Regeling vervallen per 19-12-2014

Verordening Burgerparticipatie Vught 2006

Geldend van 31-08-2006 t/m 18-12-2014

Intitulé

Verordening Burgerparticipatie Vught 2006

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder een burgerinitiatiefvoorstel: een voorstel van een initiatiefgerechtigde ter plaatsing op de agenda van de vergadering van de raad.

Artikel 2

  • 1. De raad plaatst een burgerinitiatiefvoorstel op de agenda van zijn vergadering, indien daartoe door een initiatiefgerechtigde een geldig verzoek is ingediend.

  • 2. Ongeldig is het verzoek dat:

    • a.

      niet door ten minste 75 initiatiefgerechtigden wordt ondersteund;

    • b.

      een onderwerp als bedoeld in artikel 4 bevat, of

    • c.

      niet voldoet aan de voorwaarden, gesteld in artikel 5.

Artikel 3

  • 1. Initiatiefgerechtigd zijn degenen die kiesgerechtigd zijn voor de verkiezing van de leden van de gemeenteraad, alsmede ingezetenen van de gemeente van zestien jaar en ouder die met uitzondering van hun leeftijd voldoen aan de vereisten voor het kiesrecht voor de leden van de gemeenteraad.

  • 2. Voor de beoordeling of aan de vereisten voor initiatiefgerechtigdheid is voldaan, is de toestand op de dag van indiening van het verzoek bepalend.

Artikel 4

Een burgerinitiatiefvoorstel heeft geen betrekking op:

  • a.

    een onderwerp dat niet behoort tot de bevoegdheid van de raad, tenzij het een bevoegdheid betreft welke door de raad is gedelegeerd aan andere bestuursorganen;

  • b.

    een vraag over het gemeentelijk beleid;

  • c.

    een klacht in de zin van hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht over een gedraging van het gemeentebestuur;

  • d.

    een bezwaar in de zin van hoofdstuk 7 van de Algemene wet bestuursrecht tegen een besluit van het gemeentebestuur, of

  • e.

    een voorstel waarover tijdens de raadsperiode waarin indiening van het voorstel plaatsvindt door de raad een besluit is genomen, Tenzij sprake is van omstandigheden die tot een ander besluit zouden hebben geleid, indien zij eerder bekend waren geweest.

Artikel 5

  • 1. Het verzoek ter plaatsing van een burgerinitiatiefvoorstel op de agenda van de vergadering van de raad wordt schriftelijk ingediend bij de burgemeester.

  • 2. Het verzoek bevat ten minste:

    • a.

      een nauwkeurige omschrijving van het burgerinitiatiefvoorstel;

    • b.

      een toelichting op het burgerinitiatiefvoorstel;

    • c.

      de achternaam, de voornamen, het adres, de geboortedatum en de handtekening van de verzoeker en zijn plaatsvervanger, en

    • d.

      een lijst met de voornamen, achternamen, adressen, geboortedata en handtekeningen van de initiatiefgerechtigden die het verzoek ondersteunen.

  • 3. Voor de indiening van het verzoek wordt gebruik gemaakt van een door de griffie verstrekt formulier.

Artikel 6

  • 1. De raad beslist in de eerstvolgende vergadering na de datum van indiening van het verzoek of het burgerinitiatiefvoorstel op de agenda van de vergadering van de raad wordt geplaatst, met dien verstande dat ten minste twee weken is gelegen tussen de dag van indiening van het verzoek en de dag van de vergadering waarin op het verzoek wordt beslist.

  • 2. Indien de raad het verzoek afwijst wegens strijd met artikel 4, onder a, kan de raad het voorstel doorzenden aan burgemeester en wethouders.

  • 3. Indien de raad het verzoek toewijst, dan agendeert hij het burgerinitiatiefvoorstel voor de eerstvolgende vergadering van de raad.

  • 4. De burgemeester nodigt de verzoeker schriftelijk uit voor de vergadering waarvoor het burgerinitiatiefvoorstel is geagendeerd. De verzoeker of zijn plaatsvervanger heeft tijdens deze vergadering de gelegenheid om zijn burgerinitiatiefvoorstel mondeling nader toe te lichten.

  • 5. Zo spoedig mogelijk nadat de raad over het burgerinitiatiefvoorstel een besluit heeft genomen wordt dit besluit bekendgemaakt door kennisgeving van het besluit of van de zakelijke inhoud ervan in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad, dan wel op een andere geschikte wijze.

  • 6. Tegelijkertijd met de bekendmaking wordt van het besluit mededeling gedaan aan verzoeker.

Artikel 7

De burgemeester brengt over elk jaar een verslag uit over de werking van het recht van burgerinitiatief en burgeradvies in de praktijk.

Artikel 8

  • 1. Deze verordening kan worden aangehaald als ‘Verordening Burgerparticipatie Vught 2006’.

  • 2. Zij treedt in werking op de eerste dag na de datum van uitgifte van het Klaverblad waarin ze is geplaatst.

Toelichting

Burgerparticipatie

Hier wordt gesproken over een Verordening Burgerparticipatie. Deze naamgeving is hier gekozen om (op termijn) alle bepalingen welke de participatie van burgers bij de besluitvorming in de raad aangaan – waaronder ook de verordening op het correctief raadgevend referendum – in één verordening onder te kunnen brengen. Uitgangspunt is voorts dat volstaan wordt met eenvoudige procedureregels, daar een grote hoeveelheid regels de burgers zou kunnen ontmoedigen.

Doel en definitie

De regeling verstaat onder de term burgerinitiatief de mogelijkheid dat burgers eigen voorstellen bij de raad in te dienen. Burgerinitiatieven zijn voorstellen die op de agenda van de raad worden geplaatst, mits aan de procedurele en inhoudelijke vereisten is voldaan. Er vindt vervolgens reguliere besluitvorming in de raad plaats.

Elementen

Naast een eenvoudige en heldere procedure dient de gemeentelijke regeling vanzelfsprekend een aantal andere procedurele en inhoudelijke eisen te bevatten. Het gaat dan bijvoorbeeld om eisen met betrekking tot de ondersteuning van het voorstel en de initiatiefgerechtigdheid. Ook is aandacht voor de gevolgen die optreden indien niet aan deze voorwaarden wordt voldaan. Verder is van groot belang de wijze waarop aan de burgers duidelijk wordt gemaakt dat zij gebruik kunnen maken van deze mogelijkheden.

In het geval van een initiatief bepaalt dit mede de onderwerpen en de omvang van discussie in het vertegenwoordigend orgaan en tast daardoor in zekere zin de bevoegdheid de eigen agenda vast te stellen aan. Om die reden is het gerechtvaardigd het initiatief aan voorwaarden te binden.

Het voorstel legt deze voorwaarden vast in een zelfstandige verordening. Het burgerinitiatief betreft in deze verordening altijd een ‘uitgewerkt’ voorstel. Vervolgens wordt als voorwaarde gesteld dat er sprake is van aantoonbare steun onder de bevolking, waartoe het initiatief vergezelt dient te gaan van een lijst met handtekeningen van ondersteuners. Tot slot wordt het indienen van een initiatiefvoorstel mogelijk gemaakt voor alle inwoners vanaf 16 jaar waardoor ook tegemoet gekomen wordt aan de betrokkenheid van jongeren bij de besluitvorming.

De bevoegdheden van de raad

Het burgerinitiatief versterkt de besluitvormende bevoegdheid van de raad. De aanvulling van het representatieve stelsel met deze mogelijkheid tot het burgerinitiatief betekent, dat (groepen) burgers een mogelijkheid hebben om zelf direct en gericht deel te nemen in het bestuur. Uit onderzoek van het Sociaal-Cultureel Planbureau blijkt een onverminderde en zelfs een toenemende betrokkenheid van burgers bij maatschappelijke vraagstukken. Die betrokkenheid uit zich niet in een toename van de klassieke politieke participatie. Burgers willen juist andere wegen bewandelen om deel te nemen aan het bestuur van de samenleving. Het burgerinitiatief is dan ook een geschikt middel om tegemoet te komen aan de betrokkenheid van de burger.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

In deze bepalingen wordt gesproken over een “burgerinitiatiefvoorstel” voor de aanduiding van het voorstel dat door een burger bij de gemeenteraad kan worden ingediend. Burgers dienen daartoe een concreet voorstel op schrift te stellen. Om burgers te ondersteunen bij het op schrift stellen van een burgerinitiatiefvoorstel wordt door de gemeente (digitaal) een sjabloon aangereikt waarmee het voorstel eenvoudig op schrift kan worden gesteld. Eventuele verdere ondersteuning kan worden verricht door de griffier.

Artikel 2

Uit dit artikel volgt dat de gemeenteraad een burgerinitiatiefvoorstel op de agenda van een raadsvergadering moet plaatsen, indien er sprake is van een geldig verzoek, ingediend door een initiatiefgerechtigde. De gemeenteraad zal in geval van een burgerinitiatief dus over het voorstel beraadslagen en vervolgens (eventueel gewijzigd) aannemen of afwijzen.

Van een geldig verzoek is sprake als (a) het verzoek door ten minste 75 initiatiefgerechtigden wordt ondersteund, (b) het onderwerp van het burgerinitiatiefvoorstel niet in artikel 4 is uitgezonderd en (c) aan de in artikel 5 gestelde procedurele voorwaarden wordt voldaan. In artikel 3 (zie hierna) wordt nader omschreven wanneer een persoon initiatiefgerechtigd is.

Over het vereiste dat het verzoek door ten minste 75 initiatiefgerechtigden wordt ondersteund kan het volgende worden opgemerkt. Het burgerinitiatief biedt burgers de mogelijkheid om direct invloed uit te oefenen op de agenda van de gemeenteraad. Het is daarom een inbreuk op het uitgangspunt dat de raad zijn eigen agenda vaststelt. Dit is alleen gerechtvaardigd als het burgerinitiatiefvoorstel ook daadwerkelijk door een bepaald gedeelte van de bevolking wordt gedragen. De hoogte van de benodigde steun is zo gekozen dat – zonder verhinderend te zijn – toch een zekere garantie wordt geboden dat het desbetreffende verzoek gedragen wordt door een gedeelte van de bevolking. Ter wille van de duidelijkheid wordt hier niet gesproken over een percentage, maar van een absoluut aantal initiatiefgerechtigden die het verzoek minimaal moeten ondersteunen. In voorkomend geval kan de raad dit aantal aan de situatie aanpassen.

Artikel 3

Vanuit de gedachte dat het burgerinitiatief een instrument is om burgers bij de besluitvorming van de raad te betrekken en die te beïnvloeden, ligt het voor de hand het initiatiefrecht toe te kennen aan kiesgerechtigden voor de gemeenteraadsverkiezingen. Wie kiesgerechtigd is, is vastgelegd in artikel B 3 van de Kieswet. Om ook uitdrukkelijk jongeren op deze wijze bij de politiek te betrekken wordt hier categorie initiatiefgerechtigden uitgebreid door de leeftijd ten opzichte van de kiesgerechtigde leeftijd te verlagen naar zestien jaar. Voor de toetsing of aan de vereisten voor initiatiefgerechtigdheid is voldaan, lijkt het moment van indiening van het verzoek aangewezen. Het verzoek vindt immers formeel op dit moment plaats. Om te kunnen onderzoeken of op dat moment wordt voldaan aan de vereisten, zijn verschillende gegevens nodig. Welke dat zijn wordt geregeld in artikel 5.

Artikel 4

De beperkingen die dit artikel stelt aan de inhoud van een burgerinitiatiefvoorstel vloeien vooral voort uit doelmatigheidsoverwegingen. Het is bijvoorbeeld weinig efficiënt om de raad te belasten met de beraadslaging over een onderwerp waarover de raad uiteindelijk geen beslissende bevoegdheid heeft. Een ander argument voor deze uitzondering is, dat de afstand tussen burger en bestuur alleen maar zou worden vergroot als de burger na het doorlopen van de burgerinitiatiefprocedure te horen krijgt dat de raad niets met het burgerinitiatiefvoorstel kan doen, omdat hij er niet over gaat. De toevoeging aangaande gedelegeerde bevoegdheden is opgenomen om aan te geven dat in principe de mogelijkheid openstaat voor de raad om de gedelegeerde bevoegdheid terug te nemen om daarmee aan het initiatiefvoorstel tegemoet te kunnen komen.

Een vraag over gemeentelijk beleid kan ook geen onderwerp van een burgerinitiatief zijn. Voor dit soort vragen staan de burger andere wegen open, zoals het spreekrecht in een commissie- of raadsvergadering of een spreekuur van een wethouder.

Om te voorkomen dat het burgerinitiatief andere procedures zoals de bezwaar- of de klachtprocedure doorkruist, wordt met het oog hierop bepaald dat het burgerinitiatiefvoorstel geen bezwaar tegen een genomen besluit of een klacht over een gedraging van het gemeentebestuur kan inhouden. Hiervoor heeft de burger andere wegen.

Het is evenmin de bedoeling dat voorstellen die eerder in de raad aan de orde zijn geweest binnen de raadperiode opnieuw onderwerp van bespreking worden als gevolg van een burgerinitiatief. Dit zou de besluitvorming in de raad te zeer kunnen frustreren. Alleen wanneer de situatie ingrijpend is gewijzigd of nieuwe feiten aan het licht komen welke van wezenlijke invloed kunnen zijn op de besluitvorming is een burgerinitiatiefvoorstel mogelijk. In dat geval dient het burgerinitiatiefvoorstel aan te geven welke recente wijzigingen in de situatie, danwel welke nieuwe feiten het indienen van het voorstel rechtvaardigen.

Artikel 5

Omdat de burgemeester de voorzitter van de raad is, ligt het voor de hand om het burgerinitiatiefvoorstel bij hem te laten indienen. Aan het verzoek zal een aantal minimumvereisten gesteld moeten worden. Het is uit praktische overwegingen zoals uniformiteit, overzichtelijkheid en duidelijkheid raadzaam indiening van een burgerinitiatiefvoorstel plaats te laten vinden door middel van een standaardformulier voor burgerinitiatieven. Op dit formulier zal de verzoeker naast het voorstel plus toelichting, in ieder geval zijn personalia en die van zijn plaatsvervanger moeten aangeven. Ook de initiatiefgerechtigden die het verzoek ondersteunen zullen uiteraard vermeld moeten worden. Om fraude met namen te voorkomen kan naar personalia gevraagd worden als adressen en geboortedata. Met name dat laatste gegeven kan niet aan openbare bronnen als telefoonboeken worden ontleend. Op grond van deze gegevens kan de gemeente onderzoeken of het verzoek de steun van voldoende daartoe gerechtigde personen heeft.

Artikel 6

De burger moet erop kunnen vertrouwen dat de raad zijn voorstel spoedig toetst aan de vereisten en een besluit neemt over de behandeling. Hierin voorziet het eerste lid. Het gaat erom een termijn te kiezen die niet te lang is, maar ook niet zo kort dat ze onvoldoende is om het voorstel te kunnen controleren. Verzoeken waarover de raad niet bevoegd is, kan de raad doorzenden naar het college. Dat zal met name gebeuren als het college wel bevoegd is.

Met het vierde tot en met zesde lid worden vooral waarborgen gecreëerd voor transparantie bij de afhandeling van een burgerinitiatiefvoorstel door de raad. Op grond van het zesde lid wordt de verzoeker altijd schriftelijk meegedeeld wat er met het ingediende voorstel gebeurt. Dat kan dus een mededeling dat het verzoek wordt afgewezen of een inhoudelijk besluit zijn. Wordt het verzoek tot plaatsing van het burgerinitiatiefvoorstel door de raad afgewezen, dan is er sprake van een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht waartegen bezwaar en beroep op de rechter openstaan. Besluit de raad het burgerinitiatiefvoorstel te agenderen, dan is er sprake van een voorbereidingsbeslissing die niet vatbaar is voor bezwaar of beroep (artikel 6:3 Awb). Afhankelijk van de inhoud van de beslissing op het initiatiefvoorstel zelf, zal er sprake zijn van een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht die vatbaar is voor bezwaar en beroep. Zo zal bijvoorbeeld bezwaar en beroep openstaan indien de raad naar aanleiding van het burgerinitiatiefvoorstel besluit een subsidie toe te kennen voor een bepaald project. Een ander voorbeeld is het besluit om een verordening op bepaalde punten aan te passen. Tegen een dergelijk besluit staan geen bezwaar en beroep bij de rechter open (artikel 8:2 Awb).

Er is in deze bepalingen voor gekozen in het midden te laten hoe de raad verder met het burgerinitiatiefvoorstel omgaat. Het ligt wel voor de hand dat de volle raad beslist over het te volgen traject, maar een besluit over een burgerinitiatiefvoorstel in een raadscommissie inhoudelijk wordt voorbereid. Ook kan de raad van mening zijn dat nader onderzoek moet worden gedaan.

Artikel 7

In deze bepaling wordt de burgemeester verplicht om jaarlijks een verslag uit te brengen over het burgerinitiatief. Hierbij valt te denken aan getalsmatige gegevens (aantal ingediende, aantal toegewezen en aantal afgewezen burgerinitiatiefvoorstellen), alsmede aan een beknopt overzicht van de inhoud van de burgerinitiatiefvoorstellen. De besluiten van de raad op de burgerinitiatiefvoorstellen en de motivatie op grond waarvan de raad tot deze besluiten is gekomen. De burgemeester kan er dan voor kiezen het verslag over het burgerinitiatief op te nemen in het burgerjaarverslag.