgevoerde (graaf) werkzaamheden worden bij de netbeheerder in rekening gebracht. Zie hiervoor in het bijzonder de Schaderegeling Ingravingen Voorst.

Hoofdstuk 6 Verontreiniging, gevaar en hinder

Artikel 6.1

Dit artikel betreft een incidentenregeling en behelst verplichtingen voor de netbeheerder in geval van storingen en incidenten waarbij gevaar, hinder of verontreiniging plaatsvindt. Het geeft het college overigens de bevoegdheid om in voorkomende gevallen (waaronder ook concrete dreiging) maatregelen te treffen ten aanzien van de leiding die het gevaar, de hinder of de verontreiniging veroorzaakt, maar ook – indien noodzakelijk – ten aanzien van de naburige leidingen. Overigens zal bij de toepassing van deze bevoegdheden zoveel mogelijk gebruik gemaakt worden van bestaande incidentenregelingen. Het in het tweede lid bedoelde onderzoek komt voor rekening van de netbeheerder.

Deel II

Hoofdstuk 7 (openbare elektronische communicatienetwerken)

Artikel 7.1 Wijze van melding van voorgenomen werkzaamheden

De algemene melding voor de uitvoering van werkzaamheden dient acht weken voor de aanvang van de werkzaamheden te geschieden.

In het tweede lid is uitdrukkelijk de mogelijkheid opgenomen om voor de melding overleg te voeren. In dit overleg kan onder meer aan de orde komen het mogelijk medegebruik van voorzieningen en het splitsen van de werkzaamheden bij omvangrijke projecten. Op deze wijze wordt bevorderd dat de termijn van acht weken ook werkelijk kan worden gehaald.

Het vierde lid geeft de mogelijkheid van een eenvoudige melding van twee dagen voor de aanvang van de werkzaamheden aan de hand van een nader vast te stellen formulier

Artikel 7.2 Gegevensverstrekking

Dit artikel is een invulling van artikel 5.4, vierde lid van de Telecommunicatiewet.

Aanvullend kan, ter explicitering, als onderdeel worden opgenomen dat de aanbieder de begin- en einddatum van de graafwerkzaamheden opgeeft.

Artikel 7.3 Ernstige belemmeringen en storingen

Door middel van dit artikel wordt aan artikel 5.4, lid 4, sub f en artikel 5.6 van de Telecommunicatiewet voldaan. In dit geval kan worden volstaan met een melding aan de burgemeester of een door hem of haar aan te wijzen of aangewezen ambtenaar. Ernstige belemmeringen of storingen in de communicatie zijn niet nader omschreven, wel wordt in de toelichting op de wet als voorbeeld gegeven de situatie van een kabelbreuk. Het gemeentebestuur zal moeten beoordelen of een ernstige belemmering of storing in de communicatie voor één individuele aansluiting voldoende reden is om als spoedeisend te worden aangemerkt.

Artikel 7.5 Beslistermijn

Het college dient uiterlijk binnen 6 weken na ontvangst van de melding het instemmingsbesluit te nemen. Verwacht mag worden dat in de meeste gevallen binnen zes weken een instemmingsbesluit kan worden genomen. Indien een beslissing binnen deze termijn niet mogelijk is, zal het college een redelijke termijn noemen waarbinnen het instemmingsbesluit wel tegemoet kan worden gezien.

Artikel 7.6 Voorschriften en beperkingen bij instemming

De wetgever heeft in de Telecommunicatiewet de voorschriften op genomen, die het college in het instemmingsbesluit kan opnemen. Het gaat om artikel 5.4 leden 2 en 3 van de Telecommunicatiewet welke als volgt luiden:

  • "2.

    Burgemeester en wethouders kunnen om redenen van openbare orde, veiligheid, het voorkomen of beperken van overlast, de bereikbaarheid van gronden of gebouwen, dan wel ondergrondse ordening in het instemmingsbesluit voorschriften opnemen.

  • 3.

    De voorschriften kunnen slechts betrekking hebben op:

    • a.

      de plaats van de werkzaamheden;

    • b.

      het tijdstip van de werkzaamheden, met dien verstande dat het toegestane tijdstip van aanvang, behoudens zeer zwaarwichtige redenen van publiek belang als genoemd in het tweede lid, niet later mag plaatsvinden dan 12 maanden na de datum van afgifte van het instemmingsbesluit;

    • c.

      de wijze van uitvoering van de werkzaamheden;

    • d.

      het bevorderen van medegebruik van de voorzieningen;

    • e.

      het afstemmen van de voorgenomen werkzaamheden met beheerders van overige in de grond aanwezige werken."

Deze bepalingen dient het college in acht te nemen bij het geven van voorschriften bij het instemmingbesluit. Hierbij moet worden bedacht dat het instemmingsbesluit een beschikking is in het kader van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Wanneer de aanbieder het niet eens is met de gegeven voorschriften bij het instemmingsbesluit kan deze hiertegen een bezwaarschrift indienen bij het college van B&W en vervolgens in beroep gaan bij de rechtbank Rotterdam en in hoger beroep bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (Artikel 17.1 Telecommunicatiewet.)

Door middel van het tweede lid van dit artikel wordt invulling gegeven aan artikel 5.4, tweede en derde lid van de wet.

Het college kan de werkingsduur van het instemmingsbesluit beperken om te voorkomen dat een aanbieder nog gebruik maakt van een dergelijk besluit geruime tijd na afgifte. Immers, het intussen gewijzigde gebruik van de openbare gronden kan het aanleggen van een telecomkabel onwenselijk maken.

Het tweede lid geeft als aanvulling dat het college naast voorschriften over tijdstip, plaats en dergelijke met betrekking tot de uitvoering ook voorschriften kan stellen over de uitstraling, vormgeving, kleur, situering en afmetingen van voorzieningen als kasten handholes en dergelijke behorende bij het netwerk.

Het derde lid heeft betrekking op werkzaamheden in openbare gronden die plaatsvinden binnen een periode van 5 jaar nadat er groot onderhoud aan of een herinrichting van deze gronden heeft plaatsgevonden. Uiteraard zal worden getracht om te voorkomen dat er binnen een periode van 5 jaar na herinrichting of onderhoud (verleggings)werkzaamheden in de openbare gronden moeten plaatsvinden. In dat kader zullen gemeente en netbeheerder moeten bezien of een alternatief tracé mogelijk is, zodat daarmee de kosten voor de netbeheerder beperkt of zelfs voorkomen kunnen worden. De gemeente kan in deze situaties eisen dat het herstel over de gehele straat- of trottoirbreedte zal moeten plaatsvinden. De kosten voor het herstel, beheer, onderhoud en degeneratie zullen dan, conform de Schaderegeling Ingravingen Voorst in rekening worden gebracht bij de netbeheerder.

Artikel 7.7 (Mede)gebruik van voorzieningen en vooroverleg

Zoals aangeven kunnen de voorschriften bij het instemmingsbesluit het medegebruik van voorzieningen bevorderen. Het medegebruik beperkt het graven in de openbare gronden en strekt daarmee tot voordeel van de gemeente. Het medegebruik kan aan de orde komen in het vooroverleg over het af te geven instemmingsbesluit.

In lid 3 is de verplichting voor de aanbieder opgenomen van vooraangelegde voorzieningen gebruik te maken, indien daartoe een redelijk aanbod wordt gedaan. De vraag wat een redelijk aanbod is kan worden beantwoord als volgt: de aanwezige voorziening is zowel in kwaliteit als in kosten een volwaardig alternatief voor het eigen graafrecht van de aanbieder.

Het vierde lid behandelt de situatie indien de gemeentelijke leidingprofielen geen ruimte bieden voor de aanleg van leidingen.

Artikel 7.8 Melding wijziging voorzieningen

Artikel 5.2, lid 8 van de Telecommunicatiewet bepaalt dat aan de gedoogplicht een einde komt als gedurende tien jaar een leiding geen onderdeel uitmaakt van een openbaar elektronisch communicatienetwerk. Om die reden is het van belang dat de gedoogplichtige gemeente in kennis wordt gesteld van het in- of uit gebruik stellen van leidingen ten einde bij overschrijding van die termijn over te kunnen gaan tot het verzoeken van verwijdering van de leiding.

Op grond van artikel 5 lid 2b van de Wet (WION) verstrekt het Kadaster op verzoek aan bestuursorganen gebiedsinformatie voor zover deze noodzakelijk is voor de uitvoering van hun taak. Op deze wijze voorziet deze wet in de informatiebehoefte van de gemeente over de in het openbaar gebied liggende telecomleidingen. De WION registreert echter niet of de leidingen al dan niet in gebruik zijn. Vandaar de aanvullende verplichting voor de aanbieder van een telecommunicatienetwerk om elke wijziging in eigendom van het netwerk zelf aan de gemeente te melden.

Deel III

Hoofdstuk 8 Toezicht op de naleving

Artikel 8.1

Beoogd wordt een aantal gemeentelijke ambtenaren aan te wijzen als toezichthouders. Zij zullen toezicht houden op de naleving van de voorschriften bij of krachtens deze verordening, waaronder dus ook de verleende vergunningen en instemmingsbesluiten

Hoofdstuk 9 Straf-, overgangs- en slotbepalingen

Artikel 9.1

Deze bepaling bevat het overgangsrecht. De eigenaren van de talloze leidingen die thans in de openbare ruimte aanwezig zijn is in de meeste gevallen – al dan niet privaatrechtelijk dan wel door middel van een vergunning op grond van de Algemene plaatselijke verordening Voorst (Apv) – een ligrecht gegund waaraan diverse voorwaarden verbonden zijn. Om redenen van efficiency en om te voorkomen dat de huidige leidingeigenaren hoge kosten moeten maken is er voor gekozen de huidige toestemmingen te beschouwen als een instemming of vergunning in de zin van deze verordening. Overigens geldt voor leidingen die zonder toestemming of vergunning in de openbare ruimte liggen hoe dan ook dat een aanvraag moet worden ingediend om een vergunning op grond van deze verordening te kunnen verkrijgen.

Er is voor gekozen om de nieuwe verordening ook van toepassing te laten zijn op de meldingen zoals bedoeld in artikel 7.1. die zijn ingediend voor het moment van inwerkingtreding van deze nieuwe verordening en waarop nog geen instemmingsbesluit is gevolgd

Artikel 9.2

Deze bepaling biedt de mogelijkheid om in voorkomende gevallen strafrechtelijk op te treden. Over het algemeen zal gekozen worden voor bestuursrechtelijke handhavinginstrumenten en vormt de toepassing van strafrechtelijke sancties in beginsel een uiterst handhavingmiddel.

Artikel 9.3 Citeertitel en inwerkingtreding

Deze verordening, die kan worden aangehaald als "Algemene Verordening Ondergrondse Infrastructuur 2015", treedt in werking op 1 januari 2015.

De formele bekendmaking vindt plaats via het Gemeenteblad op de website.Infomatief wordt deze verordening ook op de gemeentelijke informatiepagina in het Voorster Nieuws gepubliceerd.