Regeling vervallen per 01-01-2013

Gemeenschappelijke regeling Intergemeentelijke Sociale Dienst Midden-Langstraat

Geldend van 22-04-2011 t/m 31-12-2012

Intitulé

Gemeenschappelijke regeling Intergemeentelijke Sociale Dienst Midden-Langstraat

Gemeenschappelijke regeling Intergemeentelijke Sociale Dienst Midden-Langstraat

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waalwijk;

overwegende

dat het aanbeveling verdient de doelstelling van WML korter en duidelijker te omschrijven en de omschrijving van de bevoegdheden van WML ten gevolge van wijzigingen van de Wet sociale werkvoorziening aan te passen;

dat gelet op het feit dat de Stichting Fidant en de Stichting Pijler Midden-Langstraat werknemers bij WML detacheren het gewenst is om de regeling op diverse onderdelen daaraan aan te passen;

dat de opsomming en omschrijving van de bevoegdheden van het dagelijks bestuur ten gevolge van wijzigingen van de Wet sociale werkvoorziening en andere wetten aanpassing behoeven;

dat door samenvoeging van de afdelingen Controlling en OPJ tot een nieuwe afdeling Centrale Staf de omschrijving en benaming van de functie van controller aanpassing behoeft;

dat het gewenst is de regeling op een aantal onderdelen te actualiseren;

gelet op het besluit van de raad van de gemeente Waalwijk d.d. 3 maart 2011, waarin toestemming wordt verleend voor het wijzigen van de gemeenschappelijke regeling;

gezien het voorstel d.d.17 december 2010 van het algemeen bestuur van de Dienst Werkbedrijf voor gesubsidieerde arbeid, activering en trajecten Midden-Langstraat;

gelet op het bepaalde in de “Regeling voor de Dienst Werkbedrijf voor gesubsidieerde arbeid, activering en trajecten Midden-Langstraat”;

gelet op de Wet gemeenschappelijke regelingen, de Gemeentewet en de Wet sociale werkvoorziening;

b e s l u i t :

de gemeenschappelijke regeling “Regeling voor de Dienst Werkbedrijf voor gesubsidieerde arbeid, activering en trajecten Midden-Langstraat”, goedgekeurd door het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant bij zijn besluit van 16 december 1970, G.nr. 412. 850, naderhand acht maal gewijzigd, te wijzigen, dat deze thans komt te luiden als volgt:

HOOFDSTUK I ALGEMENE BEPALINGEN

Begripsbepalingen

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder

a."de regeling":

deze gemeenschappelijke regeling;

b."de dienst":

de Dienst Werkbedrijf voor gesubsidieerde arbeid, activering en trajecten Midden-Langstraat;

c."een deelnemende gemeente":

een aan deze regeling deelnemende gemeente;

d."Wsw":

de Wet sociale werkvoorziening;

e."gedeputeerde staten":

Gedeputeerde staten van Noord-Brabant.

Artikel 2

Waar in de regeling artikelen van enige wet of wettelijk voorschrift van overeenkomstige toepassing zijn of zijn verklaard, komen voor zoveel mogelijk in de plaats van

de gemeente: de dienst

de gemeenteraad: het algemeen bestuur

burgemeester en wethouders: het dagelijks bestuur

de burgemeester: de voorzitter

Rechtspersoon

Artikel 3

Er is een openbaar lichaam, als bedoeld in artikel 8 van de Wet gemeenschappelijke regelingen, zijnde de “Dienst Werkbedrijf voor gesubsidieerde arbeid, activering en trajecten Midden-Langstraat”.

Het is gevestigd te Waalwijk.

Bestuursorganen

Artikel 4

Het bestuur van de dienst bestaat uit:

  • a.

    het algemeen bestuur;

  • b.

    het dagelijks bestuur;

  • c.

    de voorzitter.

HOOFDSTUK II DOELSTELLING EN BEVOEGDHEDEN

Artikel 5

1.De dienst heeft tot doel het als leerwerkbedrijf en re-integratiebedrijf passend werk dan wel een traject in een beschermende omgeving aan te bieden aan mensen met een afstand tot de reguliere arbeidsmarkt en het bevorderen van hun ontwikkeling naar een zo regulier mogelijke arbeidsplaats, zowel binnen als buiten de dienst.

  • 2.

    In het kader van het in lid 1 genoemde doel komen de dienst de volgende bevoegdheden toe:

    • a.

      de volledige uitvoering van de Wsw en van de daaruit voortvloeiende voorschriften, voorzover die uitvoering aan de gemeenten is opgedragen, behoudens het in ontvangst nemen van de uitkering, verstrekt door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan de colleges van de deelnemende gemeenten ingevolge de artikelen 8 en 9 van de Wsw alsmede besluiten in het kader van een persoonsgebonden budget voor begeleid werken ingevolge artikel 7, leden 2 tot en met 4 van de Wsw.

    • b.

      het oprichten, exploiteren en in stand houden van bedrijven voor industriële werkzaamheden, facilitaire dienstverlening, detacheringen en trajectbegeleiding, welke gericht zijn op het behouden dan wel het bevorderen van de arbeidsbekwaamheid van de werknemer mede met het oog op het kunnen gaan verrichten van arbeid onder normale omstandigheden.

3. Het algemeen bestuur kan binnen het kader van het in lid 1 omschreven doel besluiten tot de oprichting van en de deelneming in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen.

4.Binnen het kader van het in lid 1 omschreven doel kan de dienst diensten verlenen aan deelnemende gemeenten of derden op hun verzoek.

4. Een besluit tot dienstverlening wordt genomen door het algemeen bestuur.

HOOFDSTUK III ALGEMEEN BESTUUR

Samenstelling

Artikel 6

1.De colleges van de deelnemende gemeenten wijzen elk uit hun midden twee leden van het algemeen bestuur aan.

2.De leden van het algemeen bestuur worden aangewezen voor een periode van vier jaar.Zolang de leden lid van het college zijn behouden zij het lidmaatschap van het algemeen bestuur, totdat hun opvolgers zijn benoemd.

  • 3.

    De aanwijzing van de leden van het algemeen bestuur vindt plaats in de eerste vergadering van de colleges der deelnemende gemeenten in nieuwe samenstelling.

  • 4.

    De leden van het algemeen bestuur treden tegelijk af op de dag waarop de leden van de colleges der deelnemende gemeenten aftreden.

  • 5.

    Het lid dat ter vervulling van een buiten de gewone tijd van aftreden opengevallen plaats tot lid van het algemeen bestuur is aangewezen, treedt af op het tijdstip waarop degene in wiens plaats hij is benoemd, zou hebben moeten aftreden.

  • 6.

    Het aanwijzen ter vervulling van plaatsen die door ontslag, overlijden of om een andere reden openvallen, vindt plaats binnen twee maanden na dat open vallen.

  • 7.

    De leden van het algemeen bestuur kunnen te allen tijde ontslag nemen. Van dit ontslag stellen zij de voorzitter van het algemeen bestuur, alsmede het college dat hen heeft aangewezen, op de hoogte.

    Het ontslag gaat onmiddellijk in en is onherroepelijk.

  • 8.

    Het lidmaatschap van het algemeen bestuur is onverenigbaar met de betrekking van ambtenaar, door of vanwege het bestuur van de dienst aangesteld of daaraan ondergeschikt. Met ambtenaar worden voor de toepassing van dit artikel gelijkgesteld Wsw-werknemers en gesubsidieerde werknemers in dienst van de dienst, alsmede SBW-medewerkers, medewerkers in dienst bij de Stichting Fidant en medewerkers in dienst bij de Stichting Pijler Midden-Langstraat.

  • 9.

    Elk lid van het algemeen bestuur heeft een plaatsvervanger.

  • 10.

    Het bepaalde in lid 1 t/m 8 is van overeenkomstige toepassing op de plaatsvervanger.

Artikel 7

De bepalingen van de artikelen W-1, W-2, W-6, W-7 en W-9 van de Kieswet zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat:

1e: in plaats van "voorzitter van het Centraal Stembureau" wordt gelezen "voorzitter van het college welke het desbetreffende lid heeft gekozen".

2e: in plaats van "het Centraal Stembureau" wordt gelezen "het college welke het desbetreffende lid heeft gekozen".

Werkwijze

Artikel 8

  • 1. Het algemeen bestuur vergadert jaarlijks ten minste vier maal en voorts zo dikwijls de voorzitter of het dagelijks bestuur dat nodig oordeelt dan wel ten minste twee leden dat schriftelijk verzoeken met opgave van redenen.

  • 2. Voor het bepalen van het tijdstip van de vergadering en het oproepen van de leden zijn de artikelen 19 en 20 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de voorzitter de openbare kennisgeving doet plaatsvinden in een of meer huis aan huisbladen of dag- of nieuwsbladen welke in de deelnemende gemeenten verspreiding vinden.

  • 3. De oproep wordt, als regel, ten minste één week vóór het houden van de vergadering aan de leden van het algemeen bestuur toegezonden. De oproep gaat vergezeld van agenda en vergaderstukken.

Artikel 9

  • 1. De vergaderingen van het algemeen bestuur worden in het openbaar gehouden.

    De deuren worden gesloten wanneer de voorzitter het nodig oordeelt dan wel één vijfde deel der aanwezige leden daarom verzoekt. Het algemeen bestuur beslist vervolgens omtrent de beslotenheid en de opheffing daarvan.

  • 2. In een besloten vergadering kan niet worden beraadslaagd noch een besluit worden genomen betreffende:

    • a.

      onderwerpen als vermeld in artikel 24 van de Gemeentewet;

    • b.

      wijziging en opheffing van de regeling;

    • c.

      verordeningen;

    • d.

      het toetreden tot en het uittreden uit de regeling;

      e. het oprichten van en het deelnemen in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen dan wel het ontbinden daarvan of het beëindigen van de deelneming.

Artikel 10

  • 1. Elk lid van het algemeen bestuur heeft in de vergadering één stem.

  • 2. Met betrekking tot het quorum, de wijze van stemmen en handhaving van de orde in de vergadering zijn de artikelen 20, 28, 29, 30, 31 en 32 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

Artikel 11

Het algemeen bestuur stelt voor zijn vergaderingen een reglement van orde vast, dat aan gedeputeerde staten wordt medegedeeld.

Bevoegdheden

Artikel 12

  • 1. Het algemeen bestuur treedt ten aanzien van de regeling in de bevoegdheden van de raden der gemeenten.

  • 2. Aan het algemeen bestuur behoren met betrekking tot de verwezenlijking van de doelstelling van de dienst alle bevoegdheden, die bij deze regeling niet aan het dagelijks bestuur of de voorzitter zijn opgedragen.

  • 3. Het algemeen bestuur kan de uitoefening van door hem te bepalen bevoegdheden volgens door hem te stellen regelen overdragen aan het dagelijks bestuur of aan een commissie als bedoeld in artikel 26, met uitzondering van:

    • a.

      het vaststellen en wijzigen van de begroting;

    • b.

      het vaststellen van de rekening;

    • c.

      de benoeming, de schorsing of het ontslag van de directeur.

    • d.

      het nemen van besluiten over het instellen van commissies, als bedoeld in de artikelen 25 en 26.

  • 4. Het algemeen bestuur kan voor afzonderlijke taken en activiteiten van de dienst een bedrijf of een andere tak van dienst instellen.

Artikel 13

  • 1.

    Het dagelijks bestuur biedt het algemeen bestuur jaarlijks vóór 1 april een ontwerp-verslag aan over de werkzaamheden van de dienst over het afgelopen kalenderjaar.

  • 2.

    Het algemeen bestuur stelt dit verslag vóór 1 mei vast.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur zendt dit verslag na vaststelling zo spoedig mogelijk aan de besturen van de deelnemende gemeenten, aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, aan gedeputeerde staten en aan die andere instanties en/of personen, waarvoor dit bestuur dit van belang acht of waaraan als gevolg van enig voorschrift toezending dient te geschieden.

Informatie- en verantwoordingsplicht

Artikel 14

  • 1. Een lid van het algemeen bestuur verschaft aan het college van de deelnemende gemeente dat hem heeft aangewezen alle inlichtingen die door dat college, of één of meerdere leden daarvan, worden verlangd.

  • 2. Een lid van het algemeen bestuur is verantwoording verschuldigd aan het college van de deelnemende gemeente dat hem heeft aangewezen, voor het door hem in dat bestuur gevoerde beleid.

  • 3. Het college van de deelnemende gemeente dat een vertegenwoordiger in het algemeen bestuur heeft aangewezen, heeft de bevoegdheid dit door hem aangewezen lid te ontslaan, indien dat lid het vertrouwen van dat college niet meer bezit. In dat geval zijn de artikelen 49 en 50 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

  • 4. Omtrent de wijze waarop de in lid 1 en 2 van dit artikel genoemde verplichtingen dienen te worden geëffectueerd, worden door de afzonderlijke deelnemende gemeenten nadere regels gesteld.

Artikel 15

  • 1.

    De bestuursorganen van de dienst verstrekken aan het college van een deelnemende gemeente de door één of meer leden van dat college gevraagde inlichtingen, voor zoveel belangen van derden zich daartegen niet verzetten.

  • 2.

    De wijze waarop het algemeen bestuur de in lid 1 bedoelde inlichtingen behoort te verstrekken is geregeld in het reglement van orde voor de vergaderingen van het algemeen bestuur.

Kostenvergoeding

Artikel 16

  • 1.

    De leden van het algemeen bestuur kunnen op declaratiebasis een tegemoetkoming in de kosten ontvangen.

  • 2.

    Deze tegemoetkoming wordt door het algemeen bestuur vastgesteld.

HOOFDSTUK IV DAGELIJKS BESTUUR

Samenstelling

Artikel 17

  • 1.

    Het dagelijks bestuur bestaat uit:

    • a.

      de voorzitter;

    • b.

      twee leden, die uit het midden van het algemeen bestuur worden aangewezen, met dien verstande dat deze leden geen lid zijn van het college, waarvan de voorzitter lid is en geen lid zijn van hetzelfde college;

    • c.

      ten minste twee en ten hoogste drie leden, die van buiten de kring van het algemeen bestuur worden aangewezen.

  • 2.

    De voorzitter is tevens voorzitter van het dagelijks bestuur en heeft daarin stemrecht.

  • 3.

    De in lid 1, onder c, bedoelde leden moeten op grond van hun deskundigheid geacht worden de geschiktheid te hebben, welke nodig is om uitvoering te geven aan de taakstelling van het dagelijks bestuur.

  • 4.

    De leden treden af op de dag van aftreden van de leden van het algemeen bestuur.

  • 5.

    Zij worden aangewezen in de eerste vergadering van het algemeen bestuur in nieuwe samenstelling, volgend op de dag van aftreden van de leden van de collegesder deelnemende gemeenten.

  • 6.

    Het aanwijzen van leden van het dagelijks bestuur ter vervulling van plaatsen die door ontslag, overlijden of om een andere reden openvallen, vindt plaats binnen één maand na dat open vallen. Gaat dit laatste gepaard met het openvallen van een plaats in het algemeen bestuur dan vindt het aanwijzen plaats binnen drie maanden na dat open vallen.

  • 7.

    Het lidmaatschap van het dagelijks bestuur is onverenigbaar met de betrekking van ambtenaar, door of vanwege het bestuur van de dienst aangesteld of daaraan ondergeschikt. Met ambtenaar worden voor de toepassing van dit artikel gelijkgesteld Wsw-werknemers en gesubsidieerde werknemers in dienst van de dienst, alsmede SBW-medewerkers, medewerkers in dienst bij de Stichting Fidant en medewerkers in dienst bij de Stichting Pijler Midden-Langstraat.

Werkwijze

Artikel 18

  • 1.

    Het dagelijks bestuur vergadert ten minste één maal per twee maanden.

  • 2.

    Vergaderingen worden voorts gehouden zo dikwijls de voorzitter van het dagelijks bestuur zulks nodig oordeelt of ten minste twee leden hem dat schriftelijk en met opgaaf van redenen verzoeken.

  • 3.

    De voorzitter is gehouden naar aanleiding van een dergelijk verzoek, in spoedeisende gevallen binnen één week, een vergadering te beleggen.

    Indien hij daarmee in gebreke blijft, zijn de indieners van het verzoek gerechtigd een vergadering bijeen te roepen.

  • 4.

    Ten aanzien van de vergaderingen zijn de artikelen 28, 56, 58 en 59 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

Bevoegdheden

Artikel 19

  • 1.

    Het dagelijks bestuur treedt ten aanzien van de regeling in de bevoegdheden van de colleges van burgemeester en wethouders der gemeenten.

  • 2.

    Aan het dagelijks bestuur behoren in ieder geval:

    • a.

      het behoorlijk voorbereiden, voor zover niet aan anderen is opgedragen, van al hetgeen aan het algemeen bestuur ter overweging en beslissing moet worden gebracht;

    • b.

      het uitvoeren van de besluiten van het algemeen bestuur;

    • c.

      het, desgevraagd of uit eigen beweging, adviseren van het algemeen bestuur in alle zaken de doelstelling van de dienst betreffende;

    • d.

      het onderhouden van contacten met organen, organisaties, instellingen en personen, die zowel binnen als buiten het gebied, waarover de regeling zich uitstrekt, werkzaam zijn;

    • e.

      het zorg dragen voor het vormen van praktische samenwerking op technisch, commercieel c.q. bedrijfs- economisch terrein met andere daarvoor buiten de dienst in aanmerking komende instituten van de sociale werkvoorziening;

    • f.

      het ingevolge de Wsw en de daarbij behorende regelgeving in dienst nemen, schorsen en (doen) ontslaan van werknemers met een dienstbetrekking krachtens arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 610, eerste lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek;

    • g.

      het samenwerken met het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen als bedoeld in artikel 4 van de Wsw, alsmede met de Intergemeentelijke Sociale Dienst Midden-Langstraat;

    • h.

      het bedingen van vergoedingen, die de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord beïnvloeden als bedoeld in artikel 5 van de Wsw;

      i. het verstrekken van subsidies als bedoeld in artikel 7 van de Wsw, doch niet voor zover het betreft subsidies in het kader van een persoonsgebonden budget voor begeleid werken;

    • j.

      het beheren van een wachtlijst als bedoeld in artikel 12 van de Wsw;

      k. het beheer van de inkomsten en de uitgaven van de dienst voor zover dat niet bij of krachtens deze regeling aan anderen is opgedragen;

      l. de zorg voor zover deze van het dagelijks bestuur afhangt voor de controle op het geldelijk beheer en de boekhouding van de met deze werkzaamheden belaste functionaris;

      m. het nemen van alle conservatoire maatregelen, zowel in als buiten rechte en het doen van alles wat nodig is ter voorkoming van verjaring en verlies van recht of bezit;

    • n.

      het benoemen, schorsen en ontslaan van het ambtelijk personeel en het in dienst nemen, schorsen en ontslaan van de gesubsidieerde werknemers, die niet krachtens deze regeling door het algemeen bestuur worden benoemd c.q. in dienst genomen, geschorst of ontslagen;

      o. het toezien op het beheer en het onderhoud van de gebouwen, werken en inrichtingen, die de dienst bezit of op enigerlei wijze onder zich heeft;

      p. het voorstaan van belangen van de dienst;

      q. het houden van gedurig toezicht op al wat de dienst aangaat.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur oefent, indien het algemeen bestuur daartoe besluit en naar door dit bestuur te stellen regelen, de aan het algemeen bestuur toekomende bevoegdheden uit.

Informatie- en verantwoordingsplicht

Artikel 20

  • 1.

    Het dagelijks bestuur dan wel één of meer leden daarvan verstrekken aan het algemeen bestuur de door één of meer leden van dat bestuur gevraagde inlichtingen.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur dan wel één of meer leden daarvan kunnen door het algemeen bestuur ter verantwoording worden geroepen.

  • 3.

    De wijze waarop de inlichtingen moeten worden verstrekt dan wel verantwoording moet worden afgelegd wordt geregeld in het reglement van orde voor de vergaderingen van het algemeen bestuur.

  • 4.

    Het algemeen bestuur heeft de bevoegdheid een lid van het dagelijks bestuur als zodanig te ontslaan, indien dat lid het vertrouwen van het algemeen bestuur niet meer bezit. In dat geval zijn de artikelen 49 en 50 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

Tegemoetkoming

Artikel 21

  • 1.

    De leden van het dagelijks bestuur kunnen op declaratiebasis een tegemoetkoming in de kosten ontvangen.

  • 2.

    Deze tegemoetkoming wordt door het algemeen bestuur vastgesteld.

HOOFDSTUK V VOORZITTER

Aanwijzing

Artikel 22

  • 1.

    Het algemeen bestuur wijst uit zijn midden de voorzitter van de regeling aan.

  • 2.

    Door het algemeen bestuur wordt uit zijn midden een plaatsvervangend voorzitter aangewezen, die bij afwezigheid van de voorzitter diens taak waarneemt.

  • 3.

    Het bepaalde in artikel 17, lid 4 t/m 7 is op de voorzitter van overeenkomstige toepassing.

Bevoegdheden

Artikel 23

  • 1.

    De voorzitter is belast met:

    • a.

      de leiding van de vergaderingen van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur;

    • b.

      het ondertekenen van alle stukken die van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur uitgaan;

    • c.

      het zorgdragen voor het ten uitvoering brengen van de besluiten van het algemeen bestuur;

    • d.

      het uitvoeren van de besluiten van het dagelijks bestuur;

    • e.

      het vertegenwoordigen in en buiten rechte van de dienst;

    • f.

      de zorg voor het doen instellen van voorlopig onderzoek in zaken met een spoedeisend karakter.

  • 2.

    De voorzitter kan, onder eigen verantwoordelijkheid en behoudens de beperkingen die wat de van het dagelijks bestuur uitgaande stukken betreft door het dagelijks bestuur mochten worden gesteld, het tekenen van bepaalde stukken, welke van het dagelijks bestuur of van hem uitgaan opdragen aan één of meer door hem aangewezen medewerkers van de dienst.

  • 3.

    De voorzitter kan de in lid 1, onder e , bedoelde vertegenwoordiging opdragen aan een door hem aan te wijzen persoon.

  • 4.

    In gedingen of rechtshandelingen met de deelnemende gemeente, welke de voorzitter vertegenwoordigt, wordt de dienst vertegenwoordigd door een daartoe door het algemeen bestuur uit zijn midden aangewezen ander lid.

  • 5.

    Artikel 273 van de Gemeentewet is op de voorzitter van overeenkomstige toepassing.

Informatie- en verantwoordingsplicht

Artikel 24

Het bepaalde met betrekking tot het dagelijks bestuur in artikel 20 is van overeenkomstige toepassing op de voorzitter voor het door hem gevoerde bestuur.

HOOFDSTUK VI COMMISSIES

Commissies van advies

Artikel 25

  • 1.

    De onderscheiden bestuursorganen van de dienst kunnen commissies van advies instellen, zulks overeenkomstig het bepaalde in artikel 24 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

  • 2.

    Het algemeen bestuur kan voor daarvoor in aanmerking komende leden van commissies als bedoeld in dit artikel een vergoeding voor hun werkzaamheden vaststellen, alsmede een tegemoetkoming in de kosten.

Commissies ex artikel 25 W.g.r.

Artikel 26

  • 1.

    Het algemeen bestuur kan met het oog op de behartiging van een bepaald belang een commissie instellen, zulks overeenkomstig het bepaalde in artikel 25 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

  • 2.

    Het algemeen bestuur kan voor de leden van de in dit artikel bedoelde commissies een vergoeding voor hun werkzaamheden en een tegemoetkoming in de kosten vaststellen.

HOOFDSTUK VII PERSONEEL

Onderscheid personeel

Artikel 27

De dienst kent de volgende medewerkers:

  • 1.

    Werknemers, met wie ingevolge de Wsw en de daarbij behorende regelgeving een dienstbetrekking krachtens arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 610, eerste lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek is aangegaan, genoemd Wsw-werknemers.

  • 2.

    Werknemers die door of vanwege de dienst zijn aangesteld om in openbare dienst werkzaam te zijn alsmede zij met wie een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht is aangegaan, genoemd ambtelijk personeel.

  • 3.

    Werknemers, met wie een dienstbetrekking krachtens arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 610, eerste lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek is aangegaan en die tot 1 januari 2004 in het kader van de Wet inschakeling werkzoekenden werkzaam zijn, genoemd gesubsidieerde werknemers.

  • 4.

    Werknemers in dienst van de Stichting Bevordering Werkgelegenheid Midden-Langstraat, die zijn gedetacheerd bij de dienst, genoemd SBW-medewerkers.

5. Werknemers in dienst van de Stichting Fidant, die zijn gedetacheerd bij de dienst, genoemd Fidant-medewerkers.

6. Werknemers in dienst van de Stichting Pijler Midden-Langstraat, die zijn gedetacheerd bij de dienst, genoemd Pijler-medewerkers.

Directeur

Artikel 28

  • 1.

    Met de dagelijkse leiding van de dienst is belast een directeur.

  • 2.

    Het algemeen bestuur beslist omtrent benoeming, schorsing en ontslag van de directeur. Voor elke benoeming dient het dagelijks bestuur een aanbeveling in. Onverminderd het gestelde in de eerste volzin kan de directeur door het algemeen bestuur op basis van een detacheringsovereenkomst worden aangetrokken van de Stichting Bevordering Werkgelegenheid Midden-Langstraat, waar hij op basis van een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht in dienst zal zijn.

    De arbeidsvoorwaarden en bezoldiging van deze directeur worden door het bestuur van deStichting Bevordering Werkgelegenheid Midden-Langstraat vastgesteld.

  • 3.

    Het algemeen bestuur stelt voor de directeur een instructie vast.

  • 4.

    De directeur staat de bestuursorganen en de commissies van de dienst bij in de vervulling van hun taak en woont de vergaderingen van de bestuursorganen als adviseur bij. Hij kan medewerkers van de dienst aanwijzen, die hem daarin bijstaan.

5. De directeur wordt bij ziekte, afwezigheid of schorsing vervangen door een daartoe door het algemeen bestuur aangewezen medewerker van de dienst.

Secretaris van het bestuur

Artikel 29

  • 1.

    De secretaris wordt aangewezen door het algemeen bestuur uit de leden van het dagelijks bestuur, die afkomstig zijn uit het midden van het algemeen bestuur.

  • 2.

    Hij is secretaris van het algemeen en het dagelijks bestuur en wordt bij de uitvoering van zijn taken bijgestaan door een medewerker van de dienst.

  • 3.

    Alle stukken uitgaande van het algemeen of het dagelijks bestuur worden door hem mede ondertekend.

  • 4.

    De secretaris wordt bij ziekte of ontstentenis vervangen door twee door het dagelijks bestuur aangewezen medewerkers van de dienst, die als eerste respectievelijk tweede plaatsvervangend secretaris fungeren.

  • 5.

    Het bepaalde in artikel 17, lid 4 t/m 7 is op de secretaris van overeenkomstige toepassing.

Centrale Staf

Artikel 30

  • 1.

    De administratie en het kasbeheer van de dienst zijn opgedragen aan de manager Centrale Staf.

  • 2.

    Het algemeen bestuur beslist omtrent benoeming, schorsing en ontslag van de manager Centrale Staf. Voor elke benoeming dient het dagelijks bestuur een aanbeveling in.

    Onverminderd het gestelde in de eerste volzin kan de manager Centrale Staf door het algemeen bestuur op basis van een detacheringsovereenkomst worden aangetrokken van de Stichting Bevordering Werkgelegenheid Midden-Langstraat, waar hij op basis van een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht in dienst zal zijn.

    De arbeidsvoorwaarden en bezoldiging van deze controller worden door het bestuur van de Stichting Bevordering Werkgelegenheid Midden-Langstraat vastgesteld.

  • 3.

    Het algemeen bestuur stelt voor de manager Centrale Staf een instructie vast.

  • 4.

    De manager Centrale Staf wordt bij ziekte, afwezigheid of schorsing vervangen door een daartoe door het dagelijks bestuur aangewezen medewerker van de dienst.

Bijwonen vergaderingen

Artikel 31

Het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur kunnen functionarissen van de dienst uitnodigen de vergaderingen bij te wonen.

Personeelsformatie

Artikel 32

Het algemeen bestuur regelt de personeelsformatie van de dienst.

Bezoldiging en overige rechtspositie

Artikel 33

De bezoldiging en overige rechtspositie van het ambtelijk personeel worden door het algemeen bestuur geregeld overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 125 en 134 van de Ambtenarenwet.

HOOFDSTUK VIII FINANCIEN

Financiële administratie

Artikel 34

  • 1. Het algemeen bestuur stelt bij verordening regels vast met betrekking tot de organisatie van de administratie en het beheer van de vermogenswaarden van de dienst. De regels dienen te waarborgen dat aan de eisen van doelmatigheid en controle wordt voldaan.

  • 2. De administratie en het beheer, bedoeld in het eerste lid, worden verricht door de bij de in dat lid bedoelde regels aan te wijzen medewerkers. Zij kunnen niet tevens directeur zijn.

  • 3. De verordening, bedoeld in het eerste lid, wordt binnen twee weken na vaststelling door het dagelijks bestuur toegezonden aan gedeputeerde staten.

Artikel 34a

  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt bij verordening regels vast met betrekking tot de controle op de administratie en op het beheer van de vermogenswaarden van de dienst. Deze regels dienen ondermeer te waarborgen dat de rechtmatigheid en de doelmatigheid van de administratie en het beheer worden getoetst.

  • 2.

    De regels bedoeld in het eerste lid, voorzien in de aanwijzing van 1 of meer accountants als bedoeld in artikel 393, eerste lid van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, belast met het onderzoek van de in artikel 39 van deze regeling bedoelde jaarrekening, en met het terzake uitbrengen van een verslag dat behalve bij de verklaring bij de jaarrekening bevindingen bevat over de vraag of de administratie en het beheer voldoen aaneisen van rechtmatigheid en doelmatigheid.

  • 3.

    De verordening als bedoeld in het eerste lid wordt binnen twee weken na vaststelling door het dagelijks bestuur toegezonden aan gedeputeerde staten.

Begrotingen strategisch plan

Artikel 35

  • 1. Het begrotingsjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

  • 2. Het algemeen bestuur stelt – vóór 1 juli - de begroting voor het volgende jaar vast.

  • 3. Het dagelijks bestuur stelt de ontwerp-begroting, vergezeld van een memorie van toelichting, op en zendt deze aan de raden van de deelnemende gemeenten uiterlijk zes weken voordat zij aan het algemeen bestuur wordt aangeboden.

  • 4. a. De gemeentebesturen leggen de ontwerp-begroting twee weken ter inzage en stellen haar tegen betaling van de kosten verkrijgbaar.

    • b.

      Van de nederlegging en verkrijgbaarstelling geschiedt van gemeentewege openbare kennisgeving.

    • c.

      Behandeling in de gemeenteraad kan niet eerder plaatsvinden dan na verloop van twee weken na de onder a genoemde periode.

  • 5. Indien de raad van een deelnemende gemeente omtrent de ontwerp-begroting aan het dagelijks bestuur van zijn gevoelen heeft doen blijken, hetgeen dient te geschieden vóór 15 juni,voegt dit bestuur de ontvangen commentaren waarin dit gevoelen is vervat bij de ontwerp-begroting zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden.

  • 6. Indien de begroting wordt vastgesteld in afwijking van de ontwerp-begroting zendt het algemeen bestuur de vastgestelde begroting naar de raden der deelnemende gemeenten, die ter zake gedeputeerde staten van hun gevoelen kunnen doen blijken.

  • 7. Indien de begroting wordt vastgesteld overeenkomstig de ontwerp-begroting, doet het algemeen bestuur daarvan mededeling aan de raden der deelnemende gemeenten, die ter zake gedeputeerde staten van hun gevoelen kunnen doen blijken.

  • 8. Het dagelijks bestuur zendt de vastgestelde begroting toe aan gedeputeerde staten binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval vóór 15 juli van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient.

  • 9. Indien de begroting ingevolge artikel 203 van de Gemeentewet goedkeuring van gedeputeerde staten behoeft, wordt na ontvangst van het bericht van goedkeuring of onthouding van goedkeuring de raden der deelnemende gemeenten hiervan in kennis gesteld.

  • 10. Met betrekking tot wijzigingen van de begroting is het bepaalde in de voorafgaande leden van dit artikel voor zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing.

  • 11. De artikelen 189 en 208 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 12. Af- en overschrijvingen op de posten der begroting van uitgaven kunnen geschieden voor zover daartoe bij de vaststelling of bij een afzonderlijk besluit door het algemeen bestuur machtiging is verleend.

Artikel 36

De in artikel 35 van deze regeling neergelegde procedure is niet van toepassing op die wijzigingen van de begroting, welke niet leiden tot een verhoging van de bijdrage der deelnemende gemeenten.

Artikel 36a

  • 1.

    Het dagelijks bestuur biedt het strategisch plan en de daarop gebaseerde bedrijfsplannen vóór 01 december van het jaar voorafgaande aan het jaar waarop het betrekking heeft ter vaststelling aan het algemeen bestuur aan.

  • 2.

    Het algemeen bestuur stelt vóór 01 januari van het jaar waarop het betrekking heeft het strategisch plan en de bedrijfsplannen vast.

  • 3.

    Na de vaststelling van het strategisch plan en de bedrijfsplannen worden deze in samengevatte vorm aan de besturen van de deelnemende gemeenten toegezonden.

Geldmiddelen

Artikel 37

  • 1. De deelnemende gemeenten zullen er steeds zorg voor dragen dat de dienst te allen tijde over voldoende middelen beschikt om aan al zijn verplichtingen jegens derden te kunnen voldoen. Zij verbinden zich eerst financieel bij te dragen indien het eigen vermogen van de dienst daalt onder een door de raden van de deelnemende gemeenten vast te stellen bedrag en de vooruitzichten dat het eigen vermogen boven dat bedrag stijgt negatief zijn. Indien het eigen vermogen structureel stijgt boven een door de raden van de deelnemende gemeenten vast te stellen bedrag, kan het algemeen bestuur besluiten:

    • a.

      dat aan dat bedrag een specifieke bestemming binnen de dienst wordt gegeven voor geoormerkte activiteiten;

    • b.

      dat het overschot wordt verdeeld onder de deelnemende gemeenten volgens een door het algemeen bestuur vast te stellen verdeelsleutel.

  • 2. Ingeval uit een deelnemende gemeente in enig kalenderjaar geen Wsw-werknemers bij de dienst werkzaam zijn geweest, is die gemeente niettemin gehouden een nader door het algemeen bestuur vast te stellen bedrag bij te dragen.

  • 3. De kosten van de dienstverlening als bedoeld in artikel 5, lid 4 komen ten laste van de deelnemende gemeenten of de derden, die om die dienstverlening hebben verzocht.

  • 4. Het algemeen bestuur stelt met betrekking tot de in de vorige leden bedoelde bijdragen nadere regelen vast.

  • 5. Indien het algemeen bestuur dit nodig oordeelt, dient het bestuur van elke deelnemende gemeente een voorschot op de bijdrage te verstrekken.

  • 6. Indien aan het algemeen bestuur blijkt dat een raad van een deelnemende gemeente weigert de in lid 1 bedoelde uitgaven op de begroting te zetten, doet het algemeen bestuur onverwijld aan gedeputeerde staten het verzoek over te gaan tot toepassing van de artikelen 194 en 195 van de Gemeentewet.

Artikel 38

Vervallen.

Rekening

Artikel 39

  • 1.

    Het dagelijks bestuur biedt het ontwerp van de rekening van inkomsten en uitgaven, alsmede een berekening van de door de deelnemende gemeenten te betalen bijdragen, vóór 1 juni van het jaar volgende op het jaar waarop de rekening betrekking heeft, ter vaststelling aan het algemeen bestuur aan.

    Het dagelijks bestuur voegt daarbij een verslag van het getrouwheidsonderzoek van de jaarrekening en het onderzoek betreffende de rechtmatigheid, ingesteld door de overeenkomstig artikel 34a aangewezen deskundige, en verder hetgeen het dagelijks bestuur te zijner verantwoording dienstig acht.

  • 2.

    Het algemeen bestuur onderzoekt de rekening zonder uitstel en stelt het bedrag der inkomsten en uitgaven, alsmede de berekening van de door de deelnemende gemeenten te betalen bijdragen, vóór 1 juli daaropvolgend vast.

  • 3.

    De vaststelling van de rekening strekt het dagelijks bestuur tot décharge, behoudens later in rechte gebleken valsheid in geschrifte of andere onregelmatigheden.

  • 4.

    Een exemplaar van de vastgestelde rekening wordt onder vermelding van de vastgestelde bijdragen van de deelnemende gemeenten aan de besturen van de deelnemende gemeenten toegezonden.

  • 5.

    Het dagelijks bestuur zendt de jaarrekening binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval vóór 15 juli van het jaar volgende op het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft, aan gedeputeerde staten.

HOOFDSTUK IX INLICHTINGEN

Artikel 40

De bestuursorganen van de deelnemende gemeenten en van de dienst verstrekken elkaar desgevraagd inlichtingen en gegevens welke zij nodig achten voor de uitoefening van hun taak, voor zoveel zij daarover beschikken en belangen van derden zich daartegen niet verzetten.

HOOFDSTUK X OVERIGE BEPALINGEN

Toetreding

Artikel 41

  • 1.

    Het college van een gemeente die wenst toe te treden, richt terzake een verzoek aan het algemeen bestuur.

  • 2.

    Het algemeen bestuur stelt na overleg met de betrokken gemeente, de voorwaarden voor die toetreding vast.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur zendt vervolgens het verzoek tot toetreding met de door het algemeen bestuur vastgestelde voorwaarden naar de colleges van de deelnemende gemeenten.

  • 4.

    Toetreding vindt eerst plaats, nadat de colleges van ten minste tweederde der deelnemende gemeenten daarin met toestemming van hun gemeenteraden hebben bewilligd. Het algemeen bestuur stelt vast wanneer deze voorwaarde is vervuld.

  • 5.

    De toetreding gaat in op de eerste dag van de maand, volgend op die waarin alle deelnemende gemeenten de toetreding hebben opgenomen in het register, bedoeld in artikel 27, eerste lid van de Wet gemeenschappelijke regelingen tenzij het algemeen bestuur, na overleg met de betreffende gemeente, een andere datum heeft bepaald.

Uittreding

Artikel 42

  • 1.

    Uittreding van een gemeente die deelneemt aan deze regeling kan geschieden bij besluit van het college en met toestemming van de gemeenteraad van de betreffende gemeente.

  • 2.

    Een besluit tot uittreding treedt in werking met ingang van 1 januari van het tweede jaar volgend op het jaar waarin het besluit tot uittreding is genomen en alle deelnemende gemeenten het besluit tot uittreding hebben opgenomen in het register als bedoeld in artikel 27, eerste lid van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur zendt een besluit tot uittreding van een gemeente aan de raden van de deelnemende gemeenten.

  • 4.

    Een uittredende gemeente is gehouden na uittreding bij te dragen in het mogelijke exploitatietekort en in de als gevolg van de uittreding mogelijk ontstane desintegratiekosten. De bijdrage wordt vastgesteld door het algemeen bestuur.

Wijziging

Artikel 43

  • 1.

    Zowel het dagelijks bestuur als het college van een deelnemende gemeente kan aan het algemeen bestuur voorstellen doen tot wijziging van de regeling.

  • 2.

    Indien het algemeen bestuur wijziging van de regeling wenselijk acht, doet het dagelijks bestuur het door het algemeen bestuur vastgestelde voorstel toekomen ter besluitvorming aan de colleges van de deelnemende gemeenten. De colleges besluiten over het voorstel na toestemming van hun raden binnen een termijn van drie maanden na toezending door het algemeen bestuur.

  • 3.

    Een wijziging komt tot stand wanneer de colleges van tweederde van de deelnemende gemeenten zich daar voor hebben verklaard.

  • 4.

    De wijziging van de regeling gaat in op de dag volgende op die waarop alle deelnemende gemeenten de wijziging hebben opgenomen in het register, bedoeld in artikel 27, eerste lid van de Wetgemeenschappelijke regelingen.

Opheffing

Artikel 44

  • 1.

    De regeling wordt opgeheven, wanneer de colleges van ten minste tweederde van de deelnemende gemeenten daartoe besluiten.

  • 2.

    De opheffing gaat niet eerder in dan op de dag volgende op die waarop alle deelnemende gemeenten de opheffing hebben opgenomen in het register, bedoeld in artikel 27, eerste lid van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

  • 3.

    In geval van opheffing van de regeling besluit het algemeen bestuur tegelijkertijd tot liquidatie en stelt daarvoor direct de nodige regelen. Hierbij kan van de bepalingen van deze regeling worden afgeweken.

  • 4.

    Het algemeen bestuur stelt, gehoord de colleges van de deelnemende gemeenten, het liquidatieplan vast. Het liquidatieplan voorziet in de verplichting van de deelnemende gemeenten alle rechten en verplichtingen van de dienst over de deelnemende gemeenten te verdelen op een in het plan te bepalen wijze.

    Het liquidatieplan voorziet ook in de gevolgen die de opheffing heeft voor het personeel. Het liquidatieplan behoeft de goedkeuring van gedeputeerde staten.

  • 5.

    Het dagelijks bestuur is belast met de liquidatie.

  • 6.

    Zo nodig blijven de overige organen van de dienst ook na het tijdstip van opheffing in functie totdat de liquidatie is vervuld.

Toepasselijkverklaring

Artikel 45

Met betrekking tot de besluiten tot toetreding, uittreding, wijziging en opheffing is het bepaalde in artikel 50 van overeenkomstige toepassing.

HOOFDSTUK XI GESCHILLEN

Artikel 46

  • 1.

    Voordat over een geschil, als bedoeld in artikel 28 van de Wet gemeenschappelijke regelingen, de beslissing van gedeputeerde staten wordt ingeroepen, legt het algemeen bestuur het geschil voor aan een geschillencommissie.

  • 2.

    De commissie, genoemd in lid 1 wordt als volgt samengesteld:

    • a.

      één lid, aan te wijzen door de gezamenlijke colleges van burgemeester en wethouders der deelnemende gemeenten;

    • b.

      één lid, aan te wijzen door het algemeen bestuur;

    • c.

      één lid, aan te wijzen door de leden, bedoeld onder a. en b., met dien verstande, dat bij het ontbreken van overeenstemming tussen hen gedeputeerde staten dat lid aanwijzen.

  • 3.

    De geschillencommissie hoort de bij het geschil betrokken besturen.

  • 4.

    De geschillencommissie brengt advies uit over de mogelijkheden partijen tot overeenstemming te brengen.

HOOFDSTUK XII OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Samenstelling bestuursorganen

Artikel 47

  • 1.

    Zolang niet is voorzien in de samenstelling van de bestuursorganen als genoemd in artikel 4 van de regeling treden als zodanig op de bestuursorganen van de dienst, zoals die bestonden vóór de inwerkingtreding van de gewijzigde regeling.

  • 2.

    In afwijking van het gestelde in artikel 6, lid 3 van de regeling, vindt de verkiezing van de leden van het algemeen bestuur voor de eerste maal plaats binnen één maand na de inwerkingtreding van de gewijzigde regeling.

  • 3.

    Het ingevolge lid 2 gekozen algemeen bestuur komt in eerste vergadering bijeen binnen twee maanden na de inwerkingtreding van de gewijzigde regeling.

Archief

Artikel 48

  • 1.

    Ten aanzien van de archiefbescheiden van de dienst zijn de voorschriften omtrent de zorg, de bewaring en het beheer der archiefbescheiden, alsmede die omtrent het toezicht daarop zoals die voor de gemeente Waalwijk zijn of nader zullen worden vastgesteld, van overeenkomstige toepassing.

  • 2.

    Gedeputeerde staten oefenen het toezicht uit op de zorg voor de archiefbescheiden.

Kostenverrekening buitengemeenten

Artikel 48a

Met betrekking tot de kostenverrekening met de gemeenten die niet aan deze regeling deelnemen en waarvan personen in de zin van de Wsw bij de dienst werkzaam zijn, worden door of namens het algemeen bestuur – voor zover nodig - afzonderlijke regelen vastgesteld.

Externe klachtvoorziening

Artikel 48b

De Nationale ombudsman is bevoegd tot de behandeling van verzoekschriften als bedoeld in artikel 9:18. eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

Inwerkingtreding

Artikel 49

Vervallen.

Toezending

Artikel 50

De bij de Wet gemeenschappelijke regelingen voorgeschreven toezending van de regeling aan gedeputeerde staten geschiedt door de zorg van het college van burgemeester en wethouders van Waalwijk.

Duur en aanhaling

Artikel 51

Deze regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd. Zij kan worden aangehaald als "Regeling voor de Dienst Werkbedrijf voor gesubsidieerde arbeid, activering en trajecten Midden-Langstraat”.

Deze wijziging treedt in werking op de dag volgende op die waarop alle deelnemende gemeenten de wijziging hebben opgenomen in het register, bedoeld in artikel 27, eerste lid van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waalwijk van …….. 2011.

De secretaris, de burgemeester,

Drs. A. de Wit Drs. A.M.P. Kleijngeld