Regeling vervallen per 12-08-2013

Beleidsregels detacheringsbanen

Geldend van 28-10-2004 t/m 11-08-2013

Intitulé

Beleidsregels detacheringsbanen

Beleidsregels detacheringsbanen

(Artikel 13 Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand gemeente Vught)

Definities

  • a.

    Detacheringsbaan: dienstverband voor bepaalde tijd gericht op de bevordering van de arbeidsinschakeling van uitkeringsgerechtigden uit Vught, aangeboden en gesubsidieerd door de gemeente, waarbij het werkgeversschap is opgedragen aan een private rechtspersoon die de uitkeringsgerechtigde in dienst neemt en vervolgens detacheert bij een inlener.

  • b.

    Uitvoerder: de organisatie aan wie de gemeente de uitvoering en het werkgeversschap van de detacheringsbanen heeft opgedragen.

  • c.

    Werknemer: de persoon die een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht heeft met de uitvoerder, als bedoeld in artikel 7, lid 4 van de Wet werk en bijstand.

  • d.

    Inlener: de organisatie of het bedrijf waar de werknemer gedetacheerd is.

  • e.

    Dienstverband: de arbeidsovereenkomst die de werknemer en de uitvoerder aangaan.

  • f.

    Detacheringsovereenkomst: de overeenkomst die de inlener en de uitvoerder aangaan, waarbij wordt overeengekomen dat een gedetacheerde werkzaamheden zal verrichten ten behoeve van de inlener, tegen betaling van een overeengekomen bedrag.

  • g.

    Inleenvergoeding: het bedrag dat de inlener aan de uitvoerder betaalt als vergoeding voor de werkzaamheden die de werknemer voor hem verricht.

  • h.

    Verdiencapaciteit: een inschatting van de mate waarin de werknemer de werkzaamheden volgens de geldende maatstaven kan uitvoeren uitgedrukt als percentage van de “normale” verdiencapaciteit.

  • i.

    Werkgever: de werkgever die een werknemer op grond van het Besluit In- en Doorstroombanen in dienst heeft.

Artikel 1. Doel

Een detacheringsbaan heeft tot doel uitkeringsgerechtigden met een grote afstand tot de arbeidsmarkt geschikt te maken voor regulier werk door het aanbieden van een arbeidsovereenkomst, in combinatie met intensieve begeleiding.

Artikel 2. Doelgroep

  • 1. Uitkeringsgerechtigden (WWB, IOAW, IOAZ) uit Vught met een grote afstand tot de arbeidsmarkt voor wie, naar het oordeel van de gemeente, een detacheringsbaan een noodzakelijke voorziening gericht op arbeidsinschakeling is.

  • 2. De gemeente beslist of de uitkeringsgerechtigde in aanmerking komt voor een detacheringsbaan. Bij dit besluit betrekt zij:

    • -

      het advies van het Centrum voor Werk en Inkomen en/of een door de gemeente ingeschakeld reïntegratiebedrijf;

    • -

      het advies van de gemeentelijke klantmanager.

Artikel 3. Werkgeversschap en taakverdeling uitvoerder - inlener

  • 1. De gemeente draagt het formeel werkgeversschap op aan een derde, verder “de uitvoerder” genoemd.

  • 2. De uitvoerder biedt de uitkeringsgerechtigde namens de gemeente een dienstverband aan en plaatst deze op basis van een detacheringsovereenkomst bij een inlener.

  • 3. De uitvoerder is verantwoordelijk voor begeleiding van werknemer en inlener.

  • 4. De inlener is verantwoordelijk voor de werkinhoudelijke begeleiding van de werknemer alsmede feitelijke leiding en toezicht.

Artikel 4. Werkplekken

  • 1. De werkplekken kunnen in alle sectoren worden gecreëerd, zowel bij bedrijven met winstoogmerk als zonder winstoogmerk, binnen of buiten Vught.

  • 2. De uitvoerder streeft bij detachering naar passende werkplekken waarmee de kans op doorstroming naar regulier werk (intern en/of extern) wordt vergroot.

  • 3. Voorwaarden waaraan de inlener moet voldoen:

    • -

      de inlener dient bereid te zijn mee te werken aan doorstroom naar niet-gesubsidieerde arbeid, zowel intern als extern;

    • -

      het aantal gesubsidieerde dienstverbanden mag niet meer zijn dan 25% van het aantal formatieplaatsen binnen het bedrijf. Bij een bedrijf met minder dan vier formatieplaatsen is één gesubsidieerd dienstverband toegestaan.

Artikel 5. Duur dienstverband

  • 1. In de regel biedt de uitvoerder de uitkeringsgerechtigde een dienstverband voor een jaar aan.

  • 2. Het dienstverband kan daarna nog ten hoogste twee maal met wederom maximaal een jaar worden verlengd.

  • 3. Maatwerk is mogelijk mits daarbij de volgende restricties in acht worden genomen:

    • -

      de minimale duur van een dienstverband is zes maanden;

    • -

      bij opeenvolgende contracten mag de totale periode nooit meer dan 36 maanden zijn, dit overeenkomstig hetgeen hierover is bepaald in de wet Flexibiliteit en Zekerheid;

    • -

      binnen deze periode mag het contract ten hoogste twee maal worden verlengd, eveneens overeenkomstig hetgeen hierover is bepaald in de wet Flexibiliteit en Zekerheid.

  • 4. Het dienstverband wordt niet verlengd als:

    • -

      de werknemer bij beëindiging van de detacheringsbaan in zijn eigen levensonderhoud zal kunnen voorzien, zonder een beroep te hoeven doen op een uitkering (toets op uitkeringsafhankelijkheid);

    • -

      de werknemer niet langer inwoner is van de gemeente Vught;

    • -

      verlenging naar het oordeel van de gemeente niet bijdraagt aan de versterking van het arbeidsmarktperspectief van de betrokken werknemer.

  • 5. Indien betrokkene verhuist naar een andere gemeente, zal de gemeente Vught zich inspannen om het dienstverband over te dragen aan de betreffende gemeente. Het dienstverband wordt na ten hoogste drie maanden gerekend vanaf de datum van inschrijving in de bevolkingsadministratie van de andere gemeente - en met inachtnemening van de geldende opzegtermijn - beëindigd.

Artikel 6. Omvang dienstverband

  • 1. In de regel biedt de uitvoerder de uitkeringsgerechtigde een dienstverband van 32 uur per week aan.

  • 2. Minder uren dan 32 uur per week is mogelijk indien dit naar het oordeel van het college wegens in de persoon gelegen factoren noodzakelijk is, dan wel indien de uitkeringsgerechtigde met minder uren uit de uitkering kan geraken.

  • 3. Meer uren dan 32 uur per week is alleen toegestaan indien dit nodig is om uitstroom uit de uitkering te realiseren.

Artikel 7. Loon

De werknemer heeft recht op het wettelijk minimumloon naar rato van de overeengekomenarbeidsduur.

Artikel 8. Toepasselijke regelingen

Van toepassing zijn de volgende regelingen:

  • -

    Algemene voorwaarden voor detachering voor werknemers in het kader van het opdoen van werkervaring via WSD Personeelsbeheer B.V. (mei 2004).

  • -

    Arbeidsvoorwaardenregeling in het kader van het opdoen van werkervaring via WSD Personeelsbeheer B.V. (mei 2004).

Eventuele aanpassingen van bovengenoemde regelingen zijn onverkort van toepassing.

Artikel 9. Vaststellen verdiencapaciteit

  • 1. Voorafgaand aan het sluiten van een detacheringsovereenkomst zal de uitvoerder de verdiencapaciteit van de uitkeringsgerechtigde vaststellen. Bij een nieuwe detachering zal de vaststelling in twee fasen plaatsvinden:

    • -

      op basis van een integrale intake vindt een voorlopige vaststelling van de verdiencapaciteit plaats;

    • -

      de definitieve vaststelling vindt plaats nadat de uitkeringsgerechtigde een week heeft proefgedraaid bij de potentiële inlener. Dit proefdraaien vindt plaats met behoud van uitkering.

  • 2. Indien verlenging van het dienstverband aan de orde is vindt opnieuw een beoordeling plaats van de verdiencapaciteit. Deze kan direct definitief worden vastgesteld.

  • 3. Bij het bepalen van de verdiencapaciteit worden meegewogen de motivatie en attitude alsmede de verwachte prestatie op grond van de kennis en vaardigheden van de uitkeringsgerechtigde in vergelijking tot de normen die gelden voor de functie.

Artikel 10. Hoogte inleenvergoeding

  • 1. De gemeente stelt de inleenvergoeding steeds voor een jaar vast op basis van de verdiencapaciteit van de werknemer.

  • 2. De inleenvergoeding wordt uitgedrukt als percentage van de bruto loonkosten.

  • 3. De minimale inleenvergoeding bedraagt 25% van de bruto loonkosten.

  • 4. Het percentage van de bruto loonkosten dat de inlener als vergoeding betaalt is gelijk aan het percentage verdiencapaciteit van de klant. Een verdiencapaciteit van bijvoorbeeld 40% leidt tot een inleenvergoeding van 40% van de bruto loonkosten.

Artikel 11. Arrangementen

De uitvoerder kan de inlener passende ondersteunende activiteiten zoals begeleiding op de werkplek, scholing en/of training aanbieden. Doel hiervan is het functioneren en de doorstroomkansen naar regulier werk van de werknemer te bevorderen.

Artikel 12. Begeleiding

Gedurende de detachering wordt de werknemer door de uitvoerder intensief begeleid teneinde dedoorstroom naar regulier werk te bevorderen.

Artikel 13. Stroomlijning ID-banen en WIW-dienstverbanden

  • 1. Op grond van het Besluit In- en Doorstroombanen en op grond van de Wet Inschakeling Werkzoekenden gerealiseerde banen zullen vanaf de datum waarop deze beleidsregels van kracht zijn overeenkomstig de detacheringsbanen worden uitgevoerd (stroomlijning), met dien verstande dat de rechtspositie en arbeidsvoorwaarden van personen die op grond van genoemde regelingen werkzaam zijn, onaangetast blijven.

  • 2. Ten aanzien van de In-en Doorstroombanen geldt tot 1 januari 2008 een overgangsregeling, op grond waarvan de gemeentelijke bijdrage in fases wordt afgebouwd tot:

    • -

      95% van het Wettelijk Minimumloon in 2005;

    • -

      85% van het Wettelijk Minimumloon in 2006;

    • -

      75% van het Wettelijk Minimumloon in 2007.

    Bij een dienstverband dat afwijkt van de gebruikelijke duur van 32 uur per week wordt de gemeentelijke bijdrage naar rato vastgesteld.

  • 3. Vanaf 1 januari 2008 is de gemeentelijke bijdrage aan de In- en Doorstroombanen direct gekoppeld aan de verdiencapaciteit van de werknemer.

  • 4. Vanaf 1 januari 2008 bedraagt de gemeentelijke bijdrage ID-banen nog ten hoogste 75% van het Wettelijk Minimumloon.

  • 5. De gemeentelijke bijdrage ID-banen is vanaf dat moment omgekeerd evenredig aan de verdiencapaciteit: een hogere verdiencapaciteit leidt tot een verlaging van de gemeentelijke bijdrage met een zelfde percentage. Een voorbeeld: bij een verdiencapaciteit van 60% geldt een gemeentelijke bijdrage van maximaal 40% van het Wettelijk Minimumloon.

Artikel 14. Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking op het tijdstip dat de Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand gemeente Vught in werking treedt.

Toelichting

1. Doel

Een detacheringsbaan wordt ingezet als de uitkeringsgerechtigde een dusdanig grote afstand tot de arbeidsmarkt heeft dat bemiddeling naar regulier werk vooralsnog niet haalbaar is. Met de detacheringsbaan wordt de uitkeringsgerechtigde de mogelijkheid geboden werkervaring, maar vooral werknemersvaardigheden, in een relatief beschermde setting op te doen.

2. Doelgroep

  • 1.

    Alleen personen met een bijstandsuitkering kunnen in aanmerking komen voor een detacheringsbaan. De gemeente beoordeelt of ondersteuning bij arbeidsinschakeling noodzakelijk is en, zo ja, waaruit deze ondersteuning dient te bestaan. Deze ondersteuning kan ook het aanbieden van een detacheringsbaan inhouden.

  • 2.

    Beoordeling noodzaak detacheringsbaan

    Bij de beoordeling of een detacheringsbaan de aangewezen voorziening is voor de betreffende uitkeringsgerechtigde betrekt de gemeente het advies van derden. Dit is in eerste instantie het Centrum voor Werk en Inkomen dat in het kader van de kwalificerend intake aangeeft of iemand geïndiceerd is voor gesubsidieerd werk. Daarnaast kan de gemeente een beoordeling vragen aan een reïntegratiebedrijf. De bij derden ingewonnen adviezen zijn richtinggevend doch niet bindend.

3. Werkgeversschap en taakverdeling uitvoerder-inlener

  • 1.

    Conform artikel 7 lid 4 van de WWB wordt de uitvoering niet door de gemeente zelf gedaan, maar uitbesteed. Dit geldt ook voor het werkgeversschap. De gemeente fungeert dus niet zelf als werkgever, maar schakelt daarvoor een derde in.

  • 2.

    De derde die op grond van het eerste lid in opdracht van de gemeente deuitvoering doet, is formeel werkgever. De uitkeringsgerechtigde komt bij deze organisatie in

  • 3.

    Voorts is in dit artikel een globale verdeling van taken en verantwoordelijkheden tussen uitvoerder en inlener geregeld. In de detacheringsovereenkomst kunnen deze nader worden omschreven.

4. Werkplekken

  • 1.

    Werkplekken kunnen in principe in alle (typen) bedrijven worden gerealiseerd. In die zin is sprake van een generieke regeling, waarbij geen sprake is van bevoordeling van bepaalde werkgevers1.

  • 2.

    Omdat de detacheringsbaan een middel is om de uitstroom naar regulier werk te bevorderen, hebben werkplekken waarbij die kans het grootst is de voorkeur. Niet de behoefte van een potentiële inlener aan een gesubsidieerde arbeidskracht staat centraal, maar het arbeidsmarktperspectief dat een bepaalde baan aan de uitkeringsgerechtigde kan bieden.

  • 3.

    Van belang is dat de inlener degene die bij hem gedetacheerd is voldoende mogelijkheden kan bieden om de kans op regulier werk te vergroten. Dit kan op verschillende manieren, bijvoorbeeld door de verantwoordelijkheid die iemand draagt geleidelijk op te voeren, door iemand met een detacheringsbaan voorrang te geven bij interne vacatures, door de gelegenheid te bieden in werktijd te solliciteren enz. In de detacheringsovereenkomst kunnen hierover nadere afspraken worden gemaakt.

    In de reïntegratieverordening staat dat de detacheringsbaan niet mag leiden tot concurrentievervalsing en verdringing. Om te kunnen beoordelen of sprake is van verdringing kan de gemeente het Centrum voor Werk en Inkomen vragen een toets op recent ontslag uit te voeren. Verder is in de verordening opgenomen dat een voorwaarde is dat het medezeggenschapsorgaan van de inlener geen bezwaar heeft tegen het realiseren van een detacheringsbaan. Om concurrentievervalsing tegen te gaan wordt een maximum gesteld aan het aantal gesubsidieerde arbeidsplaatsen binnen het bedrijf.

1. Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid wijst in haar verzamelbrief van april 2004 op Europese regelgeving met betrekking tot loonkostensubsidies. Gesubsidieerde arbeid kan aangemerkt worden als aanmeldingsplichtige steunmaatregel als de loonkostensubdie beschouwd wordt als staatssteun. Er is geen sprake van staatssteun als het gaat om:

  • -

    - een subsidieregeling die direct de werknemer subsidieert, óf

  • -

    - een generieke regeling, dus een regeling waarvoor ieder bedrijf ongeacht de vestigingsplaats in aanmerking kan komen, óf

  • -

    - een regeling die alleen organisaties subsidieert die geen economische activiteiten verrichten.

Onzes inziens vallen de detacheringsbanen niet onder de noemer staatssteun: aangezien het perspectief van de werkzoekende centraal staat zijn geen restricties gesteld aan welke bedrijven in aanmerking kunnen komen voor loonkostensubsidie. In die zin is sprake van een generieke regeling en dus geen sprake van staatssteun.

5. Duur dienstverband

  • 1.

    --

  • 2.

    De ervaring leert dat niet iedereen de capaciteiten heeft om binnen een jaar door te groeien naar regulier werk. Voor deze personen staat de mogelijkheid open om het contract met een jaar te verlengen. Dit kán hetzelfde werk bij dezelfde werkgever zijn, maar dat hoeft niet.

    Indien verlenging aan de orde is vindt opnieuw een beoordeling plaats van de verdiencapaciteit om de hoogte van de inleenvergoeding vast te stellen.

  • 3.

    Rekening houdend met de Wet Flexibiliteit en Zekerheid (opeenvolgende contracten voor bepaalde tijd mogen tesamen maximaal 36 maanden duren) is daarna nog één maal verlenging van het tijdelijk dienstverband mogelijk.

    De elkaar opvolgende detacheringscontracten mogen bij elkaar maximaal een periode van 36 maanden bestrijken (perioden tussen de contracten van minder dan drie maanden tellen ook mee!) en in die periode mogen maximaal drie tijdelijke contracten worden aangegaan2.

    Figuur

    Soms volstaat een dienstverband dat korter is dan een jaar. Dit is mogelijk mits het dienstverband een minimum duur van zes maanden heeft.

  • 4.

    In het vierde lid is aangegeven wanneer geen verlenging van het dienstverband plaats vindt. Voordat tot verlenging wordt overgegaan dient in ieder geval een toets op uitkeringsafhankelijkheid te hebben plaatsgevonden. Daarbij zal de gemeente vaststellen of iemand voor zijn zelfstandige bestaansvoorziening is aangewezen op de detacheringsbaan. Zo kan het zijn dat de partner inmiddels werk heeft gevonden, waarmee het gezinsinkomen boven de uitkeringsnorm komt. Indien niet langer sprake is van uitkeringsafhankelijkheid en het waarschijnlijk is dat dit van duurzame aard is (richtsnoer: zes maanden), eindigt het dienstverband en komt betrokkene niet meer voor verlenging in aanmerking.

    Voorts wordt niet tot verlenging overgegaan als iemand naar een andere gemeente is verhuisd.

    Ten slotte is het van belang dat alleen tot verlenging wordt overgegaan als dit bijdraagt aan het vergroten van de kans op werk van betrokkene. Indien de verwachting is dat de kans op doorstroom naar regulier werk nihil is, kan beter gezocht worden naar een alternatief.

  • 5.

    Als iemand verhuist naar een andere gemeente zal de gemeente Vught die gemeente verzoeken het dienstverband over te nemen c.q. een ander dienstverband of arbeidsinschakelingstraject aan te bieden.

2. Wordt de 36 maanden termijn overschreden, dan is automatisch sprake van een dienstverband voor onbepaalde tijd. Voorts regelt de Wet Flexibiliteit en Zekerheid dat wanneer meer dan drie tijdelijke arbeidsovereenkomsten elkaar hebben opgevolgd met tussenpozen van niet meer dan drie maanden, de laatste arbeidsovereenkomst geldt als aangegaan voor onbepaalde tijd.

6. Omvang dienstverband

Uitgangspunt is dat de werknemer uit de uitkering is; de minimale omvang van het dienstverband is derhalve afgestemd op het aantal uren dat nodig is om uitstroom uit de uitkering te realiseren. Standaard is een dienstverband van 32 uur per week. Minder uren is mogelijk indien dit naar het oordeel van het college van B&W noodzakelijk is. Meer uren kán als dat nodig is om uit de uitkering te komen.

7. Loon

--

8. Toepasselijke regelingen

--

9. Vaststellen verdiencapaciteit

In verband met het vaststellen van de inleenvergoeding zal de verdiencapaciteit van de uitkeringsgerechtigde worden bepaald. De verdiencapaciteit geeft op een schaal van 0 tot 100 aan in hoeverre iemand volgens de geldende normen en maatstaven werkt. Naarmate iemand meer werkervaring heeft opgedaan zal normaliter de verdiencapaciteit toenemen.

De wijze waarop de verdiencapaciteit wordt vastgesteld dient eenduidig en systematisch te zijn en is onderwerp van de afspraken die de gemeente met de uitvoerder maakt.

Bij nieuwe dienstverbanden gaat de vaststelling van de verdiencapaciteit in twee stappen. De definitieve vaststelling vindt plaats nadat de uitkeringsgerechtigde een week (met behoud) van uitkering bij de inlener heeft proefgedraaid. Bij een verlenging is dat niet nodig en kan de verdiencapaciteit in één keer worden bepaald.

10. Hoogte inleenvergoeding

  • 1.

    De hoogte van de inleenvergoeding staat steeds voor een jaar vast. Bij een verlenging van de detacheringsovereenkomst en bij het aangaan van een nieuwe detacheringsovereenkomst worden de verdiencapaciteit en de inleenvergoeding opnieuw vastgesteld.

  • 2.

    --

  • 3.

    Uitgangspunt is dat een werkgever altijd een bijdrage betaalt. De minimale bijdrage bedraagt 25% van de bruto loonkosten. Deze minimale bijdrage geldt ook in het geval dat de verdiencapaciteit minder is dan 25%.

  • 4.

    De relatie tussen inleenvergoeding en verdiencapaciteit is zo eenvoudig mogelijk gehouden. Uitgangspunt is dat de verdiencapaciteit aangeeft in hoeverre iemand productief is. De werkgever betaalt in feite voor dat deel loon. Stijgt de verdiencapaciteit dan stijgt de inleenvergoeding mee met eenzelfde percentage.

    Een verdiencapaciteit van 40% betekent een inleenvergoeding van 40% van de bruto-loonkosten. Een verdiencapaciteit van 60% betekent een inleenvergoeding van 60% van de bruto-loonkosten enz.

11. Arrangementen

Onderdeel van de afspraken die de uitvoerder met de inlener maakt is of en zo ja, welke extra ondersteuning nodig is. Dit kan ondersteuning zijn gericht op het ontlasten van de inlener (bijvoorbeeld zorgen voor begeleiding op de werkplek). Dit kan ook het bieden van een passende training of scholing zijn gericht op het verbeteren van het functioneren van de gedetacheerde.

12. Begeleiding

Gedurende de detachering vindt begeleiding door de uitvoerder plaats. Deze begeleiding is niet alleen gericht op het functioneren op de detacheringsbaan. Gedurende het hele traject dient in de begeleiding de bevordering van doorstroom naar regulier werk centraal te staan.

13. Stroomlijning

Dit artikel heeft tot doel de verschillen tussen de nieuwe detacheringsbanen en de oude regelingen voor gesubsidieerd werk zoveel mogelijk te beperken.

WIW:

Voor wat de WIW-dienstverbanden betreft zijn de verschillen met de detacheringsbanen relatief klein: er is reeds sprake van een detacheringsformule en een inleenvergoeding die gerelateerd is aan de productiviteit van de gedetacheerde. De stroomlijning houdt voor de WIW-dienstverbanden in dat alle uitvoeringsaspecten (begeleiding, berekening verdiencapaciteit) hetzelfde zullen worden georganiseerd als bij de detacheringsbanen. Omdat voor de WIW-dienstverbanden de oude CAO-WIW van toepassing is gebleven, blijven loon en arbeidsvoorwaarden voor deze werknemers gehandhaafd.

ID:

Bij de In- en Doorstroombanen is de situatie anders: daar is geen sprake van detachering en dus ook niet van een inleenvergoeding. De werknemer is rechtstreeks in dienst bij de ID-werkgever. Deze betaalt de werknemer loon volgens de voor de betreffende sector geldende CAO. De gemeente verstrekt een bijdrage in de loonkosten.

Tot 1 januari 2004 was de gemeentelijke bijdrage 100% van de loonkosten (tot 125% WML). in 2003 is besloten de bijdrage in 2004 te verlagen naar 105% van het Wettelijk Minimumloon (WML) en vervolgens naar 95% WML in 2005.

Op grond van de overgangsregeling wordt de bijdrage van de gemeente verder verlaagd tot uiteindelijk 75% WML in 2007. De bijbehorende werkgeversbijdrage is dan 25%, hetgeen overeenkomt met de minimale inleenvergoeding zoals die bij de detacheringsbanen is bepaald.

Vanaf 1 januari 2008 zal de gemeentelijke bijdrage op grond van de verdiencapaciteit worden vastgesteld.

Omdat de werkgever bij de ID-banen meer dan 100% WML mag betalen, is in de overgangsregeling de bijdrage van de gemeente niet een percentage van de bruto-loonkosten, maar een percentage van het Wettelijk Minimumloon. Betaalt de werkgever meer dan het Wettelijk Minimumloon, dan komen die meerkosten voor rekening van de werkgever.

14. Inwerkingtreding

--