Regeling vervallen per 01-07-2015

Verordening toeslagen en verlagingen WWB 2012 gemeente Waalre

Geldend van 01-07-2015 t/m 30-06-2015

Intitulé

Verordening toeslagen en verlagingen WWB 2012 gemeente Waalre

De Raad van de gemeente Waalre

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 1 mei 2012 nr. 29;

gelet op artikel 8 van de Wet werk en bijstand;

Besluit:

1. In te trekken de “Verordening toeslagen en verlagingen WWB 2012”,

2. Vast te stellen de “Verordening toeslagen en verlagingen WWB 2012 gemeente Waalre”, luidende als volgt:

 

Paragraaf 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsomschrijving

  • 1 Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand en de Algemene wet bestuursrecht

  • 2 In deze verordening wordt verstaan onder:a. de wet: de Wet werk en bijstand;b. woning: een gebouwde onroerende zaak voor zover deze als zelfstandige woonruimte, onvrije etage dan wel andere onzelfstandige woonruimte wordt bewoond, alsmede de onroerende aanhorigheden, een woonwagen of een woonschip;c. woonkosten:

    • 1.

      indien een huurwoning wordt bewoond: de op de aanvraagdatum van het lopende huurtoeslagtijdvak per maand geldende huurprijs als bedoeld in de Wet op de huurtoeslag;

    • 2.

      indien een eigen woning wordt bewoond: de tot een bedrag per maand omgerekende som van de ten behoeve van de financiering van de woning verschuldigde hypotheekrente, de in verband met het in eigendom hebben van de woning te betalen zakelijke lasten en een naar de omstandigheden vast te stellen bedrag voor onderhoud;

    • 3.

      onder zakelijke lasten wordt verstaan: de rioolrechten, het eigenaarsdeel van de onroerend-zaakbelasting, de opstalverzekering, het eigenaarsaandeel van de waterschapslasten;

    • 4.

      indien een woonwagen in huur wordt bewoond, de tot een bedrag per maand herleide geldende woonkosten, als beschreven in de Wet op de huurtoeslag.

    d. het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waalre.

  • 3 De in deze verordening genoemde percentages worden berekend over de gezinsnorm als bedoeld in artikel 21 lid 1 van de wet.

Paragraaf 2 CRITERIA VOOR HET VERHOGEN VAN DE BIJSTANDSNORM

Artikel 2 Toeslagen alleenstaande en alleenstaande ouders

  • 1 De norm wordt verhoogd met een toeslag als bedoeld in artikel 25 lid 1 van de wet, indien de alleen¬staande of de alleenstaande ouder hogere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan heeft dan waarin de norm voorziet, als gevolg van het niet kunnen delen van deze kosten met een ander.

  • 2 De toeslag bedoeld in het eerste lid bedraagt 20% voor de alleenstaande of de alleenstaande ouder in wiens woning geen ander zijn hoofdver¬blijf heeft.

  • 3 De toeslag bedoeld in het eerste lid bedraagt voor de alleenstaande ouder in wiens woning uitslui¬tend een of meer ten laste komend(e) kind(eren) verblijven bedraagt 20%.

  • 4 De toeslag bedoeld in het eerste lid bedraagt 20% voor de alleenstaande of alleenstaande ouder in wiens woning uitsluitend een of meer kind(eren) verblijven, die niet ten laste van de alleenstaande of alleenstaande ouder komt/komen en niet tot het gezin behoort/behoren.

  • 5 De toeslag bedoeld in het eerste lid bedraagt 5%, indien de alleenstaande of de alleenstaande ouder:

    a. verblijft in een instelling voor maatschappelijke opvang;

    b. zonder adres als bedoeld in artikel 1 van de wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens is en aangifte doet van een door het college ter beschikking gesteld briefadres als bedoeld in artikel 1 van die wet.

     

  • 6 De toeslag als bedoeld in het eerste lid bedraagt voor de alleen¬staande en de alleenstaande ouder op wie het tweede, derde, vierde en vijfde lid niet van toepassing is:

    a. 14 %, indien een zakelijke overeenkomst inzake het gebruik van de woning wordt aangetoond;

    b. 5 %, indien geen zakelijke overeenkomst inzake het gebruik van de woning wordt aangetoond.

Artikel 3 Toeslag zorgbehoevende

De toeslag voor een persoon die zorg nodig heeft als bedoeld in artikel 4, vijfde lid van de wet bedraagt 5%.

Paragraaf 3 CRITERIA VOOR HET VERLAGEN VAN DE BIJSTANDSNORM OF DE TOESLAG

Artikel 4 Verlaging gezinsbijstand

  • 1 De norm wordt overeenkomstig artikel 26 van de wet lager vastgesteld indien het gezin lagere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan heeft dan waarin de bijstandsnorm voorziet, als gevolg van het kunnen delen van deze kosten met een ander.

  • 2 De verlaging als bedoeld in het eerste lid bedraagt:

    a. 6%, indien een zakelijke overeenkomst inzake het gebruik van de woning wordt aangetoond;

    b. 15 %, indien geen zakelijke overeenkomst inzake het gebruik van de woning wordt aangetoond.

Artikel 5 Verlaging 21 en 22-jarige alleenstaande

  • 1 In afwijking van artikel 3 wordt:

    a. de norm voor een alleenstaande van 21 jaar niet verhoogd met een toeslag;

    b. de norm voor een alleenstaande van 22 jaar verhoogd met een toeslag van 10%, behalve indien sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 2, lid 5 of lid 6 onder b van deze verordening.

  • 2 Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing indien de belanghebbende is ontheven van alle verplichtingen als bedoeld in artikel 9, eerste lid van de wet.

Artikel 6 Verlaging wegens het ontbreken van woonkosten

De bijstandsnorm wordt verlaagd wanneer aan de woning voor betrokkene geen woonkosten zijn verbonden. De verlaging bedraagt:

a. 10% wanneer toepassing is gegeven aan artikel 5 lid 1 aanhef, sub b van deze verordening;

b. 18% wanneer toepassing is gegeven aan artikel 2 lid 2 en 2 lid 6 sub a van deze verordening;

c. 18% wanneer er geen verlaging van de gezinsbijstand plaatsvindt danwel een verlaging met toepassing van artikel 4 lid 2 aanhef, sub a van deze verordening;

d. 9% wanneer toepassing is gegeven aan artikel 2 lid 6 aanhef, sub b en artikel 4 lid 2 aanhef sub b van deze verordening.

Paragraaf 4 SLOTBEPALINGEN

Artikel 7 Nadere regels

Het College van Burgemeester en Wethouders kunnen met betrekking tot de uitvoering van deze verordening nadere regels stellen.

Artikel 8 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als “Toeslagenverordening WWB 2012”.

Artikel 9 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt, met terugwerkende kracht, in werking op 1 juni 2012.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van 19 juni 2012.
De raad van de gemeente Waalre,
de griffier,                     de voorzitter,
 
J.A.J. Claessen           mr. H.C.R.M. de Wijkerslooth
 

Toelichting 1 Toelichting op de Toeslagenverordening WWB 2012

Systematiek van de bijstandsverlening

Hoofdstuk 3 van de Wet Werk en Bijstand (WWB) kent voor de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan een systeem van landelijke basisnormen en gemeentelijke toeslagen en verlagingen. De bijstandsnormen zijn geregeld in de artikelen 20 tot en met 24 WWB. De artikelen 25 tot en met 29 WWB regelen de toeslagen en verlagingen. Op grond van artikel 8, eerste lid onderdeel c WWB stelt de gemeenteraad bij verordening vast voor welke categorieën de norm wordt verhoogd of verlaagd en op grond van welke criteria de hoogte van die verhoging of verlaging wordt bepaald. In niet geregelde of uitzonderlijke gevallen heeft het college de bevoegdheid om de bijstand bij wijze van individualisering afwijkend vast te stellen. Deze mogelijkheid wordt geboden op grond van artikel 30, vierde lid juncto artikel 18, eerste lid WWB.

Normen, toeslagen en verlagingen

Normen

Voor personen van 21 jaar tot en met 65 jaar bestaat er een drietal basisnormen te weten:

• Gezinnen: 100 procent van het wettelijk minimumloon (= de gezinsnorm)

• Alleenstaande ouders: 70 procent van de gezinsnorm

• Alleenstaanden: 50 procent van de gezinsnorm

Gezinsbijstand

De wetgever verstaat onder “Gezinsbijstand”:

- gehuwden samen

- gehuwden met hun ten laste komende kinderen en meerderjarige kinderen die hun

hoofdverblijf in dezelfde woning hebben als de gehuwden

- alleenstaande of alleenstaande ouder met 1 of meer meerderjarige kinderen die in dezelfde woning als de alleenstaande of alleenstaande ouder hun hoofdverblijf hebben

Er zijn een tweetal uitzonderingen gemaakt:

- Thuiswonend(e) kind(eren) van 18 jaar of ouder die studeert (studeren) en aanspraak kan (kunnen) maken op de Wet studiefinanciering of de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten. Zij vallen buiten de gezinsbijstand. Voorwaarde is wel dat het in aanmerking te nemen inkomen (inclusief studiefinanciering) niet meer bedraagt dan het bedrag genoemd in artikel 4, tweede lid WWB, thans € 1.023,42 netto.

- Thuiswonende zorgbehoevende die minimaal 10 uur per week zorg nodig heeft (artikel 4, vijfde lid WWB).

Toeslagen

Een toeslag kan worden verstrekt aan een alleenstaande of alleenstaande ouder indien de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan niet of niet geheel gedeeld kunnen worden. De mogelijkheid tot het delen van kosten wordt aanwezig geacht als naast de belanghebbende nog één of meer anderen hun hoofdverblijf hebben in dezelfde woning. Dan kunnen zaken als huur, gas, water en licht, maar ook krant etc. worden gedeeld. Het is overigens niet van belang of men deze kosten daadwerkelijk deelt. Dat is een verantwoordelijkheid van de belanghebbende zelf. Het gaat uitsluitend om de beoordeling of “deling” van kosten mogelijk is. De toeslag bedraagt ten hoogste 20 procent van de gezinsnorm, zodat de bijstand de volgende maxima kent:

• Alleenstaande ouders: 90 procent van de gezinsnorm

• Alleenstaanden: 70 procent van de gezinsnorm

Verlagingen

De WWB kent de mogelijkheid om de toeslag lager vast te stellen of de gezinsnorm te verlagen in de volgende situaties:

 Een lagere toeslag voor alleenstaande of alleenstaande ouders of een verlaging van de gezinsnorm in verband met het geheel of gedeeltelijk kunnen delen met een ander van algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan (artikel 25 resp. 26 WWB);

 Een lagere toeslag voor alleenstaande of alleenstaande ouders of een verlaging van de gezinsnorm in verband met de woonsituatie (artikel 27 WWB);

 Verlaging van de toeslag of norm in verband met het recentelijk beëindigen van een studie(artikel 28 WWB) of

 Een lagere toeslag vaststellen voor alleenstaanden in verband met de leeftijd van 21 of 22 jaar (artikel 29 WWB).

Er is afgezien van de bevoegdheid om de toeslag of norm te verlagen in verband met het recentelijk beëindigen van de studie. De wetgever plaatst personen die aanspraak maken op een studiefinanciering of tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten in een gunstiger positie. Indien de studie wordt beëindigd en een beroep op de WWB wordt gedaan, komt er een einde aan die gunstige positie. De belanghebbende wordt vervolgens nog extra benadeeld als er een verlaging plaatsvindt. Bovendien zou een verlaging alleen van toepassing zijn op beperkte groep van uitwonende ex-studenten, wiens basisbeurs, toeslag en lening hoger is dan de geldende bijstandsnorm.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsomschrijving

Er is voor gekozen om begrippen die reeds zijn omschreven in de WWB niet afzonderlijk te definiëren in de verordening. Dit voorkomt dat in geval van wijziging van de definities in de wet ook de verordening aangepast moet worden.

Artikel 2 Toeslagen alleenstaande en alleenstaande ouders

Op grond van artikel 30 tweede lid onderdeel a WWB is hoogte van de toeslag 20 procent van de gezinsnorm voor de alleenstaande of alleenstaande ouder in wiens woning geen ander zijn hoofdverblijf heeft. Ingeval in de woning een ander zijn hoofdverblijf heeft zonder dat sprake is van een gezin, wordt verondersteld dat er noodzakelijke kosten van het bestaan gedeeld kunnen worden (bijvoorbeeld huur en stookkosten, maar ook een krant). Daarbij is de mate waarin de kosten ook daadwerkelijk gedeeld worden niet van belang. Dat is een verantwoordelijkheid van de belanghebbende zelf. Zolang er geen sprake is van een gezinssituatie moet er echter van worden uitgegaan dat niet alle kosten gedeeld kunnen worden (zie voor een verdere toelichting de tekst onder kopje ‘normen, toeslagen en verlagingen’ hierboven. Een toeslag blijft op zijn plaats. In de Toeslagenverordening is daarom gekozen voor een toeslag van:

 20% als in de woning geen ander zijn hoofdverblijf heeft

 20% als in de woning uitsluitend een of meer ten laste komend(e) kind(eren) verblijven

 20% als in de woning een of meer kind(eren) verblijven, die niet ten laste van de alleenstaande of alleenstaande ouder komt (komen) en niet tot het gezin behoort (behoren)

 14% indien sprake is van woningdeling en er een aantoonbare zakelijke overeenkomst is

 inzake het gebruik van de woning

 5% indien sprake is van woningdeling en er geen aantoonbare zakelijke overeenkomst is

 inzake het gebruik van de woning

 5% bij verblijf in een instelling voor maatschappelijke opvang

 5% bij dak- en thuislozen

Artikel 3 Toeslag zorgbehoevende

De persoon die zorg nodig heeft, kan, mits voldaan aan de voorwaarden van artikel 4, vijfde lid WWB, buiten de gezinsbijstand worden gelaten. De zorgbehoevende wordt in dat geval als alleenstaande beschouwd, met een toeslag van 5%. De overgebleven gezinsleden worden als alleenstaande, alleenstaande ouder of gezin aangemerkt. Een en ander is afhankelijk van de overgebleven samenstelling (artikel 4, zesde lid WWB).

Artikel 4 Verlaging gezinsbijstand

Er vindt een verlaging van 6 procent plaats indien een ander zijn hoofdverblijf heeft in de woning van het gezin en er sprake is van een aantoonbare zakelijke overeenkomst inzake het gebruik van de woning. Is er geen aantoonbare zakelijke overeenkomst inzake het gebruik van de woning dan vindt er een verlaging van 15% plaats. Onder ‘een ander’ wordt niet verstaan het met meerderjarig kind met WSF/WTOS en eventuele inkomsten, wiens totale inkomen onder de grens van thans € 1.023,42 per maand (het bedrag bedoeld in artikel 4, tweede lid van de wet).

Artikel 5 Verlaging 21 en 22 jarige alleenstaande

Artikel 29 WWB geeft het college de bevoegdheid om een afwijkende toeslag toe te passing indien het van oordeel is, dat gezien de hoogte van het minimum jeugdloon er een drempel zou kunnen zijn om werk te aanvaarden. Alleenstaanden van 21 jaar krijgen gezien de hoogte van de minimumjeugdloon geen toeslag. Alleenstaande van 22 jaar krijgen een toeslag van 10 procent tenzij er sprake is van:

 verblijf in een instelling voor maatschappelijke opvang of

 dak- en thuislozen of

 woningdeling en er geen aantoonbare zakelijke overeenkomst is inzake het gebruik van de woning

Artikel 6 Verlaging wegens het ontbreken van woonkosten

Als aan een woning van belanghebbende(n) geen woonkosten verbonden zijn, is er sprake van lagere bestaanskosten dan in andere gevallen. Artikel 27 WWB geeft om die reden de mogelijkheid om de norm te verlagen:

 bij een alleenstaande van 22 jaar met een toeslag van 10% , als bedoeld in artikel 5, eerste lid aanhef sub b van deze verordening, wordt een verlaging toegepast van 10%. Voorbeeld: indien de alleenstaande 22-jarige een zelfstandige woning bewoont, maar een derde (bijv. de ouders) de kosten betaald.

 bij een alleenstaande of alleenstaande ouder met een toeslag van 20%, als bedoeld in artikel 2, tweede lid van deze verordening, wordt een verlaging toegepast van 18 %. Voorbeeld: bij verlating/echtscheiding waarbij de ex-partner de woonkosten betaalt.

 bij een alleenstaande of alleenstaande ouder met een toeslag van 14%, als bedoeld in artikel 2, zesde lid, aanhef sub a van deze verordening, wordt een verlaging toegepast van 18 %

 bij gezinsbijstand zonder toepassing van verlaging of met toepassing van een verlaging van 6%, als bedoeld in artikel 4 eerste lid en tweede lid, aanhef sub a van deze verordening, wordt een verlaging toegepast van 18%. Voorbeeld: woonkosten worden door een derde betaald.

 bij een alleenstaande of alleenstaande ouder met een toeslag van 5%, als bedoeld in artikel 2, zesde lid, aanhef sub b van deze verordening wordt een verlaging toegepast van 9%

 bij gezinsbijstand met toepassing van een verlaging van 15%, als bedoeld in artikel 4, tweede lid, aanhef sub b van deze verordening, wordt een verlaging toegepast van 9%. Voorbeeld: bewoner van een kraakpand.

Artikel 7 Nadere regels

De uitvoering van de WWB is opgedragen aan het college van burgemeester en wethouders. Zo ook de uitvoering van deze verordening. Ten aanzien van de uitvoering van deze verordening kan het college van burgemeester en wethouders nadere beleidsregels opstellen.

Artikel 8 Citeertitel

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 9 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt, met terugwerkende kracht, in werking op 1 juni 2012.