Beleidsregels van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waadhoeke houdende regels omtrent Bibob (Beleidsregels Wet Bibob gemeente Waadhoeke 2019)

Geldend van 27-11-2019 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waadhoeke houdende regels omtrent Bibob (Beleidsregels Wet Bibob gemeente Waadhoeke 2019)

De burgemeester en het college van de gemeente Waadhoeke ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft;

gelet op

  • -

    de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur;

  • -

    artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

  • -

    artikel 3 van de Drank- en Horecawet; en

  • -

    hoofdstuk 3 van de Algemene plaatselijke verordening gemeente Waadhoeke

besluit(en) vast te stellen de volgende:

Beleidsregels Wet Bibob gemeente Waadhoeke 2019

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

  • a.

    aanvraag: de aanvraag om een beschikking;

  • b.

    advies: het advies, zoals bedoeld in artikel 9 van de wet;

  • c.

    bestuursorgaan: de burgemeester respectievelijk het college van burgemeester en wethouders;

  • d.

    betrokkene: de aanvrager, de vergunninghouder, de gegadigde;

  • e.

    Bureau: het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, bedoeld in artikel 8 van de wet;

  • f.

    wet: de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Bibob).

Artikel 2. Doel

  • 1. De gemeente beoogt met toepassing van de wet te voorkomen dat zij criminele activiteiten faciliteert waardoor de veiligheid, de leefbaarheid, de rechtsorde of de bestuurlijke slagkracht worden aangetast.

  • 2. Deze beleidsregels hebben tot doel duidelijkheid te verschaffen over de wijze waarop het bestuursorgaan de wet toepast.

Artikel 3. Categorieën

  • 1. Het bestuursorgaan past, met inachtneming van hetgeen in deze beleidsregels daarover is bepaald, de wet in ieder geval toe met betrekking tot beschikkingen als bedoeld in:

    • a.

      artikel 3 van de Drank- en Horecawet, indien sprake is van vestiging van een nieuw bedrijf, overname van een bestaand bedrijf of wijziging van een bestaande onderneming;

    • b.

      artikel 7 van de wet juncto artikel 3:3 van de Algemene plaatselijke verordening, indien sprake is van vestiging van een nieuw bedrijf, overname van een bestaand bedrijf of wijziging van ondernemingsvorm.

  • 2. Het bestuursorgaan past, met inachtneming van hetgeen in deze beleidsregels daarover is bepaald, eveneens de wet toe met betrekking tot de intrekking van de in het eerste lid genoemde vergunningen.

  • 3. Het gestelde in het eerste lid onder a. geldt niet voor slijterijen en voor paracommerciële instellingen.

Artikel 4. Bijzondere situaties

Behalve op de in artikel 3 genoemde categorieën, past het bestuursorgaan de wet toe:

  • a.

    ten aanzien van bijzondere gevallen waarbij aanleiding bestaat voor het vermoeden dat de beschikking mede zou kunnen worden gebruikt om uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten of strafbare feiten te plegen;

  • b.

    in de gevallen dat de Officier van Justitie op basis van artikel 11 van de wet wijst op de wenselijkheid om een advies aan te vragen.

Artikel 5. Vragenlijst

  • 1. In alle in artikel 3, eerste lid, onder a., bedoelde gevallen vult betrokkene de verkorte Bibob-vragenlijst in. Indien op basis van de verkorte BIBOB-vragenlijst onduidelijkheid bestaat over de bedrijfsstructuur of financiering, vult betrokkene op verzoek van het bestuursorgaan de uitgebreide Bibob-vragenlijst in.

  • 2. In alle in artikel 3, eerste lid, onder b., bedoelde gevallen vult betrokkene de uitgebreide Bibob-vragenlijst in.

  • 3. De in het eerste en tweede lid bedoelde Bibob-vragenlijsten worden door het bestuursorgaan bij openbaar bekend te maken besluit vastgesteld.

  • 4. Weigering om de in het eerste en tweede lid bedoelde Bibob-vragenlijsten volledig in te vullen kan een grond opleveren om de aanvraag te weigeren respectievelijk de beschikking in te trekken.

Artikel 6. Regulier afhandelen

  • 1. Het bestuursorgaan gaat over tot het positief beschikken op de aanvraag indien noch de reguliere weigeringsgronden behorende bij de vergunningen, noch de weigeringsgronden op grond van de wet van toepassing zijn.

  • 2. Het bestuursorgaan weigert de aanvraag of gaat over tot het intrekken van beschikkingen, indien de reguliere weigeringsgronden behorende bij de beschikkingen van toepassing zijn.

Artikel 7. Ultimum remedium

  • 1. Uitsluitend indien geen toepassing gegeven kan worden aan artikel 6, beoordeelt het bestuursorgaan of weigering dan wel intrekking op grond van de wet mogelijk is.

  • 2. Het bestuursorgaan kan om een advies aan het Bureau vragen in het kader van de in het eerste lid bedoelde beoordeling en indien het bestuursorgaan door de Officier van Justitie is gewezen op de wenselijkheid daarvan.

Artikel 8. Informatieplicht

  • 1. Het bestuursorgaan informeert betrokkene schriftelijk over het voornemen om een advies aan het Bureau aan te vragen. Betrokkene wordt daarbij gewezen op de opschorting van de beslistermijn als bedoeld in artikel 9 van deze beleidsregels.

  • 2. In het geval het bestuursorgaan overgaat tot een advies van het Bureau, voegt het een afschrift van het schrijven als bedoeld in het eerste lid toe aan de adviesaanvraag.

  • 3. Het voornemen om een advies aan te vragen wordt gemotiveerd.

Artikel 9. Opschorten beslistermijn

  • 1. Indien het bestuursorgaan een advies aanvraagt, wordt op grond van artikel 31 van de wet de wettelijke termijn waarbinnen de beschikking dient te worden gegeven, opgeschort voor de duur van de periode die begint met de dag waarop het advies is aangevraagd en eindigt met de dag waarop dat advies is ontvangen, met dien verstande dat deze opschorting niet langer duurt dan vier weken nadat het bestuursorgaan een advies heeft aangevraagd.

  • 2. De in het eerste lid beslistermijn wordt verlengd indien het Bureau zijn adviestermijn op grond van artikel 15, derde lid van de wet, verlengt. Deze verlenging bedraagt niet meer dan vier weken.

  • 3. Het bestuursorgaan informeert betrokkene onverwijld over een verlenging als bedoeld in het tweede lid.

Artikel 10. Weigering en aanvullende voorwaarden

  • 1. Het bestuursorgaan weigert in elk geval een aanvraag of gaat over tot intrekking van de beschikking op grond van de wet, indien sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet.

  • 2. Het bestuursorgaan kan de aanvraag weigeren of de beschikking intrekken, indien sprake is van een mindere mate van gevaar die niet kan worden geweerd door het stellen van aanvullende voorwaarden en bovendien de gevolgen van deze weigering niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen.

  • 3. Indien het bestuursorgaan voornemens is de aanvraag te weigeren of de beschikking in te trekken op grond van de wet, wordt betrokkene in de gelegenheid gesteld daartegen zijn zienswijze in te brengen.

Artikel 11. Slotbepalingen

  • 1. Deze beleidsregels treden in werking op de dag na bekendmaking.

  • 2. Deze beleidsregels zijn van toepassing op na de datum van inwerkingtreding ontvangen aanvragen.

  • 3. Deze beleidsregels worden aangehaald als ‘Beleidsregels Wet Bibob gemeente Waadhoeke 2019’.

  • 4. Per de in lid 1 genoemde datum worden de beleidsregels BIBOB van de voormalige gemeenten het Bildt, Franekeradeel en Menameradiel ingetrokken.

Ondertekening

Franeker, 12 november 2019

Namens de burgemeester en het college van de gemeente Waadhoeke ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft,

de secretaris

de burgemeester

Artikelsgewijze toelichting bij de Beleidsregels Wet Bibob gemeente Waadhoeke 2019.

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

De gebruikte definities sluiten zoveel mogelijk aan bij het gangbare gebruik van de begrippen binnen de gemeente. In een aantal gevallen heeft het begrip een relatie met de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (hierna: Wet Bibob) en wordt naar artikelen uit deze wet verwezen.

Artikel 2. Doel

Gemeenten zijn niet verplicht gebruik te maken van de Wet Bibob. Het toepassen van de Wet Bibob is wel een van de belangrijkste instrumenten in het kader van de aanpak van de georganiseerde criminaliteit vanuit het lokale bestuur. Bovendien weigeren het college en de burgemeester om criminele activiteiten te faciliteren, indien dit voorkomen kan worden.

Artikel 3. Categorieën

In artikel 3 van de beleidsregel wordt voorgesteld om de Wet Bibob toe te passen op horecaondernemingen en eventuele prostitutiebedrijven. Reden hiervoor is dat dit aansluit bij de beleidslijn vanuit de voormalige gemeenten het Bildt, Franekeradeel en Menameradiel.

Voor zowel horecaondernemingen als prostitutiebedrijven geldt dat de Bibob-toets alleen geldt voor nieuwe bedrijven, overname van bestaande bedrijven door nieuwe exploitanten of wijzigingen van de bestaande onderneming. Hierbij kan gedacht worden aan een wijziging van een rechtsvorm (bijvoorbeeld VOF naar BV) of aanpassingen bij de eigenaren of aanpassingen van bevoegdheden. Een wijziging van een leidinggevende, niet zijnde een eigenaar of een verbouwing binnen de onderneming vallen er niet onder.

Met betrekking tot de horeca moet worden aangetekend dat de Wet Bibob alleen wordt toegepast op de commerciële horecabedrijven. Slijterijen en paracommerciële instellingen (instellingen die een Drank- en Horecavergunning verkrijgen op grond van artikel 3 juncto artikel 4 Drank- en Horecawet) worden uitgesloten.

Vanuit het oogpunt van deregulering is door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties verzocht om beschikkingen, waarbij het niet nodig is de Wet Bibob toe te passen, deze beschikkingen uit te zonderen van de Wet Bibob. Hiervoor komen onder meer in aanmerking de beschikkingen ten behoeve van het slijtersbedrijf. Uit de lokale en landelijke ervaringen is niet gebleken dat bij slijtersbedrijven een verhoogd risico bestaat op criminele activiteiten, zoals genoemd in de Wet Bibob. Paracommerciële instellingen worden uitgesloten omdat de doelstelling van deze instellingen niet ligt bij het behalen van winsten, maar het bieden van activiteiten op het gebied van onder meer sport, recreatie en cultuur. In deze instellingen zijn veelal vrijwilligers werkzaam.

Artikel 4. Bijzondere situaties

De aanwijzing van de categorieën in artikel 3 van de beleidsregels betekent niet dat de gemeente zich verplicht het toepassen van de Wet Bibob te beperken tot deze aangewezen categorieën. Het bestuursorgaan kan op grond van de in artikel 4 van de beleidsregels genoemde gevallen besluiten tot toepassing van de Wet Bibob.

Op grond van dit artikel kunnen ook bestaande inrichtingen waarvoor geen aanvraag is gedaan, tussentijds worden getoetst op grond van de Wet Bibob, mits is voldaan aan de voorwaarden in dit artikel.

Artikel 5. Vragenlijst

Om bij betrokkene een Bibob-toets te kunnen uitvoeren, wordt in geval van een aanvraag voor een horecavergunning betrokkene verplicht gesteld om naast de reguliere aanvraagformulieren in eerste instantie een verkorte Bibob-vragenlijst in te vullen en de nodige stukken te overleggen. De gemeente Waadhoeke toetst met de verkorte vragenlijst met name naar de ondernemingsvorm en financiering. Indien hierdoor onduidelijkheden ontstaan, dient de betrokkene op verzoek van het bestuursorgaan een uitgebreide vragenlijst in te vullen.

Voor prostitutiebedrijven dient direct de uitgebreide vragenlijst te worden ingevuld.

Artikel 6. Reguliere behandeling

In dit artikel is het zogenaamde subsidiariteits- en proportionaliteitsbeginsel opgenomen. Dit artikel beoogt te benadrukken dat toetsing van een aanvraag aan de reguliere toetsingsgronden voor gaan boven de Bibob-toets. Het bevoegde bestuursorgaan bekijkt eerst of er geen bestaande weigeringsgronden zijn in de Drank- en Horecawet en de Algemene plaatselijke verordening. Deze bestaande weigeringsgronden hebben immers deels ook betrekking op de integriteit van de vergunningaanvrager of –houder. De overheid is bovendien gehouden niet meer informatie op te vragen dan voor de beoordeling van een aanvraag nodig is.

Artikel 7. Ultimum remedium

De toepassing van de Wet Bibob is slechts mogelijk als door het bestuursorgaan alle beschikbare mogelijkheden zijn benut. Dit betekent dat het bevoegde bestuursorgaan een Bibob-toets pas uitvoert als geen besluit kan worden genomen op basis van artikel 6 van deze beleidsregels. Het bevoegde bestuursorgaan moet eerst zelf onderzoeken of zij niet zelfstandig de Wet Bibob kan toepassen. Het bestuursorgaan raadpleegt hiervoor de beschikbare bronnen. Als eigen onderzoek niet voldoende duidelijkheid verschaft omtrent de bijvoorbeeld de bedrijfsstructuur, de financiering of omstandigheden van betrokkene, dan kan het bestuursorgaan advies aanvragen bij Bureau Bibob. Met dit advies wordt dan gepoogd de onduidelijkheden weg te nemen. Daarnaast kan een tip van de Officier van Justitie reden zijn om een Bibob-toets uit te voeren en advies aan te vragen bij het Bureau.

Artikel 8. Informatieplicht

De betrokkene wordt geïnformeerd over het besluit van het bestuursorgaan om advies te vragen bij Bureau Bibob. De informatie houdt in dat de betrokkene wordt geïnformeerd over de opschorting van de beslistermijnen. Ook wordt medegedeeld dat het Bureau rechtstreeks nadere vragen kan stellen aan betrokkene. Het besluit om advies te vragen wordt gemotiveerd.

Artikel 9. Opschorten beslistermijn

De beslistermijn voor de gemeente om te beslissen op een vergunningaanvraag wordt opgeschort gedurende de adviestermijn van het landelijk Bureau Bibob. Het Bureau kan zelf zijn adviestermijn verlengen. In dat geval wordt de betrokkene eveneens door het bestuursorgaan geïnformeerd. De opschorting van de termijn van beslissing op aanvraag is geregeld in artikel 31 van de Wet Bibob, de adviestermijn van het Bureau in artikel 15 van deze wet.

Artikel 10. Weigering en aanvullende voorwaarden

Dit artikel verwijst naar artikel 3 van de Wet Bibob en de daarin genoemde weigeringsgronden. Indien er een ‘ernstige mate van gevaar’ wordt geconstateerd, wordt de vergunning zonder meer geweigerd. Bij een ‘mindere mate van gevaar’ zal het bestuursorgaan eerst beoordelen of deze mate van gevaar is weg te nemen door extra voorwaarden, voorschriften en/of beperkingen aan de beschikking te verbinden. Indien dit niet mogelijk is, kan het bestuursorgaan de vergunning weigeren. Het bestuursorgaan zal bij een weigering afwegen of de weigering niet onevenredig is in verhouding met het doel van vergunning. In het algemeen krijgt de betrokkene bij een weigering eerst de gelegenheid om zijn zienswijze naar voren te brengen.

Artikel 11. Slotbepalingen

Bekendmaking en inwerkingtreding van beleidsregels is geregeld in artikel 3:42 van de Algemene wet bestuursrecht. In de regels kan een datum van inwerkingtreding worden opgenomen. Deze datum is echter alleen van belang als de regels ook tijdig, dus voor de genoemde datum, bekend zijn gemaakt. Indien bekendmaking later geschiedt, treden de regels later in werking.

Doorgaans kunnen beleidsregels niet met terugwerkende kracht in werking treden. In deze beleidsregels is bepaald dat deze regels alleen van kracht zijn op aanvragen die zijn ingediend na inwerkingtreding.

Tenslotte wordt bepaald dat de beleidsregels van de voormalige gemeenten het Bildt, Franekeradeel en Menameradiel worden ingetrokken. Hierdoor zijn alleen deze nieuwe beleidsregels van toepassing.