Regeling vervallen per 01-01-2015

Algemene Subsidieverordening Waalwijk 2010

Geldend van 19-02-2010 t/m 31-12-2014 met terugwerkende kracht vanaf 01-02-2010

Intitulé

Algemene Subsidieverordening Waalwijk 2010

De raad van de gemeente Waalwijk;

Gezien het voorstel van het college van 1 december 2009;

Gelet op het bepaalde in artikel 149 van de Gemeentewet en titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht;

BESLUIT:

Vast te stellen het volgende:

Algemene Subsidieverordening gemeente Waalwijk 2010

Hoofdstuk1: Algemene bepalingen

Artikel 1: Begripsbepalingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Awb: de Algemene wet bestuursrecht

  • b.

    Gemeente: de gemeente Waalwijk

  • c.

    Raad: de gemeenteraad van Waalwijk

  • d.

    College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waalwijk

  • e.

    Subsidie: een subsidie als bedoeld in artikel 4:21 van de Awb, inhoudende de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor de aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten.

f.Instelling: een organisatie die een rechtspersoonlijkheid bezit en die zich ten

doel stelt om zonder winstoogmerk activiteiten te verrichten voor de Waalwijkse bevolking.

g.Activiteit: samenhangende werkzaamheden en handelingen gericht op het

belang van de gemeente en/of haar inwoners en passend binnen het gemeentelijk beleid.

  • h.

    Uitvoeringsovereenkomst: een privaatrechtelijke overeenkomst tussen de gemeente en de subsidieontvanger, waarin de subsidieontvanger zich verplicht om de activiteiten te verrichten en de overeengekomen producten en prestaties te leveren waarvoor de subsidie wordt verleend.

  • i.

    Subsidieplafond: een bedrag zoals bedoeld in artikel 4:22 Awb, te weten het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies krachtens een bepaald wettelijk voorschrift.

  • j.

    Begrotingsvoorbehoud: Voor zover een subsidie wordt verleend, of in geval van waarderingsubsidies wordt vastgesteld, ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, kan zij worden verstrekt onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

  • k.

    Budgetsubsidie: een subsidie als bedoeld in artikel 19.

  • l.

    Exploitatiesubsidie: een subsidie als bedoeld in artikel 20.

  • m.

    Waarderingssubsidie: een subsidie als bedoeld in artikel 21.

  • n.

    Eenmalige subsidie: een subsidie als bedoeld in artikel 22.

Artikel 2: Reikwijdte verordening

  • 1. Deze verordening is van toepassing op het verstrekken van subsidie als bedoeld in artikel 1.

  • 2. Het college bepaalt in nadere regels welke activiteiten binnen welke beleidsgebieden voor subsidie in aanmerking kunnen komen.

Artikel 3: Bevoegdheden

  • 1. De raad stelt per beleidsterrein de beleidsdoelstellingen vast

  • 2. De raad stelt jaarlijks in het kader van de begrotingsbehandeling de budgetten vast die voor subsidiëring beschikbaar zijn.

  • 3. Het college is belast met de uitvoering van deze verordening. Uitvoering houdt mede in het verstrekken van voorschotten en verlenen en vaststellen van subsidies.

Artikel 4: subsidieplafond

  • 1. De door de raad vastgestelde bedragen als bedoeld in artikel 3, lid 2, zijn tevens de subsidieplafonds voor zover het gaat om de verstrekking van subsidie voor de soorten activiteiten als bedoeld in de nadere regels, bedoeld in artikel 2, lid 2.

  • 2. Het college stelt nadere regels vast omtrent de verdeling van de beschikbare bedragen.

Artikel 5: Begrotingsrichtlijnen

  • 1. Het college stelt voor per boekjaar verstrekte subsidies jaarlijks begrotingsrichtlijnen vast ten behoeve van te subsidiëren activiteiten voor het daarop volgende boekjaar.

  • 2. Jaarlijks worden de instellingen die het voorafgaande boekjaar subsidie is verleend en die voor het komende boekjaar voor subsidie in aanmerking wensen te komen voor 1 oktober schriftelijk in kennis gesteld van de begrotingsrichtlijnen als bedoeld in het 1e lid.

Hoofdstuk 2: Subsidieaanvraag

Artikel 6: Termijn

  • 1. Een aanvraag voor budget- of exploitatiesubsidie moet voor 1 mei voorafgaand aan de periode waarvoor de subsidie wordt aangevraagd, schriftelijk worden ingediend bij het college.

  • 2. Een aanvraag voor een eenmalige subsidie dient minimaal 8 weken voor aanvang van de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd schriftelijk te worden ingediend bij het college.

  • 3. Een aanvraag voor een waarderingssubsidie dient voor 1 oktober voorafgaand aan de periode waarvoor de subsidie wordt aangevraagd schriftelijk te worden ingediend bij het college.

  • 4. Het college stelt organisaties aan wie in de voorafgaande periode subsidie is verstrekt en waarvan niet voor de in lid 1 en 3 genoemde data verzoek tot subsidieverstrekking is ontvangen terstond na afloop van de betreffende termijn schriftelijk in de gelegenheid binnen 14 dagen na verzending van een daartoe strekkend rappel in de gelegenheid alsnog een volledige aanvraag in te dienen.

  • 5. Aan subsidieontvangers die na de onder het 4e lid vermelde nadere termijn de aanvraag voor subsidieverstrekking indienen wordt een subsidie verstrekt van maximaal 95% van het bedrag bij tijdige indiening.

  • 6. Het college neemt subsidieaanvragen voor subsidieverlening voor budget- of exploitatiesubsidie die worden ontvangen na 1 augustus voorafgaande aan het jaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd niet meer in behandeling.

  • 7. Het college neemt subsidieaanvragen voor waarderingssubsidies die worden ontvangen na 31 december voorafgaande aan het jaar waarvoor subsidie wordt gevraagd, niet meer in behandeling

Artikel 7: Te verstrekken gegevens bij aanvraag subsidieverlening

  • 1.

    De in artikel 6 bedoelde aanvraag voor subsidieverlening voor budget- of exploitatiesubsidies, geschiedt via de daarvoor, door het college vastgestelde, bestemde aanvraagformulieren.

  • 2.

    De in artikel 6 bedoelde aanvraag voor subsidieverlening bevat in ieder geval:

    • a.

      De in artikel 4:2 van de Awb genoemde gegevens, te weten:

      • i.

        De naam en adres van de aanvrager

      • ii.

        De dagtekening

      • iii.

        Een aanduiding van de beschikking die wordt gevraagd

    • b.

      Een begroting als bedoeld in artikel 4:63 Awb

    • c.

      Een toelichting op de begrotingsposten van de onder lid b van dit artikel bedoelde begroting

    • d.

      Een activiteitenplan als bedoeld in artikel 4:62 Awb

  • 3.

    In aanvulling op het 2e lid dient de instelling bij een eerste aanvraag tevens in te dienen:

    a.Een afschrift van de oprichtingsakte van de rechtspersoon dan wel de

statuten zoals deze laatstelijk zijn gewijzigd;

  • b.

    Een afschrift van de inschrijving bij de Kamer van Koophandel;

  • c.

    De balans, met toelichting daarop, van het jaar voorafgaand aan de aanvraag;

  • d.

    De laatst vastgestelde jaarrekening.

Artikel 8: Nadere voorschriften

Het college kan nadere voorschriften geven met betrekking tot de indiening en inrichting van een aanvraag als bedoeld in artikel 7.

Hoofdstuk 3: Subsidieverlening

Artikel 9: Beslistermijn

  • 1. Het college beschikt op aanvragen voor een budget-, exploitatie- of waarderingssubsidie binnen 8 weken nadat de gemeentebegroting, betreffende het jaar waar de aanvraag betrekking op heeft, is vastgesteld.

  • 2. In afwijking van het bepaalde onder lid 1, beschikt het college op aanvragen voor een eenmalige subsidie binnen 8 weken na ontvangst van de aanvraag.

Artikel 10: Weigeringsgronden

De subsidieverlening kan, naast de in artikelen 4:25 en 4:35 van de Awb genoemde gevallen, geweigerd worden indien:

  • a.

    De activiteiten van de aanvrager niet gericht zullen zijn op de gemeente of niet aanwijsbaar ten goede komen aan de Waalwijkse bevolking;

  • b.

    Aannemelijk is dat de gelden niet, of in onvoldoende mate, besteed zullen worden voor het doel waarvoor een subsidie beschikbaar wordt gesteld;

  • c.

    De aanvrager doelstellingen beoogt of activiteiten zal ontplooien die in strijd zijn met de wet, het algemeen belang of de openbare orde;

  • d.

    De subsidieverstrekking niet past binnen het beleid van de gemeente;

  • e.

    De aanvrager ook zonder subsidieverstrekking over voldoende gelden beschikt, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden, om de kosten van de activiteiten te dekken;

  • f.

    De aanvrager met uitvoering van de activiteiten beoogt winst te maken;

  • g.

    De activiteiten in hoofdzaak het doel hebben het uitdragen van overtuigingen en denkbeelden van religieuze, levensbeschouwelijke of politieke aard;

  • h.

    De financiële middelen van de aanvrager, met inbegrip van de subsidie, onvoldoende zijn om de voorgenomen activiteiten uit te voeren.

  • i.

    De aanvrager de behoefte aan de te subsidiëren activiteiten niet aannemelijk heeft kunnen maken.

Artikel 11: Verplichtingen subsidieontvanger

  • 1. Het college kan bij de subsidieverlening andere doelgebonden verplichtingen opleggen als bedoeld in artikel 4:38 Awb.

  • 2. Met inachtneming van het bepaalde in artikel 4:39 lid 2 van de Awb kunnen aan de subsidieontvanger bij subsidieverlening ook andere verplichtingen worden opgelegd die niet strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie.

Artikel 12: Voorschotten

  • 1. Het college kan de subsidieontvanger bij de beschikking tot subsidieverlening voorschotten verlenen.

  • 2. In de beschikking tot subsidieverlening wordt vermeld op welke wijze en met welke termijn de bevoorschotting plaatsvindt.

Hoofdstuk 4: Subsidievaststelling

Artikel 13: Indieningstermijn

  • 1. Een aanvraag voor subsidievaststelling moet uiterlijk 1 mei na afloop van de periode waarvoor de subsidie is aangevraagd schriftelijk worden ingediend bij het college.

  • 2. Het college stelt organisaties aan wie in het voorafgaande jaar subsidie is verleend en waarvan niet voor 1 mei een verzoek tot subsidievaststelling is ontvangen terstond na afloop van deze termijn schriftelijk in de gelegenheid binnen 14 dagen na verzending van een daartoe strekkend rappel in de gelegenheid alsnog een volledig verzoek tot subsidievaststelling in te dienen

  • 3. Bij subsidieontvangers waarvan de aanvraag tot subsidievaststelling na afloop van de in het 2e lid bedoelde nadere termijn wordt ingediend, wordt de subsidie vastgesteld op maximaal 95% van het bedrag van de subsidieverlening.

  • 4. Verzoeken welke worden ingediend op een tijdstip later dan 8 weken na verloop van de in het 2e lid bedoelde nadere termijn, worden buiten behandeling gelaten, onverminderd de bevoegdheid van het college om de subsidie ambtshalve vast te stellen als bedoeld in artikel 15.

Artikel 14: Beslistermijn

Het college beschikt binnen 16 weken na ontvangst van de in artikel 13 bedoelde aanvraag over de vaststelling van de subsidie.

Artikel 15: Ambtshalve vaststelling

  • 1. Indien de subsidieontvanger, met inbegrip van de in artikel 13, lid 2, bedoelde rappel, niet binnen de in artikel 13, lid 1, bedoelde indieningtermijn een aanvraag tot subsidievaststelling heeft ingediend, kan het college binnen 20 weken, gerekend vanaf het verstrijken van deze indieningtermijn, de subsidie geheel of gedeeltelijk ambtshalve vaststellen.

  • 2. Ambtshalve vaststelling vindt plaats op maximaal 95% van het verleningsbedrag.

Artikel 16: te verstrekken gegevens bij aanvraag subsidievaststelling

  • 1. De in artikel 13 bedoelde aanvraag bevat in ieder geval:

    • a.

      De in artikel 4:2 van de Awb genoemde gegevens;

    • b.

      Een financieel verslag, met toelichting daarop, ex artikel 4:76 Awb;

    • c.

      Een activiteitenverslag ex artikel 4:80 Awb.

  • 2. Indien een aanvraag tot vaststelling is gebaseerd op een subsidiebedrag dat de € 38.000,- te boven gaat, dient het verslag zoals vermeld in het 1e lid, sub b, vergezeld te gaan van een samenstellingsverklaring van een accountant.

  • 3. Indien een aanvraag tot subsidievaststelling is gebaseerd op een subsidiebedrag dat de € 100.000,- te boven gaat, dient het verslag zoals vermeld in het 1e lid, sub b, vergezeld te gaan van een verslag van een accountant als bedoeld in artikel 393, lid 1, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek afkomstige schriftelijke verklaring omtrent de getrouwheid onderscheidenlijk een mededeling, inhoudende dat van onjuistheden niet is gebleken.

  • 4. Het college is bevoegd om de bedragen zoals vermeldt in het 2e en 3e lid van dit artikel, jaarlijks aan te passen d.m.v. een door het college te bepalen index.

  • 5. het college informeert, indien van toepassing, de subsidieontvangers jaarlijks over de aanpassing zoals vermeldt in het 4e lid van dit artikel.

  • 6. Indien sprake is van een aanvraag tot subsidievaststelling zoals vermeldt in 3e lid van dit artikel, vervalt de verplichting conform 2e lid van dit artikel.

  • 7. Het college kan bij de beschikking tot verlening van de subsidie bepalen dat het accountantsonderzoek tevens strekt tot onderzoek van de naleving van de aan de subsidie verbonden verplichtingen, met in acht name van het bepaalde in artikel 4:79 Awb.

  • 8. Indien het college toepassing geeft aan lid 7 van dit artikel stellen zij ingevolge artikel 4:79, lid 2, Awb een aanwijzing vast over de reikwijdte en de intensiteit van de controle.

Artikel 17: Betaling

Het subsidiebedrag wordt binnen 8 weken na de beschikking tot subsidievaststelling betaald na verrekening van de reeds verstrekte voorschotten.

Hoofdstuk 5: Bijzondere bepalingen

Artikel 18: Subsidievormen

  • 1. Deze verordening kent de volgende subsidievormen voor één of meerdere boekjaren:

  • a. Budgetsubsidie

  • b. Exploitatiesubsidie

  • c. Waarderingssubsidie

  • 2. Daarnaast zijn er subsidies die niet worden toegekend voor een boekjaar, maar voor een eenmalige gebeurtenis. Dit zijn de eenmalige subsidies.

Artikel 19: Budgetsubsidie

  • 1. Een budgetsubsidie is een voor meerdere kalenderjaren verstrekte subsidie, waarbij de subsidieontvanger een vooraf bepaald bedrag krijgt dat gekoppeld wordt aan vooraf vastgestelde uit te voeren activiteiten en te leveren prestaties.

  • 2. Een budgetsubsidie wordt verstrekt voor 4 jaar. Hierbij wordt eenmalig een verleningsbeschikking afgegeven en jaarlijks een vaststellingsbeschikking verstrekt.

  • 3. Het college kan in specifieke gevallen besluiten de termijn als bedoeld onder lid 2 te wijzigen.

  • 4. De activiteiten die de subsidieontvanger tenminste moet uitvoeren worden vermeldt in de verleningsbeschikking of in een van die beschikking onderdeel uitmakende uitvoeringsovereenkomst.

  • 5. Indien de subsidieontvanger de overeengekomen activiteiten realiseert tegen een lager bedrag, wordt bij de beschikking tot subsidievaststelling uitgegaan van het bedrag bij subsidieverlening.

  • 6. Indien de subsidieontvanger de overeengekomen activiteiten realiseert tegen een hoger bedrag dan is verleend, dient de subsidieontvanger de extra kosten uit eigen middelen te dekken.

  • 7. Indien de subsidieontvanger meer activiteiten realiseert dan zijn overeengekomen, dient de subsidieontvanger de kosten van deze extra activiteiten uit eigen middelen te dekken.

  • 8. Indien de subsidieontvanger minder activiteiten realiseert dan is overeengekomen, wordt het subsidiebedrag lager vastgesteld, waarbij wordt uitgegaan van het niveau dat overeenkomt met het lagere prestatieniveau.

  • 9. Indien de subsidieontvanger, naar het oordeel van het college, andere activiteiten realiseert dan is overeengekomen, wordt bij de subsidievaststelling gehandeld overeenkomstig het bepaalde in lid 8.

Artikel 20: Exploitatiesubsidie

  • 1. Onder exploitatiesubsidie wordt verstaan: een subsidie waar bij de hoogte van de subsidie wordt bepaald door het tekort op het exploitatiesaldo ten aanzien van de te subsidiëren activiteiten.

  • 2. Het college bepaalt welke kosten voor subsidie in aanmerking komen.

  • 3. Bij vaststelling zal het subsidie nooit meer bedragen dan het exploitatietekort op de subsidiabele activiteiten.

Artikel 21: Waarderingssubsidie

  • 1. Alle subsidies tot € 10.000,- zijn waarderingssubsidies.

  • 2. Het college is bevoegd dit bedrag jaarlijks aan te passen door middel van een door hen te bepalen index.

  • 3. Het college is bevoegd van het bepaalde onder lid 1 af te wijken.

  • 4. Bij de subsidieaanvraag moet in ieder geval worden ingediend:

    • a.

      de naam en adres van de aanvrager

    • b.

      de dagtekening

    • c.

      een aanduiding van de beschikking die wordt gevraagd

    • d.

      een activiteitenplan

    • e.

      gegevens over het bereik van de organisatie

  • 5. Het college stelt nadere regels vast ten aanzien van welke gegevens over het bereik moeten worden ingeleverd.

  • 6. Een waarderingssubsidie wordt meteen vastgesteld.

  • 7. Een waarderingssubsidie wordt, met inachtneming van het begrotingsvoorbehoud, vastgesteld voor 4 jaar. Hierbij wordt eenmalig een vaststellingsbeschikking verstrekt.

  • 8. Het college is bevoegd tot het steekproefsgewijs controleren van de naleving van de subsidievoorwaarden.

  • 9. Wanneer de gegevens omtrent het bereik inhouden dat de organisatie een ledenlijst moet verstrekken, wordt in afwijking van lid 7 van dit artikel de waarderingssubsidie, met inachtneming van het begrotingsvoorbehoud, vastgesteld voor 2 jaar. Hierbij wordt eenmalig een vaststellingsbeschikking afgegeven.

  • 10. De subsidie wordt in termijnen uitbetaald, waarbij het jaarlijkse subsidiebedrag per jaar wordt uitbetaald.

  • 11. Het college is bevoegd van de termijnen zoals vermeld in lid 7 en 9 af te wijken.

  • 12. De artikelen 13, 14, 15 en 16 van deze verordening zijn niet van toepassing ingeval van een waarderingssubsidie.

Artikel 22: Eenmalige subsidie

  • 1. Een eenmalige subsidie is een subsidie als bedoeld in artikel 20 en 21 die ten behoeve van een eenmalige gebeurtenis wordt verstrekt.

  • 2. In afwijking op het bepaalde onder artikel 7 moet bij de subsidieaanvraag in ieder geval worden ingediend:

    • a.

      De in artikel 4:2 van de Awb genoemde gegevens, te weten:

      • i.

        De naam en adres van de aanvrager

      • ii.

        De dagtekening

      • iii.

        Een aanduiding van de beschikking die wordt gevraagd

    • b.

      Een begroting ex artikel 4:63 Awb

    • c.

      Een toelichting op de begrotingsposten van de onder lid b van dit artikel bedoelde begroting

    • d.

      Een activiteitenplan ex artikel 4:62 Awb

  • 3. In de beschikking wordt aangegeven aan welke subsidievorm uit artikel 18 de eenmalige subsidie wordt gekoppeld, met de daarbij behorende verplichtingen als bedoeld in artikelen 20 en 21.

  • 4. Indien de subsidieaanvraag een subsidiebedrag betreft tot € 10.000,- gelden, in afwijking van het bepaalde onder lid 2, de bepalingen onder artikel 21, lid 4.

  • 5. De raad stelt jaarlijks een subsidieplafond vast voor eenmalige subsidies. Het college is bevoegd tot verdeling van dit bedrag.

  • 6. De raad stelt jaarlijks een subsisieplafond vast voor eenmalige subsidies. Het college is bevoegd tot verdeling van dit bedrag.

Hoofdstuk 6: Overige bepalingen

Artikel 23: Reserves & voorzieningen

  • 1. Gesubsidieerde instellingen met een laag bedrijfsrisico mogen een egalisatiereserve van maximaal 10% van de goedgekeurde jaarlijkse lasten opbouwen

  • 2. Gesubsidieerde instellingen met een hoog bedrijfsrisico mogen een egalisatiereserve van maximaal 20% van de goedgekeurde jaarlijkse lasten opbouwen.

  • 3. Indien het eigen vermogen, de reserves en/of voorzieningen van de aanvrager meer bedraagt dan redelijkerwijs, en met inachtneming van het in deze verordening bepaalde, voor het uitvoeren van de subsidiabele activiteiten noodzakelijk is, kan het college de subsidie lager verlenen dan wel vaststellen.

Artikel 24: Vermogensvorming

  • 1. In de gevallen bedoeld in artikel 4:41, lid 2, Awb is de subsidieontvanger aan het college een vergoeding van de vermogenswaarden verschuldigd.

  • 2. Bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding wordt uitgegaan van de waarde van de goederen en andere vermogensbestanddelen op het tijdstip waarop de vergoeding verschuldigd wordt, met dien verstande dat in geval van ontvangst van schadevergoeding voor verlies of beschadiging van zaken wordt uitgegaan van het bedrag dat als schadevergoeding door de subsidieontvanger wordt ontvangen.

  • 3. Indien het onroerende zaken betreft, geschiedt de waardebepaling door een onafhankelijke deskundige.

Artikel 25: Verdaging

  • 1. Het college kan besluiten tot verdaging van de beslistermijnen als bedoeld in artikelen 9, 14 en 15 van deze verordening.

  • 2. De verdaging als bedoeld in het 1e lid geschiedt met ten hoogste de duur van de desbetreffende, oorspronkelijke termijn.

Artikel 26: Controle

  • 1. Het college is bevoegd personen aan te wijzen die worden belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening.

  • 2. Aan deze personen wordt desgevraagd door of namens de subsidieontvanger inzage verleend in de boekhouding en de administratie en worden alle gevraagde inlichtingen verstrekt, die noodzakelijk zijn voor juiste vervulling van het in het 1e lid bedoelde toezicht.

Artikel 27: Periodiek verslag

  • 1. Het college publiceert ten minste eenmaal in de vijf jaar een verslag ex artikel 4:24 Awb.

  • 2. Indien het college van mening is dat de kosten van het in lid 1 genoemde verslag onevenredig zijn in verhouding tot de verstrekte subsidie, kan van verslaglegging worden afgezien.

Artikel 28: Publiciteit

De subsidieontvanger vermeldt in publicitaire uitingen dat de gesubsidieerde activiteit mede mogelijk is gemaakt met steun van de gemeente Waalwijk.

Artikel 29: Hardheidsclausule

Het college handelt overeenkomstig deze verordening, tenzij dat voor één of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de verordening te dienen doelen.

Hoofdstuk 7: Slotbepalingen

Artikel 30: Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 februari 2010

Artikel 31: Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als de “Algemene Subsidieverordening Waalwijk 2010.”

Artikel 32: Overgangsrecht

  • 1.

    Bij de inwerkingtreding van deze Algemene Subsidieverordening Waalwijk 2010 is de Algemene Subsidieverordening Waalwijk 2007 komen te vervallen.

  • 2.

    Deze verordening is niet van toepassing op subsidieaanvragen en –beschikkingen die voor de inwerkingtreding van deze verordening zijn ingediend of genomen, hierop is de Algemene Subsidieverordening Waalwijk 2007 van toepassing.

  • 3.

    Op verzoeken en beschikkingen tot subsidievaststelling is het recht van toepassing dat van toepassing was ten tijde van het nemen van het besluit tot verlening van de desbetreffende subsidie.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering d.d. 28 januari 2010,

De raad van Waalwijk,

De griffier, de voorzitter,

G.H. Kocken Drs. A.M.P. Kleijngeld