Beleidsregels terug- en invordering Bbz 2004 Vught 2020

Geldend van 06-06-2020 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels terug- en invordering Bbz 2004 Vught 2020

1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

  • a.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht.

  • b.

    Bbz 2004: Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004.

  • c.

    De wet: Participatiewet (PW).

  • d.

    Bijstandsnorm: de van toepassing zijnde bijstandsnorm als bedoeld in artikel 5, aanhef en

    onder c, van de PW.

  • e.

    College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Vught.

  • f.

    Inlichtingenplicht: de verplichting genoemd in artikel 17, eerste lid, van de PW, artikel 38 Bbz 2004.

  • g.

    Bijstand: de als renteloze lening verstrekte algemene bijstand en bijzondere bijstand op grond van de PW en het Bbz 2004 die al dan niet geheel of gedeeltelijk kan worden omgezet in een bedrag om niet en de door het college in bijstand “om niet” omgezette bijstand.

  • h.

    Bedrijfskapitaal: bijstand in de vorm van een rentedragende geldlening of direct “om niet” verstrekt op grond van de artikel 24 en 26 Bbz 2004.

  • i.

    Beleidsregels terugvordering, invordering en verhaal Participatiewet, IOAW en IOAZ Vught 2015.

  • j.

    Beleidsregels terug- en invordering Bbz 2004 Vught 2020.

2. Terugvordering

Artikel 2. Algemeen

Het college maakt gebruik van de bevoegdheid tot:

  • a.

    Het herzien of intrekken van het toekenningsbesluit ingevolge artikel 54 van de wet.

  • b.

    Het terugvorderen van ten onrechte verleende bijstand of bedrijfskapitaal zoals neergelegd in de artikelen 58 tot en met 60 van de wet.

Artikel 3. Terugvordering

Bijstand of bedrijfskapitaal wordt teruggevorderd in de gevallen zoals vermeld in deze beleidsregels. Terugvordering van bijstand en bedrijfskapitaal verstrekt op grond van het Bbz 2004 vindt plaats op grond van artikel 58 PW en de artikel 12 lid 2 sub c en de artikel 39 en de artikelen 41 tot en met 43 Bbz 2004.

Artikel 4. Ten onrechte verleende bijstand

  • 1. Het college vordert de kosten van bijstand terug van de zelfstandige voor zover deze bijstand:

    • a.

      Ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend.

    • b.

      In de vorm van een geldlening is verleend en de uit de geldlening voortvloeiende verplichtingen niet of niet behoorlijk worden nagekomen.

    • c.

      Ingevolge artikel 52 van de wet bij wijze van voorschot is verleend en nadien is vastgesteld dat geen recht op bijstand bestaat.

    • d.

      Anderszins onverschuldigd is betaald en voor zover de zelfstandige dit redelijkerwijs had kunnen begrijpen, of

    • e.

      Anderszins onverschuldigd is betaald, waaronder begrepen dat:

      • i.

        De zelfstandige naderhand met betrekking tot de periode waarover bijstand is verleend, over in aanmerking te nemen middelen als bedoeld in paragraaf 3.4 van de wet beschikt of kan beschikken.

      • ii.

        Bijstand is verleend met een bepaalde bestemming en naderhand door de zelfstandige vergoedingen of tegemoetkomingen worden ontvangen met het oog op die bestemming.

  • 2. Terugvordering als bedoeld onder het eerste lid onder e van dit artikel, vindt niet plaats, indien de betreffende kosten zijn gemaakt meer dan twee jaar voor de datum van verzending van het besluit tot terugvordering.

Artikel 5. Terugvordering van verstrekt bedrijfskapitaal (ook in de vorm van borgtocht)

Het college stelt het bedrijfskapitaal, dat is toegekend op grond van artikel 20, 22, 24 en 26 Bbz 2004

opeisbaar en kan dit terugvorderen indien:

  • 1.

    Bedrijfskapitaal niet overeenkomstig de bestemming is besteed (art. 39 lid 2 sub a Bbz 2004).

  • 2.

    Er sprake is van bedrijfsbeëindiging of overdracht van het bedrijf (art. 39 lid 2 sub b Bbz 2004).

  • 3.

    Er sprake is van faillissement of surseance (art. 39 lid 2 sub c Bbz 2004).

  • 4.

    Indien blijkt dat de zelfstandige duurzaam niet aan de verplichtingen kan voldoen of, indien de periode van drie jaar bedoeld in het tweede lid van artikel 41 Bbz is verstreken.

  • 5.

    Zelfstandige ook na een tweede aanmaning niet aan zijn betalingsverplichting voldoet.

Terugvordering vindt plaats bij alle partijen aan wie het bedrijfskapitaal is verstrekt en/of zich hoofdelijk aansprakelijk gesteld hebben voor de terugbetaling hoofdsom en de rente.

Artikel 6. Afzien van terugvordering in verband met dringende redenen

Indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn kan het college besluiten geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien.

3. Invordering

Artikel 7. Invordering indien het bedrijf of beroep niet wordt beëindigd

Indien terugvordering van het verstrekte bedrijfskapitaal plaatsvindt zonder dat de zelfstandige het bedrijf of zelfstandig beroep overdraagt of beëindigt, wordt het gehele bedrag van de vordering ingevorderd.

Artikel 8. Invordering na beëindiging van het zelfstandig beroep of bedrijf

Indien de zelfstandige zijn beroep of bedrijf beëindigt, vindt invordering plaats met toepassing van de artikelen 43 tot en met 43d, van het Bbz.

Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing, indien sprake is van verwijtbaarheid. Hieronder worden in ieder geval de navolgende situaties verstaan:

  • -

    Het verstrekte bedrijfskrediet is niet besteed voor het doel waarvoor het is verleend;

  • -

    Het verstrekte bedrijfskapitaal is onverantwoord besteed;

  • -

    De zelfstandige heeft de inlichtingenplicht geschonden;

  • -

    De zelfstandige heeft verworven opbrengsten bij de beëindiging van zijn bedrijf (bijvoorbeeld uit de verkoop van bedrijfsmiddelen) niet gebruikt voor de aflossing van het bedrijfskapitaal.

Indien sprake is van verwijtbaarheid dient de zelfstandige al zijn middelen in te zetten voor de aflossing van de lening. Gestelde zekerheden worden uitgewonnen. Indien dan nog een deel van de lening resteert, zal de zelfstandige deze naar draagkracht dienen af te lossen. Over het restant worden rente en kosten berekend.

Het college kan besluiten af te zien van verdere invordering indien de zelfstandige:

  • a.

    gedurende tien jaar volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan en ten minste 75% van de hoofdsom van de vordering heeft voldaan; of

  • b.

    gedurende tien jaar niet naar draagkracht aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan, maar het achterstallige bedrag over die periode, vermeerderd met de daarover verschuldigde wettelijke rente en de op de invordering betrekking hebbende kosten, alsnog heeft betaald en ten minste 75% van de hoofdsom van de vordering heeft voldaan; of

  • c.

    gedurende tien jaar geen betalingen heeft verricht en niet aannemelijk is dat hij deze op enig moment zal gaan verrichten; of

  • d.

    is overleden. Het college zal de vordering niet op de erven verhalen.

In beginsel wordt een besluit als bedoeld in lid 1 aanhef, sub a of b slechts genomen als de zelfstandige daarom schriftelijk heeft verzocht. Tot toepassing van lid 1 aanhef en sub c en d wordt uitsluitend ambtshalve besloten.

Artikel 9. Afzien van invordering in verband met gering bedrag

Het college ziet af van (verdere) invordering, indien het nog in te vorderen bedrag minder

bedraagt dan € 100,00.

Artikel 10. Inwerkingtreding en werking

  • 44

    Deze beleidsregels zijn vastgesteld in de vergadering van het college van B&W van de gemeente Vught op 21 april 2020 en treden in werking op de dag na bekendmaking.

  • 45

    Deze beleidsregels zijn vanaf de datum dat zij in werking treden van toepassing.

Ondertekening