Regeling vervallen per 01-05-2013

Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Waalwijk 2013

Geldend van 01-01-2013 t/m 30-04-2013

Intitulé

Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Waalwijk 2013

Burgemeester en wethouders van de gemeente Waalwijk,

gelet op de Wet maatschappelijke ondersteuning inzake financiële tegemoetkomingen, eigen bijdragen en persoonsgebonden budgetten en de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Waalwijk,

besluiten vast te stellen het volgende:

Besluit Voorzieningen Maatschappelijke Ondersteuning GEMEENTE WAALWIJK 2013

Inhoudsopgave

Inleiding...........................................................................................2

Hoofdstuk 1 Beoordeling van de te bereiken resultaten................6

Resultaat 1 Een schoon en leefbaar huis................................................6

Resultaat 2 Wonen in een geschikt huis.................................................8

Resultaat 3 Goederen voor primaire levensbehoeften............................11

Resultaat 4 Beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding...12

Resultaat 5 Het thuis zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren......13

Resultaat 6 Verplaatsen in en om de woning.........................................14

Resultaat 7 Lokaal verplaatsen............................................................15

Resultaat 8 De mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke en religieuze activiteiten........................................................................................17

Hoofdstuk 2 Verstrekking in natura, als persoonsgebonden

budget en als financiële tegemoetkoming. Eigen bijdrage en eigen aandeel..........................................................................................19

Hoofdstuk 3 Procedurele bepalingen rond onderzoek, advies, besluitvorming, intrekking en terugvordering.............................22

Hoofdstuk 4 Slotbepaling..............................................................24

Bijlage 1: Normering Hulp bij het huishouden......................................25

Bijlage 2: Lijst van algemeen gebruikelijke voorzieningen....................29

Bijlage 3: Extra bouwkosten en subsidiabele kostenposten...................32

Bijlage 4: Bepalingen resultaatgebieden.............................................34

Bijlage 5: Bepalingen eigen bijdrage, eigen aandeel, PGB....................38

Inleiding

Voor u ligt het Besluit Voorzieningen Maatschappelijke Ondersteuning van de gemeente Waalwijk 2013. Voor dit besluit heeft het concept Beleidsregels en het Besluit van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) als uitgangspunt gediend, het zogeheten ‘Gekantelde Besluit’.

Dit Besluit geldt als richtlijn voor het uitvoeren van de Wmo en de daarbij op gemeentelijk niveau bijbehorende Verordening Wmo gemeente Waalwijk 2013.

De gemeente Waalwijk hanteert onderstaande uitgangspunten bij de uitvoering van de Wmo.

Begripsomschrijving

Wat betreft de begripsomschrijvingen worden de begripsomschrijvingen in artikel 1 van de Verordening Wmo gemeente Waalwijk 2013 gehanteerd.

De uitgangspunten

Eigen verantwoordelijkheid:

Ten eerste wordt uitgegaan van de eigen verantwoordelijkheid van de burgers. Iedere inwoner van de gemeente Waalwijk die beperkingen ondervindt, moet in beginsel zelf zorgen voor een oplossing, of moet een oplossing proberen te vinden via zijn/haar sociale netwerk.

De Wmo is uitsluitend bedoeld om mogelijkheden te bieden door middel van voorzieningen als het niet in iemands eigen vermogen ligt het probleem op te lossen. De eigen verantwoordelijkheid komt tijdens het gesprek aan de orde. Een oplossing van problemen kan bijvoorbeeld al aanwezig zijn in die zin dat deze feitelijk al jaren behoort tot iemands normale levenspatroon.

Bij problemen met het schoonhouden van het huis zijn er talloze mensen die gewend zijn daar iemand voor in te huren, zoals tweeverdieners of mensen met voldoende inkomen. In deze situatie hoeft niets te veranderen, als men op basis van leeftijd of een ongeval beperkingen krijgt. Door voort te zetten wat men had ontstaat er geen probleem dat om een oplossing vraagt. Dat zou anders kunnen zijn als door het ontstaan van de beperking het inkomen daalt. Het kan zijn dat iemand de eerder ingehuurde schoonmaakhulp niet meer kan betalen. Dat zou aanleiding kunnen zijn wel te compenseren. Daarvoor zal een zorgvuldig onderzoek verricht moeten worden, met name naar de eerdere situatie, zowel wat betreft hulp als wat betreft inkomen, en de veranderde situatie.

Het kan ook zijn dat er meer hulp in de huishouding nodig is. Dan zou het kunnen zijn dat er wel sprake is van meerkosten en dat er daardoor gecompenseerd moet worden. Eigen verantwoordelijkheid betekent daarnaast bijvoorbeeld ook de aanschaf en het gebruik van zoveel mogelijk strijkvrije kleding om onnodig een beroep op een hulp te voorkomen. Ook nieuwe technische mogelijkheden kunnen bekeken worden. Mogelijk is dat een hulpmiddel waardoor iemand zelf meer kan doen in huis.

Ook bij woonvoorzieningen speelt de eigen verantwoordelijkheid een grote rol. Als iemand zijn badkamer gaat renoveren veronderstelt de gemeente dat men – ook al zijn er nog geen beperkingen – rekening houdt met het gegeven dat men een dagje ouder wordt. Dat betekent dat de persoon in kwestie aan een douche moet denken in plaats van uitsluitend een bad.

Algemeen waar het kan en individueel waar het moet

Bij het zoeken naar oplossingen denken overheid en gemeenten meer dan voorheen vanuit de eigen kracht van de burger en zijn sociale omgeving. ‘Eigen kracht’ is wat iedere burger zelf kan doen en regelen. Tot de ‘sociale omgeving’ worden de mensen gerekend die in zijn of haar buurt wonen, plus familie, kennissen en vrienden. Deze omgeving heeft vaak ook een ondersteunende rol om de klant aan de maatschappij te kunnen laten deelnemen.

Kan een burger niet zelf – door eigen kracht en met hulp van zijn omgeving – zijn probleem oplossen, dan kunnen algemeen gebruikelijke voorzieningen en collectieve voorzieningen een uitkomst bieden. Als ook die niet voldoende zijn, kan een beroep worden gedaan op individuele voorzieningen. De individuele voorzieningen vormen het sluitstuk: het vangnet. Dit zijn voorzieningen die speciaal voor de burger worden ingezet voor zijn specifieke zorgbehoeften als de algemene voorzieningen niet toereikend zijn.

Eigen bijdrage/eigen aandeel

In artikel 4 lid 2 Wmo is bepaald dat het college bij het bepalen van voorzieningen rekening houdt met de persoonskenmerken en behoeften van de aanvrager, waaronder de capaciteit van de aanvrager om uit een oogpunt van kosten zelf in maatregelen te voorzien.

Sinds de CRvB (Centrale Raad van Beroep) heeft geoordeeld dat deze bepaling alleen betrekking heeft op het vragen van een eigen bijdrage of het verlangen van een eigen aandeel, is duidelijk dat het hier niet gaat om het mogen hanteren van een inkomensgrens. Naar aanleiding hiervan wordt bij alle door het college verstrekte voorzieningen een eigen bijdrage berekend over de volledige kostprijs van de voorziening. Uitzonderingen zijn:

  • 1.

    Als een voorziening verstrekt wordt ten behoeve van een persoon onder de 18 jaar

  • 2.

    Als de te verstrekken voorziening een rolstoel betreft.

In hoofdstuk 2 van dit document zal er nader worden ingegaan op de eigen bijdrage en het eigen aandeel.

Routing

Wanneer er geen oplossing voor handen is, kan de burger zich melden bij het Zorgloket van de gemeente. Voordat het tot een aanvraag komt, vindt eerst screening plaats waarna er een gesprek met de burger kan plaatsvinden waarin de vraag c.q. het probleem verhelderd wordt. Tijdens dat gesprek wordt besproken welke resultaten bereikt moeten worden. Het gesprek mondt vervolgens uit in een verslag. Het gesprek biedt de basis voor het al dan niet indienen van een aanvraag.

Route aanmelding: zie voor figuur www.waalwijk.nl/home/gemeente/regelgeving/maatschappelijke zorg en welzijn

De resultaatsgebieden (als uitwerking van de compensatieplicht) zijn als volgt:

  • 1.

    Een schoon en leefbaar huis

  • 2.

    Wonen in een geschikt huis

  • 3.

    Beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften

  • 4.

    Beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding

  • 5.

    Het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren

  • 6.

    Verplaatsen in en om de woning

  • 7.

    Zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

  • 8.

    De mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke en religieuze activiteiten.

Tijdens het gesprek wordt, geheel uitgaande van degene die aangeeft behoefte te hebben aan compensatie, een complete inventarisatie gemaakt. Deze inventarisatie heeft nadrukkelijk het startpunt bij de belanghebbende en inventariseert:

- De beperking, het chronisch psychisch probleem of het psychosociaal probleem dat basis is van de behoefte aan compensatie.

- De mogelijkheden die de belanghebbende ondanks dit probleem heeft.

- De onmogelijkheden die de belanghebbende ondervindt als gevolg van het ondervonden probleem of de ondervonden problemen.

- De resultaten die de belanghebbende wil bereiken op de verschillende in deze verordening weergegeven terreinen.

- Hetgeen de belanghebbende inmiddels zelf heeft gedaan om bestaande belemmeringen op te lossen.

- De mogelijkheden die de belanghebbende heeft om deze resultaten via eigen oplossingen, via algemene voorzieningen, via algemeen gebruikelijke voorzieningen of via collectieve voorzieningen te bereiken.

- De mogelijkheden die de gemeente in principe biedt om de problemen via een individuele voorziening op te lossen.

Naar aanleiding van het gesprek wordt gezocht naar oplossingen die daar in die specifieke situatie een bijdrage aan kunnen leveren (individueel maatwerk) en wie voor welke oplossingen gaat zorgen. Dat kan resulteren in het gebruik maken van eigen mogelijkheden of mogelijkheden uit de omgeving, een algemeen gebruikelijke, een algemene of een voorliggende voorziening, maar zo nodig ook in compensatie via de Wmo met een individuele voorziening. In de uitvoering van de Wmo gaat het niet langer om het recht op een specifieke voorziening dat iemand heeft, maar om het resultaat dat bereikt moet worden om iemand die beperkingen heeft te compenseren.

Om tot een juiste beoordeling van de situatie van de burger te komen staat de International Classification of Functions, Disabilities and Impairments (ICF) centraal.

Het Besluit heeft dezelfde opbouw als de verordening. Per resultaatsgebied volgt een afwegingskader om tot een juiste beslissing te komen.

Hoofdstuk 1. Beoordeling van de te bereiken resultaten

Resultaat 1: Een schoon en leefbaar huis

Inleiding

Tot een schoon en leefbaar huis behoort het zwaar en licht huishoudelijk werk, zoals voor 2007 benoemd onder de AWBZ. Het gaat daarbij concreet om het stofzuigen en afstoffen van de woning, het soppen van badkamer, keuken, toilet, het dweilen van vloeren en het overig schoonhouden van de ruimten die onder de compensatieplicht vallen.

Deze ruimten zijn die ruimten die - op het niveau sociale woningbouw - voor dagelijks gebruik noodzakelijk zijn. Niveau sociale woningbouw betekent dat dit niveau als uitgangspunt wordt genomen. Daarbij kunnen persoonskenmerken en behoeften het noodzakelijk maken hiervan af te wijken.

Afwegingskader

- Het gaat om alle activiteiten teneinde het huis, exclusief de tuin, maar inclusief de berging, schoon en leefbaar te houden.

- Allereerst beoordeelt het college of in het gesprek, als dat heeft plaatsgevonden, alle voorliggende en algemeen gebruikelijke voorzieningen meegenomen zijn.

Hierbij valt te denken aan bijvoorbeeld het gebruik van de glazenwasser voor het reinigen van de ramen aan de buitenkant.

- Vervolgens beoordeelt het college of er andere eigen mogelijkheden zijn.

Hierbij kan gedacht worden aan de situatie waarin men al jaren op eigen kosten iemand voor deze werkzaamheden inhuurt. Als tegelijk met het optreden van de beperking geen inkomenswijziging heeft plaatsgevonden en er geen aantoonbare meerkosten zijn in relatie tot de handicap, is het oordeel in zijn algemeenheid dat er geen compensatie nodig is, omdat het probleem al opgelost is. Dit is uiteraard anders als aangetoond kan worden dat er zodanige wijzigingen zijn dat het niet meer mogelijk is deze hulp zelf te betalen. Is sprake van een latrelatie, dan zal de gemeente nagaan of en in hoeverre de partner bij kan dragen aan het huishouden.

- Daarna beoordeelt het college of er sprake is van gebruikelijke zorg.

Van gebruikelijke zorg is sprake indien er een huisgenoot aanwezig is, die in staat kan worden geacht huishoudelijk werk over te nemen. Onder huisgenoot wordt verstaan: een persoon die - ofwel op basis van een familieband, ofwel op basis van een bewuste keuze - één huishouden vormt met de persoon die beperkingen ondervindt. Een huisgenoot is bijvoorbeeld een inwonend kind, maar zijn ook inwonende ouders.

Of sprake is van inwonende(n) wordt naar de concrete feitelijke situatie beoordeeld. Daarbij staat inwonend tegenover het hebben van een volledig eigen en zelfstandige huishouding, waarbij er geen zaken zoals huisnummer, kosten nutsvoorzieningen, voordeur e.d. door elkaar lopen.

Bij gebruikelijke zorg wordt rekening gehouden met de leeftijd van de huisgenoot. Tot 18 jaar wordt van huisgenoten verwacht dat zij hun bijdragen leveren bijvoorbeeld door hun eigen kamer schoon te houden en/of door hand- en spandiensten te verrichten, zoals het doen van (kleine) boodschappen, het helpen bij de afwas, enz. Vanaf 18 jaar wordt iedereen verondersteld een meerpersoonshuishouden te kunnen draaien.

Bij gebruikelijke zorg wordt uitgegaan van de mogelijkheid om naast een volledige baan (40 uur per week) een huishouden te kunnen runnen. Alleen bij daadwerkelijke afwezigheid van de huisgenoot gedurende zeven dagen en nachten zullen de niet-uitstelbare taken overgenomen kunnen worden. Bij het zwaar en licht huishoudelijk werk gaat het veelal om uitstelbare taken. Alleen als schoonmaken niet kan blijven liggen (regelmatig geknoeide vloeistoffen en eten) zal dat direct moeten gebeuren. Hier zal dan ondanks de gedeeltelijk gebruikelijke zorg wel voor geïndiceerd kunnen worden.

- Als al het voorafgaande niet geleid heeft tot een oplossing van het probleem, zal het college compenseren. Bij dit compenseren wordt als norm aangehouden de systematiek zoals die tot 2007 ook onder de AWBZ werd gehanteerd. Deze systematiek bestaat uit normen uitgedrukt in uren en is indertijd tot stand gekomen in overleg met de toenmalige koepel van zorgaanbieders en is door de Centrale Raad van Beroep als niet-onredelijk aangemerkt. Zie bijlage 1.

- De hulp kan door het college worden toegekend in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget. De huishoudelijke hulp kent het college toe in uren per week.

Bij een aanspraak op een individuele voorziening de keuze te bieden tussen een voorziening in natura en een persoonsgebonden budget, waaronder de vergoeding voor een alfahulp. Wanneer de Wmo-gerechtigde kiest voor een persoonsgebonden budget gelden de PGB tarieven zoals aangegeven in bijlage 4.

Wanneer de Wmo-gerechtigde kiest voor de vergoeding in de vorm van een alfahulp kan de voorziening worden aangeboden in de vorm van een voucher. De voucher vertegenwoordigt een aantal uren hulp bij het huishouden.

De periode van geldigheid, het aantal uren alsook de wijze waarop een voorziening in natura of een persoonsgebonden budget wordt verstrekt wordt per beschikking vastgelegd. Voor de besteding van de voucher kan de Wmo gerechtigde gebruik maken van instellingen waarmee de gemeente Waalwijk een overeenkomst heeft

- Voor de besteding van hulp in het huishouden via een voorziening in natura kan de Wmo gerechtigde gebruik maken van instellingen waarmee de gemeente Waalwijk een overeenkomst heeft gesloten. De tarieven zijn opgenomen in bijlage 4.

- Indien in de situatie van een echtpaar of daarmee gelijkgestelde de geïndiceerde (rechthebbende) komt te overlijden of wordt opgenomen in een ziekenhuis dan wel een andere soortgelijke opname, wordt de eerder toegekende omvang van hulp bij het huishouden voor maximaal zes weken voortgezet op naam van de achterblijver (= overbruggingshulp). Indien noodzakelijk en gewenst kan de gemeente intussen een nieuwe indicatie stellen die passend is bij de nieuwe situatie.

- Redenen als 'niet gewend zijn om’ of ‘geen huishoudelijke werk willen en/ofkunnen verrichten' leiden niet tot een indicatie voor het overnemen van huishoudelijke taken. Er kan een indicatie worden gesteld voor 6 weken ondersteuning voor het aanleren van huishoudelijke taken en/of het leren (efficiënter) organiseren van het huishouden.

Resultaat 2: Wonen in een geschikt huis

Inleiding

In de Wmo is in artikel 4 lid 1 geen duidelijk onderscheid gemaakt tussen resultaten die bereikt moeten worden op het huishoudelijke vlak en resultaten voor wat betreft een voor de persoon en zijn kenmerken geschikte woning. De term ‘voeren van een huishouden’ geeft daar geen duidelijkheid over. Daarbij is er één belangrijke voorwaarde voordat er gecompenseerd kan worden: er moet een woning zijn. Als er geen woning is, is het niet de taak van de gemeente om voor een woning te zorgen. Iedere Nederlandse burger dient zelf voor een woning te zorgen. Bij de keus van een woning wordt uiteraard rekening gehouden met de eigen situatie. Dat betekent ook dat er met bestaande of bekende komende beperkingen rekening wordt gehouden. Als de woning dan nog niet geschikt is kan het college compenseren.

Afwegingskader

- Uitgangspunt is dat iedereen eerst zelf zorg dient te dragen voor een woning. Daarbij mag er van uit worden gegaan dat rekening wordt gehouden met bekende beperkingen, ook wat betreft de voorzienbare ontwikkeling van die beperkingen.

Een eigen woning kan zowel een gekochte woning zijn als een huurwoning. Ook bij afwijkende situaties, zoals een (woon)boot of een woonwagen met vaste standplaats wordt in principe gesproken van woning.

- Zaken die als algemeen gebruikelijk worden beschouwd worden niet vergoed. Welke zaken daartoe behoren hangt af van de maatschappelijke ontwikkelingen. Zaken die normaal in bijvoorbeeld bouwmarkten verkrijgbaar zijn, kunnen daartoe al snel worden beschouwd. Als algemeen gebruikelijk behoren in ieder geval de zaken welke zijn opgenomen in bijlage 2.

- Bij het wonen in een geschikt huis gaat het weer om woningen op het niveau sociale woningbouw. De ruimten zijn de woonkamer, (gebruikte) slaapvertrekken, keuken en sanitaire ruimten. Er kan altijd afgeweken worden naar boven of beneden, maar omvangrijke woningen en zeer grote ruimten zullen niet als uitgangspunt voor compensatie gelden.

- Het college beoordeelt of het resultaat, wonen in een geschikt huis, ook te bereiken is via een verhuizing. Hierbij zullen alle aspecten worden meegewogen: financiële consequenties van de verhuizing, de termijn waarop een woning beschikbaar komt (in verband met de medische verantwoorde termijn), de argumenten pro en contra verhuizing ten aanzien van de betrokkene en argumenten op basis van eventueel aanwezige mantelzorg. Een zeer zorgvuldige afweging van alle argumenten zal aan het besluit ten grondslag worden gelegd. Indien verhuizing als compensatie van het te bereiken resultaat gebruikt wordt, wordt dit verstrekt als een financiële tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten. Ook kan er een financiële tegemoetkoming worden verstrekt als er, ten behoeve van een burger met beperkingen, een aangepaste woonruimte wordt ontruimd. De bedragen voor de financiële tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten zijn opgenomen in bijlage 4.

- Bij het verstrekken van een verhuiskostenvergoeding houdt het college rekening met de mate waarin de verhuizing te verwachten of te voorspellen was. Bij een te verwachten of voorspelbare verhuizing wordt in principe geen verhuiskostenvergoeding toegekend.

- Bij de woningsanering gaat het om het compenseren van beperkingen als gevolg van allergene factoren die hun oorzaak vinden in de aard van de in of aan de woonruimte gebruikte materialen. Bij de vraag voor een woningsanering zal er eerst beoordeeld moeten worden of het voor de aanvrager mogelijk is om zelf de woning te saneren uit eigen middelen. Vergoedingen en afschrijvingstermijnen voor woningsanering zijn opgenomen in bijlage 4.

- Er wordt geen voorziening toegekend voor zover de ondervonden problemen bij het normale gebruik van de woning voortvloeien uit de aard van de in de woning gebruikte materialen. Deze afwijzingsgrond is bedoeld voor situaties waarin gebruikte materialen voor problemen zorgen. Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan de toepassing van asbest en spaanplaat of het voorkomen van vocht en tocht in de woning.

- Bij het behalen van het resultaat “wonen in een geschikt huis” hanteert de gemeente in principe voor het te verstrekken bedrag een maximale grens (zie bijlage 4 ). Uitzonderingen op het niet verstrekken van het meerbedrag boven deze grens, is alleen mogelijk als dit zou leiden tot onbillijkheden van overwegende aard, gelet op het belang dat de Wmo beoogt te beschermen.

- Voor zover de belanghebbende kan verhuizen naar een geschikte woning of een gemakkelijker geschikt te maken woning, en de verhuizing kan leiden tot het te bereiken resultaat zal deze mogelijkheid eerst beoordeeld worden. Indien verhuizen niet kan leiden tot het te bereiken resultaat zal men daarna kijken of het plaatsen van een losse woonunit de goedkoopst compenserende oplossing is. Onder een losse woonunit wordt een verplaatsbare unit verstaan die tijdelijk kan worden ingezet. Zo'n unit kan bestaan uit een extra woonkamer of een complete slaapkamer met natte cel in de vorm van een soort porto cabine. Maar een unit kan ook alleen een natte cel zijn die aan een tuindeur of keukendeur wordt gekoppeld.

Het plaatsen van een woonunit heeft de voorkeur boven het aanpassen van een woning of het realiseren van een aanbouw, als deze voorziening sneller te realiseren is als een aanpassing of een aanbouw of als de losse woonunit herverstrekbaar is.

- Als voor het bereiken van het resultaat noodzakelijk is dat er een aanbouw geplaatst wordt besluit het college vanwege financieel-economische argumenten alleen tot een aanbouw als tevoren vast staat dat de aanbouw hergebruikt kan worden, zoals bij huurwoningen van woningcorporaties. Daarom kiest het college bij eigen woningen als het maar enigszins kan voor het plaatsen van een herbruikbare losse woonunit en heeft aandacht voor de RO-vergunning. Hierbij is van belang dat het college rekening houdt met het doel van de losse woonunit en het verwachte aantal zorgjaren. Daarnaast kan een eigen bedrijf aan huis (bv. een recreatiebedrijf) een uitzondering zijn op het primaat van de woonunit.

- Als het gaat om een aanbouw bij een eigen woning zal het college allereerst beoordelen wat iemands mogelijkheden zijn om uit een oogpunt van kosten zelf in de compenserende voorziening te voorzien.

Als het mogelijk is deze aanbouw zelf te financieren, bijvoorbeeld door een hypotheek op de woning te vestigen, zal eerst naar deze mogelijkheid gekeken worden.

- Als een inpandige aanpassing mogelijk is, bijvoorbeeld in de situatie van een ruime benedenverdieping, zal het college allereerst die situatie beoordelen voordat uitbreiding van de woning aan de orde komt.

Als het mogelijk is deze inpandige aanpassing zelf te financieren, bijvoorbeeld door een hypotheek op de woning te vestigen, zal eerst naar deze mogelijkheid gekeken worden.

- Om het resultaat te bereiken zal bij aanpassingen aan gemeenschappelijke ruimten door het college een voorziening worden getroffen indien deze betrekking heeft op hellingbanen en extra trapleuningen, het verbreden van toegangsdeuren, drempelhulpen of vlonders en opstelplaats voor een rolstoel bij de toegangsdeur van het woongebouw, die door de burger met beperkingen noodzakelijkerwijs gebruikt worden om de normale woonfuncties uit te oefenen.

- Bij grotere bouwkundige aanpassingen aan de woning werkt het college altijd eerst met een programma van eisen, waarmee minimaal twee offertes worden opgevraagd. Bij het opstellen van de kostenberekening en bij de beoordeling van de offerte wordt rekening gehouden met hetgeen bepaald is in Bijlage 3

Bij grotere bouwkundige aanpassingen worden afspraken gemaakt over terugbetaling van een deel van de meeropbrengst van de woning na verkoop, mocht zich dat voordoen. Zie voor regels en terugbetalingsschema bijlage 4 “terugbetaling bij verkoop”.

- Een bouwkundige aanpassing wordt, indien de aanvrager in formele zin eigenaar of mede-eigenaar is van de woning, aan de aanvrager verstrekt in de vorm van een PGB (ten hoogte van de goedkoopst compenserende oplossing) of een financiële tegemoetkoming (ten hoogte van een deel van de goedkoopst compenserende oplossing, oftewel een forfaitair of gemaximeerd bedrag). Indien de aanvrager geen eigenaar is wordt de bouwkundige aanpassing aan de aanvrager in natura verstrekt. De financiële afwikkeling en betaling van de bouwkundige woningaanpassing zal dan plaatsvinden met de eigenaar van de woning of de leverancier van de voorziening.

- Een niet-bouwkundige aanpassing aan de woning kan door het college in natura en als persoonsgebonden budget worden verstrekt aan de aanvrager/belanghebbende.

- Bij een vraag om een voorziening om het bezoeken van de woning (niet zijnde het hoofdverblijf van belanghebbende) mogelijk te maken moet afgewogen worden of de woning regelmatig wordt bezocht (wekelijks of tweewekelijks). Het bezoekbaar maken van een woning wordt veelal slechts eenmaal vergoed. Onder bezoekbaar maken van een woning wordt verstaan dat de belanghebbende de woonruimte kan bereiken en de woonkamer en één toilet kan gebruiken. Voor het bezoekbaar maken van de woning zal veelal de woning moeten worden aangepast, maar voorzieningen kunnen ook in natura worden verstrekt (bijvoorbeeld een toiletverhoger). Het bezoekbaar maken van de woning wordt verstrekt via een gemaximeerde financiële tegemoetkoming. Het maximale bedrag is opgenomen in bijlage 4.

- Om het resultaat te bereiken kan het noodzakelijk zijn om extra grond te verwerven ten behoeve van een aanbouw of uitbreiding van een bepaald vertrek. Het aantal m2 dat voor vergoeding in aanmerking komt is gemaximeerd (zie bijlage 3 ).

- Om het resultaat te bereiken kan voor de periode van 6 maanden een financiële tegemoetkoming worden verleent in de kosten van tijdelijke huisvesting die door de burger met een beperking moeten worden gemaakt in verband met het aanpassen van zijn huidige woonruimte of de nog te betrekken woonruimte. De tegemoetkoming wordt verstrekt als de burger met beperkingen redelijkerwijs niet kan voorkomen dat hij deze dubbele woonlasten heeft.

- In geval van huurbeëindiging van een aangepaste woonruimte, die voor meer dan eendoor het college vast te stellen bedrag is aangepast op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning, Wet voorzieningen gehandicapten of op grond van hetBesluit Geldelijke Steun Huisvesting Gehandicapten dan wel de Regeling Geldelijke Steun Huisvesting Gehandicapten, kan het college een financiële tegemoetkoming verlenen aan de eigenaar van de woning in verband met derving van huurinkomsten voor de duur van maximaal 6 maanden.

- Indien het te bereiken resultaat te behalen valt door aanpassing van een woonwagen die als hoofdverblijf wordt bewoont, zijn hier voorwaarden aan gesteld zoals beschreven in bijlage 4.

- Bij het realiseren van het te bereiken resultaat door middel van een woonvoorziening kan de gemeente kosten vergoeden voor onderhoud, keuring en reparatie. Dit staat beschreven in bijlage 4.

Resultaat 3: Goederen voor primaire levensbehoeften

Inleiding

In elk huishouden zijn boodschappen voor de dagelijkse activiteiten nodig. De compensatieplicht is beperkt tot de levensmiddelen en schoonmaakmiddelen, zaken die dagelijks/wekelijks gebruikt worden in elk huishouden. Hieronder vallen niet de grotere inkopen zoals kleding en duurzame goederen, zoals apparaten.

Het is heel normaal dat mensen deze boodschappen geclusterd doen door één maal per week de grote voorraad in huis te halen. Daar kan de Wmo bij aansluiten door uit te gaan van één maal per week boodschappen. Indien mogelijk wordt daarbij gebruik gemaakt van boodschappendiensten. Soms hebben supermarkten een dergelijke service. Het is ook mogelijk dat vanuit de gemeente een boodschappendienst wordt opgezet. Een boodschappendienst wordt volgens de jurisprudentie aanvaardbaar geacht als er niet al te hoge kosten aan verbonden zijn.

Ook het bereiden van maaltijden valt onder dit resultaat. In sommige situaties kan van een maaltijdservice gebruik worden gemaakt. Ook zijn er kant- en klaar maaltijden te koop in de supermarkt die soms (tijdelijk) een oplossing kunnen bieden.

Afwegingskader

- Onder dit resultaat worden gerekend de boodschappen inzake levens- en schoonmaakmiddelen die dagelijks nodig zijn en zo nodig de bereiding van maaltijden.

- Allereerst beoordeelt het college of in het gesprek, als dat heeft plaatsgevonden, alle voorliggende en algemeen gebruikelijke voorzieningen meegenomen zijn.

Hierbij valt te denken aan het gebruik van een boodschappenservice, zowel die beschikbaar gesteld zijn door supermarkten, als die zijn opgezet door de gemeente of door vrijwilligersorganisaties. Als het gaat om het bereiden van maaltijden kan bekeken worden of vormen van maaltijdvoorziening of het gebruik maken van kant- en klaar maaltijden mogelijk en bruikbaar zijn.

- Vervolgens zal het college beoordelen of er andere eigen mogelijkheden zijn.

Hierbij kan gedacht worden aan de situatie dat in de omgeving wonende bekenden en/of kinderen gewend of bereid zijn deze boodschappen te doen of maaltijden te maken.

- Daarna beoordeelt het college of er sprake is van gebruikelijke zorg.

Van gebruikelijke zorg is sprake indien er een huisgenoot aanwezig is die in staat kan worden geacht boodschappen te doen. Onder huisgenoot wordt verstaan: een persoon die – ofwel op basis van een familieband, ofwel op basis van een bewuste keuze – één huishouden vormt met de persoon die beperkingen ondervindt. Een huisgenoot is een inwonend kind, maar zijn ook inwonende ouders. Of sprake is van inwonendheid zal naar concrete feiten beoordeeld moeten worden. Daarbij staat inwonend tegenover het hebben van een volledig eigen en zelfstandige huishouding waarbij er geen zaken zoals huisnummer, kosten nutsvoorzieningen, voordeur e.d. door elkaar lopen. Daarbij wordt rekening gehouden met de leeftijd van de huisgenoot. Tot 18 jaar wordt van huisgenoten verwacht dat zij hun bijdrage leveren door het doen van kleine boodschappen. Vanaf 18 jaar wordt men verondersteld het doen van de boodschappen volledig over te nemen. Bij gebruikelijke zorg wordt uitgegaan van de mogelijkheid om naast een volledige baan de taken over te nemen. Alleen bij daadwerkelijke afwezigheid van de huisgenoot gedurende zeven dagen en nachten zullen de niet-uitstelbare taken overgenomen kunnen worden. Het doen van de boodschappen is echter uitstelbare hulp, het bereiden van maaltijden is niet-uitstelbare hulp. Hier kan wel voor geïndiceerd worden.

- Als al het voorafgaande niet geleid heeft tot een oplossing van het probleem zal het college compenseren met een individuele voorziening.

- Bij boodschappen is het uitgangspunt: één maal in de week boodschappen doen. Een uitzondering wordt door het college alleen gemaakt als volstrekt helder is dat dit niet in één maal per week mogelijk is.

- De maximale normtijden voor het beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften zijn de normen zoals vermeld in bijlage 1, tenzij de feitelijke situatie tot een ander resultaat leidt.

- Deze normen worden uitgedrukt in uren en minuten per week.

Resultaat 4: Beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding

Inleiding

De dagelijkse kleding moet met enige regelmaat schoongemaakt worden. Dit betekent het wassen, drogen en in bepaalde situaties strijken van kleding. En soms gaat het om een los naadje of knoopje. We spreken hier uitsluitend over normale kleding voor alledag. Daarbij is het uitgangspunt dat zo min mogelijk kleding gestreken hoeft te worden. Met het kopen van kleding kan hier rekening mee worden gehouden. Bij het wassen en drogen van kleding is het normaal gebruik te maken van de beschikbare - algemeen gebruikelijke - moderne hulpmiddelen, zoals een wasmachine en een droger.

Afwegingskader

- Allereerst beoordeelt het college of in het gesprek, als dat heeft plaatsgevonden, alle voorliggende en algemeen gebruikelijke voorzieningen meegenomen zijn.

Hierbij valt te denken aan het gebruik van een was- en strijkservice als dat als voorliggende voorziening aanwezig is.

- Vervolgens zal het college beoordelen of er andere eigen mogelijkheden zijn die benut kunnen worden.

Hierbij kan gedacht worden aan de aanschaf door betrokkene van een wasmachine en/of droger.

- Daarna beoordeelt het college of er sprake is van gebruikelijke zorg.

Van gebruikelijke zorg is sprake indien er een huisgenoot aanwezig is die in staat kan worden geacht huishoudelijk werk over te nemen. Onder huisgenoot wordt verstaan: een persoon die - ofwel op basis van een familieband, ofwel op basis van een bewuste keuze - één huishouden vormt met de persoon die beperkingen ondervindt. Een huisgenoot is een inwonend kind, maar zijn ook inwonende ouders. Of sprake is van inwonende zal naar de concrete feiten beoordeeld moeten worden. Daarbij staat inwonend tegenover het hebben van een volledig eigen en zelfstandig huishouding, waarbij er geen zaken zoals huisnummer, kosten nutsvoorzieningen, voordeur e.d. door elkaar lopen. Daarbij wordt rekening gehouden met de leeftijd van de huisgenoot. Tot 18 jaar wordt van huisgenoten verwacht dat zij hun bijdragen leveren bijvoorbeeld door hun eigen kamer schoon te houden en/of door hand- en spandiensten te verrichten, zoals het was in de wasmachine stoppen en was ophangen, enz. Vanaf 18 jaar wordt men verondersteld een meerpersoonshuishouden te kunnen runnen. Bij gebruikelijke zorg wordt uitgegaan van de mogelijkheid om naast een volledige baan een huishouden te kunnen runnen. Alleen bij daadwerkelijke afwezigheid van de huisgenoot gedurende zeven dagen en nachten zullen de niet-uitstelbare taken overgenomen kunnen worden. Bij beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding zal het over het algemeen gaan om uitstelbare taken. Alleen als de was niet kan blijven liggen zal dat direct moeten gebeuren. Hier zal dan ondanks de gedeeltelijke gebruikelijke zorg wel voor geïndiceerd kunnen worden.

- Als al het voorafgaande niet geleid heeft tot een oplossing van het probleem zal het college compenseren met een individuele voorziening.

- De inhoud van het resultaat schone en doelmatige kleding bestaat uit het wassen en drogen daarvan en eventueel licht verstelwerk, zoals het vastzetten van een naadje of het aanzetten van een knoop.

- Wat betreft het strijken van kleding worden geen lakens, theedoeken, zakdoeken en ondergoed etc. gestreken. Wat betreft de kleding wordt uitgegaan van een eigen verantwoordelijkheid ten aanzien van de keuze van kleding, die in principe niet hoeft te worden gestreken.

Resultaat 5: Het thuis zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren

Inleiding

De zorg voor kinderen die tot het huishouden behoren is in eerste instantie een taak van de ouders. Zo moeten werkende ouders er zorg voor dragen dat op tijden dat zij beide werken opvang voor de kinderen is. Dat kan op de manier waarop zij dat willen (oppasoma, kinderopvang et cetera), maar het is een eigen verantwoordelijkheid. Dat is niet anders in de situatie dat beide ouders mede door beperkingen niet in staat zijn hun kinderen op te vangen. In die situatie zal men een permanente oplossing moeten zoeken.

De Wmo heeft vooral een taak om tijdelijk in te springen zodat de ruimte ontstaat om een al dan niet tijdelijke oplossing te zoeken. Dat wil zeggen: de acute problemen worden opgelost zodat er gezocht kan worden naar een permanente oplossing.

Afwegingskader

- Allereerst beoordeelt het college of in het gesprek, als dat heeft plaatsgevonden, alle voorliggende en algemeen gebruikelijke voorzieningen meegenomen zijn.

Hierbij valt te denken aan bijvoorbeeld voorschoolse, tussen schoolse en naschoolse opvang, kinderopvang, opvang door grootouders enz.

- Het ondersteunen bij de opvoeding in een ontregeld gezin valt onder de Wet op de jeugdzorg en intensieve zorg voor gehandicapte kinderen, die de gebruikelijke zorg overstijgt, valt onder de AWBZ.

- Ook beoordeelt het college de mogelijkheden van ouderschapsverlof, vakantieverlof en/of zorgverlof. En de vraag of er een huisgenoot is die verondersteld kan worden zorg voor kinderen over te nemen.

- Als al het voorafgaande niet geleid heeft tot een oplossing van het probleem zal het college compenseren met een individuele voorziening.

- Bij tijdelijke opvang gaat het om die tijden dat de partner vanwege werkzaamheden niet thuis is. Dat kan dus gaan om maximaal 40 uur, bij een 40-urige werkweek, plus de noodzakelijke reistijden. Een dergelijke indicatie is in principe van korte duur (maximaal 3 maanden). In deze periode moet een eigen oplossing worden gevonden.

- Bij de toekenning stelt het college bij beschikking vast om welke tijdelijke periode het gaat en op welke wijze gezocht dient te worden naar een definitieve oplossing.

- Als de ouder in een éénoudergezin uitvalt, of als beide ouders beperkingen ondervinden in de opvang en verzorging van de kinderen, wordt eerst nagegaan wat mantelzorg, vrijwilligers, voorliggende voorzieningen en algemeen gebruikelijke voorzieningen kunnen opvangen.

Oppas en opvang van gezonde kinderen zijn in principe geen Wmo-zorg, daarvoor zijn andere, algemeen gebruikelijke en voorliggende voorzieningen voorhanden. Wel is een indicatie mogelijk voor de verzorging van de kinderen. Gebruik van kinderopvang/crèche als voorliggende voorziening voor oppas en opvang van gezonde kinderen tot 5 dagen per week is redelijk. Als de gespreksvoerder concludeert dat de voorliggende algemeen gebruikelijke voorzieningen niet aanwezig zijn, niet toepasbaar zijn of uitgeput zijn, is ondersteuning mogelijk. De ondersteuning is afhankelijk van de leeftijd en ontwikkeling van het kind. Een indicatie voor ondersteuning is mogelijk tot 40 uur per week voor oppas en opvang van gezonde kinderen. Een indicatie is in principe van korte duur (maximaal 3 maanden). In deze periode moet een eigen oplossing worden gevonden.

Resultaat 6: Verplaatsen in en om de woning

Inleiding

Verplaatsing in en om de woning werd onder de Wvg aangeduid als: de rolstoel. Onder de Wvg werd met de rolstoel aanvankelijk bedoeld: de rolstoel die iemand nodig heeft voor dagelijks zittend gebruik. Zo was het ook in de gemeentelijke verordeningen geformuleerd. Daarnaast werd een sportrolstoel als - bovenwettelijke - voorziening verstrekt, over het algemeen in de vorm van een bedrag ineens. De rolstoel voor incidenteel gebruik had eigenlijk geen plaats.

Onder de Wmo is er een andere omschrijving. Het gaat dan om het zich verplaatsen in en om de woning. Dat sluit op zich de rolstoel voor incidenteel gebruik bijna altijd uit, omdat die nu juist daar niet voor bedoeld is, maar voor verplaatsingen over langere afstanden elders, tijdens uitstapjes. Deze rolstoel past daarmee meer onder resultaat 8 en kan ook als algemene voorziening verstrekt worden.

Onder het resultaatgebied valt ook te bereiken resultaat ten aanzien het in staat zijn de woonkamer, het slaapvertrek en/of de slaapvertrekken, het toilet en de douche, de berging, de tuin of het balkon kunnen bereiken en er zich zodanig kunnen redden dat normaal functioneren mogelijk is. Indien het resultaat `verplaatsen in en om de woning` te bereiken valt door het realiseren van een woonvoorziening gelden ook de afwegingskaders welke genoemd zijn in resultaatgebied 2.

De onderstaande beschrijving gaat uit van een rolstoel voor dagelijks zittend gebruik.

Afwegingskader

- Het gaat om het zich verplaatsen in en om de woning. Dat betekent dat het om verplaatsingen gaat die direct vanuit de woning worden gedaan. Daarom gaat het hier om belanghebbenden die voor het dagelijks zittend verplaatsen zijn aangewezen op een rolstoel.

- Rolstoelen voor het zogenaamde ‘incidentele’ gebruik, waarbij de rolstoel in de auto wordt meegenomen om elders, bij het winkelen of bij uitstapjes, te gebruiken, vallen niet onder dit te bereiken resultaat, maar onder resultaat 8. Deze rolstoelen zullen dan ook ter beschikking kunnen komen via een algemene voorziening in de vorm van een rolstoelpool of voorliggende voorziening in de vorm van een leenrolstoel via de AWBZ.

- Er wordt geen rolstoel op grond van de Wmo verstrekt indien belanghebbende in aanmerking komt voor verblijf en behandeling geleverd door dezelfde instelling. De rolstoel wordt dan op grond van het Besluit Zorgaanspraken AWBZ aan belanghebbende verstrekt. Dit is een voorliggende voorziening op grond van artikel 2 Wmo.

- De sportrolstoel wordt niet gerekend tot een rolstoel voor het verplaatsen in en rond de woning.

- Een rolstoel kan door het college verstrekt worden in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget. Het persoonsgebonden budget voor een rolstoel wordt vastgesteld als tegenwaarde van de goedkoopst-adequate compenserende voorziening, indien nodig verhoogd met een bedrag voor de wettelijk verplichte W.A.-verzekering, de kosten van een passing en met een bedrag voor onderhoud en reparatie voor vergelijkbare voorzieningen zoals dat door het college wordt bepaald op basis van informatie die verstrekt wordt door de hulpmiddelenleverancier van de gemeente.

- Bij verstrekking in natura vallen alle kosten van onderhoud, reparatie en eventuele verzekering onder de verstrekking.

Resultaat 7: Lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Inleiding

Het lokaal verplaatsen per vervoermiddel is de mogelijkheid om in de eigen woon- en leefomgeving te gaan en staan waar men wil. Er wordt gesproken over lokaal verplaatsen, waarbij gedacht moet worden aan verplaatsingen in een straal van 15 tot 20 kilometer rond de woning. Buiten dit gebied kan gebruik worden gemaakt van de mogelijkheden van het boven-regionale vervoer, dat Valys in opdracht van het ministerie van VWS verricht.

Een uitzondering op het lokaal verplaatsen per vervoermiddel geldt voor het collectief vervoer. Het collectief vervoer van aanvullend vervoer in de gemeente Waalwijk is het Collectief Vraagafhankelijk Vervoer (CVV), Regiotaxi Midden-Brabant, dat wordt

uitgevoerd volgens de opzet zoals beschreven in bijlage 4 bij dit besluit.

Het CVV biedt ook de mogelijkheid tot individueel vervoer waardoor het lokaal verplaatsen per vervoermiddel ook in uitzonderingssituaties is gewaarborgd.

Als er na het optreden van beperkingen geen sprake is van een andere situatie op vervoersgebied dan daarvoor (men heeft al 40 jaar een auto en is gewend daar alles mee te doen) zal er geen noodzaak zijn te compenseren omdat er geen probleem is of omdat men het zelf kan oplossen.

Afwegingskader

- Als het college dient te compenseren zal allereerst gekeken worden waar de vervoersbehoefte van de belanghebbende uit bestaat. Ten aanzien van de vervoersbehoefte ten behoeve van maatschappelijke participatie wordt uitsluitend rekening gehouden met de verplaatsingen in de directe woon- en leefomgeving in het kader van het leven van alledag, tenzij zich een uitzonderingssituatie voordoet waarbij het gaat om een bovenregionaal contact, dat uitsluitend door de aanvrager zelf bezocht kan worden, terwijl het bezoek voor de aanvrager noodzakelijk is om dreigende vereenzaming te voorkomen. Bij de vervoersbehoefte wordt onderscheid gemaakt tussen vervoer op de korte, middellange en lange afstanden.

- Het college beoordeelt of in het gesprek, als dat heeft plaatsgevonden, alle voorliggende en algemeen gebruikelijke voorzieningen meegenomen zijn. Te denken valt aan het gebruik van het openbaar vervoer, auto of 45 km auto, bromfietsen of fietsen, al dan niet in bijzondere uitvoering, zoals fietsen met trapondersteuning en dergelijke, die algemeen gebruikelijk zijn voor de verplaatsingen in de eigen woon- en leefomgeving.

- Indien voorliggende en algemeen gebruikelijke voorzieningen niet mogelijk of niet beschikbaar of bruikbaar zijn, kan het college een collectieve vervoersvoorziening (CVV) verstrekken. De collectieve voorziening is voornamelijk ter compensatie van de verplaatsingen op de middellange en langere afstanden binnen de woon- en leefomgeving.

- Indien men door beperkingen niet in staat het openbaar vervoer te bereiken en/of te gebruiken, dan kan de gemeente een vervoersvoorziening verstrekken. Als het collectief vervoer geen (afdoende) oplossing is, dan kan men in aanmerking komen voor een individuele vervoersvoorziening.

- Met een systeem voor collectief vervoer of met een andere individuele voorziening dient volgens jurisprudentie een afstand van 1500 - 2000 km per jaar te kunnen worden afgelegd. Voor verdere voorwaarden en regels zie bijlage 4.

Bij dit aantal kilometers kan het gebruik van een andere, verstrekte, voorziening zoals een scootmobiel, meegenomen worden hetgeen invloed kan hebben op het aantal kilometers.

- Voor de vervoersbehoefte op de kortere afstanden (minder als 800 meter) kan een scootermobielpool of transportrolstoelpool een oplossing bieden voor personen met een beperkte vervoersbehoefte op de korte afstand. Datzelfde geldt voor het zogenaamde vraagafhankelijke vervoer van deur tot deur. Om hierbij te komen tot maatwerk zal de vervoersbehoefte van de aanvrager uitgangspunt zijn van de beoordeling welke voorziening nodig is om het te bereiken resultaat te bereiken. Indien algemeen gebruikelijke voorzieningen, voorliggende voorzieningen en/of de collectieve voorziening niet voldoet kan er een individuele voorziening worden verstrekt.

- Een individuele verplaatsingsvoorziening voor de verplaatsing op de kortere afstanden kan door het college verstrekt worden in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget. Het persoonsgebonden budget voor een verplaatsingsvoorziening voor de verplaatsing op de kortere afstanden wordt vastgesteld als tegenwaarde van de goedkoopst compenserende voorziening, indien nodig verhoogd met een bedrag voor de wettelijk verplichte W.A.-verzekering en het een bedrag voor onderhoud en reparatie voor vergelijkbare voorzieningen zoals dat door het college wordt bepaald op basis van informatie die verstrekt wordt door de hulpmiddelenleverancier van de gemeente.

- Indien collectief vervoer niet mogelijk of beschikbaar is, is de goedkoopst compenserende voorziening voor de verplaatsing op de middellange en lange afstanden een financiële tegemoetkoming voor het gebruik van een auto van derden, die per jaar verstrekt wordt voor het vervoer van een persoon die als gevolg van beperkingen geen gebruik kan maken van het collectieve vervoerssysteem. De hoogte van de forfaitaire financiële tegemoetkoming voor het gebruik van een auto van derden, is vastgelegd in bijlage 4.

- Om het resultaat te bereiken kan een persoon met beperkingen voor een aanpassing van een auto in aanmerking komen indien deze persoon aantoonbare beperkingen heeft met het gebruik en/of het bereiken van het openbaar vervoer, het gebruik van een algemene of individuele vervoersvoorziening geen adequate oplossing biedt of niet beschikbaar is en het gebruik van een collectieve vervoersvoorziening niet mogelijk is. Aanpassing van een auto is alleen van toepassing als de auto dient als voorziening voor leefvervoer. Leefvervoer is vervoer voor alledaagse dingen zoals op bezoek gaan bij vrienden, sporten en uitgaan.

Het toekennen van een autoaanpassing is gebaseerd op basis van de goedkoopst compenserende oplossing, te beoordelen aan de hand van één of meer offertes, waarbij de auto nog een technische levensduur heeft van tenminste 5 jaar. Voor de aanpassing van de (eigen) auto geldt een maximale vergoeding deze is opgenomen in bijlage 4.

Uitzonderingen op het niet verstrekken van het meerbedrag boven deze grens, is alleen mogelijk als dit zou leiden tot onbillijkheden van overwegende aard, gelet op het belang dat de Wmo beoogt te beschermen.

Resultaat 8: De mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke en religieuze activiteiten

Inleiding

Het laatste op grond van artikel 4 lid 1 Wmo genoemde resultaat is een heel algemene. Het gaat daarbij om de mogelijkheid deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke en religieuze activiteiten, dat wil zeggen deel te kunnen nemen aan het leven van alledag.

Een belangrijke voorwaarde hiervoor zit in een ander te bereiken resultaat: het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel.

Afwegingskader

- Het college beoordeelt altijd eerst of andere, algemeen gebruikelijke, voorliggende en andere gemakkelijk zelf te realiseren voorzieningen mogelijk zijn.

- Als het gaat om een vervoersprobleem zal het college eerst beoordelen of dit via het zevende resultaat opgelost kan worden.

- Zoals eerder aangegeven valt de rolstoel voor incidenteel gebruik niet onder resultaat 6. De rolstoel voor incidenteel gebruik is namelijk bedoeld voor verplaatsingen tijdens bijvoorbeeld uitstapjes. De rolstoel voor incidenteel gebruik wordt hier vermeld, omdat de rolstoel het mede mogelijk maakt om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke en religieuze activiteiten. Deze rolstoel kan als algemene voorziening verstrekt, in de vorm van een rolstoelpool. Daarnaast is de leenrolstoel via de AWBZ een voorliggende voorziening. Indien er via voorliggende, algemene en/of collectieve voorzieningen geen rolstoel voor incidenteel gebruik kan worden verstrekt kan een rolstoel voor incidenteel gebruik worden verstrekt. Indien een rolstoel voor incidenteel gebruik wordt verstrekt zal hiervoor een gemaximeerd bedrag gelden zoals genoemd in bijlage 4

- Bij een aanvraag voor een sportvoorziening in het kader van de Wmo moet er sprake zijn van een voorziening voor deelname aan sportieve activiteiten in het maatschappelijk leven. De sportvoorziening moet gezien worden als een manier om het zelfstandig functioneren en de deelname aan het maatschappelijk verkeer van personen met beperkingen te bevorderen. Het college zal zich bij elke vraag voor een sportvoorziening een oordeel moeten vormen of de gevraagde sportvoorziening hieraan daadwerkelijk een bijdrage kan leveren. Indien een sportvoorziening wordt verstrekt zal hiervoor een gemaximeerd bedrag gelden zoals genoemd in bijlage 4.

- Het college heeft geen compensatieplicht voor topsportvoorzieningen. Belanghebbenden die speciale sportvoorzieningen nodig hebben om sport op topniveau te bedrijven, dienen uit eigen middelen, fondsenwerving of door middel van sponsoring de financiën bijeen te brengen. Dit laat onverlet dat een topsporter eventueel wel in aanmerking kan komen voor een "normale" sportvoorziening, die voldoende geschikt is om sport te kunnen beoefenen op een lager niveau.

Hoofdstuk 2. Verstrekking in natura, als persoonsgebonden budget en als financiële tegemoetkoming of als voucher. Eigen bijdrage en eigen aandeel.

Inleiding

Het onderscheid tussen de begrippen financiële tegemoetkoming en persoonsgebonden budget is niet altijd even duidelijk. Dat wordt nog ingewikkelder gemaakt, doordat soms een financiële tegemoetkoming als forfaitaire financiële tegemoetkoming verstrekt wordt. De verschillen tussen een financiële tegemoetkoming, een forfaitaire financiële tegemoetkoming en een persoonsgebonden budget zijn het beste als volgt aan te geven.

Een persoonsgebonden budget is een bedrag dat wordt verstrekt als er een verstrekking plaatsvindt ten hoogte van het goedkoopst compenserende voorziening, het is een alternatief voor een voorziening in natura.

Bij een financiële tegemoetkoming wordt een bedrag verstrekt waarmee tegemoet wordt gekomen in (een deel van) de kosten van de goedkoopst compenserende voorziening. Te denken valt aan bijvoorbeeld een financiële tegemoetkoming voor gebruik van een auto van derden, woningsaneringen of een verhuiskostenvergoeding. De financiële tegemoetkoming wordt dan ook wel een forfaitaire of gemaximeerde financiële tegemoetkoming genoemd; het is een bedrag dat los staat van de werkelijke kosten. Het is dus geen kostendekkend bedrag. Bij een financiële tegemoetkoming kan rekening worden gehouden met een algemeen gebruikelijk deel, zoals bijvoorbeeld het klanttarief van het collectief vervoer.

Bij een bouwkundige woningaanpassing kan gesproken worden van een toekenning van een persoonsgebonden budget (ten hoogte van de goedkoopst compenserende oplossing) of financiële tegemoetkoming (ten hoogte van een gedeeltelijk compenserende oplossing), als de aanvrager ook de eigenaar of mede-eigenaar van de woning is. Indien de aanvrager geen eigenaar of mede-eigenaar is wordt de voorziening in natura uitbetaald aan aanvrager. De financiële afhandeling wordt dan geregeld met de eigenaar van de woning.

Bij een persoonsgebonden budget en een voorziening in natura kan, afhankelijk van het inkomen van de aanvrager, een eigen bijdrage worden geheven. Ook een financiële tegemoetkoming kan afhankelijk worden gesteld van het inkomen van de aanvrager. De aanvrager betaalt dan mee maar in die situatie wordt de bijdrage van de aanvrager een eigen aandeel genoemd.

Afwegingskader

Het college verstrekt een voorziening om het gewenste resultaat te bereiken. Toekenning van een voorziening vindt plaats bij beschikking. In de beschikking worden de voorwaarden opgenomen waaronder de verstrekking plaatsvindt en de vorm waarin: in natura, als persoonsgebonden budget of als financiële tegemoetkoming.

  • 1.

    De voorziening in natura

    - Bij een voorziening in natura wordt een eigen bijdrage gevraagd. Er geldt dat een eventueel te betalen eigen bijdrage door de gemeente meestal slechts aangekondigd kan worden aangezien de berekening en inning door het CAK wordt uitgevoerd.

  • 2.

    Een persoonsgebonden budget

    - Een persoonsgebonden budget is een geldbedrag bedoeld om zelf hulp bij het huishouden of een voorziening mee aan te schaffen of te betalen. Het college bepaalt of een persoonsgebonden budget wordt toegekend. Er kan eventueel met een algemeen gebruikelijk deel rekening worden gehouden, met uitzondering van de rolstoel.

    - In de parlementaire behandeling van de Wmo is aangegeven dat er uitzonderingen mogelijk zijn op deze keuzevrijheid, met name als het gaat om personen waarvan verwacht kan worden dat zij niet met het beschikbare geld kunnen omgaan. Het college heeft de volgende uitzonderingen vastgesteld:

    • -

      financiële problemen

    • -

      het ontvangen van schuldhulpverlening

      De belanghebbende die verzoekt in aanmerking te komen voor een PGB moet inzicht hebben in zijn functionele beperkingen, tenzij hij wordt vertegenwoordigd door een capabel persoon. De belanghebbende dient in bepaalde mate te beschikken over organisatie- en regelvermogen en verantwoordelijkheidsbesef. Tevens dient hij inzicht te hebben in keuzemogelijkheden tussen de verschillende leveranciers en voorzieningen. Indien belanghebbende geen of onvoldoende inzicht, organisatie- en regelvermogen en/of verantwoordelijkheidsbesef heeft, kan de gemeente een PGB weigeren.

      - Naast deze uitzonderingen komt het voor dat bij een aanvrager met een zeer progressief ziektebeeld al op voorhand vast staat dat binnen korte tijd vervanging van de voorziening nodig is, wellicht daarna weer. Het is dan ook de vraag of deze situatie zich wel leent voor een persoonsgebonden budget. Het college heeft hierover besloten dat dan geen PGB wordt toegekend.

      - Het college verstrekt een persoonsgebonden budget alleen ten aanzien van individuele voorzieningen.

      Dat betekent dat bij algemene voorzieningen geen persoonsgebonden budget verstrekt wordt. De Centrale Raad van Beroep onderschrijft dit in diverse uitspraken. Voor deze voorzieningen geldt ook de eigen bijdragen systematiek niet. Daarbij is er een alternatieve mogelijkheid: indien de aanvrager van mening is dat de algemene voorziening zijn problemen niet voldoende compenseert en daarom een persoonsgebonden budget verstrekt moet worden, dan kan hij een aanvraag indienen, die volgens de reguliere regels van de Algemene wet bestuursrecht wordt afgehandeld.

      - Het college bepaalt de omvang van het persoonsgebonden budget.

      Hierbij dienen twee mogelijkheden te worden onderscheiden: enerzijds het persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden, anderzijds het persoonsgebonden budget voor voorzieningen, zoals hulpmiddelen, woonvoorzieningen, vervoersvoorzieningen en rolstoelen. Bij diensten gaat het om de betaling van tijd aan dienstverleners. De uitbetaling zal plaats vinden per uur of een gedeelte daarvan. Het uurbedrag wordt door het college van burgemeester en wethouders vastgesteld en kan worden aangepast aan het uurtarief dat lokaal gangbaar is voor huishoudelijke werkzaamheden. Het bedrag zal tenminste het minimumloonbedrag moeten zijn en wordt vastgelegd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning.

      - Wat betreft de voorzieningen maakt het college per toekenning een berekening. Daarbij moet het bedrag voldoende zijn om de voorziening aan te schaffen en dus de bestaande problemen voldoende te compenseren.

      De kosten van de voorziening als de voorziening in natura zou worden verstrekt zijn daarbij uitgangspunt. Dat kan afgeleid worden van bijvoorbeeld een offerte. Daarbij kunnen bedragen geteld worden voor het onderhoud, de reparaties, de verzekering en keuring van de voorziening, voor zover daar sprake van kan zijn. Deze bedragen zijn ofwel bij verstrekking in eigen beheer bekend vanuit het verleden, ofwel kunnen bij verstrekking via een leverancier bij de leverancier worden opgevraagd.

      Bij het bepalen van het bedrag van de voorziening wordt uitgegaan van het bedrag dat de voorziening bij verstrekking in natura zou kosten. Daarbij zal veelal sprake zijn van kortingen, omdat via een contract met een leverancier een grote hoeveelheid voorzieningen afgenomen wordt. Deze korting wordt doorberekend naar het persoonsgebonden budget. Het is immers niet de bedoeling dat een persoonsgebonden budget meer geld gaat kosten dan verstrekking in natura.

      - Bij aanschaf van een voorziening vanuit het PGB wordt van de PGB-houder verwacht dat een voorziening wordt aangeschaft die van zodanige kwaliteit is dat gedurende de looptijd van de verstrekking het te bereiken resultaat behaald kan blijven worden.

      - Uitbetaling persoonsgebonden budget. Bij beschikking maakt het college zijn besluit aan de aanvrager bekend. In deze beschikking vermeldt het college wat de omvang van het persoonsgebonden budget is en voor hoeveel jaar het persoonsgebonden budget bedoeld is. Om volstrekt duidelijk te laten zijn wat met het persoonsgebonden budget dient te worden aangeschaft en meer precies: aan welke vereisten de aan te schaffen voorziening dient te voldoen, wordt een zo nauwkeurig mogelijk omschreven programma van eisen bij de beschikking gevoegd.Hierdoor kan voorkomen worden dat door onduidelijkheid omtrent de eisen die aan de voorziening gesteld moeten worden een verkeerde voorziening wordt aangeschaft. Dat wil zeggen een voorziening waarmee het beoogde resultaat niet bereikt kan worden. Dat zou tot inadequate voorzieningen kunnen leiden, waardoor het te bereiken resultaat, het compenseren van problemen, niet bereikt wordt, wat op zich weer tot nieuwe aanvragen aanleiding zou kunnen zijn. Dit is uitsluitend te voorkomen door een programma van eisen onderdeel uit te laten maken van de beschikking. Wordt dan toch een voorziening aangeschaft die niet aan dat program van eisen voldoet, dan is gehandeld in strijd met de beschikking.

      - Het college neemt in de beschikking ook op dat een eigen bijdrage/eigen aandeel in de kosten verschuldigd is.

      Omdat de eigen bijdrage en eigen aandeel vastgesteld en geïnd zal worden door het CAK, zal in de meeste gevallen uitsluitend een aankondiging opgenomen kunnen worden.

      - Zodra de beschikking door het college is verzonden, wordt het persoonsgebonden budget beschikbaar gesteld. Bijzondere regels over het persoonsgebonden budget (PGB) zijn opgenomen in bijlage 5.

      - De verordening regelt wanneer bij een persoonsgebonden budget een eigen bijdrage verschuldigd is.

      Deze eigen bijdrage wordt berekend door het Centraal Administratie Kantoor (CAK). Het CAK werkt met verzamelinkomens vanuit een peiljaar, welk jaar twee jaar voor het lopende jaar ligt. Dit is noodzakelijk om over de verzamelinkomens, die afkomstig zijn van de belastingdienst, te kunnen beschikken. In 2013 doet men aangifte over 2012, dus dat jaar is nog niet bekend. Vandaar dat het verzamelinkomen over 2011 in 2013 gebruikt wordt. Dit betekent dat er soms een voorlopige vaststelling zal plaatsvinden en achteraf een definitieve vaststelling. Het in mindering brengen van eigen bijdragen of een eigen aandeel zal daardoor vaak niet mogelijk zijn. Al deze activiteiten zullen door het CAK worden uitgevoerd. Een eigen bijdrage voor een persoonsgebonden budget (of een financiële tegemoetkoming met een eigen aandeel) mag elke 4 weken gevraagd worden, maar mag nooit de grens die in het besluit is vastgelegd, te boven gaan. Ook mag een eigen bijdrage de kostprijs van de voorziening niet te boven gaan. Wordt een persoonsgebonden budget (of een financiële tegemoetkoming met een eigen aandeel) verstrekt voor een voorziening die in eigendom van de aanvrager wordt verstrekt, dan mag de eigen bijdrage niet meer dan 39 perioden van 4 weken worden gevraagd. Gaat het om een PGB voor een doorlopende zaak die niet in eigendom wordt verstrekt, dan mag de eigen bijdrage worden gevraagd zo lang als de voorziening wordt gebruikt.

      - Het college kan in bepaalde situaties overgaan tot het terugvorderen van een PGB, Regels over terugvordering zijn opgenomen in bijlage 5.

3. Voucher

- De gemeente maakt afspraken met aanbieders voor de levering van diensten. De belanghebbende, die gebruik maakt van een voucher, kan alleen bij deze aanbieders terecht. Ook hier wordt aangegeven voor welk resultaat de voucher is bedoeld. Het zal meestal gaan om hulp bij de huishouding.

Eventuele voorwaarden worden ook in beschikking opgenomen, evenals de eigen bijdrage. Ook in dit geval wordt de eigen bijdrage door het CAK berekend en afzonderlijk – door het CAK – aan de belanghebbende bij beschikking worden meegedeeld.

4.De financiële tegemoetkoming en het eigen aandeel

Bij een financiële tegemoetkoming wordt een bedrag verstrekt waarmee tegemoet wordt gekomen in (een deel van) de kosten van de goedkoopst compenserende voorziening.

Er kunnen individuele afspraken gemaakt worden tussen de gemeente en aanvrager dat slechts een deel van de goedkoopst compenserende voorziening wordt verstrekt. Dit alles kan onder aftrek van een zogenaamd eigen aandeel, te vergelijken met de eigen bijdrage. Ook bij een financiële tegemoetkoming zal de beschikking waarin dit bedrag wordt toegekend voorwaarden kunnen bevatten over de besteding van de financiële tegemoetkoming. En ook bij een financiële tegemoetkoming moet verantwoording afgelegd worden over de besteding van de tegemoetkoming, tenzij het om een forfaitair bedrag gaat: een forfaitair bedrag voor een verhuizing en kan vrij worden besteed, mits er daadwerkelijk verhuisd wordt, hetzelfde geldt voor het gebruik van een auto door derden voor indien dit bedrag daadwerkelijk wordt gebruikt voor het verplaatsen in de directe omgeving.

Hoofdstuk 3. Procedurele bepalingen rond onderzoek, advies, besluitvorming, intrekking en terugvordering

Beperkingen

In artikel 27 van de verordening worden de algemene beperkingen en toetsingscriteria aangegeven welke gelden bij het verstrekken van Wmo voorzieningen.

Langdurig noodzakelijk

Ten eerste geldt op grond van artikel 27 lid 1 sub a dat een voorziening langdurig noodzakelijk moet zijn, tenzij het kortdurende hulp bij het huishouden betreft. Langdurig noodzakelijk wil zeggen dat de belanghebbende langdurig aangewezen moet zijn op de voorziening om daarmee het gewenste resultaat te bereiken. Voor langere tijd betekent in ieder geval dat wie tijdelijk beperkingen ondervindt, bijvoorbeeld door een ongeluk, terwijl redelijkerwijs verwacht kan worden dat deze beperkingen van voorbijgaande aard zijn, niet voor een voorziening in het kader van de Verordening in aanmerking komt. Een uitzondering hierop kan gelden bij de voorziening hulp bij het huishouden. Deze voorziening zou immers ook in tijdelijke situaties kunnen worden toegekend, bijvoorbeeld in een kortdurende situatie na ontslag uit het ziekenhuis.

Goedkoopst compenserend

Artikel 27 lid 1 sub b vermeldt dat de voorziening als goedkoopst compenserend aangemerkt moet kunnen worden. Het begrip goedkoopst compenserend geeft weer dat een voorziening ten eerste compenserend moet zijn. Met het begrip compenserend wordt bedoeld: volgens objectieve maatstaven toereikend. Doorgaans is sprake van meerdere compenserende voorzieningen. Eigenschappen die kostenverhogend werken zonder dat zij nodig zijn om de voorziening compenserend te maken, komen niet voor vergoeding in aanmerking. De toevoeging goedkoopst is relevant om te kunnen motiveren waarom de specifieke voorziening wordt verstrekt, en niet een duurdere.

Algemeen gebruikelijk

Artikel 27 lid 2 onder a bepaalt dat geen voorziening wordt toegekend indien de voorziening als algemeen gebruikelijk beschouwd dient te worden voor een persoon als de aanvrager. Waar de grens ligt tussen wat algemeen gebruikelijk is en wat niet, wordt bepaald door algemeen maatschappelijke normen. Volgens vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep is een voorziening algemeen gebruikelijk indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • 1.

    De voorziening is niet speciaal voor gehandicapten bedoeld.

  • 2.

    De voorziening is in de reguliere handel verkrijgbaar.

  • 3.

    De voorziening is in prijs vergelijkbaar met soortgelijke producten.

Wegens individuele omstandigheden kan een voorziening die in beginsel als algemeen gebruikelijk wordt beschouwd toch niet als algemeen gebruikelijk worden aangemerkt. Er moet dan een uitzondering worden gemaakt, waarbij het gaat om:

1.Een plotseling optredende handicap, waardoor algemeen gebruikelijke

voorzieningen eerder dan normaal moeten worden vervangen.

2.De aanvrager heeft een inkomen, dat door aantoonbare kosten van de handicap onder de voor hem of haar geldende bijstandsnorm dreigt te komen.

Niet woonachtig in Waalwijk

Onder hoofdverblijf wordt verstaan de plaats waar de belanghebbende het grootste deel van de tijd verblijft, en waar hij ook overnacht. Een plaats, waar een belanghebbende ’s morgens naar toe gaat en daar alleen overdag verblijft, om ’s avonds weer te vertrekken, is geen hoofdverblijf. Ook niet als hij elke dag van de week op dat dagadres verblijft.

Daarbij moet het grootste deel van persoonlijke goederen (kleding, gebruiksartikelen, enzovoort) zich op dat adres bevinden.

In de GBA (gemeentelijke basisadministratie van persoonsgegevens, voorheen bevolkingsregister) kent men enkel een woonadres en een briefadres.

Iedereen die in Nederland op een bepaald adres verblijft, is verplicht zich te laten inschrijven bij de gemeente op dat adres. Indien iemand in een bepaalde periode op twee of meer adressen verblijft, kijkt men naar het adres waar iemand gedurende een bepaalde periode het vaakst verblijft of zal verblijven. Op dat adres moet diegene zich dan laten inschrijven.

Sommige mensen bezitten of huren meer dan één woning. Ook in dat geval moet men zich laten inschrijven op het adres waar men het vaakst verblijft.

Uit bovenstaande blijkt dat indien men een aanvraag doet bij de gemeente en voor een voorziening in aanmerking wil komen zal men zich eerst moeten inschrijven in het GBA.

Kosten vooraf gemaakt

Geen voorziening wordt verstrekt als niet meer is na te gaan of de voorziening noodzakelijk was en of wel sprake was van een goedkoopst compenserende voorziening. Is de voorziening te duur geweest dan kan de gemeente volstaan met het vergoeden van een lager bedrag conform de goedkoopst-compenserende voorziening. Wie een voorziening aanschaft en daarna aanvraagt loopt de kans op een afwijzing. Uit de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep volgt dat deze regel niet zonder meer mag worden toegepast. De Centrale Raad van Beroep gaat er vanuit dat de regel is bedoeld om controle achteraf mogelijk te maken.

Voorziening reeds eerder verstrekt en de normale afschrijvingstermijn niet verstreken

Als al eerder een voorziening is verstrekt mag de afschrijvingsduur daarvan niet verstreken zijn. Er is een uitzondering gemaakt voor situaties waar de voorziening verloren is gegaan zonder dat de persoon met beperkingen daar schuld aan heeft. Bijvoorbeeld een ongeluk met schade aan de voorziening en waarbij de dader anoniem blijft, zodat de kosten niet kunnen worden verhaald. De aanvraag wordt geweigerd als het gaat om een voorziening die reeds eerder is verstrekt, terwijl het de aanvrager verwijtbaar is dat de voorziening verloren is gegaan, bijvoorbeeld door roekeloosheid of verwijtbare onachtzaamheid.

Advisering

Bij toekenning van voorzieningen op grond van de Wvg of bij indicatiestelling ten behoeve van de functie Huishoudelijke Verzorging AWBZ was het begrip ‘medische noodzaak’ doorslaggevend. Uit de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep op beide terreinen blijkt dat die medische noodzaak in de ogen van de Raad aanwezig moet zijn om voorzieningen te verstrekken. Dit heeft – als dit uitgangspunt ook onder de Wmo geldt - tot gevolg dat een medisch advies van een onafhankelijk sociaal medisch adviseur, van cruciaal belang is.

Onder de Wmo, waar het ook kan gaan om psychische of psychosociale problemen, kan een advies van een andere deskundige dan een medicus noodzakelijk zijn. Dit gold onder de Wvg al bij de “uitraasruimte” waar soms het advies van een psycholoog of (ortho)pedagoog werd gevraagd. Onder de Wmo zal dit vaker nodig kunnen zijn. Maar of het nu een medicus of een andere deskundige is, het deskundigenadvies is in bepaalde situaties van groot belang.

Terugvordering

Indien een besluit is ingetrokken (en ook alleen maar in die situatie) kan eventueel tot terugvordering worden overgegaan. Voorwaarde is dat het recht op de voorziening is ingetrokken. Een voorziening in natura, een financiële tegemoetkoming of een PGB kan worden teruggevorderd.

Terugvordering van een voorziening die bestaat uit een natura-verstrekking kan ook als later blijkt dat de verstrekking onterecht is geweest doordat er onjuiste gegevens zijn verstrekt.

HOOFDSTUK 4 SLOTBEPALING

Artikel 4.1. Citeertitel en inwerkingtreding

  • 1.

    Dit artikel wordt aangehaald als Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Waalwijk 2013;

  • 2.

    Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2013;

  • 3.

    Bij de inwerkingtreding van het in lid 1 genoemde besluit vervalt het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Waalwijk 2011 met dien verstande dat aanvragen ingediend voor de in het tweede lid genoemde datum worden afgehandeld met inachtneming van het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Waalwijk 2011 (versie mei 2011).

Waalwijk, 18 december 2012

burgemeester en wethouders van gemeente Waalwijk,

de secretaris, de burgemeester,

Bijlage 1: Hulp bij het huishouden

Hoe is de gemeente Waalwijk gekomen tot de richtlijnen voor het inzetten van hulp in het huishouden?

Zoals ook in de ”Richtlijn indicatieadvisering Hulp bij het Huishouden” van Januari 2011 van de MO zaak staat vermeld, is er een verandering in de Wmo ook wel “de kanteling” gaande. De gemeente benaderen de beperkte burger op een andere wijze via “het gesprek”.

Bij het leveren van maatwerk heb je richtlijnen nodig. Indien men vanuit eigen kracht , omgeving, voorliggende voorzieningen of algemene voorzieningen niet tot een adequaat compenserende oplossing kan komen kan de gemeente een individuele voorzieningen treffen. Voor het realiseren van deze individuele voorziening zijn richtlijnen noodzakelijk. Het is aan de gemeente om deze in het beleid op te nemen.

Hierbij het uitgangspunt de uitspraak van de rechtbank Almelo (04-03-2009):

„Het college mag bij de bepaling van het aantal uren hulp bij het huishouden in beginsel gebruik mag maken van de in het gemeentelijke beleid neergelegde normtijden. Daarbij overweegt de rechtbank wel dat in het beleid is vermeld dat het college op grond van individuele omstandigheden tot een hogere indicatie kan komen. Het college moet op deze wijze in staat worden geacht te voldoen aan de in artikel 4 Wmo neergelegde compensatieplicht.‟

Zoals ook in de ”Richtlijn indicatieadvisering Hulp bij het Huishouden” van Januari 2011 van de MO zaak staat vermeld zijn er voor de hulp bij het huishouden normtijden ontwikkeld waarin voor elke huishoudelijke taak een bepaald aantal minuten staat per week. Van deze normtijden mag afgeweken worden, mits dit wordt gemotiveerd. De normtijden die door de MO zaak worden gehanteerd zijn afgeleiden van de eerdere beleidsstukken van het CIZ (Wmo richtlijn Hulp bij het huishouden van 2006 en het protocol huishoudelijke verzorging voor de indicatiestelling AWBZ van 2005) en het AASV.

De gemeente Waalwijk heeft betreffende de normtijden getracht een exactere benadering te maken van de deelactiviteiten die onder deze normtijden vallen, zodat er bij het treffen van een individuele voorziening maatwerk geleverd kan worden. Uitgangspunt bij het komen tot deze normtijden zijn twee zaken:

  • 1.

    De beleidsstukken en normtijden welke landelijk worden gehanteerd door de MO-zaak en CIZ,

  • 2.

    Maatwerk; Bij de deelactiviteiten gaan we ervan uit dat de werkzaamheden in deze tijd uitgevoerd kunnen worden, echter omstandigheden kunnen ertoe leiden dat de normtijden niet toereikend zijn, in dit geval kan er gemotiveerd afgeweken worden.

Normtijden gemeente Waalwijk

De volgende uitgangspunten gelden bij normtijden:

Alleen de kamers die in gebruik zijn, worden schoongehouden, met kamers wordt de hoeveelheid ruimtes in een woning bedoeld exclusief de keuken, badkamer en toilet. Daarbij wordt er onderscheid gemaakt tussen een eenpersoonshuishouden en een meerpersoonshuishouden. Bij de normtijden is uitgegaan van de oorspronkelijke normtijden, echter men heeft een onderverdeling gemaakt per deelactiviteit. Immers bij maatwerk houdt je rekening wat men zelf nog wel kan doen en wat men niet kan doen. Het verzorgen van huisdieren en planten valt binnen de marges van de normtijden maar wordt niet expliciet los benoemd.

Maaltijdbereiding (brood/warme maaltijd)

Broodmaaltijd bereiden, opruimen, afwassen

15 min. p/keer, maximaal twee keer per dag

Maaltijden opwarmen, opruimen, afwassen

15 min. p/keer, maximaal één keer per dag

Warme maaltijd bereiden, opruimen, afwassen

30 min. p/dag

Licht poetswerk

(bestaande uit de afzonderlijke onderdelen die onderstaand worden benoemd)

Eénpersoonshuishouden en/of indicatie < 2 kamers gem. 60 min. p/w

(uitzondering bij > 1 slaapkamers kan voor stoffen norm voor meer- persoonshuishouden . worden aangehouden)

Meerpersoonshuishouden en/of indicatie > 2 kamers: gem. 90 min. p/w.

(normtijd uitgaande van minimaal 2 slaapkamers in gebruik)

Afwassen indien geen maaltijdbereiding geïndiceerd is

15 min. p/w

20 min.p/w

Opruimen, vuilnisbak legen

15 min. p/w

20 min. p/w

Stoffen, oppervlakten afnemen

20 min. p/w

30 min. p/w

Bedden opmaken

10 min. p/w

20 min. p/w

Zwaar poetswerk

(bestaande uit de afzonderlijke onderdelen die onderstaand worden benoemd

Eénpersoonshuishouden indicatie < 2 slaap- kamers max. 90 min. p/w

(uitzondering bij > 1 slaapkamers kan voor het meerwerk 30 minuten extra worden geïndiceerd)

Meerpersoonshuishouden indicatie > 2 kamers: Max. 150 min. p/w

(normtijd uitgaande van minimaal 2 slaapkamers in gebruik, bij 1 slaapkamer in gebruik min 30 minuten)

Stofzuigen

20 min. p/w

30 min. p/w

Schrobben, dweilen, soppen sanitair

30 min. p/w

45 min. p/w

Schrobben, dweilen, soppen keuken

15 min. p/w

30 min. p/w

Bedden verschonen

15 min. p/w

25 min. p/w

Ramen zemen (binnen), kozijnen afnemen (binnen), raggen

10 min. p/w

20 min. p/w

Wasgoed

Max. 60 min.

Max. 90 min. p/w

Kleding en linnengoed sorteren en wassen in wasmachine

10 min. p/w

15 min. p/w

Ophangen of in droger

10 min. p/w

15 min. p/w

Afhalen, strijken

30 min. p/w

45 min. p/w

Vouwen, wegleggen

10 min. p/w

15 min. p/w

Opvang en verzorging kinderen

Opvang van kinderen behoort niet structureel tot de Wmo. Er dient altijd naar voorliggende voorzieningen te worden gekeken. Er kan tijdelijk (maximaal 3mnd) tot max. 40 uur hulp geïndiceerd worden, aanvullend op de eigen mogelijkheden cliënt.

Regievoering

Organisatie huishoudelijke activiteiten, plannen en beheren van middelen m.b.t. het huishouden

30 min. p/w

Instructie omgaan met hulpmiddelen

Instructie licht huishoudelijk werk

Instructie textielverzorging

Instructie boodschappen doen

Instructie koken

60 min. p/w

Max. 6 weken

De gemeente Waalwijk heeft de normtijden onderverdeeld in tijden per specifieke deelactiviteit. Samen kunnen ze leiden tot de volledige normtijd, dit moet echter uit het gesprek naar voren komen, zo kun je tot maatwerk komen. De richtlijnen per deelactiviteit zijn een uitgangspunt, maar zijn indien men goede redenen daarvoor aandraagt aan te passen aan de specifieke situatie.

Bijlage 2: Lijst met algemeen gebruikelijke voorzieningen (niet limitatief)

Aanhangers

Airconditioning

Auto

Autovoorzieningen :

- Achterbank, neer- of inklapbaar

- Achterruitverwarming

- Airconditioning

- Automatische transmissie

- Bekleding van stoelen, (kunst)stoffen

- Blinderingfolie

- Buitenspiegel, verstelbaar van binnenuit

- Buitenspiegel verwarmd

- Derde of vijfde deur t.b.v. vervoer rolstoel

- Driepuntsgordels

- Glas, warmtewerend

- Handgrepen zitplaats naast bestuurder

- Hoedenplank, uitneembaar

- Hoofdsteunen

- Lendesteunen voorstoel, verstelbaar

- Portierruiten, elektrisch bedienbaar

- Rembekrachtiging, reguliere

- Ruitensproeier achter, elektr. Bedienbaar

- Ruitenwisser achter, elektr. Bedienbaar

- Ruitenwisser, interval

- Stuurbekrachtiging

(Tenzij standaardvoorziening niet

voldoet. Per geval te beoordelen)

- Stuurwiel, verstelbaar

- Trekhaak

- Voorstoel, verstel- /draaibaar

- Voorstoel, verwarmd

Autowassen

Bakfiets

Boodschappendienst

Crèche

Fiets, aankoppel (voor kinderen)

Fiets, elektrische (bijv. Spartamet)

Fiets, met hulpmotor

Fiets, lage instap indien hoogte instap > 20cm.

Fiets, met trapondersteuning

Fietskarretje voor kinderen (ook achter scootmobiel, met ontheffing wegbeheerder)

Gastouder

Hondenuitlaatdienst

Huurverhoging door c.v.

Kinderopvang

Kosten APK

Kosten halen rijbewijs

Ligfiets

Luchtbevochtiger en -ontvochtiger

Maaltijdservice

Mengkraan, eengreeps/hendel

Mengkraan, thermostatisch

Ondersteuning, financieel-administratief

Personenalarmering

Ramenwassen buiten

Regenkleding

Tandem (ook met hulpmotor) m.u.v. bepaalde gevallen bv. personen met een beperkte visus

Telefooncirkel (alarmering)

Telefoonkosten (abonnement) evt. via WWB/minimabeleid

Toilet

Vaatwasmachine

Verhuiskosten, bij een algemeen gebruikelijke verhuizing (gezien leeftijd en/of gezinssituatie)

Wasdroger

Wasmachine

Woonvoorzieningen:

-Thermostatische en eenhendelmengkranen (m.u.v. lange

hendel)

  • -

    Verhoogde toiletpotten

  • -

    Eenvoudige wandgrepen en beugels

  • -

    Centrale verwarming en thermostatische radiatorkranen

  • -

    Douche

  • -

    Douchekop op glijstang

  • -

    Kookplaten, oven, magnetron

  • -

    Afzuigkap

  • -

    Meterkast met meerdere groepen

  • -

    Deugdelijke zonwering

  • -

    Wasdroger/condensdroger

  • -

    Normale babyfoon / intercom

  • -

    Berging / schuur

  • -

    Elektriciteit in berging/schuur

  • -

    Stopcontacten

  • -

    Automatische deuropeners in algemene ruimte

  • -

    Raamopener, dmv stangen of elektrisch

  • -

    Dakkapel

  • -

    Dakgoot reinigen

  • -

    Terras-, en padverharding

  • -

    Antislipvloer

  • -

    Zonnewering, al dan niet elektrisch bediende

  • -

    Rolluiken al dan niet met elektrische bediening

  • -

    Zonnescherm/-screen (mits in normale hoeveelheden)

Bijlage 3 Extra bouwkosten en subsidiabele kostenposten

1. Overzicht subsidiabele kostenposten woningaanpassingen

  • 1.

    De aanneemsom (hierin begrepen de loon- en materiaalkosten) voor het treffen van de Voorziening.

  • 2.

    5 % algemene kosten over lonen en materiaal, 5 % winst, en 5 % risico.

  • 3.

    het architectenhonorarium, echter uitsluitend in de gevallen waarin het inschakelen van een architect naar het oordeel van burgemeester en wethouders noodzakelijk is (het betreft dan veelal een ingrijpende woningaanpassing, zoals een aanbouw). De vergoeding voor het honorarium wordt gesteld op 10 procent van de

    aanneemsom, overeenkomstig de Standaard Regeling 1997 (SR 1997) van de Bond van Nederlandse Architecten, tenzij het honorarium ingevolge artikel 51 lid 1 van De Nieuwe Regeling (DNR 2004) behorende bij SR 1997 schriftelijk is vastgesteld op een

    lager bedrag, en dat de vergoeding voor het honorarium in dit laatste geval gelijk is aan het (lagere) bedrag zoals dat ingevolge artikel 51 lid 1 DNR 2004 schriftelijk is vastgesteld.

  • 4.

    De leges voor zover deze betrekking hebben op het treffen van de

    voorziening.

  • 5.

    De verschuldigde en niet verrekenbare of terugvorderbare omzetbelasting;

  • 6.

    Renteverlies in verband met het verrichten van noodzakelijke betaling aanderden, tot de datum van gereedmelding, voor zover deze verband houdt met de bouw dan wel het treffen van voorzieningen.

  • 7.

    De prijs van bouwrijpe grond, indien noodzakelijk. Indien noodzakelijk worden de hiervoor

    te maken extra notariskosten vergoed.

  • 8.

    De door burgemeester en wethouders (schriftelijk) goedgekeurde

    kostenverhogingen, die ten tijde van de raming van de kosten redelijkerwijs niet voorzien

    konden worden.

  • 9.

    De kosten in verband met noodzakelijk technisch onderzoek en adviezen met

    betrekking tot het verrichten van de aanpassing.

  • 10.

    De kosten van heraansluiting op de openbare nutsvoorziening.

  • 11.

    De kosten van bodemonderzoek indien dit noodzakelijk is en voor zover dit

    dient plaats te vinden voor rekening van degene die recht heeft op de financiële

    tegemoetkoming in de kosten van woninguitbreiding of sanering.

2. Bouwkosten

Het is mogelijk om een financiële tegemoetkoming te krijgen in de kosten voor het aanbouwen of uitbreiden van een vertrek bij een bestaande woning of de extra bouwkosten bij een nieuw te bouwen woning. Voor de berekening van deze tegemoetkoming wordt als basis genomen het extra aantal m2 dat volgens bijgevoegde tabel (onder punt 3 grondkosten) voor vergoeding in aanmerking komt, vermenigvuldigd met de verdiepingshoogte, met een maximum van 2,70 m.

3. Grondkosten

Het is mogelijk om een financiële tegemoetkoming te krijgen voor het verwerven van extra grond ten behoeve van een aanbouw of uitbreiding van een bepaald vertrek indien dit op grond van ergonomische beperkingen noodzakelijk is.

Een financiële tegemoetkoming in de extra grondkosten wordt bij een bestaande woning alleen verstrekt, indien uitbreiding of aanbouw op eigen grond niet mogelijk is. Het aantal m2 dat voor een financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget in aanmerking komt, is per vertrek aan een maximum gebonden, zoals in bijgevoegde tabel aangegeven.

Maximum aantal m2 waarvoor een financiële tegemoetkoming wordt verleend, aangegeven per vertrek in een zelfstandige woning:

Soort vertrek

Aantal m2 waarvoor ten hoogste financiële tegemoetkoming wordt verleend in geval van aanbouw van een vertrek

Aantal m2 waarvoor ten hoogste financiële tegemoetkoming wordt verleend in geval van uitbreiding van een reeds aanwezig vertrek

Woonkamer

30 m2

6 m2

Keuken

10 m2

4 m2

Eenpers. slp. kr.

10 m2

4 m2

Tweepers. slaapkamer

18 m2

4 m2

Toiletruimte

2 m2

1 m2

Wastafelruimte

2 m2

1 m2

Doucheruimte

3 m2

2 m2

Entree/gang/hal

5 m2

2 m2

Berging

6 m2

4 m2

Bovenstaande aantal m2 kunnen geactualiseerd worden aan de gangbare normen zoals deze zijn aangegeven in het handboek van toegankelijkheid en in het bouwbesluit.

Bij sommige (Wmo)voorzieningen is meer ruimte nodig om de voorzieningen goed te kunnen gebruiken. Hiervoor kan een financiële tegemoetkoming per m2 worden verstrekt, aangegeven per voorziening:

  • ·

    verrijdbare douchebrancard + 2 m2

  • ·

    tillift + 1,5 m2

  • ·

    brancard/tillift + 1 m2

Bijlage 4 Bepalingen resultaatgebieden

Hoofdstuk 1 resultaat 1

Vaststelling bedrag persoonsgebonden budget hulp bij het huishouden.

Voor HbH 1 geldt het uurbedrag voor een PGB: € 14,58

Voor HbH 2 geldt het uurbedrag voor een PGB: € 17,85

Hoofdstuk 1 resultaat 2

Verhuis- en herinrichtingskosten

De financiële tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten bedraagt eenforfaitair bedrag € 2.400.-.

Een persoon, die op verzoek van de gemeente, ten behoeve van een burger met beperkingen, een aangepaste woonruimte ontruimt, ontvangt een forfaitair bedrag. Dit bedrag bedraagt € 3.300,-.

Maximale vergoedingsbedrag

Het maximale vergoedingsbedrag bij woonvoorzieningen is € 45 378. De meerkosten worden niet worden verleend, tenzij weigering van de meerkosten voor het aanschaffen van een voorziening, gelet op het belang dat deze regeling beoogt te beschermen, zou leiden tot onbillijkheden van overwegende aard;

Woningsanering

Indien de bedoelde voorzieningen woningsanering betreffen, die noodzakelijkis in verband met cara en/of allergische aandoeningen, of de vervanging vantapijt dat niet geschikt is voor rolstoelgebruik, worden de maximalevergoedingsbedragen berekend op de wijze als aangegeven onder a en b.

a.Voor gordijnen en vloerbedekking worden de volgende normbedragen pervierkante meter gehanteerd:

• Overgordijnen woonkamer € 28,19 per m2 raamoppervlak

• Overgordijnen slaapkamer € 20,21 per m2 raamoppervlak

• Vitrage woon- en slaapkamer € 18,57 per m2 raamoppervlak

• Vloerbedekking woonkamer € 15,03 per m2 vloeroppervlak

• Vloerbedekking slaapkamer € 13,28 per m2 vloeroppervlak

• Ondervloer egalisatie, hardboard € 6,75 per m2

• Ondervloer egalisatie zacht/hardboard € 12,40 per m2

• Ondervloer egalisatie, cementgebonden € 3,75 per m2

b.Bij het bepalen van de financiële tegemoetkoming wordt rekening gehoudenmet afschrijving van de te vervangen gordijnen, vitrage en vloerbedekking ineen periode van 8 jaar, op de volgende wijze:

· Leeftijd tot 2 jaar: vergoeding van 100 % van het normbedrag;

· Leeftijd tot 4 jaar: vergoeding van 75 % van het normbedrag;

· Leeftijd tot 6 jaar: vergoeding van 50 % van het normbedrag;

· Leeftijd tot 8 jaar: vergoeding van 25 % van het normbedrag;

· Ouder dan 8 jaar: geen vergoeding meer omdat de artikelen zijn

afgeschreven.

Bezoekbaar maken.

Het bedrag dat als maximum verstrekt wordt bij het bezoekbaar maken bedraagt € 4.000,-.

Huurderving.

De financiële tegemoetkoming in de kosten van huurderving omvat de werkelijke kosten van kale huur, vermeerderd met de subsidiabele servicekosten, tot een maximum dat overeenkomt met de maximum huurgrens per maand als bedoeld in de Wet op de huurtoeslag.

Kosten van onderhoud, keuring en reparatie

De kosten van onderhoud keuring en reparatie van woonvoorzieningen worden vergoed overeenkomstig deze bijlage. Het betreft de kosten van onderhoud, keuring en reparatie op grond van:

  • ·

    Wet maatschappelijke ondersteuning,

  • ·

    Wet voorzieningen gehandicapten

  • ·

    Besluit Geldelijke Steun Huisvesting Gehandicapten

  • ·

    Regeling Geldelijke Steun Huisvesting

Bepalingen:

  • 1.

    De tegemoetkoming in de kosten van onderhoud, keuring en reparatie geldt

    voor de volgende voorzieningen:

    • a.

      de mechanische inrichting voor het verstellen van een in hoogte

      verstelbaar keukenblok, bad of wastafel;

    • b.

      elektromechanisch openings- en sluitingsmechanisme van deuren;

    • c.

      stoelliften, rolstoel- of staplateauliften, woonhuisliften,

      hefplateauliften, balansliften.

  • 2.

    Ten aanzien van de onder a. en b. genoemde voorzieningen komen de werkelijkgemaakte kosten in aanmerking voor vergoeding.

Onderhoud van Frequentie periodiekonderhoud

Stoellift 1 x per jaar

Rolstoelplateaulift 1 x per jaar

Staplateaulift 1 x per jaar

Woonhuislift 2 x per jaar

Hefplateaulift 2 x per jaar

Balanslift 1 x per jaar

Terugbetalen bij verkoop.

De regel luidt als volgt:

1.De verplichting is van toepassing als de woonvoorziening

gerealiseerd is in de vorm van uitbreiding van de woning door een aan-, op- ofbijbouw al dan niet gepaard gaande met verwerving van de voor de bouw

benodigde grond.

2.De vaststelling van de eventuele meerwaarde geschiedt door een beëdigd

taxateur, aan te wijzen door de woningeigenaar.

3.Het te restitueren bedrag bedraagt 100 procent van de meerwaarde, maarnooit meer dan het bedrag dat ten laste van de gemeente is gekomen inverband met de getroffen voorzieningen.

4.Op het te restitueren bedrag worden de kosten van de taxatie in minderinggebracht.

5.Bij de terugbetaling wordt bijgaand terugbetalingsschema gehanteerd:

voor het eerste jaar 100% van de meerwaarde,

voor het tweede jaar 80% van de meerwaarde,

voor het derde jaar 60% van de meerwaarde,

voor het vierde jaar 40% van de meerwaarde en

voor het vijfde jaar tot en met tiende jaar 20% van de meerwaarde,

in alle gevallen minus het percentage dat voor rekening van de eigenaar van dewoonruimte is gekomen.

Aanpassing woonwagen

Voorwaarden vergoedingen aanpassingskosten woonwagens

Het college verleent slechts een financiële tegemoetkoming in de aanpassingskosten vaneen woonwagen indien:

  • a.

    de technische levensduur van de woonwagen nog minimaal 5 jaar is;

  • b.

    de standplaats niet binnen vijf jaar voor opheffing in aanmerking komt;

  • c.

    de woonwagen ten tijde van de indiening van de aanvraag voor eenwoonvoorziening bij de gemeente op de standplaats stond; en

    d.de hoofdbewoner van de woonwagen in het bezit is van een bewoningsvergunningals bedoeld in de Woonwagenwet.

Maximale aanpassingskosten woonwagen

Indien de technische levensduur van de woonwagen of het woonschip ten tijde vanindiening van de aanvraag minder dan vijf jaar is of de standplaats van de woonwagenbinnen vijf jaar voor opheffing in aanmerking komt of het woonschip niet tenminste nogvijf jaar op de ligplaats mag liggen, bedragen de maximale aanpassingskosten voor een woonwagen € 1000,-

Hoofdstuk 1 Resultaat 7

Het Collectief Vraagafhankelijk vervoer (Regiotaxi Midden Brabant)

1.Aan de persoon die in aanmerking komt voor het CVV, wordt een

Wmo-regiotaxipas verstrekt, op vertoon waarvan de rechthebbende

gebruik kan maken van de Regiotaxi tegen betaling van het Wmo tarief wat op dat moment geldt per reiszone.

2.Voor de tarifering van het CVV wordt dezelfde zone-indeling

gehanteerd als bij het openbaar busvervoer.

3.Het vervoer wordt naar afstand onderscheiden in regionaal vervoer d.w.z.

vervoer binnen een gebied van maximaal 5 zones vanaf het woonadres, en

bovenregionaal vervoer, d.w.z. vervoer over een afstand van meer dan 5 zones vanaf het woonadres.

  • 4.

    Binnen de regio kan op vertoon van de Regiotaxipas onbeperkt gebruik worden gemaakt van de Regiotaxi.

  • 5.

    De eigen betaling per rit bedraagt een vast bedrag als opstaptarief, vermeerderd met vast tarief per zone binnen het gebied van 5 OV-zones. Deze eigen betaling dient per taxirit contant te worden voldaan aan de chauffeur.

  • 6.

    De Wmo-gerechtigde kan zich door één sociaal begeleider laten vergezellen. De begeleider betaalt hetzelfde tarief als de Wmo-gerechtigde.Deze eigen betaling dient per taxirit contant te worden voldaan aan de chauffeur.Als de begeleiding naar het oordeel van het college medisch noodzakelijk is,is de begeleider geen betaling verschuldigd. Een Wmo-gerechtigde voor wienaar het oordeel van het college medische begeleiding noodzakelijk is, kanalleen als hij vergezeld is van een medisch begeleider reizen tegen hetWmo-tarief. Om als begeleider te kunnen worden aangemerkt moet debegeleidende persoon 16 jaar of ouder zijn.

  • 7.

    Voor vervoer dat niet valt binnen de reikwijdte van de Wmo, zoals leerlingenvervoer, kunnen Wmo-gerechtigden en (sociaal) begeleider niet reizen tegen het hierboven genoemde tarieven. Wel kan/kunnen hij/zij reizen tegen het reguliere CVV-tarief.

  • 8.

    Personen die niet in aanmerking komen voor CVV tegen Wmo tarief, kunnen reizen tegen het zogenaamde tarief voor ‘vrije reizigers’.

  • 9.

    De maximale lengte van de gesubsidieerde tarieven is vijf OV-zones.

Tegemoetkomingen vervoer

1.De financiële tegemoetkoming die per jaar verstrekt wordt voor het vervoervan een persoon die als gevolg van beperkingen geen gebruik kan makenvan het collectieve vervoerssysteem is een forfaitair bedrag voor gebruik van een auto van derden: € 447,75 (1500km maal € 0,2985).

2.Indien men een voorziening voor het verplaatsen op de korte afstanden zoals b.v. een scootmobiel verstrekt heeft gekregen, wordt de vergoeding onder lid 1 met 50 % gekort vanwege samenvallende vervoersbehoefte.

Autoaanpassing

Voor de aanpassing van de (eigen) auto geldt een vergoeding van maximaal € 2.500,-. De meerkosten worden niet verleend, tenzij weigering van de meerkosten voor het aanschaffen van een voorziening, gelet op het belang dat deze regeling beoogt te beschermen, zou leiden tot onbillijkheden van overwegende aard;

Hoofdstuk 1 Resultaat 8

Sportvoorziening

  • 1.

    In de aanschafkosten van sportvoorziening wordt een financiële tegemoetkoming verstrekt van maximaal € 2.600,00. Dit bedrag is inclusief een bedrag van maximaal € 470,00 ten behoeve van onderhoud, gebruik en reparatie voor deze eerste periode van drie jaar.

  • 2.

    In de regel is de levensduur van een sportvoorziening langer dan drie jaar of wil de sporter zijn sportvoorziening langer dan drie jaar blijven gebruiken. Na de eerste periode van drie jaar (waarin de sportvoorziening geacht wordt te zijn afgeschreven) kan jaarlijks een vergoeding van maximaal € 470,00 verstrekt worden in de kosten van onderhoud, gebruik en reparatie van de sportrolstoel. Aangezien het een gemaximeerde vergoeding betreft, dienen de kosten aantoonbaar gemaakt te worden.

Rolstoel voor incidenteel gebruik (transportrolstoel)

1.In de aanschafkosten van rolstoel voor incidenteel gebruik (transportrolstoel) wordt een financiële tegemoetkoming verstrekt van maximaal € 300,00. Dit bedrag is inclusief onderhoud, gebruik en reparatie.

BIJLAGE 5 Bepalingen eigen bijdrage, eigen aandeel, PGB

Eigen bijdragen en eigen aandeel in de kosten

Eigen bijdrage

  • 1.

    Conform artikel 4 lid 2 van de wet houdt het college bij het bepalen van voorzieningen rekening met de capaciteit van de aanvrager om uit een oogpunt van kosten zelf in maatregelen te voorzien, waaronder het opleggen van een eigen bijdrage voor hulp bij het huishouden, woonvoorzieningen en vervoersvoorzieningen.

  • 2.

    Het CAK berekent, legt op en int de eigen bijdrage.

  • 3.

    De eigen bijdrage voor een verstrekking wordt over maximaal 39 perioden van vier weken geheven.

  • 4.

    Bij voorzieningen die in eigendom worden verstrekt geldt een eigen bijdrage voor maximaal 39 perioden van 4 weken. Men betaalt nooit meer dan de kostprijs van het produkt.

  • 5.

    Bij voorzieningen die in bruikleen worden verstrekt geldt een eigen bijdrage zolang iemand de voorziening gebruikt.

  • 6.

    Voor koopvoorzieningen goedkoper dan € 250,00 wordt een eigen bijdrage berekend op basis van 13 perioden van 4 weken (1 jaar).

  • 7.

    De eigen bijdrage voor de periodieke verstrekking hulp bij het huishouden wordt gedurende de looptijd van de voorziening geheven.

  • 8.

    Voor roerende woonvoorzieningen in eigendom (in natura of PGB) wordt een eigen bijdragen opgelegd van maximaal 39 perioden van 4 weken.

  • 9.

    Voor roerende woonvoorzieningen in bruikleen (in natura) wordt een eigen bijdrage opgelegd naar gelang iemand de voorziening gebruikt (bij huurmiddel) en naar afschrijvingstermijn (bij koop).

  • 10.

    Voor trap- en tilliften geldt een eigen bijdrage volgens gedurende vijf jaar. Hier worden de kosten voor onderhouds- en reparatiecontract meeberekend. Na deze termijn van vijf jaar wordt over alle kosten een eigen bijdrage gerekend zolang het middel in gebruik is.

    Nadat de termijn van afschrijving is bereikt wordt over alle kosten een eigen bijdrage geheven (zo lang het middel wordt gebruikt).

  • 11.

    Bij een PGB wordt een eigen bijdrage opgelegd gedurende de afschrijvingstermijn van de voorziening.

Minimale eigen bijdrage en eigen aandeel in de kosten

Dit zijn de standaard parameters Wmo 2013:

Gezinsamenstelling

A

B

C

1.

eenpersoons huishouden, jonger dan 65 jaar

18,60

€ 23.208

15 %

2.

eenpersoons huishouden, ouder dan 65 jaar

18,60

€ 16.257

15 %

3.

meerpersoons huishouden, jonger dan 65 jaar

26,60

€ 28.733

15 %

4.

meerpersoons huishouden, 65 jaar en ouder

26,60

€ 22.676

15%

  • A.

    Laagst mogelijke eigen bijdrage;

  • B.

    Startpunt inkomensafhankelijke eigen bijdrage (inkomensbedrag);

  • C.

    Marginaal tarief (percentage op basis waarvan de eigen bijdrage voor de hogere inkomens wordt berekend).

Tarieven HbH voor 2013:

HbH 1: € 20,30

HbH 2: € 25,00

Tarief PGB: € 14,58 HbH 1 en € 17,85 HbH 2

Tarief Alfacheque: € 17,00

Eigen aandeel in de kosten

  • 1.

    Voor een woningaanpassing aan eigen woning geldt een eigen aandeel in de kosten voor maximaal 39 perioden van 4 weken

  • 2.

    Voor een woningaanpassing aan huurwoning geldt een eigen aandeel in de kosten voor maximaal 39 perioden van 4 weken

Bijzondere regels over het persoonsgebonden budget (PGB)

1.Het te verstrekken persoonsgebonden budget geldt voor een periode die gelijk is aan deafschrijvingstermijn van de voorziening.

De normale afschrijvingstermijn is voor een;

  • -

    rolstoel volwassenen 5 jaar

  • -

    rolstoel kinderen 3 – 4 jaar

  • -

    Elektrische rolstoel volwassenen 5 jaar

  • -

    Elektrische rolstoel kinderen 3 – 4 jaar

  • -

    Scootmobiel 7 jaar

  • -

    Fietsvoorziening 6 jaar

  • -

    Traplift 10 jaar

  • -

    Tillift 5 jaar

    • 2.

      Verstrekking van een toegekende individuele voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget vindt plaats in overleg met de aanvrager.

    • 3.

      Verstrekking als persoonsgebonden budget vindt niet plaats indien op grond van aanwijzingen die tijdens het onderzoek duidelijk zijn geworden het ernstige vermoeden bestaat dat de aanvrager problemen zal hebben bij het omgaan met een persoonsgebonden budget, dan wel als gevolg van zijn financiële situatie niet kan beschikken over (een deel van) het persoonsgebonden budget. Een persoonsgebonden budget is ook niet mogelijk indien het primaat bij de collectieve voorziening ligt.

    • 4.

      Een sportvoorziening en een rolstoel voor incidenteel gebruik (transportrolstoel) worden uitsluitend verstrekt als financiële tegemoetkoming overeenkomstig de regels die opgenomen zijn in bijlage 4 van dit Besluit.

    • 5.

      De verantwoording van het persoonsgebonden budget door de budgethouder aan

      het college vindt op basis van steekproeven plaats:

      • a.

        voor hulp bij het huishouden: na afloop van de verstrekking dan wel naafloop van elk kalenderjaar;

        b.voor woonvoorzieningen, vervoersvoorzieningen en rolstoelen: narealisatie of aanschaf van de voorziening waarvoor het persoonsgebondenbudget is verstrekt.

  • 6.

    Voor de verantwoording van het persoonsgebonden budget door de budgethouder geldt dat deze het gehele toegekende bedrag dient te verantwoorden. De verantwoording van het persoonsgebonden budget door de budgethouder aan het college vindt voor incidentele voorzieningen plaats door overlegging van de factuur en voor

    de overige individuele voorzieningen door een betalingsbewijs van de aanschaf van de voorziening of voor huishoudelijke verzorging door een overzicht van de salarisadministratie met bewijsmiddelen.

  • 7.

    De belanghebbende is verplicht om gedurende de gebruiksduur de aangeschafte

    voorziening voldoende te laten onderhouden en, voor zover van toepassing, toereikend te verzekeren. In geval van een scootmobiel of een elektrische rolstoel is het verplicht om

    minimaal een aansprakelijkheidsverzekering (WA) af te sluiten gedurende de gebruiksduur van het middel.

Terugvorderingen PGB

  • 1.

    Het PGB wordt (deels) teruggevorderd als:

    • a.

      het budget niet of niet volledig wordt aangewend voor het doel waarvoor het is verstrekt (het aankopen van de geïndiceerde voorzieningen)

    • b.

      door een voortschrijdend ziektebeeld de geïndiceerde voorziening niet meer adequaat is en de belanghebbende met het toegekende PGB de voorziening nog niet heeft aangekocht of besteld

    • c.

      de belanghebbende zich niet houdt aan voorwaarden waaronder het PGB is verstrekt

  • 2.

    Het PGB kan worden teruggevorderd als belanghebbende overlijdt of verhuist naar een andere gemeente voordat hij de voorziening heeft aangekocht of besteld.

  • 3.

    Terugvordering van een PGB kan plaatsvinden indien de voorziening niet (volledig) meer wordt gebruikt.

  • 4.

    Bij terugvordering wordt de volgende terugvorderingstermijn gehanteerd:

    Wordt in een latere fase door het college vastgesteld

  • 5.

    Een PGB voor hulp bij het huishouden wordt teruggevorderd over de termijn waarvoor geen of onvoldoende verantwoording is afgelegd.