Regeling vervallen per 01-01-2020

Regels voor ontheffing van de inburgeringsplicht op grond van de Wet inburgering

Geldend van 02-12-2010 t/m 31-12-2019

Intitulé

Regels voor ontheffing van de inburgeringsplicht op grond van de Wet inburgering

De Wet inburgering kent 3 gronden voor ontheffing van de inburgeringsplicht. Het college kan inburgeringsplichtigen op aanvraag ontheffen van de inburgeringsplicht als:

  • 1.

    zij vanwege lichamelijke en/of psychische gronden of een verstandelijke handicap blijvend niet in staat zijn het inburgeringsexamen te behalen (artikel 6, eerste lid, van de Wet inburgering en artikel 2.8 van het Besluit inburgering);

  • 2.

    het voor hen op grond van aantoonbare inspanningen redelijkerwijs niet mogelijk is het inburgeringsexamen te behalen. Deze ontheffing kan in het algemeen niet eerder dan zes maanden voor afloop van de termijn worden aangevraagd (artikel 31, tweede lid, onderdeel c, van de Wet inburgering en artikel 5.5, eerste lid van het Besluit inburgering);

  • 3.

    zij naar het oordeel van het college voldoende zijn ingeburgerd (artikel 6, tweede lid, onderdeel a, van de Wet inburgering en artikel 2.8a van het Besluit inburgering).

Toelichting op de ontheffingen en criteria voor de ontheffingen genoemd onder punt 2 en 3.

Artikel 1. Ontheffing op medische gronden

Het college ontheft de inburgeringsplichtige van de inburgeringsplicht als deze aantoont door een psychische of lichamelijke belemmering dan wel een verstandelijke handicap, blijvend niet in staat te zijn het inburgeringsexamen te behalen. De inburgeringsplichtige moet bij aanvraag van de ontheffing een advies overleggen van een door het college aangewezen onafhankelijke arts (artikel 2.8 van het Besluit inburgering). De term blijvend is hierbij vertaald in een periode van vijf jaar, gerekend vanaf het moment van aanvraag van de ontheffing.

Een medische ontheffing kan gedurende de gehele handhavingstermijn worden aangevraagd.

De termijn van vijf jaar gaat lopen na de aanvraag tot ontheffing. Stel, de handhavingstermijn loopt 2 jaar na de aanvraag tot medische ontheffing af. Als de persoon niet in staat is geweest lessen te volgen en daarom het inburgeringsexamen niet binnen de handhavingstermijn van drieënhalf jaar heeft behaald. Hij kan in dit geval zes maanden voor afloop van de handhavingstermijn een verlenging van deze termijn aanvragen (artikel 31, tweede lid, onderdeel a, van de Wet inburgering en artikel 5.4, eerste lid, van het Besluit inburgering).

Het college kan dit verzoek om verlenging honoreren indien duidelijk vaststaat dat betrokkene geen verwijt treft dat hij het examen niet binnen de handhavingstermijn heeft behaald.

De arts stelt het advies op conform het protocol medische advisering dat als bijlage bij de Regeling inburgering is gevoegd (artikel 2.4 van de Regeling inburgering). Ten behoeve van het opstellen van het advies is het gebruikelijk dat betrokkene door de medisch adviseur in persoon wordt gezien. In evidente gevallen is echter voorzien in een verkorte procedure.

Op 2 december 2008 heeft het college TriviumPlus uit Zwolle aangewezen als arts voor de medische keuring van inburgeringsplichtigen uit Vught.

Artikel 2. Ontheffing na aantoonbare inspanning

Het college kan op aanvraag ontheffing van de inburgeringsplicht verlenen als het college op grond van aangetoonde inspanningen oordeelt dat het voor een inburgeringsplichtige redelijkerwijs niet mogelijk is het inburgeringsexamen te behalen.

De inburgeringsplichtige kan in het algemeen niet eerder dan zes maanden voor het verstrijken van de handhavingstermijn om deze ontheffing verzoeken (artikel 5.5, eerste lid, van het Besluit inburgering).

Sinds 7 september 2010 kan het college op grond van artikel 5.5, derde lid, van het Besluit inburgering de termijn van zes maanden buiten toepassing laten, indien toepassing daarvan naar zijn oordeel, gelet op de door de inburgeringsplichtige aantoonbaar geleverde inspanningen om te voldoen aan de inburgeringsplicht, zou leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

De bevoegdheid om te beoordelen of er sprake is van aantoonbare inspanningen en of iemand redelijkerwijs niet in staat is om het inburgeringsexamen te behalen ligt bij het college. Het college stelt hiervoor onderstaande criteria vast.

Criteria aantoonbare inspanningen en redelijkerwijs niet in staat het inburgeringsexamen te behalen:

  • 1.

    inburgeringsplichtige heeft een cursus gevolgd (eigen inkoop of een aanbod van de gemeente) die opleidt naar het vereiste niveau; en

  • 2.

    inburgeringsplichtige heeft aangetoond dat daadwerkelijk aan de cursus is deelgenomen en deze heeft afgerond; en

  • 3a.

    betrokkene heeft meerdere malen aan het examen deelgenomen, of;

  • 3b.

    betrokkene heeft het inburgeringsexamen (ten minste één maal) afgelegd en heeft daarmee zo'n slechte resultaten bereikt dat deze aanleiding geven om te veronderstellen dat hij blijvend niet in staat is het inburgeringsexamen te behalen;

  • 4.

    in afwijking van het bepaalde onder 1 tot en met 3 wordt een inburgeringsplichtige ontheffing verleend als hij een met toets resultaten of anderszins onderbouwde verklaring heeft overgelegd van een instelling die beschikt over het keurmerk inburgeren van Blik op Werk, waarin staat dat hij het leervermogen ontbeert om het inburgeringsexamen te behalen.

Ambtshalve ontheffen:

In bijzondere gevallen kan het college ambtshalve beslissen tot ontheffing (artikel 31, tweede lid, onderdeel c van de Wet inburgering en artikel 5.5, tweede lid, van het Besluit inburgering). Hierbij kan gedacht worden aan de situatie waarin de handhavingstermijn reeds meerdere malen is verlengd en de inburgeringsplichtige ondanks allerlei inspanningen om niet verwijtbare redenen er niet in is geslaagd het inburgeringsexamen te behalen. Deze ambtshalve beslissing kan niet eerder worden genomen dan zes maanden voor afloop van de handhavingstermijn.

De door het college verleende ontheffing geldt alleen in het kader van de Wet inburgering, en dus niet in het kader van naturalisatie.

Artikel 3. Ontheffing in verband met aantoonbaar voldoende ingeburgerd zijn

Het college kan sinds 7 september 2010 op aanvraag ontheffing verlenen aan inburgeringsplichtigen die naar hun eigen mening voldoende zijn ingeburgerd, maar geen vrijstellend document kunnen overleggen en uit principiële overwegingen niet bereid zijn tot het afleggen van een examen of van bijvoorbeeld de Korte vrijstellingstoets. Voorwaarde hiervoor is dat de inburgeringsplichtige, die de ontheffing heeft aangevraagd, naar het oordeel van het college aantoonbaar voldoende is ingeburgerd. Die beoordeling is aan het college en zal per geval moeten worden gemaakt. Het ministerie adviseert hierover beleidsregels op te stellen die als leidraad kunnen dienen voor een beslissing in een concreet geval. Het college stelt hiervoor onderstaande criteria vast.

Criteria de inburgeringsplichtige is aantoonbaar voldoende ingeburgerd als:

  • 1.

    de inburgeringsplichtige langdurig aan het werk is en dit aantoont met een arbeidscontract of een verklaring van de werkgever (met duur dienstverband en niveau Ned. taal); of

  • 2.

    de inburgeringsplichtige bewijzen kan overleggen van publieke optredens of bestuurs- of vrijwilligersfuncties, waaruit blijkt dat de aanvrager in zijn functie-uitoefening mondeling en schriftelijk in het Nederlands communiceert; of

  • 3.

    de aanvrager documenten kan overleggen die aantonen dat met goed gevolg een opleiding die minimaal gelijk gesteld kan worden aan opleidingsniveau Mbo-niveau 2, is gevolgd die weliswaar niet wordt erkend als vrijstellingsgrond, maar waaruit wel een voldoende mate van ingeburgerdheid blijkt; of

  • 4.

    de inburgeringsplichtige met het afleggen van een TIWI toets aantoont dat hij de Nederlandse taal spreekt op het niveau zoals vereist bij het inburgeringsexamen en dat hij over voldoende kennis beschikt van de Nederlandse samenleving.

De bevoegdheid om iemand die aantoonbaar voldoende (evident) is ingeburgerd is gecreëerd als uitzondering op de algemene inburgeringsplicht. De wetgever verwacht dat het college prudent omgaat met de ruimte die hiermee is gegeven om inburgeringsplichtigen van deze plicht te ontheffen.

De door het college verleende ontheffing geldt alleen in het kader van de inburgeringsplicht, en dus niet in het kader van naturalisatie.

De korte vrijstellingstoets (kvt) blijft bestaan voor degenen die deze toets willen afleggen om zo aan hun inburgeringsplicht of het inburgeringsvereiste in het kader van naturalisatie te voldoen. Het spreekt vanzelf dat zij ook het inburgeringsexamen kunnen afleggen indien zij van mening zijn dat voor het afleggen van de kvt een te hoog taalniveau is vereist. Voor de duidelijkheid: om het inburgeringsexamen te kunnen afleggen is het niet vereist dat een inburgeringscursus is gevolgd.