Regeling vervallen per 01-10-2010

Beleidsregels artikel 3.23 Wet Ruimtelijke Ordening juncto artikel 4.1.1 Besluit ruimtelijke ordening voor de uitbreiding van of een bijbouw bij een woning binnen de bebouwde kom

Geldend van 16-04-2009 t/m 30-09-2010

Intitulé

Beleidsregels artikel 3.23 Wet Ruimtelijke Ordening juncto artikel 4.1.1 Besluit ruimtelijke ordening voor de uitbreiding van of een bijbouw bij een woning binnen de bebouwde kom

Beleidsregels artikel 3.23 Wet Ruimtelijke Ordening juncto artikel 4.1.1 Besluit ruimtelijke ordening voor de uitbreiding van of een bijbouw bij een woning binnen de bebouwde kom

“Bouwen binnen grenzen (2e wijziging)”

Artikel 1. Begripsomschrijvingen en meetvoorschriften

  • a. Bijbouw: aan- en uitbouwen dan wel een vrijstaand gebouw dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

  • b. Peil:

    • 1.

      voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang.

    • 2.

      voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw.

  • c. Bebouwd oppervlak: tussen de buitenzijde van de gevels of het hart van de scheidsmuren, bovengrondse bouwonderdelen vanaf 1 meter boven peil meegerekend. Het betreft enkel het bebouwd oppervlak van hetgeen waarvoor ontheffing wordt verleend.

  • d. Hoogte:

    • 1.

      absolute hoogte: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van het bouwwerk, ondergeschikte onderdelen van het bouwwerk als schoorstenen, lichtkoepels, antennes etc. niet meegerekend.

    • 2.

      goothoogte: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. Indien een terugliggende opbouw ten opzichte van de gevels wordt toegepast binnen de denkbeeldige kap die ingevolge deze voorschriften is toegestaan, dan wordt deze niet meegeteld bij de bepaling van de goothoogte.

Artikel 2. Toepassingsbereik

Deze beleidsregels zijn uitsluitend van toepassing op aanvragen om ontheffing op grond van artikel 3.23 Wro in samenhang met artikel 4.1.1, lid 1 sub a Bro voor uitbreidingen van of een bijbouw bij een woning binnen de bebouwde kom.

Artikel 3. Voorwaarden

Voor toepassing van de beleidsregels komt in aanmerking een uitbreiding van of een bijbouw bij een woongebouw binnen de bebouwde kom mits:

  • a.

    het bebouwd oppervlak van de uitbreiding of de bijbouw niet groter is dan 25 m² bij een perceel van 200 m² of kleiner. Wanneer de oppervlakte van het perceel meer bedraagt dan 200 m² dan mag deze 25 m² vergroot worden met 10% van de oppervlakte van het perceel uitgaande boven de 200 m² tot een totaal van maximaal 250 m² bebouwd oppervlak;

  • b.

    de uitbreiding of de bijbouw een maximale goothoogte heeft van 3,25 meter;

  • c.

    de uitbreiding of de bijbouw een maximale absolute hoogte heeft van 5,50 meter;

  • d.

    de nok van de bijbouw niet in de perceelsgrens wordt geplaatst;

  • e.

    het bouwen niet tot gevolg heeft dat het aansluitende terrein voor meer dan 50% wordt bebouwd dan wel dat de oppervlakte die op grond van het geldende bestemmingsplan in aanmerking komt voor meer dan 50% wordt overschreden;

  • f.

    een bijbouw minimaal 3 meter terug ligt van de voorgevel met uitzondering van erkers;

  • g.

    ontheffing kan meerdere malen per perceel verleend worden maar ten hoogste tot het totaal van het maximaal bebouwd oppervlak zoals bedoeld in artikel 3 sub a van dit beleid.

Artikel 4. Weigeren ontheffing

Burgemeester en wethouders weigeren ontheffing te verlenen in situaties waar het overgangsrecht van toepassing is.

Artikel 5. Afwijking van de beleidsregels

  • 1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in artikel 3 van deze beleidsregels (ook ten nadele van de aanvrager):

    • a.

      als de aanvraag niet past in een geldend bestemmingsplan maar wel past binnen een (voor-) ontwerpbestemmingsplan vanaf het moment dat het (voor-)ontwerpbestemmingsplan in procedure is gebracht voor inspraak;

    • b.

      indien ruimtelijke, stedenbouwkundige, verkeerskundige en/of milieuhygiënische aspecten daartoe aanleiding geven;

    • c.

      ten behoeve van de realisatie van woonvoorzieningen in de zin van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning;

    • d.

      in geval van een negatief advies van de RACM of de Monumentencommissie.

  • 2. In geval burgemeester en wethouders gebruik maken van de in lid 1 genoemde bevoegdheid wordt in de belangenweging in ieder geval beoordeeld of de door het geldende bestemmingsplan gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast. Daartoe onderzoekt het college in ieder geval de gevolgen van het bouwplan voor schaduwwerking, daglichttoetreding tot een woning en mogelijke aantasting van privacy.

Artikel 6. Evaluatiebepaling

Twaalf maanden na inwerkingtreding van dit beleid wordt een verslag over de doelmatigheid en de effecten van deze beleidsregels in de praktijk aan het college van burgemeester en wethouders voorgelegd. Het moment van evaluatie kan ook eerder plaatsvinden indien hier aanleiding toe bestaat.

Artikel 7. Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking op de dag na publicatie. Gelijktijdig vervallen de beleidsregels “Bouwen binnen grenzen (gewijzigd)” van 2 juli 2008.

Artikel 8. Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als: “Bouwen binnen grenzen (2e wijziging)”.

Toelichting

Algemeen

Bouwplannen waarvoor een vergunning nodig is, moeten voldoen aan verschillende regelgeving. De Woningwet noemt de Bouwverordening, Bouwbesluit, bestemmingsplan en indien nodig, moet een monumentenvergunning verleend zijn. Als hieraan wordt voldaan, wordt de bouwvergunning verleend. Als een aanvraag niet voldoet, kan geen bouwvergunning verleend worden tenzij ontheffing mogelijk is van het bestemmingsplan, Bouwverordening en Bouwbesluit. Altijd vindt een afweging om ontheffing te verlenen plaats. Voor wat betreft het bestemmingsplan is de mogelijkheid om ontheffing te verlenen geregeld in verschillende artikelen van de Wet ruimtelijke ordening (Wro).

Dit beleid gaat uitsluitend over ontheffing op grond van artikel 3.23 Wro voor uitbreiding van of een bijbouw bij een woongebouw binnen de bebouwde kom, zoals genoemd in artikel 4.1.1 lid 1 onder a van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het beleid is niet van toepassing op de situaties buiten de bebouwde kom. De gevallen buiten de bebouwde kom moeten afzonderlijk worden beoordeeld.

Artikel 4:84 Awb

Op grond van artikel 4:84 Algemene wet bestuursrecht (Awb) handelt een bestuursorgaan overeenkomstig de beleidsregel. Als dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen heeft die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen kan van de beleidsregel worden afgeweken. Van deze inherente afwijkingsbevoegdheid kan slechts gebruik worden gemaakt in zeer bijzondere gevallen.

Het afwijken van de beleidsregels die in artikel 5 mogelijk wordt gemaakt, is niet gebaseerd op artikel 4:84 Awb, maar is een veel ruimere afwijkingsbevoegdheid dan de inherente afwijkingsbevoegdheid van artikel 4:84 Awb.