Regeling vervallen per 18-02-2010

Verordening op het gebruik van parkeerplaatsen en de verlening van vergunningen en ontheffingen voor het parkeren van voertuigen

Geldend van 01-01-2006 t/m 17-02-2010

Intitulé

Verordening op het gebruik van parkeerplaatsen en de verlening van vergunningen en ontheffingen voor het parkeren van voertuigen

Parkeerverordening Waalwijk 2006

AFDELING I Begripsbepalingen

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    RVV 1966:het Reglement verkeerstekens en verkeersregels van 4 mei 1966, Stb. 181;

  • b.

    RVV 1990:het Reglement verkeerstekens en verkeersregels van 26 juli 1990, Stb. 459;

  • c.

    (motor)voertuig:hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1966 of in het RVV 1990;

  • e.

    parkeren:het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

  • e.

    houder:degene die naar de omstandigheden als houder van een voertuig moet worden beschouwd, met dien verstande dat voor een motorvoertuig dat is ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet (1994) aangehouden register van opgegeven kentekens als houder wordt aangemerkt degene op wiens naam het voor het motorvoertuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren in het register was ingeschreven;

  • f.

    parkeerapparatuur:parkeermeters, parkeerautomaten met inbegrip van verzamelparkeermeters en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan;

  • g.

    parkeerapparatuurplaats:een parkeerplaats behorende bij parkeerapparatuur;

  • h.

    belanghebbendenplaats:een parkeerplaats die:

    1. is aangeduid met bord 99a uit bijlage II van het RVV 1966, dan wel met bord E9 uit bijlage I van het RVV 1990 of

    2. gelegen is binnen een zone aangeduid met bord 99aa uit bijlage II van het RVV 1966, dan wel gelegen is binnen een zone aangeduid met het bord E9 uit bijlage I van het RVV 1990 met het opschrift zone, voor zover deze plaats niet is uitgezonderd;

  • i.

    vergunning:een door het college verleende vergunning, krachtens welke het is toegestaan een motorvoertuig te parkeren op daartoe aangewezen belanghebbendenplaatsen;

  • j.

    vergunninghouder: de natuurlijke of rechtspersoon aan wie een vergunning is verleend;

  • k.

    ontheffing:een door het college verleende ontheffing, krachtens welke het is toegestaan een motorvoertuig te parkeren op daartoe aangewezen parkeerapparatuurplaatsen;

  • l.

    ontheffinghouder:de natuurlijke- of rechtspersoon aan wie een ontheffing is verleend.

Afdeling II Plaatsen voor vergunninghouders, ontheffinghouders, vergunningen, ontheffingen, vergunningenbewijzen en ontheffingsbewijzen.

Artikel 2

  • 1. Het college kan, bij openbaar te maken besluit, weggedeelten aanwijzen die bestemd zijn voor het parkeren door vergunninghouders en/of ontheffinghouders.

  • 2. Het college kanbij openbaar te maken besluit, de tijdstippen vaststellen waarop het parkeren aan vergunninghouders en/of ontheffinghouders is toegestaan.

Artikel 3

  • 1. Het college kan op daartoe strekkende aanvraag een vergunning of ontheffing verlenen voor het parkeren op belanghebbendenplaatsen of parkeerapparatuurplaatsen.

  • 2. Een vergunning of ontheffing kan worden verleend aan de eigenaar of houder van een voertuig.

  • 3. Aan de vergunning of ontheffing kunnen zowel beperkingen worden verbonden met betrekking tot de te gebruiken parkeerplaatsen als met betrekking tot de tijdstippen waarop de vergunning van kracht is.

  • 4. Het college kan aan een vergunning of ontheffing ook andere voorschriften en beperkingen verbinden. Deze voorschriften en beperkingen mogen alleen strekken tot bescherming van het belang van een goede verdeling van de beschikbare parkeerruimte.

Artikel 4

  • 1. Het college kan, met inachtneming van het bepaalde in de volgende leden van dit artikel, regels vaststellen voor het aanvragen en verlenen van een vergunning of ontheffing.

  • 2. Het college beslist binnen acht weken na ontvangst van een aanvraag voor een vergunning of ontheffing.

  • 3. Het college kan de in het tweede lid genoemde termijn met ten hoogste acht weken verlengen. Van een verlenging van deze termijn wordt de aanvrager schriftelijk in kennis gesteld.

Artikel 5

  • 1.

    Een vergunning of ontheffing wordt voor een bepaalde termijn verleend.

  • 2.

    De vergunning of ontheffing bevat in ieder geval de volgende gegevens:

  • a.

    de periode waarvoor de vergunning geldt;

  • b.

    het gebied waarvoor de vergunning geldt;

  • c.

    de naam van de vergunning- of ontheffinghouder of het kenteken van het motorvoertuig waarvoor de vergunning of ontheffing is verleend.

Artikel 6

  • 1.

    Het college kan een vergunning of ontheffing intrekken en wijzigen:

  • a.

    op verzoek van vergunning- of ontheffinghouder;

  • b.

    wanneer de vergunning- of ontheffinghouder het gebied, waarvoor de vergunning of ontheffing is verleend, metterwoon verlaat of het daar uitgeoefende beroep of bedrijf beëindigt; de vergunning- of ontheffinghouder dient hiervan meteen mededeling te doen aan het college;

  • c.

    wanneer zich een wijziging voordoet in een van de omstandigheden die relevant waren voor het verlenen van de vergunning of ontheffing;

  • d.

    wanneer voor het betreffende gebied het stelsel van vergunningen of ontheffingen komt te vervallen;

  • e.

    wanneer een vergunning- of ontheffinghouder handelt in strijd met de aan de vergunning of ontheffing verbonden voorschriften;

  • f.

    wanneer blijkt dat bij de aanvraag van de vergunning of ontheffing onjuiste gegevens zijn verstrekt;

  • g.

    om redenen van openbaar belang

  • 2.

    Met uitzondering van lid 1 sub a trekt het college de vergunning of ontheffing niet eerder in dan nadat de vergunning- of ontheffinghouder is gehoord.

Afdeling III Verbodsbepalingen

Artikel 7

  • 1.

    Het is verboden om enig voorwerp, niet zijnde een voertuig te plaatsen of te laten staan:

  • a.

    op een parkeerapparatuurplaats;

  • b.

    op een belanghebbendenplaats.

  • 2.

    Het is verboden een fiets, een bromfiets of enig ander voorwerp op zodanige wijze tegen of bij parkeerapparatuur te plaatsen of te laten staan, dat daardoor een normaal gebruik daarvan wordt belemmerd of verhinderd.

  • 3.

    Het college kanontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel.

Artikel 8

Het is verboden parkeerapparatuur in werking te stellen op andere wijze of met andere middelen danwel met andere munten dan die welke in de kennisgeving op de parkeerapparatuur staan aangegeven.

Artikel 9

Het is verboden gedurende de tijden waarop het parkeren op een belanghebbendenplaats slechts aan vergunninghouders is toegestaan aldaar een voertuig te parkeren of geparkeerd te houden:

zonder vergunning;

zonder dat het voertuig duidelijk zichtbaar is voorzien van de vergunning;

in strijd met de aan de vergunning verbonden voorwaarden.

Het college kan ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel.

Afdeling IV Strafbepaling

Artikel 10

Overtreding van het bepaalde in afdeling III van deze verordening wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de eerste categorie.

Afdeling V Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 11

Met de opsporing van overtredingen van deze verordening zijn, behalve de in artikel 141 van het Wetboek van Strafverordening genoemde opsporingsambtenaren, de door het college aangewezen ambtenaren belast.

Artikel 12 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2006.

  • 2.

    De Parkeerverordening 2001 van 26 april 2001 wordt ingetrokken.

  • 3.

    Deze verordening kan worden aangehaald als de “Parkeerverordening Waalwijk 2006”.

  • 4.

    Vergunningen en ontheffingen welke zijn verleend krachtens de “Parkeerverordening Waalwijk 2001” worden geacht te zijn verleend krachtens deze verordening.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in zijn openbare vergadering van 24 november 2005

DE RAAD VAN WAALWIJK

de griffier, de voorzitter,
G.H. Kocken drs. J. de Geus