Regeling vervallen per 08-02-2014

Beleidsregels Verhaal Wwb gemeente Vught

Geldend van 12-02-2004 t/m 07-02-2014 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2004

Intitulé

Beleidsregels Verhaal Wwb gemeente Vught

Hoofdstuk 1. Algemeen

Artikel 1.

Burgemeester en wethouders maken gebruik van de bevoegdheid, welke voor het college geldt als een algemene verplichting behoudens de in deze beleidsregels beschreven uitzonderingen, tot het verhalen van kosten van bijstand,

  • a.

    tot de grens van de onderhoudsplicht als bedoeld in Boek 1 van de het Burgerlijk Wetboek: op degene die bij het ontbreken van gezinsverband zijn onderhoudsplicht jegens zijn echtgenoot, of minderjarig kind niet of niet behoorlijk nakomt en op het minderjarige kind dat zijn onderhoudsplicht jegens zijn ouders niet of niet behoorlijk nakomt;

  • b.

    tot de grens van de onderhoudsplicht als bedoeld in Boek 1 van de het Burgerlijk Wetboek:op degene die zijn onderhoudsplicht na echtscheiding of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed niet of niet behoorlijk nakomt;

  • c.

    tot de grens van de onderhoudsplicht als bedoeld in Boek 1 van de het Burgerlijk Wetboek:op degene die zijn onderhoudsplicht op grond van artikel 395a van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek niet of niet behoorlijk nakomt jegens zijn meerderjarig kind aan wie bijzondere bijstand is verleend;

  • d.

    op degene aan wie de persoon die bijstand ontvangt of heeft ontvangen een schenking heeft gedaan voorzover bij het besluit op de bijstandsaanvraag met de geschonken middelen rekening zou zijn gehouden indien de schenking niet had plaatsgevonden, tenzij gelet op alle omstandigheden aannemelijk is dat de schenker ten tijde van de schenking de noodzaak van bijstandsverlening redelijkerwijs niet heeft kunnen voorzien;

  • e.

    op de nalatenschap van de persoon indien:

    • 1°.

      aan die persoon ten onrechte bijstand is verleend indien sprake is van een situatie als beschreven in de beleidsregels terugvordering 4 onder a en e en voorzover voor het overlijden nog geen terugvordering heeft plaatsgevonden;

    • 2°.

      bijstand is verleend in de vorm van geldlening of als gevolg van borgtocht.

Behoudens in de gevallen als bedoeld in onderdeel E, ten tweede, worden kosten van bijstand die meer dan vijf jaar vóór de datum van verzending van het besluit tot verhaal zijn gemaakt, niet verhaald.

Hoofdstuk 2. Beperking

Artikel 2.

Buiten de gevallen aangegeven in beleidsregel 1 vindt geen verhaal plaats.

Hoofdstuk 3. Geheel of gedeeltelijk afzien van het nemen van een verhaalbesluit

Artikel 3.

Burgemeester en wethouders zien af van het nemen van een verhaalsbesluit indien:

  • a.

    het op te leggen verhaalsbedrag lager is dan € 50,- per maand;

  • b.

    daarvoor gelet op de omstandigheden van degene op wie verhaal wordt gezocht of degene die de bijstand ontvangt of heeft ontvangen, dringende redenen aanwezig zijn.

Hoofdstuk 4. Verhaal en schuldsanering

Artikel 4. Bevoegdheid tot het gedeeltelijk afzien van verhaal

In afwijking van beleidsregel 1 kunnen burgemeester en wethouders, op verzoek van degene op wie verhaald wordt, besluiten gedeeltelijk af te zien van verhaal van kosten van bijstand voorzover het betreft verschuldigde verhaalsbedragen die op het moment van het besluit opeisbaar zijn, indien:

  • a.

    redelijkerwijs te voorzien is dat degene op wie wordt verhaald niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden;

  • b.

    redelijkerwijs te voorzien is dat een schuldregeling met betrekking tot alle vorderingen van de overige schuldeisers zonder een zodanig besluit niet tot stand zal komen; en

  • c.

    de vordering van de gemeente wegens verhaal van bijstand ten minste zal worden voldaan naar evenredigheid met de vorderingen van de schuldeisers van gelijke rang.

Artikel 5. Inwerkingtreding van het besluit tot afzien van verhaal wegens schuldenproblematiek

Het besluit tot het gedeeltelijk afzien van verhaal treedt niet in werking voordat een schuldregeling als bedoeld in beleidsregel 4 onder b. tot stand is gekomen.

Artikel 6. Intrekking van het besluit tot afzien van verhaal wegens schuldenproblematiek

Het besluit tot het gedeeltelijk afzien van verhaal wordt ingetrokken of ten nadele van de belanghebbende gewijzigd indien:

  • a.

    niet binnen twaalf maanden nadat dat besluit is bekendgemaakt, een schuldregeling is tot stand gekomen die voldoet aan de eisen bedoeld in de beleidsregel 4 genoemde voorwaarden a, b en c;

  • b.

    de belanghebbende zijn schuld aan de gemeente niet overeenkomstig de schuldregeling voldoet; of

  • c.

    onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een ander besluit zou hebben geleid.

Hoofdstuk 5. Beoordeling van mate van onderhoudsplicht

Artikel 7.

Bij de beoordeling van het bestaan van het verhaalsrecht als bedoeld in beleidsregel 1 onder A, B en C en de omvang van het te verhalen bedrag wordt rekening gehouden met de maatstaven die gelden en de omstandigheden die van belang zijn in het geval dat de rechter dient te beslissen over de vraag of en, zo ja, tot welk bedrag een uitkering tot levensonderhoud na echtscheiding, scheiding van tafel en bed of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed zou moeten worden toegekend.

Hoofdstuk 6. Verhalen van rechterlijke uitspraak betreffende levensonderhoud

Artikel 8.

  • 1. Indien een rechterlijke uitspraak betreffende levensonderhoud verschuldigd krachtens Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek die uitvoerbaar is, niet wordt nagekomen, wordt verhaald in overeenstemming met deze uitspraak.

  • 2. Het besluit tot verhaal wordt in dat geval bij brief medegedeeld aan degene op wie wordt verhaald, met de aanmaning het verschuldigde binnen dertig dagen na verzending van de brief te voldoen.

  • 3. Indien aan de aanmaning geen gevolg wordt gegeven vordert de gemeente het verschuldigde met uitsluiting van degene die de bijstand ontvangt.

  • 4. Het besluit tot verhaal levert een executoriale titel op, die op kosten van de schuldenaar wordt betekend en met toepassing van de voorschriften van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering tenuitvoergelegd.

Hoofdstuk 7. Wijziging door rechter vastgesteld bedrag levensonderhoud

Artikel 9.

Indien sprake is van gewijzigde omstandigheden kan de gemeente verzoeken het door de door de rechter vastgestelde bedrag voor levensonderhoud te wijzigen.

De gemeente verzoekt de rechter het verhaalsbedrag in afwijking van een rechterlijke uitspraak betreffende levensonderhoud verschuldigd krachtens Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek vast te stellen, indien de rechter:

  • a.

    deze uitspraak zou kunnen wijzigen op de gronden genoemd in de artikelen 157 en 401 van dat boek;

  • b.

    geen rekening heeft kunnen houden met alle voor de betrokken beslissing in aanmerking komende gegevens en omstandigheden betreffende beide partijen.

Hoofdstuk 8. Inlichtingenplicht

Artikel 10.

Degene op wie verhaal wordt gezocht is verplicht desgevraagd aan burgemeester en wethouders de inlichtingen te verstrekken die voor verhaal ingevolge dit hoofdstuk van belang zijn.

Hoofdstuk 9. Inhoud van het verhaalsbesluit

Artikel 11.

Een besluit tot verhaal op grond van beleidsregel 1 wordt door het college aan degene op wie verhaal wordt gezocht medegedeeld. Het besluit vermeldt het bedrag of de bedragen waarvan, evenals de termijn of termijnen waarbinnen, betaling wordt verlangd. Bij verhaal op de nalatenschap kan de mededeling worden gericht tot de langstlevende echtgenoot of een der erfgenamen die geacht kan worden bij de afwikkeling van de nalatenschap te zijn betrokken.

Hoofdstuk 10. Verhaal in rechte en de acties bij het afzien ervan

Artikel 12.

  • 1. Indien de belanghebbende niet uit eigen beweging bereid is de verlangde gelden aan de gemeente te betalen dan wel niet of niet tijdig tot betaling daarvan overgaat, besluiten burgemeester en wethouders tot verhaal in rechte. Burgemeester en wethouders zien af van verhaal in rechte indien het te verhalen bedrag een bedrag van € 600,- niet te boven gaat.

  • 2. Indien burgemeester en wethouders besluiten op een bepaald datum af te zien van verhaal in rechte, zullen zij in ieder geval binnen een termijn van 1,5 jaar opnieuw de mogelijkheden onderzoeken voor een hernieuwd verzoek tot verhaal in rechte dan wel om de belanghebbende anderszins te bewegen zijn verplichtingen na te komen.

Hoofdstuk 11. Heronderzoek

Artikel 13.

  • 1. Tenminste één keer per drie jaar verrichten burgemeester en wethouders onderzoek naar de draagkracht voor het voldoen van een verhaalsbijdrage. Indien gewijzigde omstandigheden daartoe aanleiding geeft wordt als gevolg van dit onderzoek de betalingsverplichting gewijzigd vastgesteld.

  • 2. Er wordt niet overgegaan tot het gewijzigd vaststellen van een betalingsverplichting indien de draagkracht niet meer blijkt te zijn vermeerderd ten opzichte van het vorige onderzoek dan met € 50,- per maand of blijkt te zijn verminderd dan met een bedrag van € 25,- per maand)

Hoofdstuk 12. Verrekening en beslaglegging

Artikel 14.

Indien de belanghebbende niet bereid blijkt de door de rechter vastgestelde bijdrage voor levensonderhoud of de op verzoek van de gemeente vastgestelde bijdrage te voldoen dan wordt die uitspraak tenuitvoergelegd door middel van executoriaal beslag overeenkomstig de artikelen 479b tot en met 479g, behoudens artikel 479e lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

Hoofdstuk 13. Overige bepalingen

Artikel 15. Nadere invulling van beleid

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen deze beleidsregels nader uitwerken in een beleidsnotitie inzake verhaal van verleende bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand.

  • 2. De raad kan beslissen dat de thans beschreven beleidsregels zullen worden ondergebracht in een door haar vast te stellen verordening “Misbruik en oneigenlijk gebruik van bijstand” als bedoeld in artikel 8a WWB.

  • 3. Met betrekking tot het besluit van het college dat de wettelijk beschreven bevoegdheid tot terugvordering voor burgemeester en wethouders van Vught geldt als een algemene verplichting, zoals beschreven in artikel 1 van deze beleidsregels, geldt dat burgemeester en wethouders deze beslissing voor accoordering kunnen voordragen aan de raad.

Artikel 16. Inwerkingtreding en werkingsduur

Deze beleidsregels treden in werking vanaf 1 januari 2004.

Ondertekening

Aldus op 23 december 2003 vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente Vught.

Toelichting

Algemeen

Het betreft hier beleidsregels om vast te stellen dat de gemeente gebruik maakt van de in de Wet werk en bijstand (in casu voornamelijk de Invoeringswet) genoemde mogelijkheid kosten van bijstand te verhalen.

Een en ander past in de visie om in het kader van de volledige financiële verantwoordelijkheid van de gemeente zorg te dragen voor eenduidige vastlegging van de tot 1 januari 2004 vastgestelde werkwijze en de uit die werkwijze en activiteiten voortvloeiende middelen te waarborgen.

In een beleidsnotitie of het Vughts beleidshandboek kan het beleid nader en concreter worden uitgewerkt. Daarnaast is in artikel 15 van deze beleidsregels nadrukkelijk de mogelijkheid opengelaten dat de raad op een later tijdstip dan 01 januari 2004 kan besluiten dat het thans beschreven verhaalsbeleid onder gebracht wordt in een verordening “Misbruik en oneigenlijk gebruik van bijstand” op grond van artikel 8a WWB.

Vanwege de 100% financiële eigen verantwoordelijkheid is er in de gemeente Vught voor gekozen dat terugvordering van bijstand voor burgemeester en wethouders niet als een bevoegdheid maar als een algemene verplichting geldt, behoudens de in deze beleidsregels beschreven uitzonderingen. Op deze wijze beoogt het college voorts nadrukkelijk rekening te houden met de in artikel 4:84 Algemene wet bestuursrecht geregelde afwijkingsbevoegdheid van een bestuursorgaan bij de toepassing van beleidsregels. Omdat het hier voorts om een principieel besluit gaat, is in artikel 15 van deze beleidsregels nadrukkelijk bepaald dat deze rechtsopvat- ting door het college voor accoordering kan worden voorgedragen aan de raad.

Bij beleidsregel 1

Onder A en B worden de verhaalsmogelijkheden op de (ex)echtgenoot (en daarmee gelijkgesteld de geregistreerd partner) bedoeld t.a.v. zijn onderhoudsplicht jegens zijn (ex) echtgenoot en/of minderjarige kinderen.

Overeenkomst het bepaalde hierover in artikel 13 van de Invoeringswet WWB kan de gemeente tot een nader te bepalen tijdstip overgaan tot verhaal van kosten van bijstand conform de regels van de Algemene bijstandswet. De mogelijkheid verhaal op grond van deze wettelijke onderhoudsplicht toe te passen wordt met de komst van een nieuw kinderalimentatiestelsel overbodig.

Er resteert dan als verhaalsmogelijkheid de in beleidsregels C, D en E benoemde mogelijkheden zoals deze in de WWB zijn opgenomen.

Gelet op de in de praktijk nauwelijks of niet voorkomende situatie zou ervoor gekozen kunnen worden verhaal van kosten bijstand op het minderjarige kind dat zijn onderhoudsplicht jegens zijn ouders niet of niet behoorlijk nakomt niet uit te voeren.

Dat deel van de beleidsregel zou dan weggelaten moeten worden met in de toelichting een opmerking naar het waarom ervan.

Bij beleidsregel 2

Hierbij wordt benadrukt dat de bijstand uitsluitend wordt verhaal in de in beleidsregel 1 vastgelegde gevallen.

Bij beleidsregel 3

Op grond van een eerdere circulaire (Uitvoeringsaspecten van de nieuwe verhaalswetgeving, SZW 30 september 1992) kan een kruimelbedrag worden gehanteerd. Aanleiding kan bestaan de in die circulaire genoemde bedragen, gegeven de bevoegdheid verhaal toe te passen, opnieuw en logisch te normeren.

Verwezen wordt ook naar de voorbeeldbedragen genoemd in beleidsregels 12 en 13.

Bij beleidsregel 7

Het betreft hier de uitvoering van de zogeheten trema-normen. Het betreft hier de normen die door de rechtbank worden gehanteerd bij de vaststelling van de alimentatie die voorzien in zowel een zgn. netto- als een brutoberekening. Voor zover het gemeentelijk beleid voorziet in een niet in de volle omvang uitvoeren van die tremanormen (bijv. enkel de netto-berekening of bijv. de vaststelling van een forfaitair verhaalsbedrag ten behoeve van kinderen) kan dat in de toelichting worden opgenomen.

Bij beleidsregel 13

Het hier genoemde voorbeeldbedrag kan worden herleid uit de onder de toelichting bij beleidsregel 3 genoemde bedrag van € 50,- per maand. Op grond van praktische redenen wordt voorgesteld een beperkter bedrag op te nemen bij verlaging van de draagkracht.

Bij beleidsregel 15

In deze bepaling wordt de mogelijkheid gecreëerd om de beleidsregels nog nader uit te werken in een beleidsnotitie en/of het Vughts handboek.

De onder b. beschreven bevoegdheid van de raad is nadrukkelijk in deze beleids- regels opgenomen nu er zowel door de wetgever als door deskundigen thans onvoldoende eenduidigheid van standpunt gegeven wordt over de vraag op welke wijze de fraudeverordening op grond van het later ingevoegde artikel 8a WWB dient te worden ingevuld. Vandaar dat het college in zijn beleidsregels de ruimte heeft willen laten voor de mogelijkheid dat de raad op een later gelegen tijdstip dan 01 januari 2004 op basis van voortschrijdend inzicht besluit om de onderhavige beleidsregels onder te brengen in een afzonderlijk verordening “Misbruik en oneigenlijk gebruik van bijstand” als bedoeld in artikel 8a WWB.

De onder c beschreven mogelijkheid is in deze beleidsregels opgenomen ten einde duidelijkheid te geven over het principiële punt dat, naar inzicht van deskundigen, het niet gebruikelijk is dat het college over zichzelf beslist of terugvordering als een algemene discretionaire bevoegdheid of als een algemene verplichting voor het college dient te gelden. Naar mening van het deskundigen past deze keuze ook beter bij de wetssystematiek van de WWB. Immers, op essentiële punten van de Abw is onder het regiem van de WWBnadrukkelijk gekozen voor een regelstellende bevoegdheid van de raad; zie bij voorbeeld de reïntegratieverordening en de afstemmingsverordening. In het verlengde hiervan hebben deskundigen geadviseerd aan het college de bevoegdheid te laten om vorengenoemde beslissing voor accoordering voor te dragen aan de raad.

Bij beleidsregel 16

De inwerkingtreding van deze beleidsregels geldt per datum invoering WWB d.d. 01 januari 2004. In ieder geval is aanpassing verlangd op het moment dat het voorgenomen nieuwe stelsel van kinderalimentatie in werking treedt.