Verordening afvoer hemelwater en grondwater 2012

Geldend van 28-12-2011 t/m heden

Intitulé

Verordening afvoer hemelwater en grondwater 2012

De raad van de gemeente Vught;

gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 15 november 2011;

gelet op artikel 10.32a van de Wet milieubeheer;

overwegende dat de Wet milieubeheer de bevoegdheid biedt bij verordening regels te stellen over het brengen van afvloeiend hemelwater of grondwater op of in de bodem of in een rioolvoorziening en over het beëindigen van het lozen van afvloeiend hemelwater en grondwater in een rioolvoorziening voor stedelijk afvalwater;

overwegende dat het gewenst is gebruik te maken van de mogelijkheid het afvloeiend hemelwater en het grondwater in een bepaald gebied vanaf een vooraf te bepalen datum niet meer te doen afvloeien in een openbaar vuilwaterriool;

b e s l u i t :

vast te stellen de volgende verordening

"Verordening afvoer hemelwater en grondwater 2012"

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren;

  • b.

    beheerder van het openbaar riool: het college van burgemeester en wethouders.

Artikel 2. Plicht tot afkoppelen

  • 1. De beheerder van het openbaar riool kan een gebied aanwijzen waarbinnen het verboden is een hemelwaterafvoerleiding aan te sluiten of aangesloten te houden op het openbaar vuilwaterriool. Eenzelfde gebiedsaanwijzing kan door genoemde beheerder worden gedaan ten aanzien van het vrijkomende grondwater bij drainage, oppompen of andere vormen van onttrekkingen.

  • 2. De beheerder kan de wijze bepalen waarop het afkoppelen plaatsvindt.

  • 3. Bij het vaststellen van de gebiedsaanwijzing houdt de beheerder van het openbaar riool rekening met het gemeentelijk rioleringsplan.

  • 4. De gebiedsaanwijzing treedt in werking met ingang van de zesde maand na de dag waarop zij bekend is gemaakt.

  • 5. De beheerder kan ontheffing verlenen van de verplichting tot afkoppelen die voortvloeit uit de gebiedsaanwijzing, indien van de eigenaar van het bouwwerk, open erf of terrein redelijkerwijs geen andere wijze van afvoer van het hemelwater kan worden gevergd.

  • 6. Op de voorbereiding van de gebiedsaanwijzing is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

Artikel 3. Strafbepaling

Overtreding van het krachtens artikel 2 bepaalde en de daarbij gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie.

Artikel 4. Toezichthouders

Met het toezicht op de naleving van de bepalingen bij of krachtens deze verordening gesteld zijn belast de bij besluit van het college aan te wijzen personen of groep van personen.

Artikel 5. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op de dag na publicatie.

Artikel 6. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als "Verordening op de afvoer van hemelwater en grondwater 2012".

Ondertekening

Aldus besloten door de raad van de gemeente Vught
in zijn openbare vergadering van 22 december 2011.
de griffier,
drs. H.C. de Visch Eijbergen
de voorzitter,
R.J. van de Mortel

Toelichting

Algemeen

Met de inwerkingtreding van de Wet Gemeentelijke Watertaken per 1 januari 2008 is o.a. de Wet milieubeheer gewijzigd. In artikel 10.32a van de Wet milieubeheer is opgenomen dat gemeenteraden een nieuwe bevoegdheid hebben en in het belang van de bescherming van het milieu bij verordening regels kunnen stellen aan het lozen van afvalwater op de riolering. Hiermee hebben gemeenten een nieuw instrument gekregen om de gemeentelijke watertaken (zorgplichten) vorm te geven.

De wet geeft een bevoegdheid. Dit betekent dat gemeenten niet verplicht zijn een verordening voor het lozen van afvalwater op de riolering te hebben. Het rioleringsbeleid is neergelegd in het gemeentelijk rioleringsplan (GRP). Over de riolering en de aansluiting van bouwwerken op de openbare riolering staan voorschriften in het Bouwbesluit 2003 en de Bouwverordening. De onderhavige verordening is aanvullend en komt niet in strijd met plichten die elders zijn vastgelegd. Overigens wordt het Bouwbesluit 2003 binnenkort vervangen door het Bouwbesluit 2012; de bevoegdheid voor de gemeente om een bouwverordening vast te stellen komt tegelijkertijd te vervallen. Voor de voorschriften omtrent aansluiting op de riolering heeft dit echter geen inhoudelijke gevolgen.

In het verbreed GRP 2012-2017 heeft de gemeente haar beleid voor de afvoer en verwerking van hemelwater beschreven. In de gemeente Vught ligt nagenoeg overal een dubbel stelsel: naast het vuilwaterriool ligt ook een regenwaterriool, behoudens een incidentele straat en delen van de 'Villawijk' waar alleen een vuilwaterriool ligt. Vuilwater gaat naar de zuivering; schoon regenwater gaat terug het milieu in. Anders dan in veel andere gemeenten is het afkoppelen in Vught niet gericht op het verminderen van de belasting van een gemengd rioolstelsel, maar juist op het voorkomen en verhelpen van aansluitingen van hemelwater op het vuilwaterriool.

Het streven van de gemeente is om deze aansluitingen in de komende 12 jaar te minimaliseren. De gemeente kiest consequent voor gescheiden afvoer. Dit ambitieniveau sluit aan op de lange termijn visie van het Rijk om waterketen en watersysteem volledig te scheiden.

Deze hemelwaterverordening is een van de instrumenten om het afkoppelen en scheiden te verwezenlijken. Op grond van de hemelwaterverordening wijst de beheerder van het rioolstelsel gebieden aan waar aansluitingen van hemelwater op het vuilwaterriool moeten worden beëindigd. Prioriteit hebben:

  • -

    de gebieden waar nu al wateroverlast optreedt ten gevolge van aansluitingen van hemelwater op het vuilwaterriool;

  • -

    de gebieden waarin de riolering wordt vervangen of gerenoveerd, omdat dat het ideale moment is om afkoppelen uit te voeren.

De hemelwaterverordening is niet het enige instrument dat wordt ingezet om volledige scheiding van vuilwater en schoon water te bereiken. Voorlichting en communicatie bij nieuwbouw en verbouw blijft belangrijk. Ook financiële prikkels om de drempel tot afkoppelen te verlagen zijn belangrijk om perceeleigenaren te stimuleren om op eigen terrein vuil en schoon water te scheiden, de schoonwaterleidingen aan te sluiten op het openbare hemelwaterstelsel of (bij afwezigheid van een openbaar hemelwaterstelsel) het schone regenwater zelf terug te brengen in het milieu. De financiële instrumenten zijn de volgende:

  • -

    de gemeente past de legestabel aan voor het aansluiten op de gemeentelijke hemelwaterriolering;

  • -

    de gemeente stelt een subsidieverordening voor afkoppelen vast.

Artikel 1. Begripsbepalingen

Bouwwerk

Een definitie van het begrip bouwwerk geeft de Wet milieubeheer niet, de VNG houdt in de model bouwverordening (MBV) een in de jurisprudentie aanvaarde definitie aan:

bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren. Deze omschrijving is in deze verordening overgenomen. De plicht een bouwwerk aan te sluiten aan het openbaar riool staat in de Bouwverordening (art. 2.7.4 en 5.3.4).

Aan de hand van de vier elementen van de definitie van het begrip bouwwerk: 1) constructie, 2) van enige omvang, 3) met de grond verbonden, 4) bedoeld om ter plaatse te functioneren, wordt bepaald op een object een bouwwerk is of niet.

Beheerder openbaar riool

De in artikel 2 genoemde beheerder van het openbaar riool is het college van burgemeester en

wethouders.

Een begripsbepaling voor open erf en terrein is niet opgenomen. Met het besluit tot gebiedsaanwijzing en de bijbehorende kaart heeft het college voldoende mogelijkheden om open erven en terreinen al dan niet onder de werking van het besluit en daarmee de plicht tot afkoppelen te brengen.

Overige begrippen in de verordening

Voor de definitie van openbaar vuilwaterriool wordt verwezen naar artikel 1.1 van de Wet milieubeheer. Aangezien deze verordening gebaseerd is op de Wet milieubeheer, is het niet nodig deze definitie in de verordening zelf op te nemen.

Artikel 2. Plicht tot afkoppelen

Inleiding

Dit artikel biedt de mogelijkheid om een eigenaar van een bouwwerk te dwingen de hemelwaterafvoer los te koppelen van het vuilwaterriool. Een dergelijke verplichting voor bestaande bouwwerken is mogelijk indien een andere wijze van afvoeren of verwerken van hemelwater redelijk is. Daarbij speelt doelmatigheid een belangrijke rol. De kosten voor particulieren in verband met het afkoppelen moeten in verhouding staan tot de voordelen die hiervan worden verwacht. Bij deze kostenafweging wordt rekening gehouden met de mogelijkheid van subsidie voor het afkoppelen.

De voordelen van afkoppelen zijn vermindering van de kans op wateroverlast (en daarmee mogelijke effecten op de volksgezondheid) en bescherming van het milieu. De functionele eisen aan de riolering in relatie tot wateroverlast zijn gerelateerd aan de frequentie waarmee water op straat mag optreden. Het is acceptabel dat er met enige regelmaat wateroverlast in de straat ontstaat, maar wateroverlast in woningen vanuit de DWA-riolering is daarentegen niet acceptabel. Overlast door het overstromen van toiletpotten of doucheputjes is gevaarlijk voor de volksgezondheid en mag daarom niet optreden. De milieuvoordelen van afkoppelen zijn dat schoon hemelwater niet met het vuilwater wordt gemengd en naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) wordt getransporteerd om daar weer te worden gezuiverd. Het lokaal verwerken van hemelwater, door het in de bodem of in het oppervlaktewater te brengen, zorgt er voor dat er minder energie nodig is voor het verpompen van afvalwater naar de RWZI en dat het zuiveringsrendement van de RWZI verbetert.

Voor grondwater dat vrijkomt bij drainage, oppompen of andere vormen van onttrekkingen of ontwateren geldt een gelijke situatie. Ook hier kan het wenselijk zijn dat het water op een andere wijze wordt afgevoerd dan via het vuilwaterriool.

De plicht tot afkoppelen wordt ingezet als met betrekking tot de riolering in een bepaalde kern, buurt, wijk of straat een situatie is ingetreden, waardoor het naar het oordeel van de beheerder van het rioleringsstelsel nodig wordt het loskoppelen en het op andere wijze afvoeren van het hemelwater te verlangen. Dat kan zijn na een renovatie, groot onderhoud, of het geheel vernieuwen van het rioolstelsel, maar ook in bestaande situaties waarbij overlast optreedt.

Redelijkheid

Art. 10.32a, tweede lid Wet milieubeheer luidt: Van de mogelijkheid, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, wordt geen gebruikgemaakt, indien van degene bij wie afvloeiend hemelwater of grondwater vrijkomt redelijkerwijs geen andere wijze van afvoer van dat water kan worden gevergd.

Dit legt een beperking op aan de toepassing van de bevoegdheid om afkoppelen verplicht te stellen, en geeft een plicht tot een motivering over de redelijkheid van het opleggen of althans het effectueren van de verplichting. De redelijkheid tot het invoeren van een plicht tot afkoppelen is in algemene zin overwogen en gemotiveerd in het verbreed gemeentelijk rioleringsplan 2012-2017 van Vught. Voor gevallen waarin de plicht onredelijk uitwerkt is een mogelijkheid tot ontheffing opgenomen.

Lid 1.

Het eerste lid geeft de plicht tot afkoppelen van de hemelwaterafvoerleiding van het openbaar vuilwaterriool of voor zover nog geen aansluiting aan het openbaar vuilwaterriool bestaat, deze niet aan te brengen. Het gaat hier zowel om de afvoerleidingen die direct zijn aangesloten op het openbaar vuilwaterriool alsmede leidingen die op het perceel of binnen de woning/het gebouw zijn aangesloten op een leiding die op het openbaar vuilwaterriool is aangesloten. De plicht tot afkoppelen geldt voor alle eigenaren van bouwwerken, open erven en terreinen, voor zover deze zijn gelegen binnen de gebiedsaanwijzing en het desbetreffende besluit geen uitzondering bevat. Eenzelfde situatie geldt voor het grondwater.

Een gebiedsaanwijzing is een besluit van algemene strekking. Dit is een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Bij het vaststellen van de gebiedsaanwijzing houdt de beheerder van het openbaar riool rekening met het gemeentelijk rioleringsplan. De beheerder van het openbaar vuilwaterriool is de gemeente, vertegenwoordigd door het college.

De plicht tot afkoppelen is niet beperkt tot het bouwwerk, maar betreft ook open erf of terrein. Bedoeld is zowel het afvloeiend hemelwater dat afkomstig is van een bouwwerk en via een dakgoot, regenpijp, afvoerbuis enz. het openbaar vuilwaterriool bereikt als het afvloeiend hemelwater dat afkomstig is van een open erf of terrein en via goten, putten, afvoerbuis enz. het openbaar vuilwaterriool bereikt te omvatten. Een open erf of terrein waarin goten en putten zijn aangebracht is onder meer een terras, een oprit, een parkeerterrein, een laad- en losperron.

Het is mogelijk in de gebiedsaanwijzing een onderscheid te maken in het afkoppelen van de aansluiting die zich bevindt aan de voorkant (wegzijde) van het bouwwerk en de achterkant. Dit is een gevolg van het redelijkheidscriterium uit het tweede lid van art. 10.32a Wm. Dit zal meestal voor een hele straat of een rij woningen hetzelfde zijn.

Lid 2.

Evenals bij de eerste aansluiting aan het riool (art. 2.7.4 Bouwverordening) is ook in dit artikel opgenomen dat door of vanwege de beheerder de wijze van (technisch) aansluiten wordt aangegeven. Ten aanzien van het afkoppelen kan eveneens worden aangegeven op welke wijze dit (technisch) moet gebeuren.

Indien na het afkoppelen de hemelwaterafvoerleiding moet worden aangesloten aan het openbaar schoonwaterriool, biedt de bouwverordening de mogelijkheid aan te geven op welke wijze deze aansluiting (technisch) moet plaatsvinden.

Lid 3.

In het derde lid is een relatie gelegd met het gemeentelijk rioleringsplan. Dit plan bezit een wettelijke basis en is in elke gemeente aanwezig, omdat de Wet milieubeheer dit in artikel 4.22 verplicht stelt. Andere plannen, waarin mogelijk ook beleidsvoornemens staan over de riolering, hebben niet deze status, tenzij deze zijn vastgesteld door de gemeenteraad als onderdeel van het gemeentelijk rioleringsplan.

Lid 4.

Artikel 10.32a Wm geeft aan dat de termijn waarbinnen de lozing van het hemelwater moet zijn beëindigd in de verordening wordt genoemd. Hieraan is in het vierde lid voldaan. De

termijn van 6 maanden laat voldoende ruimte voor particulieren om de benodigde werkzaamheden te kunnen verrichten.

Lid 5.

Er is behoefte aan een ontheffing die kan worden toegepast in uitzonderingssituaties waarin toepassing van gebiedsaanwijzing een bijzondere onbillijkheid met zich brengt die niet behoort tot de normaal beoogde gevolgen van het de gebiedsaanwijzing. Enig nadeel is aanvaardbaar. Aan een ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden. Een voorschrift kan betrekking hebben op onder meer een uitstel van de plicht tot afkoppelen en op het treffen van een alternatieve (tijdelijke) voorziening.

In de aan te wijzen gebieden is het vrijwel altijd mogelijk om het hemelwater aan te sluiten op het openbare hemelwaterriool. In slechts enkele gebieden is geen openbaar hemelwaterriool aanwezig, maar daar zijn voldoende mogelijkheden om het overtollige hemelwater te infiltreren in de bodem of op oppervlaktewater te brengen. Het verlenen van een ontheffing van de afkoppelverplichting is daarom uitsluitend aan de orde indien het afkoppelen tot onredelijk hoge kosten voor de perceeleigenaar leidt. Dit kan bijvoorbeeld spelen bij het moeten uitvoeren van werkzaamheden aan leidingdoorvoeren door de fundering. Bij het bepalen of de kosten onredelijk zijn, wordt mede rekening gehouden met de in het vGRP aangekondigde afkoppelsubsidie.

Lid 6.

De uniforme openbare voorbereidingsprocedure, afdeling 3.4 Awb, is van toepassing verklaard. Burgers en bedrijven in het gebied waarop de aanwijzing betrekking heeft, kunnen zo zienswijzen indienen op het ontwerp van het aanwijzingsbesluit.

Artikel 3. Strafbepaling

De Wet milieubeheer kent geen strafbepaling voor overtreding van een verordening als bedoeld in artikel 10.32a. Deze wet bevat een uitgebreid systeem van bestuurlijke boete, maar dit is niet gekoppeld aan art.10.32a. Daarom is in deze verordening een zelfstandige strafbepaling opgenomen, gekoppeld aan de geldboetecategorieën van art. 23 Wetboek van Strafrecht. Gekozen is voor de geldboete van de tweede categorie als bedoeld in art. 23 Wetboek van Strafrecht. Momenteel bedraagt de geldboete van de tweede categorie max € 2250,- (voor een rechtspersoon 4500,-)

Voor het handhaven van gemeentelijke verordeningen geldt altijd de mogelijkheid van dwangsom en bestuursdwang. De dwangsom komt voor dit type overtreding het eerst in aanmerking.

Artikel 4. Toezicht op de naleving

In artikel 5:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt aangegeven dat onder toezichthouder wordt verstaan: een natuurlijk persoon, die bij of krachtens een wettelijk voorschrift is belast met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift. Een persoon die aangewezen is als toezichthouder beschikt in beginsel over alle in afdeling 5.2 van de Awb opgenomen bevoegdheden. Op grond van artikel 5:14 van de Awb kunnen deze bevoegdheden bij verordening of bij besluit van het college worden beperkt.

Het college wijst in de regel een gemeentelijke afdeling of dienst aan waarvan de ambtenaren zijn belast met het toezicht op de naleving van de verordening. Voorts kan het college ambtenaren aanwijzen van andere afdelingen of diensten. Aanwijzing betekent niet dat zij tevens opsporingbevoegd zijn.

Een bepaling over buitengewone opsporingsambtenaren is overbodig en in strijd met Aanwijzing 92 van de Aanwijzingen voor de decentrale regelgeving. Immers, in artikel 142, eerste lid, aanhef en onder c, van het Wetboek van Strafvordering, is onder meer bepaald dat met de opsporing van strafbare feiten als buitengewoon opsporingsambtenaar zijn belast de personen die bij verordeningen zijn belast met het toezicht op de naleving daarvan, een en ander voor zover het die feiten betreft en de personen zijn beëdigd. Aangezien buitengewone opsporingsambtenaren hun aanwijzing aan het Wetboek van Strafvordering ontlenen, is een nadere regeling niet nodig. De aanwijzing als toezichthouder is de grondslag voor de aanwijzing als buitengewoon opsporingsambtenaar. De opsporingsbevoegdheid van de buitengewone opsporingsambtenaren beperkt zich tot die zaken waarvoor zij toezichthouder zijn. Zij dienen op grond van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar aan eisen van vakbekwaamheid en betrouwbaarheid te voldoen en te zijn beëdigd door de procureur-generaal.